Graaf Willem IV, die in Alkmaar drie jaarmarkten per jaar had ingesteld, gedurende welke uitsluitend marktrecht zou gelden, constateert dat die markten niet worden bezocht zodat de stad in de betreffende perioden zonder recht is, en vergunt dat dan ook het normale stadsrecht zal gelden.
Alcmair vryhede.
Vgl. nr. WI 366.
Willem grave van Heynnegouwena etc. maken cond allen luden dat wi onser porte van Alkemair ghegheven hebben drie jairmarcten tsyairs, elc van XX daghen, ende binnen den jairmarcten soe en pleghemen ghien recht te hantieren dan marct recht; ende want men dese marcten nu niet en zoect ende onse poirte die wile rechteloes es, soe gheven wi oirlof onsen scoute, scepenen ende Raed van Alkemair dat si in dien tyden dat jairmarcte wesen zullen dat si dan portrecht doen, gheliken dat si voren ende na doen alst ghien marctrecht en es. Dit sal wesen behouden hoirs rechts, ende gheduren tot onsen wederzegghen.
Ghegheven in den Haghe tsonnendaghes na onser Vrouwen dach nativitas anno XLVo.
Per dominum, presentibus dominis de Lecke et Symoneb de Theylinghec.
d S(igillavit) dominus Iohannese de Moelnairf.