Graaf Willem III schenkt zijn kamerling Willem, zoon van heer Filips van Duivenvoorde, voor de duur van diens leven de grafelijke kleding, iedere keer wanneer die verstrekt wordt, en stelt hem voor dezelfde tijd aan als kamerling, waarbij deze de inkomsten uit die functie zal blijven delen met Hannin Chaufecire; de oorkonde wordt meebezegeld door de getuigen Jacob bisschop van Zuden en Colijn abt van Middelburg.
In de marge, door andere hand: Nota. – Onder aan de tekst in de marge een horizontale streep.
Willem here Philipsa z. van Duvorde.
Wi Willemb grave etc. maken kond etc. dat wi in diec jeghenwordichede onser trouwer lude ..herend Jacobs, bi der ghenaden Goidse bisscop van Zudenf, ende heren Colinsg, abts van Middelburchh, ghegheven hebben ende gheven voir ons ende voiri onse nacomelinghe j Willamek heren Philips zone van Duvorde, onsen trouwen camerlenc, onse cledere tote zinen live zoe wanneer dat wi onse lude cleden zullen, in wat staen dat hi zie. Voirt hebben wi ghegheven Willamel onsen camerlenc voirghenoemd voir ons ende voir onse nacomelinghe alse langhe als hi leeft onse camerlenc te wesen, ende te delen an den rechte van onser camere jeghensm Hanijn Caufechiern of sinen erfnamen in zulker maniere als hi nu deelt.
Ende om dat wi willen dat dit vaste ende ghestade blive, zoe hebben wi Willemo grave voirs. voir ons ende voir onse nacomelinghe desen brief open bezeghelt met onsen zeghel; ende om die merer kennesse hebbe wi p onsen trouwenq luden den bisscop ende den abt voirscreven, om dat zire over waren, desen brief mede doen bezeghelen ter orkonde met haren zeghelen bi den onsen. Ghegheven in Middelburchr des dinxendaghes na sinte Andries dach int jaer ons Heren XXVo.
Per Willems camerlinc.