Graaf Willem III verklaart dat heer Gijsbrecht heer van IJsselstein met zijn toestemming een morgen van diens leengoed in het ambacht Vreeswijk heeft verkocht aan de inwoners aldaar ten behoeve van een watergang tussen het land van Jacob van Lokhorst en de IJssel, en machtigt hem om die inwoners het vrije eigendom van dit land te verlenen.
Die here van Yselsteyn.
De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.
[W]ia Willemb grave van Heynnegouwenc etc. maken cond allen ludend dat hair Ghijsbrechte [her]e van IJsselsteynef van den lande dat hi van ons te leene houd, legghende int gherechte van Vrieswijc, bi onsen goeddencken vercoft heeft dien van Vrieswijc een morghen lands toit eenen waterganghe, streckende van Jacobs lande van Lochorst tote in die IJsseleg, alsoe als die waterganc eyschet ende alsoe alsen die here van IJsselsteyne vercoft heeft; ende gheven den here van IJsselsteyne voirs. macht van onsen weghen dien van Vrieswijc van der morghen lands voirscreven mid desen brieve eenen vryen eyghendom te gheven.
Ghegheven in Middelburch oph den Scortel woensdach int jair ons Heren M CCC een ende dortich.