Graaf Willem III belooft Jan Hoemoet en Coppe Simonsz., poorters van Zierikzee, dat wanneer de haringschepen die zij hebben verhuurd aan de lieden van de heer van Mortimer verloren zouden gaan of door de Engelsen in beslag zouden worden genomen, hij hun met geld zal compenseren, tenzij de schepen verloren zouden gaan door de weersomstandigheden, de ondeugdelijkheid van de tuigage of de onkunde van de scheepslieden.
Noch vanden selven.a
Wi Willaem grave van Heynnegouwenb etc. maken cond etc. dat wi gheloven onsen porteren van Zierixze die hier na ghescreven staen, waer dat zake dat hoer scepe die zi des heren lude van Mortemeer voirhuertc hebben verloren woirden bi dien here van Mortemeer jof bi zine luden, jof dat zi hem die van Enghelant namend in sheren reyse van Mortemeer tot teser tijd, zo zouden Jan Hoemoet zijn harinc scip ghelden met zinen ghewande VII lb. grote ende X scillinghe grote, item Coppen Zimons soens harinc scip met zinen ghewande VII pont grote; mar woirden zi verloren bi winde jof bi weder jof bi zie jof zande jof bi faute van ghewande jof bi onbehendighen scipluden jof bi der sciplude versumenesse, zone zouden wise niet ghelden. Ende alle stucken vorscreven zonder arghenlijst.
In orkonde etc. Ghegheven tote Dordrechte dies manendaghes up onser Vrouwen dach in september int jaer ons Heren M° CCC° XXVI°.
Per dominum et commune consilium.