Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S02783
22-06-1973
Samenvatting
533/73. Yaoundé-III en Suriname en Nederlandse Antillen (Memo is niet uitgegaan)
Met het oog op de onafhankelijkheidsverkrijging van de overzeese rijksdelen rijst de vraag of nu reeds handelend moet worden opgetreden in Brussel om te garanderen dat Suriname en de Antillen ook na onafhankelijkheid geassocieerd kunnen blijven.
De situatie is dat landen in Afrika op een of andere wijze altijd aanspraak kunnen maken op een bijzondere band met de Gemeenschap terwijl zulks voor landen in het Caraïbisch gebied en Pacific niet mogelijk is. Voor Suriname en NA is dit aanleiding geweest voor interventie bij de Staten-Generaal.
Een nieuw feit is de uitlating van minister Davies waarin hij vroeg om een politieke verbindtenis in de geest van de intentieverklaring 1963 en Protocol 22 om het juridische vacuum terzake vh Caraïbisch gebied en Stille Oceaan op te vullen. De Raad is Davies hierin tegemoet gekomen. De vraag is of NL bij zijn instemming met de Britse verlangens melding moet maken van Suriname en de NA. De Visser meent dat dit niet nodig is en het risico in zich draagt dat sommige EEG-lidstaten huiverig zullen worden om hiermee in te stemmen terwijl e.e.a. nu moeiteloos wordt geregeld.
Lastiger is de mogelijke deelname van Carifta (onafhankelijke landen onder protocol 22 en afhankelijke landen onder art. 24 van toetredingsakte). De Visser staat niet erg sympathiek tegenover het idee de Yaoundé-onderhandelingen te verzwaren met deelname van afhankelijke landen.