Graaf Willem III vergeeft heer Hendrik van Everingen, ridder, en enkele van diens medestanders, die zich bij zijn vijanden in Vlaanderen hadden aangesloten, en stelt hem op enkele voorwaarden weer in het bezit van zijn goederen te Everingen, Koudorpe en Ellewoutsdijk, maar vooralsnog niet in Baarland, welk goed aan heer Costijn van Renesse was verkocht; de oorkonde wordt meebezegeld door Hendrik en de door hem gestelde borgen, die bij naam worden genoemd.
Heren Henric van Everingen.
In de marge: Van heren Heynrike van Everinghe ridder.
In de marge: ¶ Van haren Heymrike van Everinghe ridder.
In het verloren primaire register A brak de tekst van deze oorkonde blijkbaar af bij de woorden in der manieren, waarna de scribent eronder enige ruimte open hield met het oog op een latere voltooiing. In de beide afschriften B en C zien we hetzelfde: een op dezelfde plaats afbrekende tekst met in eerste instantie een ruime spatie erna. In het register B heeft een andere hand dan die van de eerste kopiist, die dus mogelijk actief was na beëindiging van diens werkzaamheden aan dit register, de tekst afgemaakt, naar een verloren voorbeeld. Later, toen het afschrift C werd vervaardigd, heeft de kopiist daarvan in tweede instantie de tekst zelf voltooid; het ligt voor de hand dat hij dit deed aan de hand van B. Vanwege plaatsgebrek was hij gedwongen door te schrijven tot tegen de volgende optekening.
De datering van de oorkonde is verloren gegaan bij de inkorting van de datatioformule. Gezien de plaats in het register zal de oorkonde zijn uitgevaardigd kort vóór 31 mei 1319: zie nr. ZE 34 d.d. 25 mei, gegeven te Dordrecht, en nr. ZE 39 d.d. 31 mei, gegeven te Maubeuge. Onduidelijk is waarop Van Mieris zijn datering baseerde.
Over deze kwestie, die nog lang zou slepen, zie nrs. ZE 319 en 672 en WI 102.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaem grave van Henegouwena, van Holland etc. maken cond allen luden dat wi heren Heynrike van Everinghe, ridder, die ute onsen lande ende van ons ghesceyden was ende in Vlaendren ghevaren was ter wone buten onsen orlof met onsen baren vienden, daer hi ons mede ghetoernt hadde, omme bede willen van vrienden ende omme ghenaden die wi hem doen willen, hem ende den ghenen die met hem ute onsen lande voeren, uyt gheset Janb Hildebrandec, Clays ende Wouter sine broeders, onsen evelen moet vergheven hebben ende vergheven alse van der broke ende mesdaet voerscreven, ende hebbense tote onsen ghenaden ende vrientscepe ontfanghen in deser manieren dat hier na volghet.
Dat es te wetene dat haer Heynric voernoemd op sijn goed weder comen sal also als hijt vint, ende die ghene die met hem versoent sien; ende hair Heyricd voerseyd die zal behouden Everinghe, Coudorp ende Elewouts dijc, in der manieren e dat hijt ende sine broedersf van ons plaghen te houdene. Vord van den ambochte van Berlandg, dat wi vercoft hadden heren Costijnh van Renessen, des zo es hair Heynrici voirscreven an ons bleven tote onsen goed denken ende versiene; maer ware dat zake dat hare Costijnj van Renessenk storvel sonder wittachtighen oer, zo souden wi heren Heynricm voirs. dat ambocht voirscreven laten te hande ende jonnen voir eenen anderen, om zulc gheld alst here Costijnn jeghens ons cofte. Voird zo zal hair Heynrico p voirnoemdq ghenoechr doen siere moeder ende siere zuster alse verre voerd alse hoire brieve houden, ende anderen luden die op sijn goed bewijst sien van sinen ouderss ende van hem, in der manieren dat hijt hier te voren ghedaen heeft, zonder arghen lijst.
Ende hier bi zo heeft hair Heynrict voirnoemd al sijn goed voirseyd van onsu ontfanghen in alderv manieren dat hi tew voren plach van onsx te houdeney, ute gheset den coep die hair Costijnz van Renesse jeghens ons ghecoft heeft; ende hi heeft ons trouwe ghezuoren ende gheloefta', ende ons te diennen jeghens elken man ende te doene aldat een trouweb' man met sinen gherechten here sculdich es te doene. Ende dit heeft hi ons gheloeft ende ghezuoren te houden wel ende ghetrouliken op sijn lijf ende op sijn goed, ende hi heeft ons te borghec' gheset om der mere zekerheyt Philips van Risinghe, Florens sijn broeder, Godevaerdd' van Staplene', Arnoudf' van Scengheng', Arnoudh' Ghisen f. ende Clays Stoermsi' f., die met hem dese voirs.j' voerwerdenk' gheloeft hebben te doen houden heren Heynricl' van Everinghe op hair lijf ende op hair goed.
In oirkonde m' etc.
Ende wi Heynricn' van Everinghen, ridder, Philips van Risingheno', Florens, Goedevaerdp', Arnoudq' van Scenghenr', Arnouds' Ghisent' f. ende Clays voirs. hebben alle dese voirseyde zaken ende beloften van poynte te poynte also alse si hier boven ghescreven staenu' gheloeft in goeden trouwen te houden ende te doen houden onsen lieven here den grave voirseyd, ende hebben hem dit verzekert op ons lijf ende v' op onse goed; ende hebben inw' kennesse desen brief bezeghelt met onsen lieven here den grave voirseyd. Ghedaen te Berghenx' in Heynnegouweny' op den dach voirseyd.
¶ Per Fredericum receptorem Zielandiez' et Johannema'' Bernierb''.
- graaf Willem III
- Henegouwen
- Holland
- heer Hendrik van Everingen, ridder
- Vlaanderen
- Jan Hildebrande
- Nicolaas, broer van Jan Hildebrande
- Wouter, broer van Jan Hildebrande
- Everingen
- Koudorpe
- Ellewoutsdijk
- Baarland
- heer Costijn van Renesse
- Filips van Rijsinge
- Floris, broer van Filips van Rijsinge
- Godfried van Stapel
- Arnoud van Schengen
- Arnoud Gizenz.
- Nicolaas Stormsz.
- Frederik rentmeester van Zeeland
- Jan Bernier
- Mons