Graaf Willem III verbiedt eenieder binnen de vrijheid van Vlissingen, met uitzondering van baljuw en schepenen aldaar, het dragen van een aantal met name genoemde wapens, en hij bepaalt de hoogte van de boete bij overtreding van dit verbod.
Vlissingen.
In de marge een kruisje. – Boven de tekst, met een verwijsteken in de marge, door de hand die deze oorkonde in het duplicaat B schreef: Hic incipiam quaternum sequentem (in B is dit inderdaad de eerste tekst van een nieuw katern).
Vlissingen.
In de marge een kruisje.
Wi Willaem grave van Heynegouwena, van Hollantb, van Zeelant ende here van Vrieselantc maken kont allen luden dat wi omme onze poert van Vlissinghend in payse ende in rusten te houdene verboden hebben ende verbieden met desen brieve te draghene binnen der vriheyden van onser port voerseyt fautsoene, zwaerde, misericorden, knive, cordeyscolven, Lombaertsee messe ende alle ander scarporde messe die lemmele niet boven vive dumenf lanc, uutghenomen onsen baeliu ende scepenen aldaer; ende zoe wie dese vorscrevene wapene droghe, die verboert jeghens ons tien pond zwarter Toernayseg ende jeghens onse port vorseyth een pond swarter Toernoysei. Dit zal gheduren tote onsen wedersegghene.
In orkonden desen brieve bezeghelt met onsen zeghelej. Ghegheven tote Zerixeek int jaer ons Heren Mo CCCo zeven ende twintich des maendaghes na Beloken Paeschen.