Graaf (Willem III) geeft Jan van Loon en Hein Dirksz. van Edam toestemming hun geleden schade te verhalen op die van Deventer, met de bepaling dat de aldus geconfisqueerde goederen onder de baljuw blijven totdat hun verloren geld vergoed is.
Jan van Loen ende Heyn Dircx zoon van Edamme.
Een streep door het begin van de tekst.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Mijn here die grave hevet oirlof ghegheven mit sinen open brieve Janne van Loen ende Heyne Dierixa sone van Edam op die van Deventair te panden wantb si hore scade weder hebben van den ghelde dat si verloren hebben; ende die panden sullen si ghehelijc brenghen an den bailiu dair sise onder panden, ende onder dien bailiu gheheelix te bliven wanterc tijd toe dat si hair ghelt weder hebbe.
Ghedaen ende bezeghelt in die Haghe den dinxendaghes voir meyedach int jaer ons Heren M CCC twe ende twintich.