The Netherlands and European Integration, 1950-1986

 
English | Nederlands
Summary
5. Het vraagstuk van de Europese economische associatie.

N.a.v. nota BuZa dd. 10-10-1959, no. 140870. De vraag is hoe Nederland en de EEG de koers moeten bepalen t.a.v. het vestigen van vrijhandelszones en het aangaan van associaties. Ook het vaststellen van een gezamenlijk buitentarief voor invoerrechten dient nu door de Zes te worden opgelost. In het algemeen is de Ned. koers er een gericht op het totstandbrengen van een associatie tussen de EEG en de EVA. Zijlstra wil dat Ned. zich echter afwachtend opstelt. Klompé zet hier vraagtekens bij, aangezien in regeringsverklaring en troonrede de versterking van de EEG voorop werd gesteld, terwijl de hier besproken nota uitgaat van het instellen van een vrijhandelszone en Nederland zich te afwachtend opstelt t.o.v. de vanuit Parijs gevoerde politiek en de as Parijs-Bonn. Met de Italianen zit Ned. in een lastige positie, geeft Van Ittersum toe. Rome heeft behoefte aan consultaties met de Benelux om een tegenwicht te vormen tegen de Frans-Duitse dominantie in de EEG. Voor De Pous dient voorop te staan, dat associatie wenselijk is en dat versnelling van de EEG gepaard dient te gaan met grotere openheid naar buiten toe. Versnelling van de EEG die tot doel heeft economische associatie te voorkomen, wijst de REA af.