The Netherlands and European Integration, 1950-1986

 
English | Nederlands
S00064
13-02-1950
Summary
4a. De West-Europese economische integratie.
Stikker heeft de indruk dat de Engelsen wellicht toch met de algemene overeenkomst akkoord zullen gaan.
Voorts speelt nog de Franse wens om de Fibenel-besprekingen voort te zetten. De Franse regering neemt het standpunt in niet blijvend bezwaar te zullen maken tegen deelneming van Duitsland. Indien Engeland aan de kleine groep zou willen meewerken, op voorwaarde dat Duitsland er buiten blijft, kan verwacht worden dat op Nederland pressie zal worden uitgeoefend ermee akkoord te gaan, dat Duitsland er buiten blijft. Spreker geeft er de voorkeur aan, dat het dollarbedrag ter beschikking wordt gesteld aan de grote combinatie van landen.
Van den Brink merkt op dat voor het geval de Amerikanen niet bereid zijn dit laatste voorstel te steunen, Nederland in een moeilijke positie zal komen, aangezien dan t.g.v. de houding van Nederland de Fibenel mislukt. Stikker meent dat Nederland niet in Parijs de Fibenel zou moeten laten springen. Lieftinck is het eens met de pogingen om Engeland voor deelneming aan het grote plan te winnen. Hij vindt het onverstandig om met een kleine combinatie zonder Engeland en Duitsland mee te doen.
Van den Brink stelt voor, indien Engeland afwijzend staat tegenover een Duitse deelneming en Amerika niettemin bereid is een dollarbedrag voor een kleine groepering beschikbaar te stellen, minister Stikker de zaak opnieuw in de Raad in bespreking brengt. Hiertoe wordt besloten.