Graaf Willem III gelast Jacob Geroncsz. beslag te leggen op de goederen van heer Hendrik Splinter in het Nieuweland van Sint-Maartensdijk en dat goed vervolgens aan dijkgraaf Elwoud van den Schore over te dragen, en voorts dat hij genoemde dijkgraaf handhaaft in diens van de graaf verkregen rechten.
In de marge, door andere hand: Zeelanda. – Eronder, door een derde hand: R(egistrata).
Jacob Gerijts z.
¶b Wi Willaemc graved van Henegouwene ende van Hollandf etc. maken cond allen luden dat wi bevolen hebben ende bevelen met desen brieve Jacob Gheeronsg zone zine hand te slane an al dat goedh dat haer Henrici Splinterj int Niwelandk van Zentel Martijns dijc hevet ende Elwoud van der Scoere, onze dijc grave aldaer, van onzen weghen metten ghesuoeren endem ghevroent hevet, ende dat goet onzen dijcgrave vorseit te leveren. Voert zo bevelen wi Jacob vors. dat hi onsen dijc grave vors.n van onsen weghen in alsulken rechte houde jeghens elken man als die brief houd die wi hem ghegheven hebben; ende zo wie Jacob vors. hier in hinderde jof lettede, dat zudeno wi hem doen ontghelden dats hem een ander hoeden zoude.
Ghegheven te Middelburchp des donnersdaghes na sente Dyonijs dach int jaer van XXIIIo.