Jan III (van Diest), bisschop van Utrecht, stelt na overleg met graaf Willem III, diens broer Jan van Henegouwen, heer van Beaumont, en de met name genoemde ambachtsheren in de Lopikerwaard een nieuw dijkrecht vast (voor de Lekdijk) tussen de nieuwe dam in de Hollandse IJssel en Schoonhoven, alwaar Jan van Montfoort namens hem de schouw zal uitoefenen.
Roerende de dijckaege vanden nyeuwen dam op de Ysele.
Dijckaedze tuusschen den nieuwen damme ende die poirte van Scoonhoven.
Hoewel niet expliciet aangekondigd in de tekst, was, gezien de zin aan het einde over het eventueel ontbreken van een of twee zegels, de oorkonde blijkbaar bezegeld door zowel de bisschop als alle betrokken heren.
Wi Jan bider ghenaden Goeds bisscop tUtrecht maken cond allen luden die desen brief sullen sien jof horen lesen mid kennisse der wareyt, dat wi over een ghedraghen sien mid hoghen edelen luden onsen lieven neven heren Willaem ..grave van Heynnegouwena, van Hollandb ende here van Vriesland ende heren Janne van Heynnegouwenc, here van Byaumond, sinen broeder, ende mid anders den ambochts heren die gheleghen sien in Loepickerwairdd in den bisdom van Utrechte alse die here van Yselsteyne, here Otte van Asperenf, here Hubrecht Scencg van Kulenburch, ridders, Jan van Montvoirdeh, Staeskijn van Brakele ende Gherard van den Vliete, knapen, alse eens niewes dijcrechtsi tuschen den niewendamme op die Ysele ende der porte van Scoenhoeven ewelic te houden, ende dair Jan van Montvoirdej die scouwe of houd ende voeret van onsen weghen de bisscops van Utrechtk; ende in desen manieren sal dit dijcrecht wesen als hier na bescreven staet: dat Jan van Montvoirdel die hyemraders kiesen sal als te hair toe comen es, alse zede ende woente es. Ende wannere dat men oplaghen wint mid rechte ende mid vonnisse na deser tijd, zoe sal dat meyne land die oplaghen diken uyt elken gherichte morghen morghen ghelike; ende elc rechter sal sijn erve ane brenghen mid twienm sinen ghebueren die goede lude sien mid horen eede. Voirt wannere die dijc in brect na datten die hyemraeders gheloeft hebben, soe sullen dat meene land weder diken te vollen dike, ende enen voet maken boven den ouden dijc, ende dat bi der hyemraders scieringhe; ende voirt soe sal dat meene land dien dijc op leveren dien ghenen die den eyghendom sijn es voir den dijcgrave ende den hyemraders, ende niet weder te segghen ende sonder weder achterwairt dinghen. Ende wat die hyemraders wisen, dat sal recht bliven na der hantfesten alse voirseyt es. Ende wair dat zake datter een jof twie zeghelen ane braken, dair omme en sal dese hantfeste niet ghelaect wesen.
In orconde desen brieve bezeghelt mid onsen zeghelen. Ghegheven in den Haghe op onser Vrouwen dach nativitas int jair ons Heren M° CCC° ses ende dortich.
Per dominum, dominum de Vorne et alios; G. Alewini.
- Jan III van Diest, bisschop van Utrecht
- graaf Willem III
- Henegouwen
- Holland
- Friesland
- heer Jan van Henegouwen, heer van Beaumont
- Lopikerwaard
- bisdom Utrecht
- heer van IJsselstein, ridder
- heer Otto van Asperen, ridder
- heer Hubrecht Schenk van Culemborg, ridder
- Jan van Montfoort, knaap
- Stasekijn van Brakel, knaap
- Gerard van den Vliet, knaap
- Hollandse IJssel
- Lekdijk
- poort van Schoonhoven
- Den Haag
- heer van Voorne
- Gerard Alewijnsz.
- overeenkomst
- edele
- neef
- broer
- ambachtsheer
- dijkrecht
- dam
- dijkschouw
- heemraad
- kiezen
- zede en gewoonte
- dijkverhoging
- recht
- vonnis
- gemene land
- gerecht
- morgen (landmaat)
- rechter
- erf
- buren
- goede lieden
- eed
- dijkdoorbraak
- dijkherstel
- voet (lengtemaat)
- taxatie
- eigendom
- dijkgraaf
- tegenspraak
- rechtszaak
- handvest
- bezegeling
- Maria geboorte