Graaf Willem III beleent Engebrecht Filipsz. met 6 morgen land in het (Schieambacht); voorts bepaalt hij de vererving van dat leen.
Engebrecht Phillips sone.
In de marge een kruis.
De datering van deze oorkonde levert een probleem op. In afschrift B staat 'maandag op de dag van mei', hetgeen niet juist kan zijn: meidag, d.w.z. 1 mei, viel in 1322 op zaterdag. Afschrift C geeft een andere lezing: 'maandag op de dag na mei'. Dit is wat vreemd uitgedrukt (men zou dan eerder verwachten 'maandag na de dag van mei'), maar het is in ieder geval mogelijk. Het is niet duidelijk hoe Muller, die naar eigen opgave slechts de registers B en C heeft gezien, tot de door hem aangehaalde datering 'maandag op de derde dag van mei' is gekomen.
Een andere corrupte plaats in A betreft waarschijnlijk de naam van het ambacht waarin het leen was gelegen. Zowel B als C geven Soye, wat dan ook wel in A zal hebben gestaan, maar dit is een onbekend toponiem. Waarschijnlijk is het een verlezing voor Scye.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaema grave van Henegouwenb, van Hollandc etc. maken kont etc. dat wi ghegheven hebben ende gheven Enghebrecht Philips sone van ons te houden te liene zes morghen lands, in sulker manieren dat niet versterven mach binnen aftersusterkint dat van Enghebrechtsd live coemt, mar van desen voersproken goedee sal Erkenraet, Enghebrechts dochter, wesen die eerste lienvolgherf also verre als si levet, ende waer dat haers ghebrake so soud erven alst voerscreven es; die gheleghen sien int ambocht van Soye daer die vierdalf morghen van desen voersproken lande legghen ghemene metten Heyligheestg ende met Woutreh den Witten, die ons anequamen van haren Hughen van Hekelinghe alse van boeten, ende die derdalf morghen lands die sien gheleghen in den Gheer tusken Jan van der Nesse ende Kerstans kinder van Raporst.
In orkonde desen brieve etc. Ghegheven in die Haghe des manendaghes op dien dach vani meye int jaer ons Heren M CCC twie ende twintich.