Graaf Willem III beleent zijn broer heer Jan van Henegouwen, heer van Beaumont, met de 170 pond Hollands jaarlijks die heer Arnoud, heer van Stein, van hem in leen hield uit de pacht van Nieuwenbroek alsmede – samen met diens echtgenote vrouw Margareta – de tiende tussen Leiden en Doedenslaan en de tiende van Benthuizen; hij beveelt de rentmeester van Noordholland deze jaarrente uit te keren.
Aan het eind van de tekst in de marge een horizontale streep.
Here Jan van Henegouwena, here van Biaumont.
De notitie aan het slot van de tekst heeft in beide registers een eigen volgnummer gekregen. Het is de vraag of die daarin vermelde opdracht en belening ooit in de vorm van een oorkonde zijn uitgevaardigd.
Vgl. nrs. DE 50 en 51.
Wi Willemb grave etc. maken cont etc. datc d voir ons quam her Arnout her van Steyne ende drough ons up in onsen handen tot heren Jans behouf van Henegouwene, ons broeders, hondert pond Hollandsf sjaers die hi van ons helt te rechten liene ute onsen pachte van den Nuwen broeke in Noirhollandg, die men plach tebetalen die ene helft tote Bamysseh ende die ander helft tote onser Vrouwen lichmyssei; item drouchj hi ons noch up tote ons broeders behouf voirs. die tiende tusken onser porten van Leyden ende Dodijns lane ende k die tiende van Benthusel die ons ane quam van Willemm van Ecgmunden, dieo wilke tienden wi den her van Steyne voirs.p op ghelevert hadden voir tzeventich pond Hollandsq sjaers te goeder rekenninghe, hem ende ver Margrietens sinen wive van ons te houden te lene. Wilke hondert pond ende zeventich pond Hollandst sjaers in der manire datse den here van Steyne ende ver Margrieteu zijn wijf voirscreven van ons heeldenv voertw verliet hebben ende verlien heren Jannex van Henegouweny, her van Baymontz, onsen broeder, van ons ende onsen nacomelinghena' hem ende sinen b' nacomelinghen te houdenne te rechten lene; ende ombieden ende bevelen narstelike onsen rentemyster van Noirthollandc' die nu is jof hier na wesen sal dat hi sonder ander ghebot van ons te hebben betale alle jare ende late ghebruken onghemoyt haren Janned' onsen broeder jof zinen e' ghewardenf' bode die rente voirnoemt ing' der maniren dat voirs. ish'. Alle dese saken voirs. die waren ghedaen in die jeghenwordichede van onsen mannen die hier over gheroepen waren, dats te weten den here van Barbenchon, den here van Linghe, heren Dideric van Casteleir, Willemi' van Duvenvordej' onse camerlinc, ende Reynkink' Bruyke.
In orconde desen brieve beseghelt met onsen seghelel'. Ghedaenm' te Berghenn' in Henegouweno' des saterdaghes voir sente Marien Magdalenen daghe int jaer ons Heren Mo CCCo XXVo.
p' Nota.q' Ende dier' here van Steyne hevet minen here den grave voirscreven int lant van Steyne aldus goet goet up ghedraghen in eyghen, ende weder van hem ontfaen in rechten liene, dats te weten s'.
- graaf Willem III
- heer Arnoud, heer van Stein
- heer Jan van Henegouwen, heer van Beaumont
- Nieuwenbroek (Reeuwijk)
- Noordholland
- poort van Leiden
- Doedenslaan (Zoeterwoude)
- Benthuizen
- Willem van Egmond
- vrouw Margareta, echtgenote van Arnoud heer van Stein
- rentmeester van Noordholland
- heer van Barbençon
- heer van Ligne
- heer Thierry du Chasteler
- Willem van Duivenvoorde, kamerling
- Reinekijn Bruyke
- Mons
- land van Stein