Graaf Willem III bevestigt op verzoek van Engebrecht van Voorschoten, rentmeester van Noordholland, en diens echtgenote Aleid van Barendrecht de door hen getroffen regeling betreffende hun erfenis.
Aan het eind van de tekst in de marge een horizontale streep.
Idem.a
Vgl. de voorafgaande nrs. NH 356 (de in de tekst genoemde oorkonde waar de onderhavige doorgestoken is) alsmede 354 en 355.
Wi Willaemb grave etc. maken cond allen ludenc. Want Enghebrechtd van Voirscotene, onse rentemeyster van Northollandf, ende Alijd van Barendrechtg sijn wijf, overeen ghedraghen sijn alse van der deylinghe ende sceydinghe van haren goede ende erfnessen na hore beyder doet, also alse die brief hout die met desen brieve doir steken es, ende si ons bidde ende an ons verzoeken dat wi alsulc over een draghen consenteren willen ende houden doen, so es onse wille ende gheven dair toe onsen consenth dat die delinghe ende erfnesse na hore lude doit besceyden worde ende ghehoudeni van horen erfnamen also alsj die brief hout, sonder archlist.
In orkonde etc. Ghegheven te Mabuegek des vridaghes na sinte Gillijs dach int jaer ons Heren M CCC zeven ende twintichl.
Per comitem et Iohannemm de Polanenn.