The Netherlands and European Integration, 1950-1986

 
English | Nederlands
Summary
4e. De kwestie van het Europese leger.
Staf merkt op dat het de bedoeling is op de conferentie in Rome in november reeds beslissingen te nemen. De vraag is, aldus Drees, of Nederland aan verdere besprekingen zal deelnemen; instructie aan de delegatie.
Staf heeft van de Fransen vernomen dat zij een deel van hun leger willen integreren in een Europees leger, terwijl een ander deel tot de territoriale troepen zal behoren. Hij wil aan de voorbereidende besprekingen in Parijs deelnemen.
De minister-president vindt het vreemd om over een Europees leger en Europese integratie te spreken, terwijl het alleen West-Europa betreft en dan nog maar een deel daarvan. Uit economisch oogpunt is het voor Nederland moeilijk om met Frankrijk en Italië samen te werken vanwege hun protectionistische instelling. De drijfveer van voorstanders van een Europees leger is het betrekken van Duitsland bij de West-Europese defensie. Hij wil aan deelname een aantal voorwaarden verbinden.
Van den Brink is voorstander van de conceptie van een Europees leger. Hij staat niet afwijzend tegenover continentale integratie. Hij wil daarom dat Nederland aan de voorbereidende besprekingen deel zal nemen.
Lieftinck heeft principiële bezwaren tegen de voorstellen voor een Europees leger. Voor een uitvoerige ministeriële bespreking zal Staf een nota voorbereiden.