The Netherlands and European Integration, 1950-1986

 
English | Nederlands
S02500
11-10-1972
Summary
Conclusies Coördinatiecommissie, 11 oktober 1972.
Voorbereiding conferentie van Staats- of Regeringshoofden, Parijs 19 en 20 oktober 1972.
Besproken wordt het memorandum dat de ministers van Buitenlandse Zaken hebben opgesteld.
1. EMU. De CoCo meent, dat in het algemeen geen additionele wensen - althans geen vervulbare - bestaan boven hetgeen door de ministers van Financiën onlangs in Rome werd bereikt.
Op blz. 6, par. 2 wordt gesteld dat de onderhandelingen over een nieuw internationaal monetair stelsel de lidstaten een gemeenschappelijk standpunt zullen innemen. Nederland heeft doen aantekenen dat dit met meerderheid van stemmen kan worden vastgesteld. De CoCo meent echter dat de Nederlandse positie niet voldoende duidelijk uitkomt. Nederland is bereid zich neer te leggen bij een gemeenschappelijk standpunt dat met gekwalificeerde meerderheid tot stand komt.
2. M.b.t. de directe verkiezingen van de leden van het Europese Parlement meent de CoCo dat de Raad geen termijn gesteld moet worden voor een besluit conform art. 138 EEG-verdrag. Wanneer de topconferentie geen termijn zou stellen, zouden op nationale basis directe verkiezingen moeten worden doorgevoerd. Nederland moet op de topconferentie aandringen op een duidelijk standpunt.