S03245
16-01-1981
Actoren
Notulen REZ
Samenvatting
3.3. Jaarlijkse salarisaanpassing Gemeenschapsambtenaren.
Van der Mei meldt dat er drie oplossingen op tafel liggen voor het onstane conflict met het personeel. Het voorzitterschap zal die oplossing moeten kiezen die de meeste kansen heeft op een succesvolle afloop. Van Aardenne meent dat de drie oplossingen dicht bij elkaar liggen. Posthumus Meyjes meent dat een vaste verhoging van BF 1030 voor alle ambtenaren de meeste kans heeft om een hofprocedure te doorstaan. Rutten meent dat de meeste delegaties hieraan de voorkeur geven. Het personeel heeft immers een juridisch sterke positie.
Van der Mei meent dat op zo kort mogelijke termijn een nieuwe methode moet worden vastgesteld. Hiertoe heeft de Commissie reeds in 1980 voorstellen ingediend, doch onenigheid tussen de lidstaten heeft besluitvorming verhinderd.
Van Aardenne herhaalt dat, wil men volgend jaar niet in dezelfde situatie m.b.t. de salarissen terechtkomen, nu formeel aan het personeel moet worden meegedeeld dat de huidige methode niet langer gevolgd wordt.
Van der Klaauw stelt voor de conclusie over de jaarlijkse salarisaanpassing te aanvaarden onder aantekening dat het voorzitterschap gemachtigd is van de drie voorliggende opties de optie te kiezen die tot consensus in de Raad kan leiden. Aan het personeel zal worden meegedeeld dat de huidige bepalingen uit het ambtenarenstatuur hiermede voor het laatst zijn toegepast en zullen worden herzien.
Van der Mei meldt dat er drie oplossingen op tafel liggen voor het onstane conflict met het personeel. Het voorzitterschap zal die oplossing moeten kiezen die de meeste kansen heeft op een succesvolle afloop. Van Aardenne meent dat de drie oplossingen dicht bij elkaar liggen. Posthumus Meyjes meent dat een vaste verhoging van BF 1030 voor alle ambtenaren de meeste kans heeft om een hofprocedure te doorstaan. Rutten meent dat de meeste delegaties hieraan de voorkeur geven. Het personeel heeft immers een juridisch sterke positie.
Van der Mei meent dat op zo kort mogelijke termijn een nieuwe methode moet worden vastgesteld. Hiertoe heeft de Commissie reeds in 1980 voorstellen ingediend, doch onenigheid tussen de lidstaten heeft besluitvorming verhinderd.
Van Aardenne herhaalt dat, wil men volgend jaar niet in dezelfde situatie m.b.t. de salarissen terechtkomen, nu formeel aan het personeel moet worden meegedeeld dat de huidige methode niet langer gevolgd wordt.
Van der Klaauw stelt voor de conclusie over de jaarlijkse salarisaanpassing te aanvaarden onder aantekening dat het voorzitterschap gemachtigd is van de drie voorliggende opties de optie te kiezen die tot consensus in de Raad kan leiden. Aan het personeel zal worden meegedeeld dat de huidige bepalingen uit het ambtenarenstatuur hiermede voor het laatst zijn toegepast en zullen worden herzien.