Uitgangspunten
Periodisering
De onderzoeksgids begint met de grondwetscommissie onder voorzitterschap van J. Heemskerk Azn. (1883-1884). Deze bereidde de eerste grondwetsherziening na 1848 voor. Als zeventiende en laatste wordt de commissie voorgezeten door J.L.M.Th. Cals en A.M. Donner behandeld (1967-1971). De adviezen van deze commissie leidden ondermeer tot de ingrijpende grondwetswijziging van 1983. Van onderzoek naar later ingestelde grondwetscommissies is afgezien aangezien de overdracht van hun archieven niet op korte termijn was voorzien. De Staatscommissie van advies inzake de relatie kiezers-beleidsvorming (Commissie-Biesheuvel, 1982-1985) is daarom niet in deze gids opgenomen.
Selectie grondwetscommissies
In deze gids is onder grondwetscommissie verstaan:
Een commissie in de ruime zin van het woord die
(1) aan de regering of aan één of enkele ministers advies uitbracht
(2) over wijziging van de grondwet (of een onderwerp dat daarop ten minste gedeeltelijk betrekking had).
Op grond van deze definitie kwamen 17 commissies in de onderzochte periode voor selectie in aanmerking. Zij zijn in de gids beschreven evenals hun archivalia. Zie ook hieronder: afbakening commissiearchief.
Deze definitie sluit parlementaire commissies als de ‘Bijzondere commissie voor de nota betreffende het beleid inzake Grondwet en Kieswet’ (ingesteld in 1967 door de Tweede Kamer) uit, evenals commissies die wel adviseerden over een met de grondwet samenhangend onderwerp maar zelf niet de grondwet in hun beschouwingen betrokken. Dit laatste geldt bijvoorbeeld voor de ‘Commissie tot advies over de mogelijkheid van afkoop van verplichtingen van de staat jegens de kerken uit de Grondwet’ (Commissie-Verdam, ingesteld in 1970). Beide uitzonderingen zijn overigens wel in het onderzoek opgenomen, wegens hun betrokkenheid bij een van de behandelde commissies.
Naamgeving commissies
Als commissienaam is, in navolging van de literatuur, steeds de naam gebruikt van de voorzitter die het rapport aanbood. Het kan zijn dat een commissie onder een andere voorzitter is geïnstalleerd, zoals bij de Commissie-Van Walsum en de Commissie-J. Donner het geval was. De alternatieve commissienaam is dan te vinden in de tab Algemeen, onder het kopje naam/varianten. De naam van eerdere voorzitters is altijd opgenomen onder de tab Leden. Voor de Werkgroep-Proeve is een uitzondering gemaakt op deze wijze van naamgeving: deze commissie kende geen echte voorzitter, maar werd ‘geleid’ door de ambtelijke afdeling Grondwetszaken.
Zie ook: Bladeren in de gids
Verband tussen commissie en grondwetsherzieningsjaar
Aangezien het verband tussen de adviezen van een bepaalde grondwetscommissie en een bepaald herzieningsjaar van de grondwet niet altijd eenduidig is en soms zelfs ontbreekt, is het in de onderzoeksgids gelegde verband slechts tentatief. Leidend zijn daarin steeds de grondwetscommissies. De onderwerpen waarover zij rapporteerden zijn in verband gebracht met bepaalde grondwetsherzieningen. Wanneer een advies pas na lange tijd en via andere commissies tot grondwetsherziening leidde is geen verband aangegeven.
Samenstelling commissie
Voor het vaststellen van de samenstelling van de commissie diende het instellingsbesluit en/of het commissierapport als bron. Alle aldus bepaalde leden, inclusief de ambtelijk secretarissen zijn opgenomen in de gids. Tevens is onderzoek gedaan of zij een persoonlijke archiefcollectie bezaten. Wanneer dat het geval was, dan is deze archiefcollectie beschreven en onderzocht op de aanwezigheid van archivalia over de betreffende grondwetscommissie. Zie ook hierna: uitleg bij de categorie ‘overige betrokkenen’.
Uitleg bij de categorie ‘overige betrokkenen’
In de onderzoeksgids worden twee soorten ‘overige betrokkenen’ bij het commissiewerk onderscheiden: personen en instellingen.
De categorie ‘overige betrokkenen’ is om twee redenen gebruikt:
- om actieve bemoeienis van buitenaf met het commissiewerk te kunnen verkennen
- om archivalia met betrekking tot een commissie, aangetroffen in andere collecties dan die van de commissie zelf of haar leden te kunnen beschrijven. In dit laatste geval hoeft het niet per se om actieve bemoeienis met het commissiewerk te gaan.
Zo is bijvoorbeeld de liberaal Willem Hendrik de Beaufort lid van de commissie-De Beaufort en de commissie-Bos, maar worden in zijn persoonsarchief ook archivalia van de commissie-J. Heemskerk Azn. aangetroffen. Het gaat ondermeer om amenderingen tijdens de parlementaire behandeling van de herziening van 1887 en politieke redes daarover. Ten aanzien van de commissie-J. Heemskerk Azn. is De Beaufort daarom getypeerd als ‘overige betrokkene’. Op deze manier heeft een onderzoeker ook toegang tot materiaal betreffende de commissie Heemskerk Azn. dat anders makkelijk aan de aandacht ontsnapt zou zijn.
Om mogelijke actieve ‘overige betrokkenen’ te kunnen bepalen, zijn twee wegen bewandeld.
- In de eerste plaats is, mede op basis van verkennend archiefonderzoek, de politieke ‘omgeving’ van grondwetscommissies schematisch in kaart gebracht. In dit schema is een ‘onderzoeksprioriteit’ toegekend aan enkele categorieën, zoals politieke partijen en leidende politici (zie bijlage 2 en bijlage 3).
- Daarnaast is, bij wijze van steekproef, voor de Commissies-Ruijs de Beerenbrouck en -Van Schaik een lijst opgesteld van middenveldorganisaties en instellingen waarmee deze tijdens hun bestaan correspondeerden. Een dergelijke lijst is ook gemaakt voor de organisaties en instellingen die advies uitbrachten na het verschijnen van een Proeve van een nieuwe grondwet, het eindrapport van de Werkgroep-Proeve, dat bestemd was om maatschappelijk debat los te maken.
Op grond hiervan is in de archiefcollecties van de aldus geselecteerde ‘betrokkenen’, onderzoek gedaan naar archivalia die betrekking hebben op de grondwetscommissies en/of de hier bestudeerde grondwetsherziening in bredere zin. Een enkele keer leidde dat nog tot een ‘toevalstreffer’, die voortkwam uit generieke zoekacties in de catalogus van de bezochte archiefinstelling of uit de onderzochte collectie. Ook wanneer uiteindelijk geen archief werd aangetroffen, is in de onderzoeksgids een beschrijving van de ‘betrokkene’ opgenomen. Hierin is de reden vermeld waarom betrokkenheid bij de commissie(s) werd verondersteld. Deze vermelding is achterwege gelaten bij de politieke partijen die in de gids beschreven zijn.
Afbakening commissiearchief
Vooronderzoek voor deze gids heeft aangetoond dat het slecht mogelijk en onwenselijk is het commissiearchief - in strikte zin te definiëren als de neerslag van de werkzaamheden van de commissie van het moment van instelling tot dat van opheffing - te scheiden van de ambtelijke en politieke context. Veelal bleken commissiearchieven onderdeel van archieven van ministeries of ministeriële afdelingen (doorgaans de afdeling waar de secretaris van de commissie werkzaam was). Inventarisnummers bevatten soms zowel stukken van de commissie als van het daarop volgende traject van wetgeving. Om onevenwichtigheid te voorkomen is daarom voor alle commissies getracht het commissiearchief en het hieraan verbonden ambtelijke archief in kaart te brengen. Hiervoor zijn altijd de ministeries voor Binnenlandse Zaken en Algemene Zaken onderzocht, naast de archieven van de ministeries waar de commissies eventueel waren ondergebracht. Dit ambtelijke archief is onderscheiden in stukken betreffende actieve ministeriële bemoeienis met deze wetgeving en archief van meer documentatieve aard, bijvoorbeeld een verzameling Kamerstukken. In de archiefbeschrijving van elke commissie is dit onderscheid steeds door een of meerdere van de volgende typering(en) aangegeven: commissiearchief / ambtelijke ondersteuning / overige documentatie.
Zie ook: Werkwijze gevolgd bij het verzamelen en beschrijven van informatie