Jacob, bisschop van Zuden, commandeur, en het het Catharinaconvent te Utrecht verklaren dat de graven van Holland de kapelaans zullen aanstellen van de twee kapelanijen die door graaf Willem III in het klooster zijn gesticht ter nagedachtenis van bisschop Willem van Utrecht, op voorwaarde dat die personen tot de Johannieterorde behoren en priester zijn.
Twee capelryen tot Utrechta.
Twe capelryen tSinte Katerinenb tUtrechtc.
In het register Woerden staat een oorkonde van 9 augustus 1326, die verder woordelijk gelijk is aan de onderstaande; zie nr. WO 76. Dit zal toch wel een en dezelfde oorkonde betreffen, met in een van beide teksten een foutief jaartal. Gezien nr. WO 74, waarin graaf Willem op 22 juli 1327 de twee kapelanijen verplaatst van de Dom naar het Catharinaconvent, lijkt voor de onderstaande oorkonde de datering van 9 augustus 1327 de juiste te zijn; ook chronologisch passen deze teksten beter in de registers met een datering in 1327.
In onderstaande tekst zijn de varianten uit nr. WO 76 geannoteerd met het sigle C.
Wi Jacob bi der ghenade Gods bisscop van Zuden, commendur, ende dat ghemeyne convent van Sinte Katerinend tUtrecht maken cond ende kenlic allen den ghenen die desen brief zien sullen of hoeren lesene. Want een hoghe edel prinche, onse lieve here hair Willaemf graveg van Heynnegouwenh etc., ghedoteert hevet vani sinen eyghenen goede twe cappelrien, elkej van vijf ende twintich ponden suarter Tornoysek tsaersl, voer eens erbarenm vaders ende eens hoghes herenn ziele, heren Willaemso bider ghenade Gods wileneerp bisscop toitq Utrechtr, dair God die ziele of hebben moet, ende gheset hevet te verdienen in onsen godshuze van Sinte Katerinens tUtrecht, van welken cappelrien die ene nu hevet broeder Heynrict van Oerscot, scaffenair van onsen huze voirs., ende die ander Sanderu van Hoekelem, onse capellaen; ende van desen voirscreven cappelrien zoe sal onse lieve here die gravev van Heynnegouwenw etc.x ende sine nacomelinghe graven van Hollandy die collacie ende die ghifte behouden ewelike, ende des zoez verlie wi ons dat hize ende sine nacomelinghe graven van Hollanda' na deser voirseyder cappelane doet ende alzo voird van den enen ten anderen ewelike gheven sullen, mair niemand anders dan onsen broederen van Sinte Jan oerde des Heylighenb' Landsc' van Overmered', die priestere' sijn, ende die sullen die cappelerien voirscreven verdienen ende die renten jaerlijx op borenf', als ons heren brieve van Hollandg' voirs. houden dieh' dair opi' ghegheven zijn.
Ende om dat wi kennen dat alle dese stucken aldus sijn ende ewelike j' bliven sullen, zoe hebbe wi dair op ghegheven desen openen brive bezeghelt met onsen zeghelen. Ghegheven tUtrechtk' op sente Laurens avonde intl' jaer ons Heren M° CCC° zevenm' ende twintich.
- Jacob, bisschop van Zuden, commandeur, en het Catharinaconvent te Utrecht
- graaf Willem III
- Henegouwen
- bisschop Willem van Utrecht
- broeder Hendrik van Oirschot, procurator van het Catharinaconvent te Utrecht
- Sander van Heukelum, kapelaan van het Catharinaconvent te Utrecht
- Johannieterorde
- Heilig Land
- Overmeer
- Utrecht