Reinoud zoon van de graaf van Gelre verblijft de twist tussen hem en die van Lienden enerzijds en bisschop Frederik II van Utrecht en graaf Willem III anderzijds, alsmede de twist tussen hem en die van Lienden enerzijds en Walraven van Benthem, Jan van Noordeloos, Gerard van Waardenburg en Stasekijn van Brakel anderzijds, aan de uitspraak van Jan van Henegouwen, heer van Beaumont, en Hendrik van Vlaanderen, graaf van Lodi, met de bepaling dat hij aan graaf Willem een boete van 16.000 pond Tournois zal betalen wanneer hij de uitspraak niet zal naleven; als borgen treden op Reinoud zelf, heer Hendrik van Vlaanderen, heer Wouter heer van Keppel, heer Willem heer van Millen, heer Jacob van Mierlaar, heer Godfried Tengnagel, heer Frederik van der Eze, heer Jan van Doornik en heer Bernard van Doorwerth, ridders, Gerard van Baarsdonk en Otto van Avezaath, knapen, en de steden Zutphen, Nijmegen, Harderwijk en Doesburg, welke borgen de oorkonde meebezegelen.
Reynout grave van Ghelre.
Wia Reynoud des graven soene van Ghelre maken cond allen luden etc. dat wi macht ghegheven hebben ende gheven ende ghebleven sijn van allen tuyste, broke ende eyske die wi eyskende sijn heren Vredricb, bi der ghenaden Gods biscop van c Utrech, ende heren Willaemd grave van Heynnegouwene etc. ende haren helpers, ende die die biscop van Utrecht ende die grave voirscreven ende haren helpers ons, dien van Lienden ende onse helpers eyskende sijn, Walraven van Benthem, Janne van der Nordeloes, Gheraerdf van Waerdenborch, Stasekijn van Brakel ende horen helpers ons, die van Lienden ende onsen helpers weder eyskende sijn, ane segghen sheren Jans van Heynnegouweng, here van Beemond, ende heren Heynric here van Vlaenderen, grave van Loden; ende so wath her Jan i her Heynricj voirghenoemd darof segghen zullen, dat ghelove wi voir ons, vor diek van Lienden ende voir onse helpers trouwelike te houden. Ende waer dat sake dat hair Jan ende hair Heynricl, segghers voirs., in enighen ponte twieden, so souden si enen overman nemen bi hare beyder wille des hem beyden ghenoechde; ende met wilc hore van hem twien dat die overman overeen droghe alse van den ponte dair si omme twieden, dat soude ghestade bliven. Ende omme dat wi ene ghestade soene hebben willen, so hebben wi gheloeft hoir segghen te houden, oec so wat si segghen; deden wi des niet, so souden wi den grave van Heynnegouwenm ende van Hollandn XVIM lb. Tornoyseo, den groten over XVI d. gherekent. Ende des sijn borghe voir ons: wi Reynoud van Ghelre selve, her Heynricp van Vlandrenq, grave van Loden, her Wouter here van Keppel, her Willaemr here van Mille, her Jacob van Mierlaer, her Godevaert Tenghenaghel, her Vredric van der Eese, hair Jan van Dornic, her Bernards van Dorewaerden, ridders, Gheraerdt van Barsdonc etu Otte van van Avesteynev, knapen, die stat van Suytven, die stat van Niemaghen, die stat van Harderwijc ende die stat van Doesborch, dit segghen voirscreven te houden jof die sestien dusent pond w Tornoysex voirscreven te betailen; jof dat wi Reynoud jof her Heynric van Vlaendereny voirs. jof twie ridders voir onser elkerlijcz, ende wi Wouter here van Keppel, Willaema' van Mille, Jacob van Mierlare, Godevaert Tenghelnaghel, Vredericb' van der Desec', Jan van Dornic ende Bernardd' van e' Dorewaerden, ridders, jof twie welgheboren knapenf' voir onser elkerlijc, ende wi Gheraerdg' van Barsdonc ende Otte van Avesate, knapen, jof eenh' welgheboren knape voir onser elkerlijc, ende wi die steden van Zuytvene, van Niemaghen, van Herder wijc ende van Doesborch voir elker stat vier scepen, souden in comen tote Woudrichemi' te leeste in ene herberghe dair ons die grave van Heynnegouwenj' ende van Hollandk' soude doen wisen ons selven te l' winnnen, ende niet van dane te sceyden eer hair segghen volcomen ware jof dat wi hem die voirs. pene verghoudenm' hadden.
Ende om die mere sekerheyde ende om bede Reynouds van Ghelre voirs. so hebben wi alle ghemeenlike die borghen sijn voirscreven dese letteren open bezeghelt met onsen zeghelen met Reynoude van Ghelre voirs. Datum ter Horst iuxta Renenn' sabbato post Dyonisii anno M CCC XIX.
- Reinoud II, zoon van de graaf van Gelre
- Frederik II (van Diest) bisschop van Utrecht
- graaf Willem III
- Henegouwen
- Lienden
- Walraven van Benthem
- Jan van Noordeloos
- Gerard van Waardenburg
- Stasekijn van Brakel
- heer Jan van Henegouwen, heer van Beaumont
- heer Hendrik van Vlaanderen, graaf van Lodi
- heer Wouter heer van Keppel, ridder
- heer Willem van Millen, ridder
- heer Jacob van Mierlaar, ridder
- heer Godfried Tengnagel, ridder
- heer Frederik heer (van Hekeren) van der Eze, ridder
- heer Jan van Doornik, ridder
- heer Bernard van Doorwerth, ridder
- Gerard van Baarsdonk, knaap
- Otto van Avezaath, knaap
- Zutphen
- Nijmegen
- Harderwijk
- Doesburg
- Woudrichem
- Holland
- Ter Horst
- Rhenen