Codicologische beschrijving

 
English | Nederlands

AGH 398 – Groot register Woerden – WO-G

EL 37 – LRK 35 – Van Riemsdijk 14 – Kruisheer p. 100

Perkament, van middelmatige tot slechte kwaliteit, ca. 38 x ca. 29 cm.

15 bladen, gefolieerd 1-13 (14e eeuw). Hiervan onbeschreven f. 4v onder, [14]r-[15]v.

In het register zijn de ingeschreven teksten door een contemporaine hand genummerd met romeinse cijfers I-CIIII. Een 15e-eeuwse hand heeft tot nr. 76 de meeste oorkonden voorzien van een opschrift; bij de nrs. 79-94 heeft een 17e-eeuwse hand veel oorkonden voorzien van een op- of bijschrift.

Katernopbouw: [i] + [ii] + [iii] + I(1-8) + II(9-[14]+kim+[15]) + [iv] + [v].

In het tweede katern is tussen f. [14] en [15] een blad uitgesneden. Folia [i]-[iii] en [iv]-[v] zijn de papieren schutbladen.

De band en de schutbladen [i]-[iii] en [iv]-[v] zijn niet-contemporain. De schutbladen [ii]-[iii] zijn vastgeplakt aan de rug van het eerste katern, de bladen [iv]-[v] aan de rug van het laatste katern. Rechtsboven op de band de aantekening ‘Ch. B.’ (19e eeuw, evenals de notities op de rug en op f. [i]); op de rug: ‘1316 tot 1337 / EL 37 / Cas C’. Op f. [i]r het opschrift: ‘EL 37. Cas C. / Comitis Wilhelmi in Beijeren / Noch Wourden / Inventaris van Cornelis Oem Folio 9 verso.’ Op f. [iii]v staan twee moderne aantekeningen; een moderne notitie voorts op f. [15]v.

Liniëring (deels zeer vaag):

f. 1r-2r: zijmarges enkelvoudig afgelijnd (patroon L).

f. 2v-7r: zijmarges enkelvoudig afgelijnd met doorgetrokken lijnen, schrijflijnen doorlopend (patroon H), getrokken m.b.v. prikkings (op f. 4v-5r zijn de schrijflijnen niet getrokken).

f. 7v-[14]r: zijmarges dubbel afgelijnd met doorgetrokken lijnen, schrijflijnen doorlopend (patroon D), getrokken m.b.v. prikkings (de gaatjes vanaf f. 9 dichter bij de bladrand dan tevoren).

Inhoud:

katern folia inhoud hand(en) tijd van ontstaan
  f. 1r-2r 1317 dec.-1321 mei 3A 1324 mei-sept.
  nrs. 1-12 (met retroacta)   naar verloren register [A]
         
I f. 2v-4v 1321 mei-okt. 3B1 1325 aug.-1331 juli
  nrs. 13-24 (met retroacta)   naar verloren register [A]
         
  f. 5r-6v 1322 apr.-1323 sept. 3B2 1325 aug.-1331 juli (na het voor-
  nrs. 25-35 (met retroactum)   gaande) naar verloren register [A]
         
I-II f. 6v-13v 1323 okt.-1336 aug. 3D 1336 aug.-1340 mrt.
  nrs. 36-104 (met retroacta)   naar verloren registratie

De twee katernen vormen geen afzonderlijke eenheden: de door hand 3D op f. 6v-16v geschreven tekst loopt over de katerngrens heen, waarbij zelfs nr. 59 doorloopt van f. 8v naar 9r. Binnen het eerste katern zijn daarentegen wel vier afzonderlijke delen aan te wijzen: naast het begin van 3D zijn dit de drie door verschillende handen opgetekende gedeelten. Deze delen onderscheiden zich niet alleen door het handschrift van elkaar (en door de liniëring, die blijkbaar samenhangt met de scribent), maar ook door andere aspecten. Zo schrijft hand 3B2 niet door waar zijn voorganger ophield, maar begint hij op een nieuwe bladzijde, f. 5r (de onderste helft van f. 4v bleef leeg); 3B1 begint ook bovenaan een nieuwe bladzijde, f. 2v, maar dat zegt niets aangezien zijn voorganger onderaan f. 2r was geëindigd. Voorts is het waarschijnlijk dat in ieder geval tussen de activiteiten van 3A en 3B1 enerzijds en 3B2 en 3D anderzijds enig tijdsverloop is geweest.

Uit een en ander kan worden geconcludeerd dat het waarschijnlijk is dat de vier scribenten ieder een afzonderlijk register hebben gekopieerd; anders zijn de genoemde onderbrekingen niet goed te verklaren. Dat houdt in dat we moeten aannemen dat registraties betreffende Woerden vanaf einde 1317 tot september 1323 zijn bijgehouden in drie opeenvolgende losse registertjes, met daarin ook enkele oudere stukken. Gezien de kleine aantallen hierin afgeschreven oorkonden – 12 in het eerste, 12 in het tweede en 11 in het derde – zal het zijn gegaan om niet meer dan losse katernen. Naar analogie van andere registers zal 3D tenslotte een kopie hebben vervaardigd van de primaire registratie op opeenvolgende katernen van de oorkonden uitgevaardigd tussen maart 1324 en 1336. De door hem als eerste afgeschreven nrs. 36-41 d.d. 1323 oktober-1324 januari, stonden mogelijk in nog een afzonderlijk katern.