Willem van Henegouwen, graaf van Zeeland, verklaart dat ten overstaan van hem heer Jan van der Wateringe, ridder, en Jan van der Spangen hebben gezworen dat zij de jaarrente van 30 schelling Hollands op dezelfde wijze in leen houden als staat in de oorkonde van zijn vader, daar de onderhavige doorgestoken is.
Aan het eind van de tekst in de marge een horizontale streep.
Her Jan vander Wateringea ende Jan vander Spaengenb.
Vgl. het in het register voorafgaande nr. NH 610, de in de onderstaande tekst genoemde oorkonde van graaf Willem III.
Willaemc van Heynnegouwend ..grave van Zeellande maken cond allen luden dat here Jan van der Weteringhe, ridder, ende Jan van der Spangef bi horen eede voir ons ghezuoren ende ghehouden hebben dat die dortich scillinghe Hollandsg tsjairs die inh ons lieves heren ende vaders brieve staen dair dese brief doir ghesteken es, dat zi die van onsen lieven here ende vader te liene houden in allen manieren alse die brief voirscreven hout.
In orconde desen brieve bezeghelt met onsen zeghele. Ghegheven in die Haghe des vridaghes voir Pijnsterei int jair ons Heren Mo CCCo sesse ende dortich.
Per domicellum et commune consilium; G. Alewinij.