Nicolaas Jansz. van Abbenbroek belooft graaf (Willem III) van Holland het verschil te betalen tussen enerzijds de waarde van het goed waarmee deze zijn echtgenote Adelise heeft beleend, welk goed eerder van haar vader Jan van der Mije was, en anderzijds de som van de schulden van Jan aan hem, Nicolaas.
Aan het eind van de tekst in de marge een horizontale streep.
Claes Jans z. van Abbenbroke.
In de marge een kruis.
Vgl. het voorafgaande nr. NH 514.
Allen den ghene etc.a make ic cond Claisb Jans sone van Abbenbroekec dat ic minen lieven here den graved van Hollande ghelove: alsoe vele als hem selven dencket dat dat goet beter is dat hi Adelijssen, minen wive, verliet heeft ten rechten leene ende Jans van der Myen hoirs vader was, dan die twie ende twintich pond Hollandsf sjairs die mi Jan voirs. sculdich was van mierre medegave ende hondert ende tien pond Hollandsg die hi mi sculdich was van verleden renten dair ofh, dat ic dair of sijn ghemoede hebben sal, soe wilke tijd dat hijs mi vermaenet op sijns selves segghen.
In orkonde etc. Ghegheven in den Haghe op sente Pieters dach ingaende oichste annoi XXXIIo.