Graaf Willem III beleent Arnoudekijn de Vlieger met 10 morgen land in Kamerik, met de bepaling dat na diens dood zijn nakomelingen het leen binnen een jaar zullen verheergewaden met een geldbedrag ter hoogte van een jaarrente.
In de marge, door een andere hand: Aernoudeken den Vliegher. – In de marge een kruis. – In de marge naast de tekst een verticale streep met een wijzend handje(?) en erboven een kruis, geradeerd.
Deze oorkonde is waarschijnlijk niet gedateerd naar de Heilig Kruisdag inventio (3 mei), zoals in Muller, Reg. Hann., maar naar de Heilig Kruisdag exaltatio (14 september). Uit het itinerarium van de graaf blijkt dat deze van 16 september tot 25 oktober te Le Quesnoy verbleef, terwijl hij ergens in begin mei juist vanuit die plaats naar Holland reisde: op 16-21 april was hij nog in Le Quesnoy, op 11 mei te Geertruidenberg. De uitvaardiging te Henegouwen van de onderstaande oorkonde op 8 mei is derhalve niet onmogelijk, maar op 18 september meer waarschijnlijk. Bovendien wordt in het algemeen met Kruisdag zonder nadere bepaling eerder het feest in september bedoeld dan dat in mei.
Wi Willaema ..grave etc. maken cond allen luden dat wi verliet hebben ende verlien met desen brieve sonder alrande archlist Arnoudekijnb den Vlieghere tien morghen lands in rechter lien were, die Luttel Willaemc ende sine ouders van ons plaghen te houden, wilc land voirs. gheleghen es in Kamerike bi den ouden damme tuschen Heyne Ghisen soens land ende der vrouwen land van sinte Servaes; ende soe wanneer dat Arnoudekijnd voirs. ghebrake, soe soudent sine nacomelinghe verherewaden binnen jaers mitter rente van enen jare.
In orconde etc. Ghegheven tote Kaisnoit des sonnendaghes na des Heylichs cruys dach int jair XXVIIIo.
Per dominum Symonem bastard.