Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S03492
21-01-1977
Actoren
Memorandum
Samenvatting
12/77. Euro-Arabische dialoog.
Met het oog op de komende besprekingen à neuf over de politieke aspecten van de Euro-Arabische dialoog geeft Rutten zijn visie.
1. De inzet van de Arabische landen is erop gericht de dialoog te gebruiken als hefboom om de negen steeds dichter te brengen tot de Arabische standpunten over het Midden-Oostenprobleem. Enkele EG-landen, m.n. Frankrijk en Italië, zijn bereid dit spel mee te spelen.
2. Het Nederlandse beleid was er tot dusverre op gericht zoveel mogelijk vast te houden aan het oorpronkelijke niet-politieke karakter van de dialoog en anderzijds het isolement te vermijden. Hiertoe heeft Nederland enige concessies gedaan. Een zekere politisering is aanvaardbaar maar voorkomen is dat deze politisering het Nederlandse Midden-Oostenbeleid is gaan beïnvloeden.
3. Bij de komende bijeenkomst te Tunis worden de negen geconfronteerd met nieuwe Arabische vorostellen die op het politieke vlak liggen, nl. instelling van een politieke commissie en standpuntbepaling van de negen inzake o.a. Israel en het Palestijnse vraagstuk.
4. De Nederlandse politiek in het overleg tussen de negen is tot nu toe uitgegaan van het standpunt dat de negen alles moeten doen om een vreedzame oplossing te bevorderen en alles moeten nalaten wat deze oplossing kan bemoeilijken.
5. T.a.v. de Arabische desiderata zou Nederland zich moeten afvragen of voor de negen de tijd niet gekomen is om de terughoudende politiek te veranderen in een meer actieve betrokkenheid gericht op het bevorderen van de oplossing van het conflict tussen Israel en de Arabische landen. Hiertegen bestaat geen bezwaar, maar de voorwaarde hiervoor is niet vervuld. De negen zijn onderling verdeeld.
6. Dit leidt tot de conclusie dat de huidige lijn moet wordenvoortgezet en dat de Arabische desiderata niet kunnen worden aanvaard.