Graaf Willem III verleent de inwonende poorters van Harderwijk de gunst dat zij voor de goederen die zij vanuit zee naar Holland voeren aan zijn tollen slechts de honderdste penning hoeven afdragen, maar voor de goederen die zij van elders aanvoeren of in zijn landen kopen zoveel tol blijven betalen als zij altijd deden.
Harderwijcka.
Vgl. nr. GE 37.
Wi Willaem grave van Henegouwenb etc. maken cond etc. dat wi den goeden luden van Harderwike sulke gratie ghedaen hebben dat alle die ghene die poirter sien te Harderwijc ende binnen Harderwijc wonen van zulken goede als zi uyt der zee brenghen in onsen lande ons niet meer gheven en zullen te tolne dan den hondertsten penning; mair van allen anderen ghoede dat zi brenghen zullen ute Braband, uter gravescip van Ghelre, uyt den bisdom van Utrecht ende in anderen landen, jof dat si copen in Vlaendren jof in onsen landen, dair zullen si ons of betalen haren rechten tol als si te hair toe ghedaen hebben, sonder archlist. Dit zal gheduren tonsen weder zegghen.
Ghegheven in die Haghe op zente Margrieten dach int jaer ons Heren M CCC een ende dertich.