Graaf Willem III verklaart dat de erfgenamen van heer Lam van Koudekerke met hem een schikking hebben getroffen en hem hebben betaald vanwege de door heer Lam gedane belofte zich te houden aan de grafelijke uitspraak in verband met een doodslag, waarbij diens broer Willem Jansz. een boete was opgelegd; voorts neemt hij die erfgenamen in bescherming voor de door heer Lam nagelaten goederen.
Her Lams erffnamen van Coudekerke.
Wi Willaem grave van Heynnegouwena b etc. maken cond etc. dat hair Lams erfnamen van Coudekerke van sulker loftocht als hair Lam ons gheloift hadde voirc sine vriende, als van onsen segghen te houden van Heynricd Domaese soens ende Muloc Philips soens doet ende van sulker verboirnisse als Willem Jans sone sijn broeder jeghens ons dair of verboirt hadde, jeghens ons verdinghet ende voldaen hebben; ende gheloven heren Lams erfnamen te bescermen van onrechte in alsulken goede als hair Lam ghelaten heeft.
Ghegheven in den Haghe des donresdaghes voirf meye int jair ons Heren M CCC drie ende dortich.
g De ista littera recipiet et computabit Waddinus receptor de Beoysterscelth C lb. Turonensiumi.