Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S03135
07-11-1975
Samenvatting
974/75. Lomé-conventie, snijbloemen Kenya.
Van Keniase zijde worden moeilijkheden gemaakt i.v.m. het feit dat twee lidstaten (Nederland en het VK) rechten toepassen op afgesneden bloemen en loof uit Kenia en dat de overige lidstaten gedreigd hebben dit ook te doen. De ACP-landen steunen het Keniase belang.
Volgens de overeenkomst van Arusha en de Gemenebestovereenkomst konde deze producten vrij van rechten worden ingevoerd. Aan het slot van de ACP-onderhandelingen heeft de EG toegezegd dat afgesneden bloemen en loof met vrijdom van douanerechten zouden kunnen worden ingevoerd, zodra de EG een algemene invoerregeling heeft vastgesteld, hetgeen voor eind 1975 wordt verwacht. DE ACP-staten willen in afwachting daarvan de oude vrije toegang gehandhaafd zien.
De beoogde EG-verklaring is echter pas na langdurige presssie van Denemarken tot stand gekomen. Zij wensten niet mee te werken aan een preferentiële regeling voor snijbloemen en loof uit ACP-landen zolang er nog geen gemeenschappelijke invoerregeling voor deze producten bestaat. In de Raadsverordening is echter vastgelegd dat de vrije invoer niet geldt voor afgeneden bloemen en loof. Formeel is er dus niets mis wanneer Nederland en andere lidstaten thans douanerechten toepassen. Materieel heeft Nederland echter niets te vrezen van een afschaffing. De moeilijkheden liggen vooral bij Denemarken.