Graaf Willem III bevestigt de uitspraak gedaan door Jan Persijn heer Nicolaasz., Hendrik heer Dirksz. rentmeester van (West-)Friesland en Willem de Cuser baljuw van Waterland inzake het geschil tussen die van Schellingwoude enerzijds en die van Ransdorp anderzijds over de dijk van een stuk land geheten de Lier.
Scelling woude.
Wi Willema graveb van Heynnegouwenc etc. maken cond etc. datd wi alsulc segghene als Jan Persijnf heren Nyclaes sone, Heynricg heren Dierixh sone onse rentemeyster van Vriesland, Willemi die Cuyserj onse baliu van Waterland van onsen weghen gheseit hebben tuschen die van Scellincwoude uijte Waterlandk op die eene side ende die van Randorp op die ander side, ende roert van eenen stucke lands dat ghehieten is die Lierel als van der dijckinghe van den lande, vaste ende ghestade houden ende ghehouden willen hebben.
In orkonde desen brieve besegheltm etc. Ghegheven in dien Haghe opo sente Laurensp avond int jair ons Heren M CCCq XXXIIo.