S03294
21-05-1980
Actoren
Memorandum
Samenvatting
307/80. Salariëring Europese parlementariërs.
1. Door EP-voorzitter Simone Veil is een brief aan de Raad gericht waarin zij vraagt informeel van gedachten te wissele over voornemens van het EP om alsnog tot een uniforme salariëring van de Europarlementariërs te komen. Omdat in 1978 door Brits verzet geen overeenstemmig kon worden bereikt worden de basissalarissen voorlopig nationaal vastgelegd. Het EP wil nu tot een definitieve regeling komen.
2. Met name van Britse zijde werd gevreesd voor een te hoog Europees niveau van de salarissen, dat tezeer zou afwijken van de nationale beloningen. Het Britse standpunt werd in Den Haag door Financiën en BiZa gedeeld. Deze huldigen ook nu dit standpunt. IN Brussel bestaat enige aarzeling om nu reeds te komen tot een herziening van een overigens niet onbevredigend werkend systeem.
3. De indertijd door BuZa gebezigde argumenten dat Europarlementariërs die worden geacht hetzelfde werk te verrichten, volgens een uniform systeem bezoldigd dienen te worden, is echter nog steeds valabel. Anderzijds moet worden erkend dat de argumenten tegen een uniforme vergoeding aan gewicht hebben gewonnen. In een tijd van besnoeiing op overheidsuitgaven is het niet aangewezen om te werken aan een salariëring die tot een verhoging aanleiding zal geven. Het lijkt daarom verstandig om in Brussel een afwachtende houding in te nemen.
1. Door EP-voorzitter Simone Veil is een brief aan de Raad gericht waarin zij vraagt informeel van gedachten te wissele over voornemens van het EP om alsnog tot een uniforme salariëring van de Europarlementariërs te komen. Omdat in 1978 door Brits verzet geen overeenstemmig kon worden bereikt worden de basissalarissen voorlopig nationaal vastgelegd. Het EP wil nu tot een definitieve regeling komen.
2. Met name van Britse zijde werd gevreesd voor een te hoog Europees niveau van de salarissen, dat tezeer zou afwijken van de nationale beloningen. Het Britse standpunt werd in Den Haag door Financiën en BiZa gedeeld. Deze huldigen ook nu dit standpunt. IN Brussel bestaat enige aarzeling om nu reeds te komen tot een herziening van een overigens niet onbevredigend werkend systeem.
3. De indertijd door BuZa gebezigde argumenten dat Europarlementariërs die worden geacht hetzelfde werk te verrichten, volgens een uniform systeem bezoldigd dienen te worden, is echter nog steeds valabel. Anderzijds moet worden erkend dat de argumenten tegen een uniforme vergoeding aan gewicht hebben gewonnen. In een tijd van besnoeiing op overheidsuitgaven is het niet aangewezen om te werken aan een salariëring die tot een verhoging aanleiding zal geven. Het lijkt daarom verstandig om in Brussel een afwachtende houding in te nemen.