The Netherlands and European Integration, 1950-1986

 
English | Nederlands
S02508
18-11-1971
Actors
Brief
Summary
Vrij verkeer van werknemers in verband met de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de Europese Gemeenschap.
Uit de Britse voorstellen m.b.t. het vrije verkeer van werknemers blijkt dat men van Britse zijde het begrip onderdaan, zoals bedoeld in art. 1 van Verordening 1612/68 aldus geïnterpreteerd wil zien:
a) op de staatsburgers van het VK en zijn koloniën of op de British subjects die dat staatsburgerschap of dat staatsburgerschap niet bezitten en die in beide gevallen het recht hebben in het VK verblijf te houden en bijgevolg niet zijn onderworpen aan het in het VK geldende toezicht op de immigratie;
b) op de staatsburgers van het VK en zijn koloniën die aan het toezicht op de immigratie zijn onderworpen en die onvoorwaardelijk tot het VK zijn toegelaten of die, na aanvankelijke toelating op voorwaarden, opheffing van deze voorwaarden hebben verkregen.
Een dergelijke uitbreiding van het begrip 'onderdaan' is in strijd met de grondbeginselen van het EEG-verdrag en de genoemde verordening. Werknemers uit overzeese landen en gebieden kunnen geen beroep doen op de bepalingen inzake het vrije werknemersverkeer, zelfs indien zij op het grondgebied van deze lidstaat arbeid verrichten. Ten hoogste kan deze deelneming aan het vrije verkeer worden geregeld bij een latere overeenkomst.
Grosheide meent dat bezwaar dient te worden aangetekend tegen aanvaarding van de Britse voorstellen.