Graaf Willem III gelast de rentmeester van Kennemerland en West-Friesland dat hij vanwege Otto van Buren aan heer Gerard van Heemskerk, ridder, 45 pond Hollands betaalt in verband met de voogdij over de jongste dochter van Gerards echtgenote en wijlen heer Jan Mulard, waarvoor de graaf borg stond.
Heere Gerijta van Heemskerkeb.
Een streep door het begin van de tekst. – In de marge, geradeerd: R(egistrata).
De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaemc ..grave etc. ombieden ju Jan den Keyser, onsen rentemeester van Kenemairlandd ende van Vriesland, dat ghi betaelt heren Gheraerdee van Eemskercke, riddere, van Otten weghen van Buren alse van der oersatinghe ende monbairscip van sijns wijfs joncste dochter die zi hadde bi heren Janne Mulairde, ende dair wi een oeverborghe of sien, vijf ende viertich pond Hollandsf dair die dach of was te sinte Martijnsg misse in den winterh die nu laeste verleden es; ende van also vele scelden wi ju quite in juwer eerster rekeninghe met desen brieve bezeghelt mid onsen zeghele.
Ghegheven in die Haghe des manendaghes na Dortienden dach int jair i XXIIIo.