AGH 255 – Groot register Kennemerland – KE-G
EL 39 – LRK 37 – Van Riemsdijk 8 – Kruisheer p. 94
Perkament, van middelmatige kwaliteit, ca. 38 x ca. 29 cm.
27 bladen, gefolieerd 1-27 (14e-eeuwse hand). Hiervan onbeschreven f. 6r onder, 7v boven, 10v onder-13v, 27r onder-27v.
In het register zijn de ingeschreven teksten door een 14e-eeuwse hand genummerd met romeinse cijfers I-CCVIII. Een 15e-eeuwse hand heeft de oorkonden voorzien van opschriften.
Katernopbouw: [i] + [ii] + I(1-8) + II(9-12) + III(13-24) + IV(24-27+kim) + [iii].
Folia [i] en [iii] zijn de papieren schutbladen, f. [ii] is een papieren blad vastgeplakt aan f. 1.
De band en de schutbladen [i]-[ii] en [iii] zijn niet middeleeuws; f. [ii] is ander papier dan f. [i] en [iii]. Op de band het opschrift El. 39 (nagetekend van de originele band?). Op f. [ii]r het opschrift (19e eeuw): EL 39. Cas C. / Comitis Wilhelmi in Beijeren / Noch Kenemaerland / Inventaris van Floris Oem Folio 9.
Liniëring:
f. 1r-7r: niet.
f. 7v-8v: marges links en rechts verticaal afgelijnd met dubbele streep; in buitenmarges prikkings, aan de hand waarvan op f. 7v-8r de bovenste 10 schrijflijnen zijn getrokken, terwijl op het onderste deel van deze pagina’s en op geheel f. 8v slechts één lijn per 5 prikkings is getrokken (patroon LL).
f. 9r-12v: als boven f. 7v-8v, maar hier alle schrijflijnen getrokken (patroon D).
f. 13r-13v: niet.
f. 14r-24v: marges opzij en boven en onder afgelijnd met doorgetrokken dubbele lijn; voorts een horizontale lijn door het midden van de schriftspiegel (patroon BB).
f. 25r-25v: niet.
f. 26r-27v: als boven f. 14r-24v, maar hier een dubbele horizontale streep door het midden van de schriftspiegel (patroon C).
Inhoud:
katern | folia | inhoud | hand(en) | tijd van ontstaan |
f. 1r-7r | 1317 jan.-1321 okt. | 3A | 1324 mei-sept. | |
nrs. 1-41 | (met retroacta) | naar verloren register [A] | ||
I- | f. 7v-10r | 1321 okt.-1323 sept. | 3B2 | 1325 aug.-1331 juli |
II | nrs. 42-61 | naar verloren register [B] | ||
f. 10r-10v | 1321 dec.-1324 jan. | 3D | 1336 mrt.-ca. 1340 mrt. | |
nrs. 62-67 | naar KE-K nrs. 60-65 | |||
III | f. 14r-24v | 1324 mrt.-1331 juli | 3Q | 1333 sept.-1336 mrt. |
nrs. 68-173 | naar KE-K nrs. 66-177 | |||
IV | f. 24v-27r | 1332 aug.-1336 sept. | 3D | 1336 sept.-ca. 1340 mrt. |
nrs. 174-208* | naar KE-K nrs. 178-202 |
* Nrs. 174-178 op f. 24v van katern III.
Opbouw van het register: inhoudelijk vormen de katernen I-II en III-IV afzonderlijke eenheden, zoals ook blijkt uit de custoden aan het einde van katernen I (f. 8v) en III (f. 23v), geschreven door de schrijfhanden van de laatste tekst op de betreffende bladen. Hoewel de betreffende katernen dus al tijdens het schrijven als samenhangend werden beschouwd, zijn ze mogelijk niet onmiddellijk samengevoegd tot materiële eenheden. In het geval van het katernpaar III-IV valt voorts op te merken dat katern III in eerste instantie tot halverwege de versozijde van het laatste f. 24 volgeschreven was door hand 3Q, actief september 1333-maart 1336, waarna hand 3D, werkzaam september 1336-ca. maart 1340, de kopieerarbeid vervolgde en daarbij dit f. 24v vulde en direct verder ging op het eerste blad van katern IV (nu f. 25).
Het eerste deel van het register, gevormd door de katernen I-II, valt inhoudelijk uiteen in drie aparte delen: f. 1r-7r met nrs. 1-41 (inclusief de hier wat los van staande Kennemer keur, zie hierna), f. 7v-10r met nrs. 42-61, en f. 10r-10v met nrs. 62-67. Van deze drie parten onderscheidt het tweede gedeelte zich op verschillende manieren van het eerste: het is van andere hand, die de teksten zo te zien in korte tijd afschreef, het opent met een ‘beginpagina’ (gekenmerkt door leeg gelaten bovenste gedeelte van het blad en een initiaal), de liniëring verschilt, en dienstaantekeningen – die in het eerste deel wel aanwezig zijn – ontbreken geheel. Vanaf f. 10r zijn de laatste teksten, vanaf nr. 62, ingeschreven door een derde (en enkele jaren later werkzame) hand, welke afschriften direct volgen op het voorafgaande, zonder op een nieuwe pagina te beginnen. Aannemelijk is dat deze drie delen een reflectie zijn van de vorm van de oorspronkelijke registratie, waarvan katernen I-II een afschrift zijn. Die oorspronkelijke, nu verloren registratie zal derhalve hebben bestaan uit drie afzonderlijke registers, hier [A], [B] en [C] genoemd. Deze hypothese wordt bevestigd door het feit dat in de andere kopie van [A]-[C], in KE-K, dezelfde duidelijke breuk optreedt tussen het eerste en het tweede part van het eerste deel (zie aldaar).
Het eerste verloren register [A] moet de periode 1317 januari 11-1321 oktober 21 hebben bestreken; hierin was tevens een aantal oudere oorkonden opgenomen. Het tweede register [B] bevatte oorkonden uit de periode 1321 oktober 21-1323 september 4. En dan was er nog het verloren registertje [C], waarin zes oorkonden en een notitie waren gekopieerd uit de periode 1323 december 31-1324 januari 13.
In het afschrift van register [A] staat een tekst, de Kennemer landkeur van 1292 (f. 6v-7r, nr. 41), enigszins afgezonderd: hoewel van dezelfde scribent, is er een duidelijke schriftbreuk en verschil in inktkleur met het voorgaande, en op f. 6r is een groot deel van de bladzijde leeg gelaten, waarna de tekst begint op f. 6v bovenaan het blad. Een en ander zou erop kunnen wijzen dat de keur oorspronkelijk niet in [A] was opgenomen, maar op een afzonderlijk blad was geregistreerd. Echter, in de andere kopie in KE-K staat de keur op dezelfde plaats, maar volgt hier zonder merkbare overgang op het voorgaande, zodat we moeten aannemen dat deze tekst inderdaad het sluitstuk van het verloren register [A] heeft gevormd.
Het tweede deel van het register KE-G, de katernen III en IV met f. 13-27 waarop de nrs. 68-208 (oorkonden uit de periode 1324 maart 30-1336 september 14), staat duidelijk los van het zojuist behandelde eerste deel: het begint op een katerngrens, opent met een onbeschreven en ongelinieerd blad (f. 13), terwijl op het eerste beschreven blad f. 14 in de bovenmarge het opschrift Kenemairland en de kanselarijaantekening Hic incepimus concordare geschreven staan. Dit tweede deel is door twee opeenvolgende scribenten vervaardigd, waarbij de eerste, hand 3Q, werkzaam was in de periode september 1333-maart 1336, waarna tussen september 1336 en ca. maart 1340 hand 3D het werk voortzette, waarbij hij nog enkele oorkonden kwijt kon op de laatste bladzijde f. 24v van katern III alvorens aan katern IV te beginnen. Beide kopiisten maakten een afschrift van het tweede deel van KE-G (zie aldaar).
Het register KE-G heeft dezelfde inhoud als KE-K. Het een is evenwel niet simpelweg een duplicaat van het ander.
Uit datering van de activiteiten van de kopiisten kan worden afgeleid dat voor het eerste deel, met in beide de afschriften van de verloren registers [A] en [B], KE-K jonger is dan KE-G. Gezien de tekstuele varianten tussen beide kan KE-K evenwel niet van KE-G zijn afgeschreven. De conclusie moet derhalve luiden dat beide hier onafhankelijke afschriften zijn van de genoemde verloren registers. De kopieën van het verloren register [C], waarin zes oorkonden van september 1321 tot januari 1324, zijn in zowel KE-K als KE-G van dezelfde scribent en ongeveer uit dezelfde periode. Het is aannemelijk dat hij het afschrift in KE-K het eerst vervaardigde en de tekst in KE-G kopieerde naar die in KE-K. Het hele tweede deel van KE-G is vervolgens een afschrift van KE-K.