Graaf (Willem III) betaalt uit handen van zijn ambtenaren aan Hendrik van Meppen in totaal 60 schellingen groten, die hij hem schuldig was.
De bovenstaande termina zijn afgeleid van de perioden dat de in de tekst genoemde personen hun ambt bekleedden: Jan heer Gillisz. was rentmeester van Zuidholland van 1320 tot 1338 of later (Smit, Inleiding, p. 138), Jan Wissenz. van Bordendamme rentmeester van Beoosten Schelde tussen najaar 1324 en 1330 of 1331 (ibid., p. 143), en Arnoud van den Dorp baljuw van Delfland en Schieland tussen maart 1323 en augustus 1329, en daarna tot 1330 baljuw van Zuidholland (ibid., p. 157, 161-162).
Het is niet bekend of in verband met de terugbetalingen van deze deze schuld ooit een of meer oorkonden zijn uitgevaardigd.
Nota. Min here hevet betailt Heynrica van Meppenb, op rekeninghe van den ghelde dat hi minen here eyskende es, bi Jan sheren Gillisc f. X s. groete, bi Arnoud van den Dorpe V s. groete ende bi Jan Wissen sone den rentemeesterd XLV s. groete.