S02633
16-04-1969
Actoren
Conclusies
Samenvatting
Conclusies Coördinatiecommissie, 16 april 1969.
Steun aan magere melkpoeder en melkvet bij de verwerking tot veevoeder in de EEG. De CoCo wijdde hieraan een uitvoerige discussie met het oog op de gevolgen voor derde landen (met name ontwikkelingslanden) en aan de algemene vraag in welke richting een oplossing voor de overschotproblematiek moet worden gezocht. De Europese Commissie stelt voor ondermelk en melkpoeder te verwerken tot veevoer, met het doel het uit derde landen ingevoerde vismeel te verdringen. Van de zijde van EZ, Financiën en BuZa werden tegen de voorstellen overwegende bezwaren ingebracht. Men meent dat hiet hier gaat om het afwentelen van de lasten van het EEG-landbouwbeleid op derde landen. Bovendien zijn de maatregelen moeilijk te verenigen met het hulpverleningsbeleid. Het is nauwelijks consequent te achten dat Nederland zich met kracht wil verzetten tegen de verscherpte contingentering op de Engelse botermarkt, terwijl de EEG zelf maatregelen zou nemen die voor andere landen desastreuze effecten zullen hebben.
L&V wees op de noodtoestand op de landbouwmarkt, maar de andere ministeries achtten de argumenten onvoldoende. Men bracht ook naar voren dat de publieke opinie zeker niet gunstiger zal reageren op een beleid dat goedkope boter naar de veevoedersector dirigeert (ten koste van de arme landen) en de boter voor de consument duur houdt dan op een beleid waarbij productenvernietiging onvermijdelijk kan zijn. Wellicht is het beter om het tot een crisis te laten komen, opdat er druk komt te staan achter noodzakelijke hervormingen van het landbouwbeleid.
Steun aan magere melkpoeder en melkvet bij de verwerking tot veevoeder in de EEG. De CoCo wijdde hieraan een uitvoerige discussie met het oog op de gevolgen voor derde landen (met name ontwikkelingslanden) en aan de algemene vraag in welke richting een oplossing voor de overschotproblematiek moet worden gezocht. De Europese Commissie stelt voor ondermelk en melkpoeder te verwerken tot veevoer, met het doel het uit derde landen ingevoerde vismeel te verdringen. Van de zijde van EZ, Financiën en BuZa werden tegen de voorstellen overwegende bezwaren ingebracht. Men meent dat hiet hier gaat om het afwentelen van de lasten van het EEG-landbouwbeleid op derde landen. Bovendien zijn de maatregelen moeilijk te verenigen met het hulpverleningsbeleid. Het is nauwelijks consequent te achten dat Nederland zich met kracht wil verzetten tegen de verscherpte contingentering op de Engelse botermarkt, terwijl de EEG zelf maatregelen zou nemen die voor andere landen desastreuze effecten zullen hebben.
L&V wees op de noodtoestand op de landbouwmarkt, maar de andere ministeries achtten de argumenten onvoldoende. Men bracht ook naar voren dat de publieke opinie zeker niet gunstiger zal reageren op een beleid dat goedkope boter naar de veevoedersector dirigeert (ten koste van de arme landen) en de boter voor de consument duur houdt dan op een beleid waarbij productenvernietiging onvermijdelijk kan zijn. Wellicht is het beter om het tot een crisis te laten komen, opdat er druk komt te staan achter noodzakelijke hervormingen van het landbouwbeleid.