Graaf Willem IV vergunt schepenen, Raad en de gemene poort van Staveren tot wederopzeggens dat in geval van een doodslag binnen de stad de dader niet tot de doodstraf veroordeeld of verbannen hoeft te worden wanneer deze in staat is om naar de bepalingen van de door hem en zijn voorouders gegeven keur genoegdoening te verschaffen aan (hem), de stad en de verwanten (van het slachtoffer).
Idem.a
Wi Willem grave van Heynnegouwenb etc. maken cond allen luden dat wi onsen lieven ende ghetrouwen scepenen, Raed ende ghemeenre porte van Staverenc zulke gratie ghedaen hebben dat wi willen ende hem gheorloft hebben tot onsen wedersegghend, behouden alles rechts ende allen onser hantvesten die si van ons hebben ende van onsen vorders, dat zo wie eenen man doitslaet binnen der stede van Staveren vors. dat hire sijn lijf niet mede en verliest, noch die stede van Staveren niet en darof rumen, is dat hi zo ghegoet es dat hi die mesdaet jeghens e, jeghens die stede ende jeghens die maghe ghebeteren moghe na der hantvesten die si van onsen vorders ende van ons hebben.
In orkonde et cetera. Ghegheven in die Haghe des manendaghes na sinte Gregorijs dach int jaer XXXVIIIo.