The Netherlands and European Integration, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01704
06-09-1961
Summary
1526. Onderhandelingen met Groot-Brittannië.
De berichten uit Brussel en Londen geven aanleiding tot de volgende conclusies.
1. Het Nederlandse initiatief om Spaak het permanente voorzitterschap van de ministeriéle en ambtelijke conferentie aan te bieden, heeft behalve bij België weinig of geen weerklank gevonden.
2. De redenen hiervoor zijn o.m. dat a) een Nederlands iniatief sowieso altijd enigszins verdacht is. Het ware misschien beter geweest een Nederlands standpunt voorzichting en vooral op het juiste ogenblik te lanceren. b) Bij sommige landen bestaat de indruk dat Nederland in de onderhandelingen zou gaan vrijbuiteren. Vandaar het 'misverstand' dat Nederland multilaterale onderhandelingen wenst. c) De achtergrond voor het unitaristisch streven is de argwaan tegen Groot-Brittannië en zijn vermeende vrienden op het continent: Nederland en wellicht België.
3. Groot-Brittannië interesseert zich tot nu toe weinig voor procedure en plaats van onderhandelingen.
4. Het is van primair belang dat er met Spaak mondeling contact is over de in te nemen houding. Van Ittersum meent dat discussies over multilateralisme versus bilateralisme en de wenselijkheid van een bovenpartijdig voorzitter en plaats van onderhandelingen niet van veel praktisch belang zijn, immers de praktijk zal leren dat een man als Spaak tóch een grote rol zal spelen.
5. De vraag of in eerste instantie alléén met Groot-Brittannië wordt onderhandeld of direct met de andere landen parallel, is nog een voorwerp van meningsverschil. Er zijn zeker sterke argumenten om alle krachten eerst op het kraken van de grootste noot te concentreren.
Resumerend is Van Ittersum van oordeel dat er voor Nederland geen overwegend belang bestaat in de voorronde tussen de zes onderling, een te straf standpunt in te nemen. Alle aandacht moet gericht zijn op het op zeer korte termijn beginnen van de onderhandelingen.