Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
4. Aanpassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
- De Zeeuw maakt ernstig bezwaar tegen de introductie van nationale quota voor de zuivelproductie. Hij meent dat 'gelijke monniken, gelijke kappen' per bedrijf moet worden toegepast. Wel zou elke lidstaat de mogelijkheid moeten krijgen om bv. 5% nationaal te herverdelen. Van Eekelen merkt op dat Frankrijk vasthoudt aan nationale quota omdat men "niet achter elke boer een gendarme kan plaatsen" en de melkfabrieken niet met de verantwoordelijkheid voor de verdeling mogen worden belast. De Zeeuw acht dit een schijnargument. Het gaat erom de meerproductie af te straffen.
Van Aardenne wijst erop dat de superheffing twee doelen nastreeft: de zuivelproductie beperken en het GLB in stand houden. Beide doelstellingen komen op de tocht te staan als nationaal allerlei verdeelsleutels worden toegepast. Dit zou het einde van het GLB betekenen. De minister-president zou wat het volume betreft wel met nationale quota kunnen instemmen. De uitvoering van de superheffing zal per bedrijf dienen te geschieden. De raad kan zich ermee verenigen.
- Nederland zal zich, onverlet een totaal compromis, blijven verzetten tegen de heffing op oliƫn en vetten.
- T.a.v. het beleid inzake graanvervangers is het Nederlandse standpunt dat een besluit tot het aanvangen van GATT-procedures onderdeel uit moet maken van het totale granenbeleid.