Graaf Willem III, ingelicht over misstanden binnen het begijnhof van Zierikzee, machtigt de parochiepriester van het hof, de uitmeesters en de meesterse om de begijnen die de regels overtreden te verwijderen, hun aldus of door huwelijk van de bewoonster vrijgekomen woningen te verkopen tot nut van het hof, en de begijnen de omgang met mannen of het dragen van onwelgevoeglijke kleding te verbieden; voorts moeten nieuwe begijnen beloven dat zij tot hun dood op het hof blijven wonen.
Die bagijnen tot Zierixzeea.
Beghijnhoff tot Ziericxee.
Voor de genoemde oorkonde waarin de graaf het begijnhof in zijn bescherming neemt, zie nr. ZE 140; de verwijzing naar Rome heeft betrekking op de uitspraken van het concilie van Vienne (1311-1312) waarin de begijnen beperkingen werden opgelegd.
De betekenis van het woord bescripen is duister; het ontbreekt in het MNW. Mogelijk is het afgeleid van scrupel, 'zorg, onrust, bezorgdheid, twijfel'; begijnen mogen zich dan niet met mannen afzonderen op twijfelachtige plaatsen, die niet te controleren zijn. De kopiist van B herkende het woord in elk geval niet, en veranderde het in begripen.
Enkele onduidelijke woorden staan voorts bij de kledingvoorschriften. Daarin is sprake van met knoopjes gesloten mouwen, van gepunte, geschulpte of uitgesneden mouwen (MNW s.v. becket), en van geregen mouwen (ibid. s.v. *bestemde: 'verkeerde lezing van bestede, d.i. geregen' – tenzij men besteemde moet opvatten als besteende, dat dan 'met edelstenen afgezet' zou kunnen betekenen; zie MNW s.v. besteent). Voorts worden stoffen van krip of floers en bonte voeringen verboden.
Wi Willemb grave etc. maken cont allen ludenc dat wi vormaels verstaen hebben dat in den beghinen hove tote Zirxed vele reckeliker goeder joncfrouwen woenden ende dat dat hof ende dat daer toe behoirt vele van onsen ouderen ghecomen es, waere bi dat wi dat hof ende den joncfrouwen van den hove vors. ende dat den hove toe behoirt an ons ende in onser bescarmenesse namen na der tijt dat die ghemene beghijnscepe ontset was van den hove te Romenf, om reckelike joncfrouwen die van goden leven sijn ende hem wel ende eersameliken houden daer in te wonen. Ende want wi verstaen datter enighe joncfrouwen sijn die hem niet en houden tameliken na des hoves staet, ende dat daer in den hove alrehande onreckelike stucken vallen, soe gheve wi macht met desen brieve den prochiepape van den hove vors. dat hi met den uytmeesters ende met den meestersen van den hove die nu sijn jof namaels wesen sullen dat si uyt den hove doen sonder vertrecken van onsen weghen alsulke joncfrouwen die hem oneersameliken houden, ende dat si sulke huyse ende camere alse die joncfrouwen hebben jof andere joncfrouwen de uyt den hove gheghaen sijn jof ghaen sullen, jof die manne nemen jof ghenomen hebben, dat si die vercopen ende des hoves orbaer mede doen vorscreven; voirt dat si verbieden al den joncfrouwen dier in wonen willen dat si met ghenen mannen, es hi paep jofg knaep, en ghaen up solren, in cameren jof in steden die te bescripenh sijn, ende dat si noch knopede mouwen noch kerspe doeke noch bonte vodere noch beckede mowenij noch besteemdek en draghen, noch ghene stucken en hantieren die oneersamelikijn sijn in gheesteliken steden. Voert soe wat joncfrouwe vorwaert meer comen wille in den hof vors. met der wone, dat si daer ghelove hare legherstede es dat si daer binnen stervet. Dit sal ghedueren tote onsen weder segghen.
Ende omme dat wi willen dattet etc. Ghegheven tote Zirxel des manendaghes na sente Servaes daech int jaer ons Heren M CCC XXIIIIo.
Perm dominum comitem, abbatem de Middelburchn et alios.