Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S03010
24-10-1980
Samenvatting
674/80. EG-Comecon.
Tijdens de onderhandelingen die de EG en Comecon sinds 1975 voeren over een akkoord is het nauwelijks mogelijk gebleken de opvattingen van beide partijen over de inhoud van het akkoord nader tot elkaar te brengen. De Comecon gaat uit van een substantieel kaderakkoord, waarin hook de hoofdlijnen van de handelsrelaties tussen de EG en individuele Comecon-lidstaten zouden moeten worden geregeld; de EG acht de Comecon slechts bevoegd om over uitwisseling van informatie e.d. te onderhandelen en wenst niet dat de competentie van de Comecon toeneemt.
Tijdens de jongste gesprekken is er sprake van een verharding van het Comecon-standpunt. Als voorbeelden noemde de Commissie: 1) het streven van Comecon naar symmetrie tussen de posities van Comecon en EG. Dit is voor de EG onaanvaardbaar, aangezien hiermee het verschil in bevoegdheden tussen beide organisaties wordt genegeerd. 2) De Comecon-wens om in het akkoord een meestbegunstigingsclausule op te nemen. Hierdoor zou de EG alle discrimatoire maatregelen t.a.v. Comecon-leden moeten opheffen. Dit is onaanvaardbaar.
DIE meent dat er thans geen aanleiding is om Comecon op voor de Gemeenschap essentiële ounten tegemoet te komen. In hoeverre de ideeën van de Commissie t.a.v. een mini-akkoord een uitweg kunnen bieden, kan pas worden beoordeeld als er meer duidelijkheid komt over de inhoud van zo'n akkoord.