Graaf Willem III maakt bekend dat ten overstaan van hem Pieter van Leiden, zoon van Jan van Leiden, al diens goed opgedragen heeft aan zijn rentmeester Engebrecht, ten behoeve van Gerard Heinenz. en Gerard Alewijnsz., die het voor Pieter en diens broer zullen beheren totdat Pieter twintig jaar oud is.
Gerijt Heynen z.
Een streep door het begin van de tekst.
Wi Willaema graveb etc. maken cond etc.c dat voird ons quam Pieter van Leyden Jans sonee van Leydenf ende droech op al sijn goed, eyghen ende leen, roerende ende onroerende, Enghebrecht onsen rentemeester tote Gheresg Heynen soens behoif, zijns oems, ende Gherardsh Alewijns sone, horen wille ende goeddencken mede te doene toit siere oirbare ende sire broeder; ende wati si dair toe doen, dat sal Pieter voirs. ghestade houden. Ende van desen goede zoe en sal Pieter voirscreven him niet bewinden moghen noch gheens goids dair of ghebruken voir die tijd dat hi twintich jair te vollen oud es; ende alle stucken voirscreven sonder archlist.
In orkonde etc. Ghegheven in die Haghe des dinxendaghes voir sente Jacobs dach anno XXXIIo.