https://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/declercq/whole_transcription?source=15

Deel XV (1828)

pagina: 1

[gemarmerde omslag]


pagina: 1

[gemarmerde omslag met etiket:] 1828


pagina: 3

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 3

[leeg]


pagina: 4

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 4

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 5

[vervolg chronologische inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 5

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 6

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 6

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 7

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 7

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 8

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 8

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 9

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 9

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 10

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 10

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 11

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 11

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 12

[inhoudsopgave; niet afgeschreven;zie afbeelding]


pagina: 12

[leeg]


pagina: 13

[leeg]


pagina: 13

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 14

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 14

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 15

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 15

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 16

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 16

[leeg]


pagina: 17

[leeg]


pagina: 17

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 18

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 18

[leeg]


pagina: 19

[leeg]


pagina: 19

[inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]


pagina: 20

[leeg]


pagina: 20

[leeg]


pagina: 21

[leeg]


pagina: 21

[leeg]


pagina: 23

[geen pagina]

 


pagina: 23

1828

January 1

Een nieuw Jaar. God geve zijn zegen over het zelve en bereide ons hart & ruste het uit met vast geloof en tevens met Kristelijke wijsheid & liefde. Ik gevoel dat mij nog veel ontbreekt. Het vorige jaar was in vele opzigten gewigtig. Ons huis wierd beveiligd, ons wierd de genade gegeven om met onze lieve kinderen behouden te blijven. Wij verloren onzen geliefden vriend Retemeyer, van wie ik veel ontvangen heb, en die veel genoegen op mijn leven verspreidde. Aan hem ben ik de kennis van da Costa, aan hem het denkbeeld mijner Verhandeling aan hem moed om den menschenvrees te overwinnen, verschuldigd. God zij zijne ziele genadig en vereenige ons eens in zijne eeuwige heerlijkheid.De Famille le Chevalier was een toonbeeld v beproeving in dit jaar. Vier schakels dezer zeer naauw gesloten keten wierden weggerukt. God troostte de overbijvenden. Onze broeder Gideon zag zijn hart opnieuw verscheurd door het verlies van eene vrouw voor wie hij waarachtige liefde had, en aan wie hij zulks in vollen mate bewees. Pauly & Margo verloren hunne reeds bejaarde moeder, en zagen zich in vele zaken heen en weder geslingerd. Piet Huidekoper verloor zijne door lijden beproefde gade. J Lugt zijne vrouw eene heldin in die oogenblikken waarin de moed der vrouw zoo sterk wordt beproefd. Bosscha verloor een lief kindje.


pagina: 24

Henri & Mimi zagen zich door ziekten van hen en hunne kinderen en door de onverwachten afloop van de zaken van J B R [Jan B Retemeyer] sterk geschok, doch wierden ondersteund door God. Mie Westendorp - Pietje v Eeghen zagen zich aan den oever des grafs. Da Costa was ook zeer ongesteld en ondervond beproevinge[n] in andere opzigten. Messchert wierd nog tot meerder kracht gevoerd. Steven nadert langzaam hoewel met bedachtzame schreden tot een inniger Christendom. Cato leerde ik bij haar verblijf meer kennen & waardere[n].

Onze betrekkingen hier met de Bosscha's bleven op denzelfden voet, wierden veel inniger met de Van der Houven's, niet minder levendig met de Rappard's, de Jongen Kruseman, Mansfeldt, Beeloo, Groen v Prinsterer, minder met François, de Jonge (Adv), V. Hemert & Carbasius. D. v Hogendorp vertrok naar Amst. Levendig bleef mijne Corr. met S dC [S de Clercq] en Messchert. Die met DaCosta, Henry, Gied, Daan, Holm & verschillende andere[n] wierd op den vorigen voet voortgezet. Die met sommigen als met Dwars en de Ag. verflaauwden.

In de staatkundige were[l]d waren de dood van Canning, de slag van Navarino de grote gebeurtenissen wier gevolgen nog thans dagelijks te gemoet worden gezien. De opstand in Spanje, de benoeming der Nieuwe Kamer in Frankrijk, de onlusten en oorlogen in Zuid Amerika zijn ook zaken van groot gewigt en Frankrijk vooral schijnt een vulkaan die nog weder nieuwe brandstoffen moet uitwerpen.

De geschiedenis van ons Vaderland levert geen mindere bijzonderheden in haar kring op. Wij zagen onze Armada voor onze zeegaten vernield, Java nog steeds in opstand, het Entrepot


pagina: 24

besloten - het Kanaal v. Marken de gemoederen verdelende - ziektens en overstromingen ofschoon in veel minde[r]e mate verwoestingen aanrigtende - en eindelijk meer dan dit alles wij zagen het Concordaat en door hetzelve de grond tot vele bezwaren en onlusten voor het vervolg gelegd - Niet minder belangrijk waren de geschillen in de Hervormde Kerk over het Adres van Molenaar ontstaan en vooral de beslissing desweges door Z M genomen -.

In de kerk geschiedenis bekleeden het beroep van Van der Hoeven na Amst. de weigering der Geref. Predn te Rott om in de Remonst. Kerk te prediken en de onlusten in de Herstelde Luth Kerk een grote plaats.

De Gesch. van de Men Kerk. -T. Borg bleef kinderlijk maar moedig, 't geen hij waarheid acht te zijn verkondigen. Men zocht hem over te halen den Predikstoel vaarwel te zeggen.

Muller en Koopmans [W. Cnoop Koopmans] wierden na vele Conferentien en Bijeenkomsten Professors en er wierd een Predikant gezocht, maar niet gevonden.

In de Mij. zagen wij de bijeenroeping der Alg Vergad. doorge[d?] en Six eindelijk benoemd als Prest. en als de man die alles herstellen zoude! Onverwijld na zijne benoeming wordt de algemeene vergadering gehouden en met overmagt van stemmen vrij willekeurige maatregelen doorge[?]. Aan het einde van het Jaar zijn er reeds maanden verlopen dat men van Six niet meer hoorde spreken; de eenige Directeur die tegen het ontwerp stemde heeft zijne plaats vervangen. De Koning is van alles onderrigt. Er is een soort van Centralisatie ontstaan die de Republiek vervangen heeft & Cénie wiens macht eens zoo te vrezen was, heeft physiek veel geleden en schijnt zijn moreele invloed geheel verloren te hebben.


pagina: 25

In den handel is Antw weder gedurig gerezen Amst. gevallen. De Oostzee handel op deze laatste plaats was vrij bloeiend de granen ondervonden den aanvang eener Conjonctuur zooals dezelve in lang niet had plaats gehad. Behalve de Java Paket die niet voor de Mij beladen was had geen der Retour schepen v Indie eenig ongeluk. Koffij zonk tot een onbekende laagte. Bosch (G) moest zijne betalingen staken

De Europeesche litteratuur gaf veel boeken, weinig dat zoo Europeesch[e] Reputatie verkreeg. Scots [Scott] Leven v Napoleon voor zijne verschijning zoo zeer verheven, viel spoedig na dezelve. In onze Litt. Hield Bilderdijk zijn roem door drie bundels (Oprakelingen, Voet in 't grafnieuwe Oprakelingen) staande. DaCosta gaf het 2e & 3e deel zijner handelingen, Prof. Capellen een boek over Leoninus & verder stukken der Vad. Gesch., Nierstrasz en 's Gravesande [Storm van 's Gravesande] & vele minder bekenden gaven gedichte[n] uit. Coquerel schreef een leerdicht over de Calendrier. Het boek van Dom Brouwer tegen de Godheid v Christus maakte veel gerucht. Van Kampen gaf een boekje ten voordele der Grieken over hunne omwenteling uit. De Verhandeling v Ouwerkerk de Vries over de Gesch. van onzen handel wekte belangstelling. De Nederlands[che] Hermes bevatte belangrijke articuls over Java. Witsen Geysbeek trachtte Vondel de Kroon af te rukken. Wattier overleed & hare nagedachtenis wierd door velen gehuldigd onder anderen door Bosscha. V Lennep's Genade & gedichten leverde een zonderling contrast. Haarlems Duinzang van den Prof. van Lennep wierd met regt geroemd. Felix jubelde. Aan Koopmans (Rinse) en D. Stuart wierd hulde in lijkredene[n] toegebragt. Tollens ging tot de Remonstranten over. Van der Hoevens [Des Amorie van der Hoeven] afscheidsrede wierd door sommige hoog opgevijzeld.


pagina: 25

In mijn huis was alles gezegend. Eenige kleine ongesteldheden en eene vrij ernstige van onze goede Daan afgerekend, verheugden wij ons in ene bestendige gezondheid. Wij zagen onder ons dak den goede Retemeyer en Ida, Steven, Cato, Thijs & Mie, Pauly, Messchert, Oom de Vos, Papa B [Boissevain] Daan, Gideon, Mimi, Henri Ba [Bosscha] en eindelijk Bowring, onder de kennissen van vroegeren tijd zag ik onder andere Rucker, van Dijk, Finking, G.E. Muller Jr.

Zie daar dus het voornaamste van 1827. God zegene onze voornemens voor dit jaar. Pieters ziet de zaken aan het bureau gerust in, daar alle uiterlijke dingen nu beschikt zijn. Tout marchera zegt hij. Ik mag het hopen maar het einde van 1828 staat mij nog zoo helder niet voor de oogen. Molenaar predikte over het gezegde van Jacob. Ik laat u niet gaan ten zij dat gij mij zegent. Het onderwerp is moeilijk en moet zeer krachtig behandeld worden. Tot het inzigt van hetzelve behoort het hoogste geloof, het aanschouwen van de eenheid tusschen het O & N Test. Hij beschouwde 1 de gemoedsstemming 2/ de bede, 3/ de zegen van Jacob, en bragt dat telkens op ons over niet zonder hier en daar wezentlijk krachtig tot zelf onderzoek en gevoel van afhankelijkheid aantesporen. Nu volgde de Ceremonie bij Z M die ik vroeger reeds beschreef. Schim was hartelijk, en zoo ik mij niet bedrieg vond ik bij hem meer dan betrekking. God zegene dit & doe zulks eens vriendschap worden. Bij van der H [van der Houven] was de ontvangst zeer vriendschappelijk. Henry schreef hartelijk, Gied nam de uitnodiging tot het peetschap zeer lief op. Messchert schreef kort, & niet geheel zoo als ik het gewenscht had. Er ligt hem nog iets op het hart.


pagina: 26

2. Woensdag

Er was veel kleine vernedering op dien dag. Gd [Gied] was buitengemeen gevoelig voor dat hij voorbijgegaan was na zijn gevoelen Ik nam misschien van mijn kant de zaak weder te tragiek op, en er ontstond eene Explicatie tusschen ons, die echter het regte doel niet bereikte. De zaak had mij aangedaan hoewel er misschien wel eigenliefde onder loopt. Ik wilde dan even als vorsten en mooye vrouwen geheel om mij zelve bemind zijn. Zo heeft misschien de H V d P [Heer van der Poll] het even eens van mij gedacht. Physiek & moreel gevoelde ik mij niet wel & was zeker in beide niet zonder verwijt aan mij zelve. Beledigde eigenliefde was dan toch maar de zaak met Gd. 'S avonds kwam mijne oude kwaal op eens zeer hevig op zetten zoodat ik behalve een oogenblik waarin ik Lublink zag bijna den gehelen tijd in bed doorbragt.

3. Donderdag

Met dankbaarheid mogt ik weder aan het daaglijksch werk gaan & voelde mij bijna geheel weder hersteld. De ochtend was stil. Lubl [Lublink]was eene zonderlinge positie. Hij moet hier den eed doen. Nu was hij geen Menist, maar had toch grote bezwaren tegen den eed weshalve hij een verklaring wilde afleggen na zijn denkbeeld met den eed gelijk staande. Hiertoe echter waren volgens den Proc. Gen. geene termen te vinden. Hij moest dus onverrigter zaken weder keeren. Lubl is iemand die rond en opregt in alles voor zijne overtuiging uitkomt.


pagina: 26

's Midd. was er Diner bij V. Ewk [Van Ewijck] waar wij wel ontvangen wierden, doch bijna alle de gasten waren des avonds voor het Bal geengageerd zoo dat het diner zeer kort was. De Sec v. Staat de Min v Bin Zaken &C waren aldaar, doch er is zo geen punt van aanraking en men vreest gedurig indiscreet te zijn. Met Gobb. [Gobbelschroy] sprak ik nog een woord over imp. de Heer de Mey laat zich weinig uit. Zijn vrouw heeft iets zeer beminlijks en goedaardigs. Met den heer Bernard, vroeger Prof, thans, zoo ik geloof, Inspecteur van den Geneeskund. Dienst sprak ik nog eenige oogenblikken belangrijk over zijn vak over quarantaine &C. Dit was ook het eenige van belang dat ik vernam. Na een zeer vliegende verandering v Costume zat ik een half uur daarna in de file der koetsen die de Vijverberg langs na het Paleis van den Prins v Oranje opreden waarvoor, ik ook eene invitatie ontvangen had. Mijn oude idealiseeren gaat dan nog zoo voort en echter is er tot nu toe weinig stof voor. In de eerste oogenblikken of liever de twee eerste uur is alles gewoonlijk zeer aangenaam zoo al die menschen onder elkander te zien woelen vele derzelver te herkennen dat gaat zeer wel, doch het wordt spoedig oude kost. Laat ik nu maar gerust bekennen dat ik mij zelven op eigenliefde genoeg betrapt hebbe. Ik heb nog al reflectien op de eigenliefde van anderen gemaakt, doch de mijne mag ook wel eens duchtig over den hekel gehaald worden. Verlangde ik dan toch ook niet deftig door de Prins en Prinses aangesproken te worden. Begreep ik niet innerlijk dat hoewel de Prins mij niet personeel kende, hij zich toch door iemand den groten man die daar op zijn parket voor de eerste keer hier wandelde moest laten wijzen. En toen daar de Princes


pagina: 27

aan kwam wandelen daar achter deze Rei van kolommen waar ik met eenige anderen stond, en zij aan den eene van mijne nabuuren over Mlle Sonttag en aan de anderen over de Fransche Comedie sprak dacht ik toch wel, dat er voor mij die zulke fraaye versen met toespelingen op Paulowsky, en zulk een fraay boek in een russische band gezonden had een Extra Compliment zoude overschieten. Maar ik keek nog al raar op toen ik niets ontving als en passant je suis charmé de vous revoir hetwelk zeker als men de verbeelding er op laat werken, zeer fraai gemaakt kan worden doch het gene misschien wel, niet veel meer heeft willen zeggen als Ik weet niet regt meer wie UE is. Ik heb toch de courage gehad en dat is sterk om aan Mevr Schim [Schimmelpenninck] te zeggen toen zij mij vroeg in welke taal de Princes gewoonlijk tot mij sprak dat ik juist gisteren niet veel van haar vernomen had. Het is gemaklijk om dit alles te lagchen als men er buiten is, maar zoo langzamerhand kan men zich laten medeslepen en was ik eens in de grote wereld wierd ik daar aangehaald dan zou ik al zeer spoedig mij niet begrijpen kunnen dat zeer veel lieve fatsoenlijke menschen ongelijk hadden, en alleen een paar gewezen Joodjes uit Amsterdam het weten zouden. De wereld zoo als zij daar ligt zoude mij niet medeslepen maar er is een fijner vergif dat ik al zeer ligt zoude kunnen inslurpen. Willem! Willem! Alles is ijdelheid. Bid God dat hij u beware, en zie wat gij wordt zoodra gij aan u zelven zijt overgelaten. Bij het beginsel van kristelijke ootmoed dat God in u in geboren doet worden heerscht er nog een gevloekt beginsel van hoogmoed. Zie op alles wat gij in de laatste dagen gedaan & gedacht hebt & bid God om vergeving en kracht. Is uw wil door Gods genade gewijzigd dan kunt gij ook met gekleedde rok en degen Kristen zijn.


pagina: 27

Het staan duurde lang op het Bal. De personen die men eens gezien heeft zijn reeds bij de twede ontmoeting meede interessant[.] Nieuwe voorwerpen verschijnen er niet, nieuwe onderwerpen van Conversatie ontstaan er niet en dus wordt alles meer en meer langwijlig en als op het laatst de Princessen gearmd door de zaal henen gaan, is het zoo vrolijk als op school wanneer de meester na zijn kamer gegaan is. Doch nu komt nog het wachten na de koetsen, dat zeker niet tot de meest vervelende oogenblikken van de avond behoort. Onder de personen die ik leerde kennen was Hughes de Chargé d'affaires van Amerika wiens physionomie mij wel beviel.


4 Vrijdag.

Lublinck was des middags bij mij, die mij zoo als altoos zeer goed beviel hoewel er in hem een te groote geest van redeneeren naar mijn inzien is, waardoor ik dan misschien ook wel eenigzints bang ben, zoo dat ik dan ook niet alles met hem (onderhanden nam, en mij meer bij dat bepaalde waarbij wij eenigzints op gelijken grond stonden. Hij hoort nog steeds naar mij voorkomt met genoegen ter Borg en Coquerel en bewonder in den laatsten vooral zijn menschen kennis. En hierin heeft hij zoo ver ik mij herinneren kan, gelijk. Of hij genoeg het bederf en verwerpelijke voor God van hetgeen wij zoo in de burgerlijke zamenleving goed noemen inziet, weet ik niet, ten minsten dat kwam mij eenigzints voor bij de beoordeling van anderen. Is deze zachtere beoordeling de vrucht van innige kristelijke liefde, dan is zij gezegend Huidekoper's werk is gezegend geweest met vijf jonge misdadigers die hij thans allen tot de kennis van het Evangelie en tot de matroze stand heeft mogen brengen.


pagina: 28

5 Zaturdag

Wij waren bij V. d H [Van der Houven] Het was waarlijk een uitspanning. Van vrienden vonden wij er alleen de Bosscha's de Rappards & Bigel 's Grav [Abigail Storm van 's Gravesande]. Wij zaten voor Den Haag ongewoon lang aan tafel maar zoo genoeglijk, onder een ongedwongen discours. Met het impr. kwam ik op de Psalmen. Juist had ik daarover met Lubl [Lublink] gesproken en hem toegestemd dat het verwerpen der Psalmen door zijne Geloofsgenoten[?] daarin consequent was, dewijl zij er het typische met betrekking tot Christus niet in wilden zien. Dit typische zocht ik er in te brengen, hoewel zwak en hoewel ik oneindig meer had kunnen zeggen. V d H & zijne vrouw schenen er veel mede op te hebben. B. vond het beter als de imp. hier met de Agent[en] & minder als bij Mev. over het kersfeest. Wonderlijk is de verschillende beoordeling, doch meestal uit de Individus zeer goed af te leiden. De avond was verder zeer aangenaam. Mogt ik toch den moed hebben om waar het pas geeft over alles te spreken met bescheidenheid doch tevens met belangstelling. Een Christen moet en mag niets gering, niets beneden zich achten.

In den geest van mijn Annot. over het Bal had ik aan tafel gesproken over hetgeen mij de princes v Oranje gezegd had. Rap. had daarop de aanmerking gemaakt dat dit toch wel gemeend had kunnen wezen en verhaalde mij naderhand dat de Princes v Oranje zich juist beklaagd had, dat de geleerde[n] in dit land, zoo weinig in de Gezelschappen verschenen hetgeen aan dezelve een beteren toon zoude geven. Zij had daarbij aangehaald dat zij Scheltema en mij beide slecht eens gezien had. Hierin zoude ik dus misschien wel kunnen


pagina: 28

denken dat zij mij herkend had, doch mij dan tevens weder moeten verwonderen, dat zij zoo weinig tot mij gesproken had. Hoe het zij hiermede basta. Moet hiervan naderhand iets komen, moet ik in eenen hogeren kring eens iets uitrigten, dan zij het tot eere en uitbreiding van het Rijk Gods want anders is het toch maar eene elendige ijdelheid. Wat is het woord of de toejuiching van ene Princes meer dan die van een burgervrouw, dan alleen dat daardoor misschien uiterlijk het onheilige der wereld zich voor het heilige Gods zoude moeten vernederen, en dit uiterlijke kan misschien invloed op het innerlijk hebben.

Sigenbeek [Siegenbeek] heeft eene verhandeling ter gedachtenis van Wattier gehouden, beschreven hoe hij haar deze of gene rol had zien uitvoeren, en zijn vreugde te kennen gegeven dat wij een tijd beleefden waarin het niet zonderling gevonden wierd dat een Kristen Hoogleeraar aan den roem eener toneelspeelster hulde deed. Ik kan mij dunkt mij voor een verkondiger van het Evangelie gene groter vreugde verbelen als zielen voor dat Evangelie te winnen, en moet hij dunkt mij de taak omtrent Wattier maar aan andere hebben overgelaten.

6 Zondag.

Ik bleef 's ochtends t'huis & schreef brieven. De ogtend vloog snel voorbij ik las in Neander doch was geenzints opgewekt. Bij Chaufepié ging ik eene belijdenispreek horen waarin veel goeds was, doch zoo niets krachtigs zoo niets dat het Evengelie in deszelfs hoge waarde stelt, en waarlijk indruk op het hart doet hebben. Dit hoort men dan zo half slaperig aan, dat laat men zich dan aanleunen & rekent het nog als eene [opus[?]


pagina: 29

operatum van na de Kerk gegaan te zijn en is ondertusschen verder van God gekomen. Dit gevoelde ik Goddank en de lectuur van de Archives deed mij veel goed. Bij Bosscha las ik in Schlegel, en spraken nog al inniger en dieper dan gewoonlijk. Hij geeft toe hetgeen ik hoewel flaauw genoeg zeg, doch uiterlijk is er nog gene behoefte tot schuldvergeving, gene behoefte tot Christus. O God, indien ik het mij zelve en anderen de waarheid mogt prediken zoo als ik die dikwijls gevoel; doch het Ongeloof maakt dat wij altoos accommodeeren, als wij spreken.

7 Jan

Deze dag leverde weinig bijzonders op en toch heb ik veel Zegen op dezen dag ontvangen. Steven schreef mij hartelijk en uitvoerig. Ik gevoelde meer veerkracht meer innigheid dan gewoonlijk, las in de Archives & Neander met wezentlijke zucht om kennis en kracht te ontvangen. Een paar dingen in mijn gedrag met mijne huisgenoten die niet zoo hadden moeten zijn beletteden mij hoogmoedig te wezen. Met warmte mogt ik heden avond voor de verbreiding van het Euangelie in ons land, alwaar oogenschijnlijk alles zoo dood is, bidden. Na het souper begon ik Caroline Götz von Berlichingen voor te lezen. Dit is ten minste natuurlijk en belangrijk. De meeste poezijen van Goethe heb ik dan volstrekt met geen genoegen kunnen lezen. Wij hadden dan toch eindelijk berigten van Bata p Waterloo doch van veel minder belang dan wij vermoed hadden, daar zich alles aan vroegere brieven refereert. De oorlog met Diepo Negoro schijnt weder te zullen beginnen. Cénie en Pieters zijn beide ongesteld. Men verhaalt voor zeker dat Villèle eindelijk gevallen is, en door een ander Minister vervangen zal worden. Het vertrek der Ambassadeurs is, gelijk het voorkomt, nu zeker doch schijnt tot nu toe nog weinig invloed te hebben.


pagina: 29

8 Jan

De tijding van heden was dat eindelijk Villele gevallen is, hoewel velen die onder hem werkten in den rang der Ministers plaats genomen schijnen te hebben. Zie daar dus nu een nieuwe grond van vermoedens twisten &C &C.

De Vijf Gezusters van Hoboken eerst gestrand toen weder vlot geraakt bij het uitzeilen aan Goeree is ten tweden male weder op strand gedreven.

Het niet gelukken der onderhandelingen met Diepo heeft zoo veel invloed niet gehad op onze fondsen als men vreesde Handelm 87 3/4 p.

Cénie ligt weder te bed. Zijn toestand is inderdaad medelijde[n]s waardig. Hij ligt daar alleen & houdt zich nog altijd groot. Naauw verkrijgt hij weder krachten of hij zoekt weder door onaangenaamheden en tegenwerkingen het goede 't geen men wil doen plaats grijpen te doen mislukken.

De heer de Stael zoon van de bekende schrijfster is zeer onverwacht in den bloei zijner jaren overleden. Niet alleen was hij Secretaris & krachtig medewerker in vele genootschappen tot verbreiding van het Christendom, doch hij wordt als een innig Christen door de archives zeer geroemd. Wat had hij niet voor het Rijk van God gedaan en hoe weinig ik nog. Maar laten wij den tijd van God afwachten. Hij werkt op zijne wijze, niet op de onze.

De heer Clignett bekend door verscheidene oudheidkundige werken en onder anderen ook door eene Uitgave van Maerlant is dezer dagen overleden.

Ook overleed te Leyden de egtgenote van den Dichter Kleyn, geb. Ockerse, bekend door haar Eerzuil op Bellamy, Kinderdichtjes, Vertaling Helon's reize &C voor een paar jaar leerde ik haar hier kennen.


pagina: 30

Wij bragten den middag bij den Heer Van Wesele Scholten zeer genoeglijk door, spraken over oude & nieuwe geschiedenissen, en hoorde ik nog menig staaltje uit zijne Mémoires. Wij spraken over de feesten aan het Hof ten tijde van Willem V, over Oranjeklanten en Jacobijnen, over Grotius en zijne uitgave van Martianus Capella toen hij 15 Jaar oud was - over de Grieken, de Middeneeuwen, de arrestatie der Princes, over den geestige maar ongodsdienstige Piet van Woensel en zijne lantaarn terwijl wij ook nog een menigte anecdotes over Frederik den groote hoorden.

De koning Lodewijk schijnt vroeger eens zeer duur de overgebleven manuscripten van Prof Sax te hebben gekocht. Nu wil men van deze manuscripten[,] waaronder annotatie op  Martianus Capella en Grammaticus in de Middeneeuwen zijn, uitgeven en is onder andere Bosscha aangezocht, om deze noten uittegeven, doch hij heeft die Manusc gezien doch daarin tot nu toe weinig aanmoediging gevonden om zulk een groot werk te ondernemen. Deze Sax heeft nog een zoon die thans te Rott woont, vroeger Docter was doch nu ontvanger der in & uitgaande Regten is, zoo ik geloof.

Scholten vertelde dat den vorigen dag Van Wijn hoewel 87 jaar oud, nog in het Maandags gezelschap geweest was en gezegd had dat hij dikwijls nog nachten doorstudeerde. Wat hij eigentlijk studeert weet men niet de Jonge zegt dikwijls dat het niets betekent, daar hij dikwijls het zelfde leest.

Van Le Mercier zijn historische Comedies uitgegeven waarin


pagina: 30

het comique der grote historische wereld wordt opgenomen gelijk in het Drama het tragische der gewone wereld. Deze Comedies zijn Porto la journée des dupes en Richelieu. Deze laatste schijnt Tartuffe in het tragische geworden te zijn.

Sints het eindelijk koud geworden is, heeft onze [onl] een nieuw genoegen verkregen. Alleropenhartigst zitten wij bij elkander, en spreken over onze gewigti[g]ste belangen. Mogt God ons het Geloof vermeerderen. Er loopt nog zoo veel zwakheid en ijdelheid onder.

9 January. /Woensdag/

Ik had een hartelijke & Kristelijke brief van Capadose. God zegen[e] onze vriendschap. Er is waarlijk een innige liefde in zijn schrijven. Wie had er ooit gedacht dat wij tot elkander zouden komen.

10-12 Jany.

Deze dagen leverden weinig op. Groot was de stilte aan het Bureau door bijna gene bijzonderheden afgebroken. De Westen wind verhinderde alle aankomsten, en in onze havens gebeurde niets van eenig belang. Met moeite verzamelde ik nog genoeg bouwstoffen om een berigt aan Z Ex op te kunnen stellen. De avonden bragten wij zeer huislijk door en dezelve ware spoedig om. W de Vos schr. mij over zijn Compagnon Reynvaan en dat dezelve geenszints zoals men verspreidt ongemaklijk van humeur is.


pagina: 31

De grote gebeurtenis van den week was de verandering van het Ministerie en het aftreden van Vellele op wien nu van alle kant stenen geworpen worden gelijk dit trouwens, gedurende zijn zesjarig bestuur ook het geval geweest is. Het schijnt dat het nu ingesteld Ministerie slechts een voorlopig is, en dat men eerst nog wil beproeven, waar de publieke geest henen wil.

Over den oorlog is er nog niets nieuws. De Ministers hebben Constantinopel verlaten, en echter schijnt alles nog bij het oude te blijven.

De vrede tusschen Rusland en Perzië schijnt gesloten. De beschrijving van het bezoek van Abbas Morza[k?] aan het Russische leger is allezints belangrijk.

Ik heb heden aan DaCosta & Capadose geschreven den eersten met zijn verjaardag geluk gewenscht en hem bij die gelegenheid voor de eerste maal geen geschenk gezonden. Ik geloof dat wij beiden boeken genoeg & misschien te veel hebben, en de overdaad in dezen ook kunnen missen. De verkoop der Bibliotheek van J B Retemeyer heeft mij in dit verlopen jaar een treurig bewijs opgeleverd van de ijdelheid, ook van dit soort van bezit.


pagina: 31

January 12.

Iedere stand waarin Gods goedheid ons plaatst, heeft zijnen bijzonderen zegen en zijne bijzondere beproevingen. Beide zijn tot ons geluk, beide komen uit de hand van Hem die ons voor zijne toekomst voorbereid. Ieder[e] dag is rijk aan ondervindingen, doch moeilijk is het om onder die zoo dikwerf veranderende vormen ons zelven te leeren kennen. Ik geniet groten zegen, mijne betrekking met mijne Vrouw is alleraangenaamst en gezegend over mijne kinders kan ik niet anders dan mij bijzonder verheugen. Wij mogten eene wenschelijke gezondheid des ligchaams genieten[,] wij mogen onze harten te zamen tot God verheffen[,] mijn werk is niet ongezegend en echter er blijft nog veel te wenschen overig. Hoe gaarne zoude ik een levendiger geloof, een vaster overtuiging ontvangen meer met menschen omgaan die alles uit het standpunt van het Christendom beschouwden, nog een groter toevloed van werk in mijne officieele bezigheden[,] nog een vaster doelwit voor mijne werkzaamheden buiten het Bureau vinden. Zijn dat alles wenschelijke dingen, zijn of is het een ijdel verlangen. Ligt het aan mij dat ik eene en andere dier zaken niet verkregen heb, of zijn het punten waarontrent ik volkomen berusten moet. Dit alles gevoelde ik veel sterker toen ik in het begin hier was, en God mij in dezen en vele opzichten nog gene uitkomst gegeven had. Niet genoeg kan ik altoos onderscheiden, wat


pagina: 32

uit wezentlijke zucht tot werkzaamheid, tot de uitbreiding van God's rijk ontstaat & wat alleen een gevolg van ijdele hoogmoed is. Ik heb de ijdelheid van vele zaken, van vele wijsheid, van veler roem gezien en mij bij zoo veel miskenning, bij zoo veel oppervlakkige oordelen als er geveld worden over litteratuur & poezij aan roem van menschen op te offeren[,] dit kan er bij mij niet in. Hoe velen zie ik er niet in dat vak die er tamelijk ver in zijn en die ondertusschen nog ver zijn van het rijk Gods. Den Bijbel lees ik met genoegen, zonder er echter nog dat alles in te zien dat DaCosta er in vindt. Verder gaande gevoel ik dat men ligt in de theologie komt & dat men dan eindelijk dient gestudeerd te hebben en de zaak in den grond te hebben onderzocht, bevorens te kunnen oordelen. Doch ik zoude hier ligt weder te ver gaan en vergeten dat wat mij ontbreekt, dat is de kracht en de moed om in de wetenschappen en in alle dingen geheel toe te tasten. Ik neem overal een teug van, en houdt mij daarmede te vreden. Moeilijkheden schrikken mij te dikwijls af, en ik heb meer lust dezelve te ontwijken, dan om door te dringen. Heb ik van den eenen kant in het oog der wereld eene grote kracht van werkzaamheid, ik heb tevens echter deze inwendige luiheid leeren kennen, die zich dikwijls met den naam van werkzaamheid versiert, die mij dikwijls bij het begin van het lezen van een boek van het overlezen wat ik genoteerd heb hetwelk ik weet dat als ik doortast mij steeds alleraangenaamst is, het boek of het cahier deed toeslaan; die mij


pagina: 32

langer dan nodig is in bed houdt; nu en dan in de Conversatie koel doet zijn en mij dikwijls doet toegeven daar waar ik niet toegeven moest. Deed ik alles met den nodigen ijver, dan had ik gene reden tot klagen dan verheugde ik mij, mij in alles gereed te maken indien God mij als een werktuig ter zijner eer wilde gebruiken. God geve mij de kracht om die luiheid tegen te gaan. Hij zegene de pogingen daartoe ook heden aangewend door het Besluit om het Avondmaal bij te wonen. Volgens alle mijne vorige begrippen en gewoontens zoude ik er niet om gedacht te hebben thans het H H Avondmaal bij te wonen, daar ik dit in November nog pas deed en eens in het jaar mij voorkwam alles te zijn wat men verlangen kon. Doch is het een feest met welks bijwoning wij God een genoegen doen of is het daarentegen eene onschatbare eer voor ons om tot de gemeenschap van onzen God & Verlosser ter verzekering van de eeuwige zaligheid, ons door zijne Genade toebereid te worden toegelaten. Het was eene uitdrukking van onze Kindermeid die eene levendige behoefte na den tafel des Heeren aan den dag legde, die mij zeer beschaamde, het was de brief van Capadose die mij opwekte. Voorzeker had ik met stichting het Avondmaal in Nov. te Amst bijgewoond, doch er waren te veel gedachten bij gekomen uit de staat der gemeente en de bestaande geschillen voortgesproten. De wijze waarop ik de uuren vóór en ná de bediening


pagina: 33

doorbragt ofschoon niet onkristelijk, ofschoon tot het bereiken van bepaalde ondergeschikte oogmerken goed geweest zijnde hadden mijne aandacht op duizend andere voorwerpen dan op Christus den Gekruisten afgeleid, en mij in zoo eene gehelen anderen toestand dan gewoonlijk wat de voorwerpen die mij omringden bevindende, had ik zoo gene gelegenheid om tot innerlijk bezef te komen. Van daar scheen het meer de vervulling eener Gelofte het bewijs van liefde tot God in het erkennen van zijnen dienaar ter Borg, dan eene gemeenschap met God geschikt om veel invloed op mijn volgend leven te hebben. Ik kwam terug in de drukte, vond vele onderwerpen om over te denken en te spreken, en de godsdienstige indrukken vooral verdwijnen ras, zoo wij van onze kant niet trachten om dezelve levendig te houden, want hoewel wij dit niet van ons zelven doen kunnen zoo is het toch duidelijk dat wij verlangen moeten dat Gods geest in ons het Geloof levendig houde want zijn wij niet als kinderen die terwijl zij nog aan hunne schoolbanken zitten reeds met de gedachte bij hunne knikkers zijn, zoo is het ons ook altijd als of wij eene zekere soort van afrekening met God houden, door die heilige oogenblikken, die nu en dan in ons leven voorkomen. En moest het daarentegen niet de behoefte van een getroffen en dankbaar hart zijn om onzen hemelschen Vader te zoeken even als wij onze aardsche vaders zochten die wij liefhadden. O het komt op de kennisse aan om een kind te worden om in eenvoudigheid des harten met kinderlijke wenschen


pagina: 33

en behoeften tot God te treden. Als ik dit korte tijdverloop na mijne avondmaalviering van Novemb nu overzie dan stuit ik op geene grote zonde voor de wereld maar moet ook tot mijne beschaming erkennen, hoe gering mijne verzoekingen geweest zijn hoe weinig aanleiding er bestaan heeft om mijne driften op te wekken. Een enkele dwarsheid van Cénie, een enkele koelheid van Schimmelpenninck; een enkele stoutigheid van Gerrit; hier en daar eene kleine belediging mijner eigenliefde dit zijn wel de eenige steentjes die mij in de weg gelegd zijn. Bij het vol genot van het dagelijksche goede en gerieflijke, bij het genot der innige liefde eener kuische vrouw, hoe vele bronnen van folterende verzoekingen voor anderen hebben er voor mij niet bestaan, en hoe heeft mij God tijd en gelegenheid gegeven om hem lief te hebben. En echter hier ben ik meestal in allerlei wereldsche kleinigheden verward te worden of wel in de zucht om meer te willen zijn, of om meer te willen weten of om van meer niet te willen wezen als mij voor het oogenblik gegund is, en dienstig voor mij is. Steven is meer in de wereld als ik, hij denkt misschien minder aan God als ik, en echter hoe dikwijls ontvalt hem een uitroep die een innig geloof des harten getuigt, terwijl ik daarentegen zoo dikwijls een koude [onl] dien[s?]t verrigt. Ik gevoel zeer wel dat er een invloed bij mij is, die mij in ene geestelijke traagheid en in onverschilligheid wil doen verzinken, die mij tegen mijne Vrienden DaCosta Messchert ter Borg en Capadose aanzet, mij alles bij hen als


pagina: 34

overdreven doet beschouwen, doch ik ken ook eenen andere geest die dezen geest van liegen beschuldigt en iede[re] brief van een hunner overtuigt mij dat zij God meer lief hebben als de menschen. Bij mij doet die menschenliefde nog veel kwaad. Die den roem der menschen zoekt of vindt, die loopt groot gevaar een huichelaar te worden en als ik dan daarbij bedenk dat mijne finantieele positie mij lang ondergeschikt maakte kan ik het wel begrijpen dat ik dikwijls plooi en na de mond spreek meer als ik moest. Ziet dit is mijne grote zonde dat ik wel Gods goedertierenheid en de Voorzienigheid in het ontvangen van het dagelijks brood &C erken doch niet in de giften zijne[r] genade dat ik niet genoeg innig doordrongen ben hoe ik die genade in Jezus Christus nodig heb, om gereinigd te worden voor het oog van den heiligen God. Een God die den Schepper der natuur was, en die Christus zond, om ons het eeuwige leven te verkondigen kende ik lang maar den waarachtige God die zich als onze Schepper Verlosser & heiligmaker geopenbaard heeft kende ik eerst sints weinig Jaren en ook hierin is nog strijd. Ik heb veel gelezen meer onkristelijks dan kristelijks en dat ligt mij nog gedurig in den zin. Christus is mij nog geene vreugde genoeg meer een pand van zekerheid voor het Graf. Ik vergeet te veel dat ik sterfelijk ben, bedrieg mij met het Morgen Morgen even als de Goddelozen en voel mij ondertusschen niet bereid tot den dag der oproeping, terwijl er van den anderen kant nog een


pagina: 34

vloekbare hoogmoed in mij bestaat. O God wees mij genadig. Heilig mij. Vernietig de bedriegelijke weefsels en overleggingen van mijn hart. Hoe geringer dikwijls de verzoekingen tot afval in uiterlijke daden zijn, des te gevaarlijker worden zij met opzigt tot gedachten en gezindheden. Gij weet het o God dat ik hier de geestelijke spijzen van u moet ontvangen gij kent de laauwheid van het meeste wat men hier hoort. De mensche[n] wil ik niet beschuldigen; voor hun geweten moge het genoeg zijn, maar voor het mijne niet. Ik weet dat hier op de grenzen op de zelfkant om dus te spreken van eene ongoddelijke wereld staande, ik veel gevaar loop doch gij kunt mij behoeden. Gij heeft mij eene gaaf gegeven waardoor ik de wereld kon leeren kennen, doch die teves tot kitteling van mijn hoogmoed kan strekken. Moge ik u die moeilijke oogenblikken waarin ik daarover spreek toch het oog op u gerigt hebben. Mogt ik toch bij mijn werk en mijne genoegens in uwe gemeenschap zijn want waar gij mij aan mij zelven overlaat, daar ben ik nu te streng dan te toegevend, dan te zwak dan te opvliegend.

"God en Vader Gij alleen zijt heilig wij zijn zondig, wij zijn aan deze aarde gebonden, wij gevoelen dat wij dezelve lief hebben boven de eeuwigheid die gij ons bereid hebt wij schrikken terug voor den dood die de weg na de eeuwigheid is; wij bedriegen ons zelve dagelijks, wij wanen onkwetsbaar te zijn, en zoo velen die wij lief hebben zien wij aan onze zijde weggerukt, eer


pagina: 35

wij zulks vermoeden. O mogte[n]] wij Uwe Genade die Gij ons in Christus op nieuw laat aanbieden omhelzen met geheel ons hart. Mogten wij daarvan innig overtuigd zijn dat gij u geopenbaard hebt gij de God der Heerlijkheid in Jezus Christus uwen Zoon, dat hij de verachte Nazarener in vernedering geleefd heeft en door zijn bitter lijden en dood ons onwaardigen de eeuwige zaligheid verworven[?] heeft. O mogten wij deze genade aannemen; mogt onze gehele ziel er door omgekeerd worden en wij als ranken in Christus vruchten dragen. O Vader wij leven in een tijd waar zoo vele wijsheid ons van de eenvoudigheid des Evangelies afhoudt, en aftrekt bewaar ons in uwe waarheid. Laten de woorden die wij over dit alles spreken uitvloeisels zijn van hetgeen wij in het hart geloven. Hoe genadig zijt gij ons te gemoetgekomen uit hoe veele gevaren hebt gij onze zielen niet gered. Genadige God & Vader volbreng uw werk in ons. Heilig voor ons den dag van morgen op dat wij innige kracht mogen ontvangen op dat wij in gemeenschap mogen zijn met u onzen God en Heer en ten minste iets van uw liefde mogen gevoelen. Bewaar  ons voor overdreven begrippen, bewaar ons voor kunstigheid des harten, maar schep in ons die eenvoudigheid der kinderlijkheid des Geloofs, die ons gerust door dit leven doet gaan en ons bereid om in de vreugde onzes Heeren te kunnen ontslapen Amen"


pagina: 35

13 Jan De plegtigheid is afgelopen. Geve God dat ik indedaad gemeenschap met Christus gehad moge hebben, dat ik toenemen moge in waarachtig geloof en liefde tot mijn God en Zaligmaker in getrouwheid aan hem in de dingen des daags, en in vrijmoedigheid om zijnen naam te bekennen, en zijn heil te verkondigen. Mogt ik nog openhartiger met mijne vrouw en met mijne Vrienden over de zaken des geloofs zijn. Daarvan beschuldig ik mij zelven, dat ik bv met Bosscha hoewel hij nu mijn intime vriend heet, nooit vrij over de zaken des Geloofs niet als eene zaak van wetenschappelijke aanneming maar als eene kracht Gods ter zaligheid gesproken heb. Geve God dat ik dit herstellen moge. Geve hij dat mijne betrekking met mijne lieve Caroline nog inniger nog kristelijker worde. De Preek van Chaufepié was niet kwaad, het was eene voorstelling van de gelukkigen en gezegenden toestand der eerste Kristenen naar aanleiding van Lucas 2, doch het bleef oppervlakkig en was niet dringend tot bekeering. De plegtigheid zelve is zoo eenvoudig en heerlijk dat wanneer de grote punten niet verzwegen worden men niet behoeft te vrezen om niet gesticht te kunnen worden. Gaarne wenschte ik aan de tafel meerdere aandoeningen meerdere kracht om het gevoel dat dan in mij is beter te kunnen onderscheiden en toetsen, het is mij nooit mogelijk geheel in mij zelven te keeren, en mij geheel van de voorwerpen die buiten


pagina: 36

mij zijn aftesluiten. Doch dit gevoelde ik toch dat ik eeen levendige begeerte had, om voortaan kristelijker te leven en God meerder lief te hebben. De almagtige zij mij daartoe nabij en doe mij toch beseffen dat hij mij eerst lief gehad heeft. Hierover las ik gisteren een uitmuntende preek v Lavater

Middag Deze middag gingen wij niet ter kerk. Ik las twee preken van Saurin sur l' assurance du Salut et sur les dévotions passagères waarin sommige gedeelten voorkwamen die mij zeer troffen. Wij baden tot God en hoezeer nog aan de aarde gehecht, hoezeer nog niet gewapend tegen de dood gevoelde ik een levendig besef van al al het geen mij ontbrak, een levendig verlangen om na Gods wil te leven. Mogt dat gebed door God verhoord worden, mogt de dag van heden niet het einde van een vorig maar het begin van een nieuw tijdperk zijn, en wij elkander gedurig opwekken, om ter eere Gods te leven en onze belijdenis niet ongetrouw te zijn.

14. Ik las gister avond nog aan B. naar mijn denkbeeld met vuur de Preek v Lavater voor Laat ons God lief hebben want hij heeft ons eerst lief gehad. Hij had er niets tegen; wij spraken er eenige oogenblikken verstandig over, maar de harten gingen niet open. God alleen heeft dit in zijne macht.

Heden werkte ik met lust was niet geheel ongetrouw doch verleidingen kwamen er nog genoeg tot ongeloof altijd uit.


pagina: 36

Exce[r]pten uit algemene historie, staat van alle volkeren &C. De leer der Verkiezing alleen expliceert de wereld en neemt de hoop niet weg

Lublink was weder hier. Roll heeft hem overtuigd, hij zal den eede doen.

15 Jan

Dezen dag weder geheel anders als andere gevierd. Voor twee dagen hadden wij wak weder 50 g en alles was nat om en agter ons. Nu was het opeens 23 [gradenteken] en alles weder met sneeuw bedekt. De eerste tijding was dat onze goede Gerrit de mazelen had. Veel van zijn feestkleur verloren de dag reeds hier door. Presenten kwamen er ook weinig. D C schreef mij een hartelijke brief waarmede ik mij nu geheel kon vereenigen De brief van S d C was belangrijk in vele opzigten. Hij gelooft meer als hij denkt te geloven. Van de Van der Houvens had ik een ring van het haar van Caroline ontvangen. 'S avonds hadden wij nog Vrienden de fam V der Houven; Rappard, Bosscha, de Jonge. Alles was zeer genoeglijk doch zonder bijzondere verheffing. Ik ben zoo gewoon op verjaardagen van anderen vooruittekomen & vinde dan op den mijne altijd een soort van leegte.

Van Bosscha had ik een briefje dat mij regt aangenaam was en mij toonden weg voortgaan. God geeft de zegen en deze was daar eer men het weet.

Aan 't Bureau hadden wij in de directie een zieke en twee ongestelden zoo dat ik met van der Houven alleen alles waarnam, 'tgeen een zonderling contrast was met hetgeen in


pagina: 37

vorige tijden bij ons geschiedde.

Men is te Amst verontwaardigd dat wij koffij p een oorlogschip ontvangen hebben.

Nu is er weder veel te doen over de benoeming van het nieuwe Ministerie in Engeland. De politieke horizont verandert alle oogenblikken. De tijdingen zijn bijna niet bij te houden.

16 Jan.

Deze dag was weder natuurlijker. Slechts weinige Vrienden hadden mij geschreven. Ik wil niet ontkennen dat ik er gaarne nog meer ontvangen had. Zonderling dat ik juist van zoo veele mijner nieuwe Vrienden die ik in Christus kenne, brieven ontving namentlijk v dC, H [Henry] M [Mimi] & S [Steven] die ik waarlijk wel zoo beschouwen mag. Een brief van Mess [Messchert]  verraste mij nog heden met het geschenk van den Zaadzaaier en een van Scholten met het geschenk van de Catalogus der boeken van Rover [de Röver]. De brief van den laatste is aandoenlijk hartelijk. Bij Mess komt het hoge woord over de imp er eindelijk uit het geen hem namentlijk op het hart lag. Ik refereer mij aan den brief van 14 Jan Ik antwoorde hem daarop dat ik geloofde in de imp even als in het gevoerde onderhoud dikwijls gezondigd te hebben, doch dat ik ook veel zegen door middel van de Imp. ontvangen had.

De Oratie van v d Hoeven [Des Amorie van der Hoeven] is uit. Aan Bosscha was dezelve zeer bevallen en vond hij het schoon latijn. Mess. had er volstrekt geen smaak in, & vond dezelve vijandig tegen de Geref. V We Scholt [Van Wesele Scholten] vond het Latijn uitmuntend maar speet het hem maar, dat hij de wijze waarop Cicero de Voorzienigheid beschouwde niet juist had gevat & zond hij hem daarom zijn dissert. over dit onderwerp.


pagina: 37

Vis bij Scholten [Van Wesele Scholten], hartelijk over de grote waarheden des Christ gesproken naar aanleiding van een brief dien hij zat te schrijven. Ja zeide hij. Van U wil men het horen van mij zegt men maar dat het een ouderwetsch gevoelen is.

Gespr.  Matthes die zich recommandeert voor verf waren te leveren, en ook smeltkroezen vervaardigt.

Gespr. Kruyt van Maassluis die geemployeerd wenscht te zijn.

Gespr. Hordijk van Dordrecht die zich voor zijn zoon tot plaatsing in de Mij interesseert.

Matthes zeide mij dat het Pern. hout bijna volstrekt niet meer gevraagd was.

Aangenaam was mij nog het bezoek van Lublink Wij geraakten aan het doorpraten meer dan de vorige maal & ik vond nu iemand bij wie indedaad geloof van het hart heerscht, zonder dat hij echter nog de gehele phrasyologie heeft aangenomen. Hij heeft veel vrijheid van geest en men krijgt hem lief hoewel hij geensints het medeslepende van da Costa, het puntige van Capadose of het hoog ernstige van Messchert heeft. Ik geloof toch dat daCosta & zijne vrienden in de practijk te veel beperken. Lublink zoekt daarentegen misschien te veel zijn zelfs zaligheid met vrijmoedigheid, doch zonder veel indruk op anderen te doen. Ik verbeelde mij niet dat hij ter Borg nog volgde & was dus verrast toen hij mij zulks meldde. Zijn Christendom heeft zijn Democratismus ook vervangen. Wij hebben zeer genoeglijk te zamen gesproken.


pagina: 38

22 Jan

De voorleden dagen liepen in genoeglijke kalmte voorbij. Zondag ochtend bleef ik t'huis en bezocht het huis ter Noot. Ik had dezen dag niet ter Kerk willen gaan, doch eene wenk van Jane die ik mooi & kristelijk vond, deed ons des middags bij Chaufepié gaan alwaar wij indedaad eene goede dankpreek hoorden over de genezing van den lamme bij het water te Bethesda. Gister avond zat ik bij mijne Vrouw wij lazen met stichting de roeping van Mozes, eenige verzen uit Bilderdijk en eindigden ook Götz. Hier en daar is wezentlijk kristelijk gevoel al is het ook maar in eenige uitroepingen. Zeer had mij in Stilling dien ik juist voor een dag opsloeg getroffen, hoe Goethe hem aan de Studententafel te Straatsburg verdedigde en dit had mij in ene bijzondere belangstelling in Goethe tegen wien ik anders altoos afkeer had ingeboezemd zoo dat ik gisteren na het einde van Götz hartelijk om zijne Zaligheid wenschte en innerlijk bad. Deze morgen had ik weder veel afleiding de komst van de Agenten was om een kinderachtige oorzaak; ik liet mij daarover misschien te veel uit. Hoeveel zucht tot


pagina: 38

behagen is er nog in mij. 'S avonds zat ik uit Herder te extraheeren en had nog al strijd bij den aanval die ik in hem bespeurde tegen het innerlijk Christendom. Ik had ene weerzin om de preken van ter Borg die Messchert mij gezonden in handen te nemen. Eindelijk las ik dan toch en met stichting en met beschaming zijn krachtige oudejaarspreek voor 1827. Sterker kon men dunkt mij niet preeken maar het is waar. Ik zag mijne twijfelingen opgelost; ik zag hoe het verstand & de geleerdheid Herder niet tot een geestelijk mensch konden maken. Een brief van Holm hoewel meestal de Echo op de mijne deed mij genoegen. Een brief van Steven deed mij zien dat Van Alphen hem duidelijk wierd? God zal hem verder brengen, dat vertrouw ik, maar moge hij inzien dat het Geloof een hoger zegsman een hoger proefsteen moet hebben dan het verstand

25 Jany.

23/ Deze dagen zijn snel voorbij gelopen wij ontvangen veel genade. Mogten wij het maar in alles erkennen. Onze goede Gerrit is beter klaagt alleen nog over doofheid. Daan hoewel nu en dan wat vrak en


pagina: 39

koortsig heeft nog geen mazelen even min als de kleine Jongen, die deze dagen allerliefst was.

Ik excerpeerde Herder die toch iets zwaks heeft en een heerlijk voorportaal oprigt, waar achter zich echter niet het Paleis bevindt, dat men vermeent te mogen verwachten.

Wij lazen de Oudejaarspreek van ter Borg in 1826. Hij is al zeer kras, het is waar maar als men zoo iets leest moet men uitroepen Wie kan er dan zalig worden Mogt het antwoord van Christus Het geen bij den mensch onmogelijk is is mogelijk bij God ons maar gerust stellen. Men weet dan in het eerst waarlijk niet hoe men met alle menschen zal omgaan, maar toch in de Practijk wordt alles weder licht.

23 W.

'S ochtends bedroefd met de kinderen gesteld. Gerrit allerboosaardigst zoo dat men zijn geduld verlieze. Daan waarlijk ziek. Caroline had zich geduldig en bedaard gehouden, ik was weder ongeduldig.

Zeer aangenaam was de tijding dat mevrouw DaCosta van eene Hanna Rebecca Esther op den vorige dag bevallen was. God geve groei & bloei aan het Kindje.

'S avonds bij de Jonge waar wij zeer genoegelijk waren mijn Extn uit de Verh v. Ouwerkerk de Vries lazen terwijl hij mij belangrijke bijzonderheden over de hollandsch[e] zeemagt en de inkomende & uitgaande Regten mededeelde wij waren zeer vertrouwelijk.

Holm schreef hartelijk. Hij had met zijne Gemeente, alsof het heidenen waren van onder af moeten beginnen.


pagina: 39

Ik las Schlegel over het een & ander na Hij is veel geestelijker als Herder maar miskent het Protestantismus & heeft toch een zwak voor de oude en nieuwen mystische Philosophie.

24. D.

Verjaardag van de goede Mimi. Moge de nieuwe jaar kring haar gezegend zijn.

Ik begin Wiselius over de Staatkundige verlichting ik heb het boek ten geschenke ontvangen & dien het dus wel te lezen. Zoo dik zijn de drie deeltjes niet dat dit afschrikken zoude.

Cénie wil zich weder in alle de zaken laten zien 'tgeen men hem wel toe moet geven om niet te verbitteren. Hij vervalt ondertussch[en] dagelijks. Doch zelf[s] de ziekte is eene proefsteen voor mij. God beware mij daarom in zijn waarheid en in de Liefde.

Veel werk is er nu opgeruimd aan het Bureau. De aandelen zullen hoop ik, morgen afgetekend zijn; de Memorie aan Z M is ingeleid; de zaak der Courtages en vele andere lopende zaken behandeld. De statistieke opgaven aan den Secr v S. God geve mij om niet te verslappen en de tijd die ik over mogt hebben op de eene of andere wijze nuttig te besteden.

Mijn Corr is ook bijna geheel aan.

Bij Mirandole [Mirandolle] deed ik nog eene Visite waarin wij zeer vertrouwlijk spraken. Wij behandelden ook nog geestelijke onderwerpen. Een krachtig verkondiger der waarheid ben ik nog niet.

de Lannoy deed ene Visite om zich te recommandeeren.


pagina: 40

Met veel genoegen las ik onder anderen met Caroline het 40e hoofds van Jezaias.

Deze dag was nu weder een ware feestdag met de kinderen.

25 Vrijdag

Hand 16 v 31 Ende zij seyden Gelooft in den Heere Jezus en gij sult salig worden, gij en geheel uw huys.

Hogendorp is hier & kwam niet bij mij uit hoofde van de mazelen Ik verlangde niet zoo zeer na hem als ik wel had moeten doen, daar hij mij indedaad hartelijk lief schijnt te hebben. Wat hij mij in zijnen brief van de bekeeringen die in Amst plaats hebben meldt, verheugt mij maar moest mij meer verheugen, doch de woorden hinderen mij nog. En echter het zijn toch Christelijke woorden; ik geloof dat daar veel vooroordeel onder is.

Ik heb de eerste poging weder tot vroeg opstaan gedaan & ben Herders Vorwelt door. Er is veel wetenswaardigs in, maar hoe veel meerder eenheid is er in Heeren.

Ik heb weder eens Homerus bij den kop genomen zal er van mijn Grieksch nog ooit iets komen?

In 't koffijhuis wees men mij een man dien men eerst voor den gewezen Koning van Zweden hield, doch die men naderhand zeide den bekende Stappers te zijn die over de zaak van de overdragt der domaniale bosschen aan de  Brusschelse Mij met den Koning over hoop heeft gelegen & zoo ik mij herinner aan den Staten Genl een brief had geschreven. Men verhaalde nu dat hij hier op de Audientie had willen gaan, doch dat


pagina: 40

de Koning geweigerd zouden hebben hem te spreken. Ik heb het echter maar van horen zeggen. Hij had een wild brabandsch uitzicht.

Bossch[a] zwoegt nog in de Martianus Capella, die hij, niettegenstaande de vlijt van Grotius hier en daar onverstaanbaar vindt. De aantekeningen van Sax leveren bijna niets op.

Eindelijk schijnt het nieuwe Ministerie gevestigd in Engeland. Wellington is aan het hoofd. Peel Herris Huskisson zijn onder de leden.

Trente ans ou la vie d'un joueur een verschrikkelijk stuk dat men eigentlijk niet moest mogen geven zijn gisteren vertoond. De Prins van Oranje heeft de vertoning bijgewoond. De Princes Frederik is Zwanger.

Het schijnt opzien gebaard te hebben dat op een der laatste bals de Princes van Oranje eene quadrille van dames geformeerd heeft, die niet tot de eerste noblesse (primo flos) behoorden.

Niettegenstaande al het gewoel in het staatkundige blijven de Effecten staande & zelfs de Goederen ene inclinatie tot daling behouden.

26 Zaturdag

Doch Samuel seyde Heeft de Heere lust aan brandofferen en slachtofferen, als aan het gehoorzamen der Stemme des Heeren; siet gehoorsaamheyt is beter dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Samuel 15 v 22.

 

 


pagina: 41

Het is heerlijk weder bijna of het lente is. De avond vlood genoeglijk & dankbaar daar henen ik had te lezen onder ander[e] over het brandregl[em]ent dat met eene bijna kinderachtige naauwkeurigheid ingevoerd wordt, over het project v Zeemans hoop wegens de Apprentices 'tgeen bij de Marine, de Visscherij wederstand schijnt te vinden &C.

27. Zondag

Ende sij maakten sich des morgens vroeg op, en togen uit na de woestijne Thekoa: ende als sij uyttogen stont Josaphat ende seyde, Hooret mij, o Juda, ende gij inwoonders van Jerusalem, geloovet in den Heere uwen Godt so sult gij bevestigt worden geloovet aan sijne propheten en gij zult voorspoedig zijn (2 Chron 20 v. 20)

De dag liep spoedig om Ik schreef aan Holm eens meer vragende, en minder vertellende Zijn laatste brief was te veel een echo geweest Ook  SdC [Steven de Clercq] over vele kleinigheden aan Ida over het logeeren.

Ik las mijne vrouw de Nieuwjaarspreek van ten Borg voor over Jes. 54 v 10. (voor 1827). Het is eene hymne, het is eene verkondiging des Evangelies, met ongewone kracht. God heilige zulk eene prediking aan ons hart, op dat wij als zoodanig mogten wandelen. Er komen dan wel zwarigheden bij de toepassing, doch men gevoelt dat het waar is.

Ik was bij Cénie. Hij ziet er akelig uit. Ik had medelijden met hem. Hij spreekt alleen over de zaken van 't bureau zoo in den gewonen cirkel. Ik voelde nu door God's goedheid geen strijd over hem in mij. Mogt dit zoo blijven.


pagina: 41

'S avonds was ik bij Molenaar over de vijf eerste vaerzen van het 17e Capittel van Joannes. Er waren goede wenken handhaving van de goddelijke eer die den zaligmaker verschuldigd is & echter het was lang en niet bijzonder krachtig De geheele Godsdienstoefening stichtte mij ondertusschen. Ik gelove ook dat het komt wijl ik bij zulke predikanten als Mol geruster ben, en vermeen niet zo wantrouwend te behoeven te horen als bij anderen en dat neemt dikwijls veel van de stichting weg.

Caroline was bezwaard geweest weder na Molenaar te gaan, waarover ik eerst gemelijk was. Haar gevoel had haar niet bedrogen want naauw was ik vertrokken of Daan die reeds vrak was, had eene sterke neusbloeding die een oogenblik deed denken dat het eene bloedspuwing was. God wendde echter den gevolgen van een schrik genadig af. Mirandole [Mirandolle] kwam spoedig & hartelijk & bleek het nu dat het alleen neusbloeding was. Wij waren eerst zeer geschokt doch wierden naderhand weder meer gerust.

Met Bosscha en zijne vrouw was de avond genoeglijk. Wij lazen een toepassing van t B [ter Borg]. Ba had niets tegen en echter ons hart kwam hierop niet open. Wij lazen van zijn oude brieven & waren hartelijk.

28 Jany Mij.

Coll 3 v 17 Ende al wat gij doet in woorden en werken doet het alles in de name des Heere Jesu, dankende Godt ende den Vader door hem.

Alles had zich gezegend geschikt Nu had onze lieve Daan de Mazelen & zelfs de neusbloeding was weder een uitredding geweest Dankt God in alles.

Het Postuur van Gerrit en zwakheid van onze Kleinen gaven ons heden weder eenige zorgen. Zoo gaat het altijd & zoo


pagina: 42

zal het ons steeds gaan. Mogten wij onze zorgen op den Heere werpen.

A [Ameshoff] schrijft belangrijk over een & ander. Mess [Messchert] schreef mij hartelijk zijn brief deed mij goed. Ik verlangde er na. In vele punten spreekt hij na mijn hart en ik zie hoe deze vriendschap uit God, niet uit ons zelven stamt.

Het was een stroom van brieven van alle oorden, zoo als wij die, zoo lang als Schim [Schimmelpenninck] President was, geloof ik nog niet gehad hadden.

De Preek van Wijsz op het hervormingsfeest waarbij hij onder andere de huwelijken buiten de hervormde Kerk zeer afkeurde moeten het hof en vooral de Princes van Oranje die dien dienst bijwoonde zeer geergerd hebben. Waarom kwam zij ook op het hervorming feest.

Dermout moet gisteren zeer kras gepredikt hebben over de keuze  tusschen de wereld en God. Ik geloof dat er in dien man nog veel slaapt.

29 Jany

1 Pet 4. v 10

Een ygelijk, gelijk hij gaven ontvangen heeft, alsoo bediene hij deselve aan de anderen als goede uitdeelers der menigerley genade Gods.

Ik had veel willen doen, doch de dag liep spoedig om & dit geheel bijna aan 't bureau. Ik ben bezig aan eene memorie bij mijne statistieke stukken, en daar er nog veel in deze week te doen is, komt er geen talmen te pas. 'S ochtends

 

 


pagina: 42

liep de tijd spoedig om. Door de brieven van Batavia Conditien &C hadden wij eene lange sessie.

Met Daan ging alles gezegend. Hij heeft meer mazelen in zijn gezicht als Gerrit gehad heeft. Hij blijft lief & geduldig.

Met Gerrit hadden wij weder ene zware stond God geve dat dezelve weder goede gevolgen hebbe. Hij is dan ontzettend jaloers. Ook de kleine Steph is zeer driftig juist het Character v Gerrit.

Ik las in de Basele Missions [Basel Mission] berichten met innige aandoening het lot der duitsche gemeente in Georgie gedurende den oorlog met Perzie. Er is veel schrikkelijks in ontzettende beproeving en toch weder eene reddende genade Gods. Ik was in lang zoo getroffen niet, juist had ik het boek daar opgeslagen. Mogt ik niet altijd alles willen lezen in een boek; ik had er misschien meer nut van.

Zeer trof het mij ook heden juist alleen een brief van Capadose te hebben zoo kristelijk zoo hartelijk gestemd dat dezelve mij wezentlijk goed deed. Ik had ooit gedacht van leden van mijne famille brieven te zullen hebben. Iets zonderlings maar iets allerheerlijkst is toch de broederschap in Christus.

God geve ons regtzinnigheid des geloofs maar teves innige liefde. Dit gevoelde ik bij de aanmerkingen van den zendeling over den verwoeste gemeente in Georgie alwaar de orthodoxen ook scherp tegen andere overstonden, zoo dat zegt hij er zoo veel regters waren dat er geen bidders overbleven.


pagina: 43

30 Jan.

Ps. 31. v 25

Zijt sterk en Hij zal ulieder herten versterken; gij alle[n] die op den Heee hoopt.

Steven schreef kort & droog. Ik had meer van hem verwagt en toch is mijn oordeel waarschijnlijk onregtvaardig, want hij heeft mij zeker iets willen schrijven & zich midden onder de drukte van de Dingsdg bevonden.

Laat ben ik opgestaan; ik versliep mij. Ik had mij moede gevoeld van alle allées en venues aan het bureau. Zoo liep het ook dezen dag. Ik werkte druk aan mijne Memorie over de staten weges 1827, misschien te druk te weinig met opzien tot God. Ik ontving 's avonds ook eene miszetting daar ik zag dat eene voor mij gemaakte rekening valsch was.

Ik voelde onwilligheid in kleine dingen doch ook weder de zegen dit spoedig te erkennen.

Van avond was van Volken bij mij die veel talent heeft zoo 't schijnt dertig jaar gewerkt heeft & nu toch geen brood heeft & gaarne voor ƒ800 à ƒ1000 bij ons zoude werken. God laat ik toch bedenken wat gij mij geeft hoe oneindig gij mij boven anderen zegent.

Ik heb de Cardiphonia begonnen. Zij is streng maar waar. Hier is het innige Christendom nog meer in de practijk gebragt dan daCosta dat doet & dus nuttig. God heilige de waarheid van 't gene ik lees aan mijn hart.

Ik had gedacht deze dagen nog al veel voor mij zelven te werken & ziet zij vloden daarhenen zonder dat er daartoe lust of gelegenheid was.


pagina: 43

February

Maandag. Feb . 4.

Matt 5 v 5 Salig zijn de sachtmoedige, want zij zullen het aartrijck beerven.

De eerste dagen van Feb vloden spoedig en zonder gedruis daar henen. Zij waren gelijk de vorige dagen dier week meest aan het Bureau gewijd. Er waren veel brieven van Oost & West gekomen dies viel er nog al te rapporteeren. Er wierd eene soort van Memorie opgemaakt, die tot verslag over 1827 moest verstrekken en met het lezen van alle de brieven het spreken over de Conditien, wierden de vergaderingen telkens tamelijk lang gerekt.

De Correspondentie was zeer stil Steph. schreef kort en krachtig. Van Margo hadden wij een zeer merkwaardige en onderhoudende brief. Deze goede ziel zoekt overal het geluk en ziet het is er niet want zij heeft te veel verstand om zich met illusien te laten paaien Mogt zij die rust eindelijk bij haren God vinden. Ida zal hopen wij hier komen, zij schrijft zeer natuurlijk.

De dag van gisteren was allezints aangenaam. Het was heerlijk weder & ik mogt met Bosscha eene schone wandeling doen waarin wij frisch & vriendschappelijk konden praten. Bij Dermout voor de Militairen hoorde ik een preek over de gezondheid der ziel waarin ik wel veel anders verlangd had, doch hij is ge[onl] daar voor de militairen te preken & weet dus misschien beter dan wij wat indruk op het hart der menschen maakt. Het was naif en populair. 'S avonds waren wij bij Bosscha, en sedert wij nu weder alleen te zamen komen, zijn deze avonden veel gezegender, zijn zij mij waarlijk eene regt aangename uitspanning, en kan ik God niet genoeg danken voor den zegen die ik daarin ontvang.

 


pagina: 44

Met mijne goede Lina had ik een zeer belangrijk gesprek deze week het welk ons onder Gods zegen toch weder in nadere geestelijke betrekking met elkander gebragt heeft. Welk eene Verandering in Engeland. Thans ziet men daar een geheel Tory Ministerie en den slag van Navarino in den Aanspraak des Konings bijna afgekeurd. Hoe snel verandert dit alles. Voor een Jaar was Canning nog niet aan het roer zoo ik vermeen. Zonderling is den loop van zaken. De Courier spreekt nu geheel in een ministerieele toon. Na menschelijke uitzichten schijnt alles in het Oosten thans rustig te zullen blijven.

Princes Louise is guter Hof[f]nung. Het nieuwe Paleis is betrokken.

In de Letteroeffeningen noemt men het versje Arion van 's Gravensande [Storm van 's Gravensande] eene goedhartige Satire op het Improviseren dat nu weldra tot eene rage zoude overslaan. Waar dit op slaat begrijp ik niet. Er zullen genoeg improvisateurs opkomen doch behalve van Van de Hoop heb ik er nog van genen andere gehoord.

De Maatschappij op Rusland van Lenssen en De La Haye waarover zoo vele jaren onderhandeld is geworden, en waarover aan de Mij bij hare oprigting haar gevoelen gevraagd is geworden is eindelijk tot stand gekomen, & heeft door ene Ukase van keizer Nicolaas grote voordelen verkregen. Het schijnt dat zij thee en andere goederen over Tartarije (Russisch) herwaarts wil laten komen & zoo fabriek goederen uitzenden. Ik kan het op dit oogenblik het plan nog niet beschouwen als op solide gronden gebaseerd. Kwam het in uitwerking dan zoude het al zeer zonderling zijn dat de Zeehandel weder door den ouden Caravaan handel verdrongen wierd.

Bij Bosscha zag ik een exemplaar van Mai's (Angelo) nieuwe ontdekking in Palimpsest schrift zijnde meest brokken uit Diodorus Siculus Dio Cassius Polybius Enapius [Eunapius] 'tgeen veel belangrijks kan opleveren.


 


pagina: 44

De kleine August Kriegsmann kwam mij daar gister[en] op eens een bezoek geven met zijne Deensche Vrouw. Nu reist hij hier als chef van het huis & Kriegsmann voor weinige jaren was hij nog jong bediende.

B Klijn zond mij het derde deel zijner gedichten, 'tgeen mij als een blijk zijner voortdurende Vriendschap aangenaam was.

Dingsdag feb. 5.

Ps 23 v 4. Al ging ik ook in een dal der schaduwen des doots, ik en sal geen quaet vreesen, want gij Sijt met mij; Uw stok ende Uw staf, die vertroosten mij.

Zonderling was het Diner van dezen dag bij de Burgemeester Copes van Cattenburgh waarover reeds lang gesproken was en waartoe de jaarlijkse invitatie van de Schoolommissie gelegenheid gaf; zoo veel mogelijk wierden en worden dan alle geloofsbelijdenissen vereenigd & dit levert dan het bewijs op dat al denkt men niet eens over de zaken, men toch te zamen eeten kan, 'tgeen zeker veel afdoet. Daar het diner zoo gecomponeerd is, dien ik de personen wel te noemen.

De heer Copes v. Cattenburg Burgemeester                                       Geref.

Mevrouw d[it]o./ geb v Mierop                                                          do.

Eene Jufv. in. blanco daar ik haar naam vergat                                   d[ito]

De H de Mey van Streefkerk Secretaris van Staat

Mevrouw do geb Witsen Elias)                                                            d  

Van Royen administrateur der posterijen vroeger Rector te Middelburg  d

Van Ewijck administrateur van Onderwijs en Kunsten & wetenschappen d


pagina: 45

De pastoor Thomas                                                    Roomsch Catholiek

De H Schreuder Referendaris van Marine & Koloniën     dito

De H van den Burg / Pres. regtbank/                           Jansenist

Ds. van der Kasteele Gereformeerd Predikt. Directeur van het Museum Presidt der Schoolkommissie

Van der Kasteele, de Wethouder

Van Doeveren ... Lid v den Raad.

M. Emants Secretaris van den Raad 's Gravenhage.

Ds Dermout Secretaris v 't Geref Synode.

De Verwey Emeritus Predikant

De Schultz Predikt. bij de Luth. Gemeente

Van der Breggen Pauw Predikt Remonstrantse Gemeente

Van der Breggen Pauw Predik[an]t bij de Remonstranten

Ds Delprat Emeritus Predik bij d. Waalsche gemeente

De Chaufepié Predikt. bij d%[dito]

J C de Jonge Substitu[u]t Archivaris                                 Ger

Janssen Secretaris van het departement v. eerdienst, zoo men zegt de spil waar alles op draait, eens door Dermout in den Synodale leerrede in plaats van den adviseur de leidsman van Z Ex genoemd

W. dC opkomende voor de Mennisten

Van Wesele Scholten lid van den Regtbank

 

 

 

 

 


pagina: 45

Na lang heen en weder lopen half in het duister ging men aan de welbezette en welverlichte tafel zitten waar ieders gebied in de conversatien uit hoofde van de uitgestrektheid van het gezelschap niet veel verder als zijne buren ging. Ik zat tusschen de Jonge aan de eene en Van der Breggen Pauw aan de andere zijde met wien ik veel gewone diners discoursen [?]  en toen nog al veel over den vroeger[en] tijd Stinstra [Stienstra] Van der Mersch Nieuwland en Wijttenbach 't geen meer of min belangrijk was. Scholten moest weder over den tafel met Dermout aan den gang komen, & liep nog al gevaar tedere punten aanteraken. In het midden van het Diner werd een conditie door de Burg. ingesteld aan de vereeniging van alle onze godsdienstige maatschappelijke en dan nog een soort van belangen in den Koning. Aan het dessert vroeg men mij te imp. doch het sujet door de Burg opgegeven was ongelukkig ene toepassing in plaats van een point de départ. Het was de invloed van het onderwijs (godsdienstig) op het geluk der Mij. Het ging goed, doch uitstekend was het niet hoewel ik de moeilijke maat van Ja wij vrouwen wij aanschouwen durfde nemen. God weet of het tot zegen geweest is of niet; ik kon er naderhand unbefangen over spreken. Men wilde mij na het diner nog eens over Paulus te Athene hooren doch deze verleiding ontweek ik. Met Dermout sprak ik hartelijk zoo het mij voorkwam over de waarheid in Christus & het ijdele & zwakke der heiden[en] en heeresi[en?] wanneer zij de versenen tegen de prikkels slaan, en op hunne wijze de openbaring willen uitleggen. Ik had ook naderhand nog een goed aandenken van dit diner. Dikwijls zou zoo iets niet moeten gebeuren doch zoo lang ik er met een goed geweten doen kan sta ik er nog op mijn standpunt en blijft er dan ten minste nog een brug over. Trekt men zich geheel terug dan haalt men zelve de bruggen op en het wordt oorlog door ons. De toestand is echter gevaarlijk en verleidelijk. God zij daarin met ons.

 


pagina: 46

Feb. 5 - 8

Dagen v stilte. Avonden t'huis. Zij vlogen om, ik las den Bijbel met meer lust.

Lectuur - de Hermis Feb gelezen. Arm Amsterdam God alleen kan u helpen. Rev Brit. Byron valt meer & meer af, de stoomwagen is nu ook uitgevonden. Dje[onl] Regering uit Ferdousi beviel mij zeer. Aan 't Latijn en Grieksch begon ik ook weder.

Corr. Hog [Hogendorp] schr over de Kerkelijke Commissie, oordeelt zeer streng, ik geloof zij in vele gelijk hebben doch niet dat de menschen die dit alles doen, er de gevolgen van inzien.

daCosta schr. regt hartelijk. Zijn brief aan Bowring is een bewijs zijner innige kristelijke liefde.

Men zegt dat Doyer te Amst beroepen is, die waarvoor men het meest vreesde hij een ter Borgiaan zouden worden.

Van Gennep had ter Borg mystiek gevonden.

Feb 9

Ook deze dag vlood schielijk heen. Aan het Bureau kwam nog al drukte van bezigheden.

Ik schreef aan daCosta alles wat mij zoo voor de gedachte kwam & openhartiger als in lang. God geve zijne zegen op onze betrekking.

De brieven van Hogendorp willen er nog het minst bij mij in.

's Middags deed ik eene Visite bij den ouden 's Gravesande [Storm van 's Gravesande] waar de jonge met zijne


pagina: 46

sints drie dagen gehuwde Vrouw [Abigail Storm van 's Gravesande] was. Zij hadden ook weder moeten reizen, doch waren niet verder als Aarlanderveen gekomen. Nierstrasz scheen over zijne nieuwe betrekking zeer te vreden. 's Grav [Storm van 's Gravesande] was te vreden over het debut van den Apollo vooral in de zuidelijke provinciën.

Ik kwam laat 't huis had weinig lust in onze gewone Bijbeloeff doch het liep nog beter af. Ik sloeg mijn Bibl. op & vond dat ik te veel boeken had. Hoe vele kocht of zocht ik met ijver die ik nog niet gelezen heb. Ik las met veel genoegen Schlossers voorrede van zijn leven van Beza en Vermily [Vermili]. Hoe is deze dunkt mij, na mate hij meer geleerdheid & roem verkregen heeft toch zwakker geworden. Ik las in Dryden's Hind & Panther & Annus Mirabilis. Als poezij viel het mij af, voor de historie viel het mij af

Zondag 10 feb

Colloss. 1 v 28. derwelcken wij verkondigen, vermanende een yegelick mensche in alle wijsheyt, op dat wij zouden een yegelick mensche volmaeckt stellen in Christo Jesu.

In de Zaadzaaiers trof mij de brief van de vrouw van Schaffelaar aan Vrouw de Wit.

Ik had grote Correspondentie

a/ v Messchert over veele zaken waarover wij het eens zijn echter ook over zijn besluit om te bedanken voor den post van lid van de Kamer van Koophandel. Ik meende daartegen eenige bedenkingen te moeten maken die voor het aannemen van deze post pleitten.

b/ hartelijk van J Fock over het tijdelijke zijn


pagina: 47

wij het nu eens zullen wij nu verder tot het geestelijke over gaan. God geve mij hierin wijsheid

c/ van S dC [Steven de Clercq] Hij is nog al verstrooid in de laatste tijd. De verleidingen bij hem zijn menigvuldig God beware hem.

d/ van een C Barthels die mij onder zijne weldoeners van 1823 noemt & nu een erfenis uit O I wil laten incasseren.

Bij Molenaar hoorden wij ene preek over Joan 17 11 v 19 het Gebed van den Zaligmaker. Het was over het algemeen eene hartelijke en stichtelijke preek. Er waren zeer goede uitleggingen in en de toon was geenszints afstotend. Het gebed van den Zaligmaker was 1/ dat zijne discipelen bewaard wierden in zijn name 2/ dat zij mogten toenemen in heiligmaking. Dit wierd nu in bijzonderheden uitgelegd en toen in de toepassing op het wenschelijke der vervulling der beden voor alle christenen aangedrongen.

Te huis komende kwam van Dijk die dezen middag bij ons at. Zonderling is het dat ik altijd zeer schroom mijnen nieuwe mensch uit te laten komen, voor diegenen die mij alleen in mijne vorige vooral in mijne commercieele betrekking hebben leeren kennen. Nu en dan deed ik dezen middag eens een uitval, doch het was nog het regte niet.

Bij van der Houven begint de toon tusschen de meisjes meer of min uit elkander te lopen. Zonderling hoe dit sedert korte tijd is toegenomen. God geve aan de goede Jane wijsheid om niet in kleinigheden zonder noodzaak te ergeren

Met van der H sprak ik nog zeer ernstig Het is waarlijk een conscientieus man. Hoe valsch beoordeelt men de mensch als men denkt dat zij alles uit belang doen.


pagina: 47

Feb 11 1828 (Maandag)

Ik zal henen gaan in de mogentheden des Heeren Heeren; ik zal uwe gerechtigheyt vermelden, uwe alleen (Ps 71 v 16).

Wij waren gister avond bij J Bosscha. Ik vind er Beelôo [Beeloo] Van de Spuy, Mansfeldt, den Heer Vreede met zijne vrouw & de Heer Jordens de Raadsheer met zijne twee dochters. Hij kwam mij voor een stil maar bezadigd man te zijn Gedurende de partij die sommigen maakten spraken wij veel met v d S die indedaad over de opvoeding van de jonge Prinsen en over het een en ander vele bijzonderheden mededeelde. Opschrijven wil ik daar over niets, het heeft iets onedelmoedigs in om het geen iemand zoo in den loop van een gesprek verhaalt, op te noteeren vooral wanneer hij niet over zich zelven spreekt. Ik ben misschien daarin vroeger wel eens niet discreet genoeg geweest. De algemeene geschiedenis zal er niet veel aan verliezen. Ben ik nog eens in de gelegenheid meer te zien van die hogere standen, dan kan ik uit mijn eigen naam opschrijven. Van het souper zoude ik niet veel meer kunnen optekenen als dat wij over de grote tarantulas der West Indien en de Insecten aldaar & slangen met Mev. Vreede spraken. Ik was over het algemene spraakzamer dan anders bij Bosscha. Zonderling dat het nu juist niet tot improviseren kwam, daar anders mijn wereldlijke mensch het wel gewild had.

Die morgen stond ik gesticht en opgeruimd op. Het was een heerlijke wintermorgen. Aan het bureau vond ik nog al een & ander.

Amshoff [Ameshoff] schrijft over de te lage vrachten waartoe nu de Directie de Reeders dwingt. Ik heb hem daarop [van repliek?] gediend.


pagina: 48

Met Sch. [Schimmelpenninck] sprak ik weder veel. Hij schijnt mij nog al te vertrouwen 't geen ik met veel genoegen zie, doch 't geen met opzigt van mijne betrekking tot V d H [Van der Houven] die zoo intiem is, nu en dan nog al moeilijkheden veroorzaakt. De hints die in de discoursen van Sch. natuurlijk over de discoursen met onzen overbuurman moet vallen, zijn mede zoo belangrijk, doch hierontrent is het ook zaak veel opteletten, maar weinig opteschrijven weder een beproeving voor mijne schrijflust.

Het schijnt dat Jacotot het zoo bont gemaakt heeft in zijn Rapport over de wijze om het l'enseignement universel intevoeren dat men eindelijk toch het overdrevene zijner plannen begint intezien. Ik geloof waarlijk dat het weinig gescheeld had of men had dit ook aangeklampt.

Ik hoorde veel weder over bederf en beestachtigheid in hoge standen. En dat publiek stelt zich tegenwoordig als rechter over zelfs Godsdienstige onderwerpen. O mijn God wat zoude ik in zulk ene wereld zijn. Wat dank ik niet aan uwe genade dat gij zoo voor mij gekozen hebt, dat gij mij zulk eene vrouw zulk een lot geeft. O mogt ik het toch naar eisch waardeeren.

de Stuers onze Consul Generaal te Columbia (S Fé) [Santa Fé] is aldaar in eene Affaire d'honneur dood geschoten.

Hij was zwager van Sapatos te Antwerpen.


pagina: 48

Feb. 12. Dingsdag.

Joh 11. v 40 Jezus zeyde Heb ik u niet gesegt dat so gij gelooft, gij de heerlijckheit Gods zien zult.

Ik was bijna aan met mijne bezighedenheden toen ik aan het bureau kwam en echter er was bezigheid de gehele ochtend. De Vergadering duurde tot twee uur & was een der onaangenaamste die ik in zeer langen tijd bijwoonde. Het was over de China reizen en de gevolgen van dien.

Onze lieve kleine Daan is weder wat ongesteld en zwaar verkouden. Steph is nog allerlevendigst & heeft geen schijn van mazelen.

Ik bezocht de goede François die een ongemak aan het been heeft. De man heeft een groot huishouden en is in veel beslommeringen.

Met Cénie gaat het niet beter Hij lijdt veel. Zijne beenen zijn geheel als lam.

Gerrit is een zonderlinge vereeniging van geestelijk onderscheid en vleeschelijke begeerte van verstand & kinderachtigheid van kinderlijke eenvoudigheid & krachtig egoismus. Hij vroeg dezen avond aan zijne Mama of hij mogt bidden dat het morgen wanneer hij na huis ter Noot zoude gaan goed weder zoude zijn

François had gehoord dat Capadoce zich ingeschreven had om te Leyden in de theologie te studeeren.

De jonge lieden te Leyden hadden eene optogt en de verleden week een toneel uit de kruistogten voorstellende namentlijk een toernooi of optogt dieswaards[?], gedurende het beleg van Ptolemais waarbij de voornaamste matadors uit het kristelijke en Saraceensche leger voor den dag kwamen.

 


pagina: 49

Ik las eenige nommers van den Apollo waarin ik echter weinig piquants vond. V. Lennep de dichter schijnt er in te schrijven. Zonderlinge verdraagzaamheid verzen vindt men er in waarin de liefde tot de personen zonderling met die van de gevoelens vermengd wordt & waarin men zegt dat het er weinig op aan komt of men zijn rustpunt in de leer van Jezus zoekt of het opperwezen in de Lama erkent.

Nierstrasz is sterk aangevallen zoo ik hoor in het letterlievend Maandschrift.

Feb 13. Woensdag

Rom 15 v 15 Verblijdt u met den blijden; ende weent met den weenenden

Het weder is guur de koude komt onverwacht en men is minder op denzelve voorzien in February dan in January

Ik was te hui[s]. Met een uitstekend genoegen las ik bij mijn ontbijt het eerste hoofdstuk Herder's werk over de Hebreeuwsche poezij. Hij zag toch veel en door[?] inzigt in God's rijk ofschoon dan ook onder een nevel, heeft het[hem?] misschien tot zegen gestrekt.

Mess [Messchert]schrijft largo over de redenen, waarom hij de post van lid van de Kamer v Kooph. niet aanneemt en er is misschien inderdaad veel waars in, hoewel deze zelfde redenen mij waarschijnlijk niet bewoogen hadden om te weigeren. Dit alles bewijst meer & meer hoe moeilijk het is te oordeelen en absoluut te veroordeelen. Dit leer ik er uit om met meer hartelijkheid God om wijsheid in mijn beroep te bidden en voorts zie ik nu met welke ligtvaardigheid ik mijne vroegere betrekkingen buiten mijn beroep als schoolkommissie, Diakenschap [?] Comité heb waargenomen & hoe ijdel meestal al dat zoeken en trachten is.


pagina: 49

Aan het Bureau vond ik zoo als wel wel te duchten was groote onaangenaamheid tusschen A & B & zelfs van de zijde van B ene zware verdenking van voorbedachte rade op A vallende, die mij leed was en nog meer leed had moeten zijn. Ik leerde hierbij weder de verdorvenheid van mijn hart kennen, hoe ik dit alles te veel met betrekking tot mijne rust en genoegen beschouwde. Had ik vroeger tegen A met meer openhartigheid gesproken en meer ingezien welke invloed zijne achterhoudenheid op B zoude maken dan ware het beter geweest. Ik zag nu hoe als men een vermoeden een systema omtrent personen heeft, alles bij deze het gevolg van een aan elkander hangend plan schijnt te zijn. Ik hoop van harte dat zich deze zaak ten goede schikken moge. Zonderling is het hoe indedaad geheel onverschillige handelingen eens opgerezen vermoedens kunnen versterken. Mogt ik dit alles toch tot mijn waarachtig nut mogen aanwenden.

Ik sloeg de Hugo de Groot van de Vries op. Er is veel in dat ik niet wist. Ik gevoel hoe moeilijk het mij is over deze questie ex tripode te oordelen daar ik wel de facten van de strijd wegens de Groot & Oldenbarneveld ken, doch te weinig om daarontrent indedaad eene overtuiging te hebben. Het is valsche schaamte waardoor men dezen man dikwijls uit de hoogte oordeelt.

Ik hoop toch zoo God mij tijd en kracht geeft nog eens de historie van 1619 en 1672 aantevatten; doch laat ik nu niet weder alles te gelijk willen doen, het geen dan gewoonlijk op niets neder komt.

Wij aten deze middag met Steph die een allerliefst kind wordt & braaf aan de kunst is, het is juist Gerrit toen deze eenige maanden jonger was maar toch meer kinderlijker. Daanepaan zat op de kinderkamer prenten te leggen en is nog zeer verkouden. Gerrit was op het huis ter Noot en is met geestdrift aan Robinsons Colonies begonnen.


pagina: 50

Feb 14 Donderdag

Ps 138 v. 8.

De Heere sal 't voor mij voleynden, uwe goedertierenheyt Heere is in eeuwigheyt. En laet niet varen de wercken uwer handen.

Ps 139 v 24.

En siet of bij mij een schadelijke weg zij; ende leydt mij op den eeuwigen weg.

De avond van gisteren vlood in genoegelijke gesprekken en lectuur voorbij. Met innig genoegen lazen wij onze aantekeningen uit vorige jaren.

Heden weinig nieuws als dat de zaak tussch[en] A & B tot eene zoo mij voorkomt, goede ontwikkeling gekomen was. A was verder gegaan als ik had kunnen verwachten, en moet ik bekennen dat al het geen ik van hem gezien heb in deze dagen mijne achting voor hem heeft doen toenemen en ik heb tevens op nieuw ondervonden hoe alles 't geen in de wereld roozen schijnt, dikwijls vol van doornen is. Hier heeft hij nu moeten stemmen tegen zijne vroeger geuitte en nog bestaande opinie, en dit uit hoofde van zijne positie en de zaak was echter niet sterk genoeg om het hoger op te nemen. Er is ene onbillijkheid in voor ons dat Antw thee ontvangt die in het Noorden opgedronken wordt, en echter zou er van hooger hand eene niet minder grote onbillijkheid zijn wanneer men eene stad bepaaldelijk wilde


pagina: 50

uitsluiten van den voordeelen, die aan een handelstak verbonden zijn, welke de Mij nationaal wil behandelen. Het zijn van die omstandigheden waarin het al zeer moeilijk is het met anderen en met zich zelven eens te blijven. Brüder trachtet nicht nach hohen Dingen. Mogt ik dit toch gevoelen want ik ben juist het tegenovergestelde van Messchert en ik zoude alles maar aanpakken[.] Willem Willem hoe menige flater zoudt gij reeds gedaan hebben hoe menig oogenblik van verlegenheid en berouw gehad hebben, indien waarlijk de Bode van Binn Zaken eens A.a Passito[?] den brief aan u  te bezorgen had gehad. Zegt men eens le Roi le veut of kan men eens gerust over de dingen heen gaan zonder die zoo diep in te zien à la bonne heure, maar een godsdienstig ja zelfs een naauwgezet man met ambitie is een moeilijk ding. Moge God mij bewaren want ik gevoel dat zelfs met alle deze filosofische & proefondervindelijke waarheden die ik hier nederschrijf, ik mij zelven ten dezen opzigte geensints vertrouwen kan.

Cénie is volges sommigen allerergst en reeds voor het grootste gedeelte van zijn ligchaam gedecomposeerd, volgens anderen en hem zelven is hij slechts door een oogenblikkelijke rhumatismus van het gebruik der ligchaamsdel[en] beroofd;[] hij zegt dat hij lijdt met een gezond hart en spreekt nog voort over de zaken van het bureau. Zonderling is het, hoe wij  bij zulke gelegenheid ons op een onkristelijk en bedorven hart betrappen. Er zijn wel oogenblikken geweest waarin ik met een goed hart voor Cénie gebeden heb, en echter ik heb mij zelve ook wel weder op eene

 


pagina: 51

schandelijke gemelijkheid betrapt; wanneer het bericht kwam dat hij weder beter was. Dit zelfde gevoel heb ik ook bij velen om mij heen ontwaard en opgemerkt niet dat men den man iets ergs wenscht, maar men is in het algemeen ontevreden wanneer iemand die onder eene bezoeking of ziekte lijdt volhoudt dat hij gezond is, en wij willen dan toch wel eens dat het proefondervindelijk bewzen wordt dat wij het goede inzien want gelijk te willen hebben dat is een der grootste begeerten van den mensch. Doch is dit nu Christelijke liefde Christus zegt dat wij onze vijanden lief moeten hebben en is Cénie nu wel eens mijn vijand?

Van Eyck [Van Eik] kwam even over. De eerste onwillekeurige indruk bij het ontvangen van het bezoek van een kristelijk vriend bij het ontvangen van een kristelijke brief is altijd om het praten met den persoon, het lezen van den brief als iets lastigs te ontwijken. En echter is eens de vriend gezien of de brief gelezen zoo voel ik door beide zegen. Zoo was mij dan ook Van Eycks bezoek bijzonder aangenaam toen ik hem eens zag en had ik gaarne langer gesproken indien Sch [Schimmelpenninck] ons niet gestoord had.

Verwonderde het ons van een paar leden onzer famille geen brief te ontvangen, zoo verheugde ik mij daarover reden van dankbaarheid te hebben dat door zoo vele proeven God mij gedeeltelijk van mijne vroegere zoo zeer overdreven susceptibiliteit genezen had Komen de brieven later zoo zijn zij des te welle komer.

Het opslaan van de Cardiphonia beschaamde mij dat ik niet genoeg waarde in het onschatbaar kleinood stel, dat God mij in mijne vrouw gegeven heeft.


pagina: 51

Feb 15. Vrijdag

Luc 21 v 19 Bezittet uwe ziele in lijdzaamheid

Ik had deze dag tot nog toe weinig gelegenheid dit in practijk te brengen doch wel de goede Goudzwaard bij de ziekte zijner vrouw, wel de man die Goudzwaard gister[en] biddende & zuchtende & bijna in de sneeuw nedervallende ontmoette, wel Cénie en degenen die hem omringen, wel de goede Van der Poll die ik heden avond bezocht bij de schreeuwende aklige kwaal zijner vrouw. O mijn God mijn God hoe hebt gij ons gezegend, hoe moest de toon der beschaming en dankbaarheid van onze lippen vloeien. Wij ontvangen Genade onverdiende genade O mogt ons hart toch tot u bekeerd worden.

Ames. [Ameshoff] schreef vrij kras over de zaak der Scheepsrederij, en ik antwoordde nog al vrijmoedig. Ik schreef onder andere aan Muller de boekverkop[er] met hartelijkheid, doch zoo ik vermag[?] rond weg.

Stev [Steven] schreef eindelijk een paar woorden doch het was een druppel bij de rivier die ik verwacht had. Dit zal op zijn tijd ook weder toenemen.

De Ebraisch[e] Poesie bevalt mij bij voortduring goed, ik kwam daarmede ook weder tot Milton.

V d P verhaalde mij onder andere dat op het laatste diner in Weldadigheid waar een Jood Roomsche en Geref waren de Prest dom Sluiter gevraagd had om gebed & dankzegging te doen en dat deze het zoodanig gedaan had, dat de Jood & Roomsche zeer goed mede konden bidden. Mag nu de Protestant zoo bidden, of is dit verloochening van Christus Dit viel mij in. Zonder Christus kennen wij God niet als onze Vader

 


pagina: 52

Hem dus zoo te aanbidden en Christus niet daarbij te noemen is zoude ik zeggen ondankbaarheid zoo het niet erger is. Van den andere kant wij aanbidden als Christenen God als Vader Zoon & H Geest, en zoo kon de Jood hem ook aanbidden als hij David & Jesaias kende & geloofde. Doch zoo ver zal het niet gegaan zijn. Men zal de filosofische God der natuur aangebeden hebben dien ook de Joodsche filosoof aanbidden kon, doch dit ware dan toch verlochening want eens gelovende hebbende wij genen God buiten de openbaring. Ik wil niet oordelen maar dit viel mij in. De Maatsch van Weldadigheid echter zoals het hierdoor bleek geen genootschap in naam van Christus of geen protestantsch genootschap zijnde, zoo had de Jood de voorrang gehad moeten hebben want zijn Godsdienst was zeker de oudste.

V d P [Van der Poll] hoorde nog al vreemd op dat er waarschijnlijk een China schip te Antw bevracht zoude worden en waarschijnlijk daar zoude terugkeren. Hier mocht hij wel meesmuilen en zeggen quantum est in rebus inane

Ik schreef gisteren nog aan Bowring bij het zenden van de brief van da Costa & verwijlde zelfs langer bij het godsdienstige als ik gedacht had. God weet hoe hij dit zal opnemen. Hij kan het in eenen goeden zin of wel op ene onaangename wijze ontvangen. De zegen des Heere zij daar over.

De Haagsche Courant deelt heden een belangrijk articul mede over de toasten door Anglo Amerikanen in Nieuw York & Albany, (vroeger Nieuw Nederland) op twee feesten waarvan een op St Nicolaas dag ten eere hunner stamvaders gedronken.


pagina: 52

Feb 16 Zaturdag

Joan 15 v. 12 & 13

Dit is mijn gebodt, dat gij malkanderen lief gehad hebt, gelijk ik u lief gehad hebbe.

Niemant en heeft meerder liefde dan dese, dat yemant sijn leven sette voor sijne vrienden.

Met genoegen las ik het een & ander na over de Engelsche Geschiedenis van Jacob 2 tot George 2.

Ik had heden een brief v Messchert die nu bij nadenken toch nog weder anders denkt over de zaak der benoeming tot het lidmaatschap in de Kamer v Kooph. Hoe voorzichtig moeten wij wezen bij het toepassen onzer Kristelijke beginselen in de dingen van het dagelijksch leven, om niet door bij komende beweegredenen ons weg te laten slepen!

Bowring schr allerhartelijkst. Zijn brieven over Holland staan in de Morning herald, hij wil nog altijd een groot boek over Holland schrijven.

De heer So[?] van Antw is hier geweest, het is de Vriend & Chirurgijn van Cénie. Hij heeft zijnen toestand zeer criticq gevonden. C. schijnt ondertusschen in het spreken niet minder dan voorheen te zijn, doch zijne toestand geensints als eenigzints onrustwekkend te beschouwen.

De Brabandsche nijverheid breidt zich uit met Jonglings kracht. Biolley die de grenzen van de lakenfabrieken in ziet schijnt zich nu ook op de fabricatie v katoen lijn toe te willen leggen. Te Gend is de eerste lading katoen direct van Amerika binnengelopen die een Brabandsch huis van een v Haene[?] in Consignatie ontvangen had.


pagina: 53

Ik heb heden kennis gemaakt met den Heer de la Haye Secretaris van de Compagnie v Assurantie Securitas v Antwerp en oprigter der nieuwe Russische Compagnie te Antwerp ten wier voordele keizer Nicolaas eene Ukase heeft opgerigt en die te Odessa eene factorij zal vestigen. Hij sprak zeer wel doch scheen mij het plan zijner Societeit nog wat na een toverpaleis van Armida te gelijken daar men het niet eens nog scheen te zijn zelfs niet over de hoegrootheid van het Capitaal. Hij had geensints het denkbeeld om tegen de Mij. over zee Thee over land te kunnen aanvoeren.

Feb. 17 Zondag

Joan 13 v 19 Van nu segge ik het ulieden, eer het geschiet is: op dat wanneer het geschiet zal zijn, gij geloven meugt dat ik het ben.

Bij Noordink in de Kerk. Hij preekte over 2 Corint 5 v 21. Het was een heerlijke text. De preek was wel bedaard aanmoediging om in de passie weken over Christus te denken, doch het is toch zoo het ware niet.

Het was een heerlijke winter dag. Koosje Bergsma een oude kennis bezocht ons. Ik wandelde met haar in het gewoel van schaatsrijders & wandelaars, 't geen mij in lang niet gebeurd was

Ik was bij Cénie & kon hem niet zien. So[?] had gezegd hij het niet langer dan twee etmalen zoude maken. De non was gekomen. Er werd nu op gewerkt om hem tot het aannemen der Sacramenten te bewegen Ja dan wordt Catholicismus Antichristendom als een man als Cénie die dan


pagina: 53

toch ten minste in uiterlijke dingen geen bewijs van aanhangelijkheid aan den godsdienst gaf door eene uiterlijke ceremonie onder de zaligen wordt opgenomen. Neen met hen die dat geloven kan men toch niet zeggen aan een Evangelie te geloven. Maar misschien zie ik het verkeerd in. Het heeft mij echter nooit zoo als dezer dagen gefrappeerd. Zoo Cénie er van op komt verlang ik zeer te weten of er zich eenige verandering in zijn innerlijk zal vertonen.

's Middags las ik een brief over de Verzoening die Messch. mij gaf waarin veel uitmuntendst is. Het denkbeeld dat het Goddelijke in Christus minder iets positifs dan iets negatifs is om juist zoo alles voor allen, offer voor alle[n] te kunnen zijn trof mij.

Met Bosscha 's avonds genoegelijk gesproken. Nu zullen onze [onl] weder ophouden.

Feb. 18. Maandag.

Heb. 12 v. 1 & 2.

Daarom dan ook alsoo wij soo groot ene wolke der getuygens rontom ons hebben leggende, laat ons afleggen allen last, ende de sonde die ons soo ligtelijk omringt, ende laat ons met lijdsaamheit loopen de loopbaan die ons voorgestelt is.

Siende op den oversten Leydsman ende voleynder des Geloofs Jesus, dewelke voor de vreugt die hen voorgestelt was, het kruyce heeft verdragen, en de Schande veracht ende is geseten aan de rechterhants der troons Godts.

Ik las in Herder over Job met het grootste genoegen. Twee brieven ontving ik die mij regt verheugden en waarbij ik de leiding Gods bewonderde. Messchert schreef regt nederige &

 

 


pagina: 54

kristelijk over het voorbarige in de weigering van zijn benoeming als lid van de Kamer v Koophandel.

Bij Steven was ook weder het verlangen na God levendig geworden en schreef hij veel opener dan gewoonlijk. O God hoe dikwijls laat ik mij nog medeslepen door de dingen des daags & vergeet ook uw oneindige weldaden niettegenstaande ik zoo veel gelegenheid heb dezelve te erkennen.

Ik was eenigzints ongesteld, doch alles schikte zich ten beste.

'S avonds kwam de la Haye met wie ik nog veel over zijn plan sprak. Het schijnt mij echter dat deze Maatschappij ook op leemen zuilen rust, en zoude ik niet gaarne deelgenoot er in zijn.

De brieven v Ba [Bosscha] gaven veel levendigheid. Veel licht zie ik nog niet in de toekomst. De verliezen op de koffij zullen ontzettend worden.

Ik begin meer liefde tot de Bijbel te verkrijgen en het toch een ander boek dan alle andere boeken te vinden.

Feb. 19. Dingsdag.

Jes 53 v 10

Doch het behaagde den Heere hem te verbrijselen, hij heeft (hem) krank gemaakt; als sijn ziele zich tot een schultoffer gestelt zal hebben, so zal hij zaet zien, hij sal de dagen verlengen ende het welbehagen des Heeren sal door sijne hart geluckelick voortgaan.

Onze Goede Daan is weder beneden & vrolijk. Hij ziet er echter nog wat zwakjes uit.

 


pagina: 54

Met Cénie loopt het nu al zeer zonderling. Pieters spreekt er reeds van als van iemand die om dus te spreken, reeds dood is, en die althans geen hoop hoegenaamd op herstel heeft. Il est tout à fait prêt quant à la religion. Ondertusschen kwam naderhand v d H [Van der Houven] weder bij C aan huis hoorde toen dat er zich meerder leven in zijne reeds verlamde ledematen begon te vertonen, dat hij over alles met de groots[t]e helderheid sprak & zelfs deze morgen nog zeer leesbaar geschreven had, 't geen hij zelfs voor eenigen tijd niet doen konde. Dit geeft dus weder eene geheel andere vertoning en indedaad toen ik alles om dus te spreken zoo op zijn dood wachtende zag kwam bij mij de gedachte op of hij wel zo erg was. Want zeker aan moed en lust om te leven ontbreekt het hem niet, en wordt hij nu op allerhande wijze versterkt.

Ik schreef nu heden meer over het staatkundige aan Bowring.

Er is weder een nieuwe Luxemburgsch[e] Mijn Maatschappij opgerigt. De particulieren waaronder de Mérode v Binn Zaken die het regt op deze ontginningen &C verkregen hadden staan het aan de Mij af ik geloof voor ƒ500/m. De Mij zal geloof ik een fonds van tien Millioen hebben.

In Frankrijk schijnt de suiker v beetwortel nog steeds eene grote rol te spelen. De suikerraffinadeurs schijnen in de verlegenheid aldus te zijn De Anti negerslavernij zoeken niet alleen het gebruik van O.I Suiker in Engd. door te dringen maar hebben nu ook reeds het oog op die beetwortelsuiker gevestigd.

Sch.[Schimmelpenninck] had largo met dne Kon. over mij gesproken en leerde


pagina: 55

ik hier uit dat de K. toch altijd minder weet zoo van Particulier[en] als men denkt, daar hij zich niet scheen te herinneren wat ik voor mijn Secretariaat had uitgerigt. Het was mij toch van den andere kant aangenaam dat Sch. van mij gesproken en gezegd had, dat wij op eene zoo vertrouwelijke en vriendschappelijke voet zamen werkten. Dit is een grote zege[n] van God en eene grote kracht tegen alle aanvallen van buiten.

Feb 20 Woensdag - Feb 24 Zondag

Deze dagen vloden snel en genoeglijk voorbij. Woensdag avond haalde ik de goede Ida van de Diligence af. Zij heeft waarlijk veel geleerd en moeten leeren, en zich in vele zaken met beleid moeten gedragen. Wij bragten rustige en aangename avonden met haar door, en konden ook bedaard over onzen goede Jan spreken. Bij hare eerste inkomst trof het mij zeer dat zij alleen kwam. Echter de indrukken zijn bij ons nooit zoo sterk als wij dezelve verwacht zouden hebben. Wij worden met alle denkbeelden gewoon. Dit gevoel ik toch dikwijls hoe veel ik aan Jan verloren heb. Hij was een warm vriend.

Nu hadden wij twee schone dagen en wij wandelden aller genoeglijkst met Ida die zich met ons in de zoo aangename ligging van ons huis verheugde.

Vrijdag avond zou Koosje Bergsma dan eens horen improviseeren. Wij hadden de Bosscha's de 'S Jacobs Beelo [Beeloo] & Mansfd.[Mansfelt] 'S Jac ['s Jacob] is geloof ik een goed man, maar zeer koud het geen dan ook de geheele avond en ook de improvisatie over Bonifacius verkoelde.

Zondagavond bij Ba.[Bosscha] vonden wij Koosje Bergs. weder en ik nam Bonifacius nog eens voor onderwerp. Het was nu veel warmer en beter, en toch beviel het mij niet, daar ik nog zoo zeer terug bleef bij het geen ik had willen uitdrukken, ik had de moeilijkheden van den toestand van den Zendeling willen schilderen, doch het was veel te flaauw.


pagina: 55

Veel hoorde ik deze week over ziekten & kwalen. O mogten wij de oneindige weldaden die wij tot nu toe in de bewaring van dit alles ondervinden toch waarderen en de gezonde dagen voor het nut onzer ziel gebruiken. Met deernis hoorde ik van de geweldige pijn die de heer Van Zuylen [Van Zuylen van Nijevelt] alhier lijdt, Cénie is ook nog steeds lijdende en dobberende.

Bij Molenaar hoorde ik een uitmuntende preek over de voorspelling van het verraad van Judas door Christus en de instelling van het avondmaal. De alwetendheid van Christus bewezen aan zijn vrienden & vijanden, dit was zijn thema, en de gemoedelijke toepassing en aanmaning om de genade in Christus aangeboden aantenemen was regt ter snede. Bij het uitgaan vond ik Beêloo [Beeloo] en nu waren wij in eenige minuten meer vertrouwd over de hogere zaken dan wij nog vroeger geweest waren.

Ik ontving verscheidene brieven onder andere van Capadoce die zeer hartelijk schrijft. SdC [Steven de Clercq] deelt eenige bijzonderheden mede.

Hoe veel tijd ook deze week scheen aan te bieden zoo had ik weinig lectuur of oefening in dezelve. De werkzaamheden aan het Bureau waren nog al menigvuldig, ik was er eenige malen 's avonds. Mijn lectu[ur] bepaalde zich tot eenige gesprekken in Herder over Job waarbij mij dan de Majesteit en heerlijkheid van dat boek op nieuw schitterend voor oogen stond. Drie avonden waren wij met Ida; ik las haar voor uit brieven &C of hield mij bezig met enig werk tusschen het welk ik praten kon.

Met veel genoegen hoorde ik gisteren van Ba. [Bosscha] de Romance de Meineed of het verhaal van het verongelukken van een Stoomboot door Withuys. Ik had nog niets van dezen dichter gelezen, doch behalve van Bilderdijk heb ik in lang niets gevonden in poezij dat mij zoo goed beviel. Veel was er regt goed geschilderd, en de vergelijking van den aannaderende storm met een gier indedaad stout en dichterlijk.


pagina: 56

Feb 25 Maandag

Ps 131 v 2.

So ik mijne siele niet en hebben geselt[geset] en stille gehouden gelijk een gespeent kint bij sijne moeder! mijne siele is als een gespeent kint in mij.

Mess. [Messchert] schreef regt hartelijk. In de zaak der Spaarbank was licht gekomen, waardoor hij daarin heeft kunnen voortgaan met een gerust geweten.

Amesh [Ameshoff] schreef ook regt kristelijk. Een kind was hem geboren en een hogere straal viel op onze tot nu toe geheel wereldsch[e] Correspondentie.

Ik had nog al veel te doen over die gerustheid van Cénie, over den roem dien hij daarop droeg. Aan Mess schreef ik er largo over & wil dit alles hier niet herhalen.

Coosje Bosscha is zoo zwak. God zij haar nabij.

Aan het Bureau is na mate dat Cénie lange weggebleven is, de toon ook weder minder aangenaam geworden. Zoo gaat het maar. De toekomst is moeilijk. Die verliezen veroorzaken echter veel meer onaangenaamheid, dan al die reglementaire bepaling[en] die twisten over Conditie &C

De avond was kalm en regt aangenaam. Ik had mijn Corr., ik las een maand in de Revue, waarin ik dan al dat woelen der menschelijke dingen en dat streven der menschelijke wetenschap zie.

Wij spraken voorts over allerlei betrekkingen, lazen tezamen gezangen &C. Ida heeft ontzettend veel goeds, en hoe meer men door den schors doordringt des te meer leert men haar waardeeren.

 

 


pagina: 56

Feb. 26.

Matt 26 v 41 Waekt en bidt, op dat gij niet in versoekinge en komt, de geest is wel gewillig maar het vleesch is zwak.

Steven schreef, maar over den gebeurtenissen van dezen dag. W Buyss[?] was fout. De preek van t B [ter Borg] over Judas was hem nog al kras geweest.

Ik was in strijd dezen gehelen ochtend en dat over den brief van Hogend. [Hogendorp]. Wat de leer betreft heb ik er niets tegen zoo als het in de Schrift staat, zoo als Paulus het verkondigt. Maar die toepassing van H daar kan ik mij niet mede vereenigen. Dat zien van een enkel klein kuddeken door da Costa & de zijnen even als Paulus zijne gemeente in het midden der heidensche wereld zag, dat kan men tog niet doen. Hoe vele stralen der Genade Gods zien wij overal doch zoo dezelve aan iemand ontsnappen moet het wel aan H zijn, die zich om dus te spreken geheel afsluit. Neen dit heeft God in zijn woord niet bevolen, dit is afnemend van de zaligmakende kracht van het bloed van Christus. Hij is voor velen gestorven of hij het voor allen is is niet geopenbaard, maar waar God wenken geeft, mogen wij hopen. Ik ben in tweestrijd of ik er H. over schrijven wil. Moge God mij hierin wijsheid geven.

Mev v d H [van der Houven] was ziek, wij konden niet derwaarts gaan.

Met G [Gideon] sprak ik hartelijk over de lijdensgeschiedenis. Sints onze Explicatie in het begin van dit jaar, ging alles veel beter.

Ik las de speech van Peel over de finantien van Engeland met veel genoegen. Het komt mij voor helder en duidelijk te zijn. Men schijnt vele takken van het bestuur te willen hervormen.


pagina: 57

Feb. 27. Woensdag

Rom 12 v 12. Verblijdt u in de hope. Zijt geduldig in de verdruckinge. Volhardet in den gebede.

De dag vlood snellijk voorbij. O God mogt ik tog uwe oneindige weldaden indachtig zijn.

Alle berigten wegens Cénie zijn beter. Ik bezocht hem. Hij lijdt toch nog ontzettend. Ik vond zijne vrienden Glaize Van Kutsen & Brequigny[?] bij hem.

Met Bosscha wandelde ik in het Bosch. De goede Koos lijdt pijnen aan de borst.

Ik maakte mijne rekening op & dank God dat het met alle de buitengewone onkosten van voorleden jaar wat verhuizen &C betreft mede gerekend nog goedkoper uitkomt dan in 1826. Echter het is nog te veel in mijne betrekking, en moet nog meer inkrimpen.

Ik ben tegen Gerrit nog te hard weet hem te weinig te vangen. Mijne gevoeligheid komt te veel vooruit.

'S avonds spraken wij zeer genoeglijk over vele dingen. Ik las verzen uit de Voet 't Graf voor, en wij waren zeer hartelijk.

Gied schreef mij over een & ander 't geen mij zeer aangenaam was.

In de Oost schijnen de zaken nog verre van rustig te zijn.

In Frankrijk hebben zich de Liberalen en de Ultra Royalisten vereenigd. Een zonderling mengsel waaruit nu vijf Candidaten te voorschijn zijn gekomen.

Feb. 28. Donderdag.

Joh. 18 v 11. Jesus dan seyde tot Petrum Steekt uw swaart in de schede. Den drinkbeker dien mij de vader gegeven heeft zal ik dien niet drinken.

 

 


pagina: 57

Na met Gerrit met het grootste genoegen het kleine school boekje van Wester over de vaderlandsche Geschiedenis gelezen te hebben begon ik heden eens met hem in Schrock te lezen.

Het gesprek in Herder over de Voorzienigheid beviel mij zeer goed vooral het denkbeeld over Babel, hoe dit doorloopt tot in de Openbaring.

Wij hadden gehoopt Daan nog hier te zien De goede Jongen schrijft heden aan Caroline dat hij niet wel kan komen & geeft onder andere als reden op waarom hij het liever uitstelt dat hem de uitgave wat groot is. Ik kan & mag het niet kwalijk nemen, en echter deed dit mij een alleronaangenaamsten indruk, want de zaak stond niet op zich zelve, maar was nu in verband met een paar kleine onattentien van Steven, dat gedurig uitstellen van Pauly & Margo en eindelijk nu dat stilzwijgen van 3 à 4 weken en ik was nu eens boos 't geen mij dan al in bijzonder langen tijd niet gebeurd was. Ik vond het hard dat het genoegen van eenige dagen bij mij te zijn aan eenen broeder en vooral aan eenen dien ik zoo lief had geen twee driegulden waard was. Nu kan ik de zaak weder wat bedaarder beoordelen, en ik heb ongelijk gehad driftig te zijn. Ik hoop echter dat de zaak met P & M nu nog eens hupsch af zal loopen.

Capadose zond mij een latijnsch boekje door hem uitgegeven.

Er is weder bal ten hove, verjaardag van de Princes Louise. Ik ben nu eenige keeren niet gevraagd geworden. Bij Schim [Schimmelpenninck] is de grootste vreugd er van af. Hoe elendig hol is dit hof en alles wat daarmede zoo in betrekking staat. Goude Rokken en Lintjes voor menschen die er volstrekt geen aanspraak op kunnen maken. O mogt men toch boven dit alles verheven zijn.


pagina: 58

Feb. 29 (Vrijdag)

Ps 102 v 27 & 28

Die sullen vergaen, maar gij sult staende blijven, ende sij sullen allen als een kleed verouden; gij sult se veranderen als een gewaet, ende sij sullen verandert zijn.

Maar gij zijt deselve, ende uwe jaren en sullen niet geeyndigt worden.

Ook deze dag leverde aan het bureau genoegzame werkzaamheden op, gelijk trouwens alle deze dagen. Het zijn duizende kleinigheden, die zich aan elkander scharen, zoo dat de ochtend voorbij is en men weet niet hoe. Ik ben bijna deze gehele week niet eens een paar uur rustig achter elkander aan het een of ander werkzaam of attent kunnende zijn & dat gedurig onrustige is niet goed. Ik voel dat ieder ouderdom zijne behoeftens heeft doch ik nu en dan eens een uurtje afzondering nodig heb.

Donderdag 's avonds kwam Beêloo [Beeloo] nog bij ons, die ik in lang niet gezien had en met wie ik wel eens had willen spreken. Wij spraken in eene kristelijke onderstelling meer dan eigentlijk kristelijk. In een vers van Beelôo op den dood van den jongen Mouton is zeer veel goeds, hoewel nog te veel kunst. Beeloo was nog al gepiqueerd over eene Recensie van een stuk of drama 't geen tegenwoordig van hem vertoond wordt, welke in den Apollo ingelascht was. Zeker het was niet malsch.

Wij waren 's avonds bij Rappard zeer genoeglijk hoewel het gezelschap te groot was, om regt los te komen. Ik zag een steendrukprent van Guido den Zaligmaker voorstellende die mij uitmuntend beviel. Wij spraken

 


pagina: 58

nog veel over 't Ministerieele over de te grote attentie die aan allerlei plannen gegeven wordt, waardoor dikwijls diegenen die in de zaken zijn & dus het best plannen kunnen vormen genoodzaakt zijn, om largo de plannen te recenseeren van diegenen die er volstrekt geen verstand van hebben. Ook over Jacotot hoorden wij nog veel[,] de aanmatiging van dezen franschman is zoo belachlijk dat men hem bijna niet geloven kan. Hij is nu aan het hoofd eener école normale van Leuven daar hij dan eens kunsten mede zoude doen. Nu geeft hij dagorders af benoemt zijn zoon Secretaris & laat correcties aan alle autoriteiten zenden, wanneer hij tegenwerking bij hen bespeurt. Zoo reken het hij bijv. als eene tegenwerking wanneer men spreekt van het zogenoemd enseignement universel. Aan den Commandeant v Leuven wierd door Jac. verweten dat hij zich in zijne brieven alleen van het woord U bediende ce que les élèves de l'école Normale regardent comme peur [onl].

De grote politique tijding is dat Royer Collard President der Kamer benoemd is geworden.


pagina: 59

[leeg]


pagina: 59

Maart

Marc. 10. v. 20 & 21

Doch hij antwoordende seyde tot hem,  Meester alle dese dingen heb ik onderhouden van mijner jonkheyt af.

Ende Jesus hem aansiende, beminde hem, ende seyde tot hem, Een ding ontbreekt u, gaat hene verkoopt alles wat gij hebt, ende geeft het den armen: ende gij sult eenen schat hebben in den hemel. Ende komt, herwaarts, neemt het kruys op, en volgt mij.

Een brief van Mess. [Messchert] die over de spaarbank en ook over het Roomsch[e] hartelijk & belangrijk schrijft. De goede Ds van der Ham heeft een lief kindje verloren.

Eindelijk brieven van de famille te Amst. De goede Margo heeft gevreesd dat zij reeds voor 4/w. geschreven heeft dat zij komen zouden. Alles is nu in order, maar met eene kleine oplettendheid kan men dikwijls zijne vrinden zoo veel genoegen doen, als men met onoplettendheid hen verdriet doet. Dit leerde ik weder op nieuw heden.

Wij waren voorts deze avond allergenoegelijkst bij elkander. Ik las uit mijne aantekeningen van 1823 voor, & vonden wij ons geheel verplaatst in dien tijd, die voor mij zoo rijk in ondervindingen en kennismakingen geweest is. Ook lazen wij uit dat altijd heerlijke Athalie, dat waarachtig door een Christen geschreven is. Wij spraken over tegenwoordige & verleden tijden & kan ik mij nu duidelijk begrijpen hoe Jan voorheen zoo veel in Ida gevonden heeft. Zij heeft waarlijk de gave van een kinderlijk hart en een uitmuntend humeur ontvangen. Hoe moeilijk is het om meestal de menschen en vooral de vrouwen te leeren kennen, en hoe voorbarig zijn wij toch altoos in het oordeelen.


pagina: 60

Mt. 2. Zondag

Matt 26 v 63 & 64. Doch Jesus sweeg stille, doch de Hooge priester antwoordende seyde tot hem, Ik besweere u bij den levendigen Godt dat gij ons seght of gij sijt de Christus de sone Godts

Jesus seyde tot hem, gij hebt het geseght. Doch ik segge ulieden, van nu aen sult gij sien den Sone der menschen sittende ter rechter (handt) der kracht (Godts) ende komende op de wolken des hemels

Met veel genoegen las ik de voorrede van Capadose voor zijne uitgave van het werkje van Burman. Het geen hij zegt is regt goed, maar er is weder gelijk in alle zijne werkjes iets zonderlings iets incoherents. Zoo vindt men hier dat begin over den brief van Paulus aan de Philippensen 't geen men volstrekt niet weet, hoe op Burman te huis te brengen.

V d Palm preekte Car en Ida gingen vroeg derwaarts. Ik ging tegen kerktijd, doch geen plaats kunnende vinden, zocht ik toevlucht in de fransche kerk waar ik indedaad een zeer kristelijke preek v Chaufepié over den blik van vergiffenis, die Christus op Petrus wierp, hoorde en gesticht te huis kwam

De vrouwtjes kwamen wel t'huis en hadden dan veel schoons gehoord. Mogt ik nu maar bevrijd wezen van over v d P te spreken. Het is dan als of ik mij schamen moet er niet geweest te zijn. Er is eenen graad van het Christendom waarin V d P tot zegen kan zijn en echter is hij mij niet het ideaal van eenen verkondiger des Evangelies want hij predikt het na mijn oordeel te menschelijk en niet genoeg als eene kracht Gods tot bekeering. Als ik nu gevraagd wordt wat zal ik zeggen. Ongunstig wil ik niet spreken, iets 't geen een ander die indedaad stichting


pagina: 60

heeft gehad, zoude kunnen ergeren. Ik waardeer v d P [Van der Palm] als man van geleerdheid welsprekendheid ja zelfs eenigzints van regtzinnigheid wilde hij een stap verder gaan & het christendom des harten, waardoor wij leeren inzien dat wij allen zondaars voor God zijn, verkondigen[,] welk een werktuig konde hij niet in Gods hand zijn. Hoe jammer dat men zoo over menschen en niet over Christus zelven kan & mag spreken in de gewoone  conversatie. Het kan mij niets verscheelen, wie men meer of min verheft, als het maar geen afgoderij van menschen en eene menschelijke idealisatie van de bijbel wordt. Heeft Christus zoo als men dit dan opneemt eene leer verkondigt gelijk Socrates & Mahomet eene leer hadden. Ik gelove dat wij hem moet. Is hij leraar al is het dan ook met goddelijke magt geweest dan staat hij verre beneden Socrates die nog in zijne laatste oogenblikken lessen der onsterflijkheid gaf terwijl Christus zich met dingen die hem personeel betroffen als zijne moeder als zijn vriend zijn ligchaam & zielesmart bezig houdt. Wat heeft hij geleerd? gedurende zijn geheel lijden. Alles & niets. Geen enkele spreuk geen enkel onderwijs heeft hij gegeven maar hij heeft gezwegen, voor Pilatus zich door Romeinsche soldaten laten bespotten, door Joodsche dievenleiders in het gezicht laten slaan en dit heeft meer geleerd dan de boeken die hij geschreven of de lessen die hij zoude kunnen gegeven hebben.

Christus zendt de discipelen uit, nog gedurende zijn leven niet om zijn leer te verkondigen, want wat wisten zij daarvan, voor het  Pinxterfeest, maar om te verkondigen het Koningrijk Gods. En wat is dat Koningrijk Gods? Het is de verzoening van den zondigen mensch met God door Jezus Christus


pagina: 61

den Heere. God met de menschen dit was de zang der Engelen op het kersfeest geweest. God was met de menschen in de dagen van het paradijs geweest. Zij hadden gezondigd & hij was van hen geweken. De hoop op zijn terugkomst op zijn gemeensch[a]p dit was de hoop der Patriarchen & gelovigen Israels. En daar in de volheid der tijden verschijnt weder de Heere, midden onder de zijnen. Van daar stierf Simeon in de Vreugde zijns Heere hoewel hij niets van de leer van Christus gehad had of vermoeden kon. Echt weder met God vereenigd, met God verzoend zijnde valt de dood die de straf der zonde was van zelven weg en de mensch is onsterfelijk geworden gelijk in deze dagen van het paradijs. Wat leert nu Christus, alleen de vruchten waaraan die gene die het koningrijk Gods ontvangen zullen hebben openbaar zullen zijn. Alle zijne gelijkenissen beginnen met dit koningrijk Gods en dienen tot nadere omschrijving wat dat rijk Gods in ons is. Het wordt vergeleken bij de parel van hoge waarde der schat het zuurdeessem der maaltijd het tot een boom zich ontwikkelende mosterdzaad, het huis op den rotsteen het zaad in de goede aarde. Wat doet Christus hij vertoont alles aan zijne apostele[n] wat tot bewijs kan dienen zijner hoge waardigheid, en 't geen zij eerst nadehand zullen begrijpen want hunne oogen zijn gebonden zij zien hem wonderbaar genezen wonderbaar spijzigen, doch zij weten nog niet wie met hen is, dan in die oogenblikken waar zij dit door hoger kracht bekennen. Zoo zegt Petrus Gij zijt de zoon der levendigen Gods waarbij Christus ook zegt dat vleesch en bloed hen dit niet geopenbaard hebben. Christus vertoont zich ook als het ideaal van den Joodsche Rabbi & der Joodsche schriftuitlegger en hij verklaart de wet geestelijk en als magthebbende. Hij geeft geen voorschriften voor iedere zaak, voor iedere pligt, zoo als alle


pagina: 61

andere wetgevers gedaan hebben, hij geeft maar een a b c der Zedekunde maar door dit a b c worden alle voorkomende gevallen helder, en kan er voor den Christen niets onduidelijk zijn kan hij wanneer hij zijn Evangelie opslaat antwoord op iedere vraag vinden. Er is dus geen scheiding in het leven van Jezus te maken tusschen zijn leer & lotgevallen. Alles wat hij deed & vooral wat hij leed was leer. Nu leerde hij door woorden dan door daden dan door zwijgen maar dit alles was volmaakte eenheid en zoo in die volmaakte eenheid moeten wij hem beschouwen. Van daar dan ook het verkondigen van Christus als de weg ter zaligheid, dat is door geloof aan hem als alles voor ons volbragt hebbende en tevens met navolging van hem in alle zijne daden woorden en lijden. Want dit is de grote verkondiging niet dat wij naar beschreven woorden handelen maar dat wij door het Geloof Christus gelijkvormig moeten worden. Ik kan het niet genoeg uitdrukken maar ik zie alles als een groot geheel voor mij. Het was de verlossing van het menschdom. Dit werk begon met de geboorte het eindigde op het plegtig oogenblik toen het woord het is volbragt uitgesproken wierd. Alle dat heerlijk bijwerk van de diepe menschenkennis, de hoge wijsheid, de krachtige overreding die in woorden in gesprekken van den Zaligmaker gevonden worden, zijn om dus te spreken kroonlijsten en vercirsels [versierselen] in het gebouw van het Evangelie, maar dit gebouw zelve rust op eenen hechte grondslag de Verlossing van het menschdom en het geen men de leer noemt is slechts een der uitvloeisels van de wijzen waarop deze waarheid verkondigd is. Ik wil hiermede niet zeggen


pagina: 62

dat er geen leer van het Christendom is dit is iets geheel anders. Dit is het Resultaat van de woorden en daden ja van het gehele leven van Jezus hetwelk door de Apostelen en de kracht des heiligen geests verkondigd is. Ik heb er alleen maar tegen wanneer men in Christus zijne leer als een bijzonder gedeelte van zijn werk wil afzonderen waardoor hij ofschoon dan ook duizendmaal verhever met eenig mensch in vergelijking gebragt zoude kunnen worden. Christus is Christus gelijk God God is even als hij in den hemel een volmaakte eenheid gevende waarin niets gemist, waaraan niets bijgevoegd kan worden.

Mt 3. Maandag

Ps 103 v. 1 & 2.

Looft den Heere mijne ziele, ende wat binnen in mij is, sijnen heyligen name

Looft den Heere mijne ziele, ende en vergeet geene van sijne weldaden

Het Bureau leverde weder genoegzame stof op. De zaken staan daar niet stil. Cénie blijft dobberende om dus te spreken. De belangstelling voor hem neemt niet toe.

Ik schreef aan Capadose Van den eene kant wordt hij mij meer & meer lief, van den anderen kant is zijn toon nu en dan toch bitter zoo als in dien noot over de Diners der 17e eeuw, en die over Jan de Wit [de Witt].

Ik las 's avonds genoeglijk voor de dames uit den Bijbel & ook uit Basels Missions Verslag over de bekeeringen in de eilanden der Zuid Zee.


pagina: 62

Met Koosje Bergsma was ik bij Kruseman waar zij onder anderen het portrait van Mev. Falck zag dat mij uitmuntend beviel, als ook vele schetsen die Kruseman in Italië gemaakt had

Ik begon het 24e boek v Homerus

Maart 4 Dingsdag

Spr 3 v 5

Vertrouwt op den Heere met uw gantsche herte; ende en steunt op uw verstant niet.

Mogten wij toch dit ieder oogenblik van ons leven erkennen, daar wij het gedurig tot onze beschaming ondervinden. Weinig dacht ik toen ik dezen ogtend bedaard in de questien van het Engelsch parlement zat te lezen dat onze lieve Stephen op dat oogenblik zulk een gevaar liep, waarbij hij alleen door Gods vaderlijke goedheid beschermd en gered was geworden. De jongen was bloeiend als een roos met de kindermeid uitgegaan en zij liep met hem op den arm de nieuwstraat voorbij toen er op eens een man driftig die straat komt uitlopen die haar tegen den rug loopt zoodanig dat zij met het lieve kind voorover valt, zoo dat beiden geheel met slik bedekt waren. Gelukkig konden zij in een nabij zijnde groen kelder opgenomen worden en kwamen van daar in een koets t'huis terwijl Caroline die nog thuis was en uit wilde gaan en die op het zien van het lieve kind in dien staat zeer geschrikt zoude wezen, er niets van merkte, en het eerst eenige uuren daarna hoorde, toen het kind er weder heerlijk uitzag. Hoe ontzettend is het niet wanneer men bedenkt, hoe veel ongelukken niet voor het lieve kind het gevolg van zoo eenen val hadden kunnen wezen.


pagina: 63

en thans had het kind er volstrekt geen letsel zelfs geene de minste kneuzing van. Gods hand is er duidelijk in. Mogten wij denzelven er in erkennen met diepe ootmoed & innige dankbaarheid. Dit voelde ik nu zoo duidelijk hoe hij die ons zoodanig redt, ook diegene is, die ons vrijmagtig verlost van de Zonden. Deze erkenning echter zoo met woorden als een systema te omschrijven dat gaat nog niet want hoe kunnen wij Gods gedachte meten. Wij kunnen hier wel zien waarin hij zich openbaart, hoe hij zich ontfermt, dien[?] hij zich ontfermt, doch tot de bron kunnen wij niet opklimmen. Hoe had deze dag een dag van droefheid en rouw voor ons kunnen zijn! O God hoe zijn uwe weldaden op ons. Die lieve Steven als hij ouder worde mogen wij hem dan herinneren aan deze genadige bewaring.

Merkwaardig zijn de staatkundige gebeurtenissen om ons heen. Turkijen rust zich ten oorlog uit; alle oogenblik verwacht men de tijding dat de Russen over de Pruth [[Prut] getrokken zijn. Men verspreidt dat er zaden van tweedragt tussch[en] Engeland en Russland opkomende zijn 't geen echter van de Engelsch[e] zijde ontkend wordt. Men maakt in Engeland allerlei spotprenten waar men een kalkoen ziet (turkey) die de drie mogendheden onder zich willen verdelen, doch Rusland zegt dat hij het beest wel alleen op kan mits hij er O I specerijen bij heeft. Op een andere prent ziet men de Russen optrekken met vaandels waarin geschreven staat dat zij na de Oost gaan.

In Constantinopel rust men zich ten oorlog uit. De Sultan laat zegt men een paleis in Azien bouwen De Katholijke Armeniers worden met geweld naar Azie verjaagd.

Allermerkwaardigst zijn de laatste gebeurtenissen in het Engelsche parlement en het besluit door het huis der Gemeente


pagina: 63

genomen om de Test en Corporatie Acten intetrekken, waardoor men geen lid van de Regering of zelfs van een gilde mag zijn, indien men geen lid van de Eng. kerk is, of ten minsten daar het Avondmaal gebruikt heeft. De zaak was moeilijk, zij stond met het geheele gebouw der Engelsche Constitutie in verband. Uit het hogere oogpunt zoo als daCosta het bv. ingezien zoude hebben, is het geensints beschouwd geworden, integendeel de Ministers zelven hebben gezegd dat zij de zaak zelve gaarne afgeschaft zagen, doch dat zij begrepen dat dit oogenblik hiertoe niet geschikt was. Het blijkt dunkt mij duidelijk dat deze Acts uit bijzondere tijdelijke omstandigheden voortgesproten waren, en eigenlijk nu gene betekenis meer hadden, dat de Act of indemnity die jaarlijks sedert 1745 gegeven wierd, het practische nadeel wegnam, en dat eindelijk die qualification die men verkreeg door het avondmaal bij de Anglicanen te gebruiken een elendige verachtelijke vorm maakte van de hoogwaardigste plegtigheid des Evangelies. Verstand & redenering moesten dies tot de afschaffing doen besluiten en met dit alles is van den anderen kant het besluit dier afschaffing een overwinning niet van verstand op onverstand maar van het indifferentismus in den Godsdienst. Het is eene schrede vooruit op den weg om eindelijk de scheidsmuur tusschen Catholiken en Protestanten omver te rukken, en daardoor gelijk het te vrezen staat, nieuwe rampen te verwekken.

De eerste dag is in het Parlement deze motie van Lord Russel doorgegaan. In een volgende vergadering heeft het Parlement zich en comité gevormd om over deze zaak te handelen. Peel die tegen de zaak gesproken had, heeft de beslissing willen doen uitstellen en is toen men dit weigerde heen gegaan, waarop verscheidene leden hun ongenoegen te kennen hebben gegeven dat hij vertrokken was, zoo dat hij nog voor het einde der zitting teruggekeerd is.


pagina: 64

Peel heeft ook eene merkwaardige voordragt gedaa, over het vermeerderen der misdaden in Engeland vooral die tegen eigendom.

Schrikkelijk is het gebeurde in Londen, de invalling namentlijk van een nieuw gebouwd Theater het Brunswick Theater, dat uitmuntend schoon gebouwd moet geweest zijn. Op het oogenblik dat men daar eene Repetitie zoude hebben wordt in eens een krak gehoord, het ijzeren dak waarschijnlijk te zwaar voor de muren stort in en in een wenk der tijden is het gehele pragtige gebouw een hoop puin. Meer dan veertig menschen schijnen het offer van dien noodlottigen instorting te zijn, zoo onder het gebouw zelv, als in de naburige huizen, vele andere[n] zijn intusschen nog gered, waarvan sommigen op eene wonderbare wijze. Voor een jaar wierd een feest weges de volbouwing van deze schouwburg gegeven, waarbij de ondernemer de Hr Maurice die thans onder deze puinen het leven verloren heeft zeide dat het gebouw op den gewoonlijke duur van een schouwburg in Londen namentlijk op dertig jaar berekend was. Dit beklaagde men toen, en een der gasten wenschte dat indien dan dit gebouw zoo kort moest leven deszelfs leven a merry one mogt zijn. Daar liggen nu de puinen.

Zonderling moet de kamp van Ongeloof en Bijgeloof en dan dank zij God, ook veelal den overwinning van het Geloof in America zijn. In Kentucky las ik voor eenige tijd dat zich de meeste Unitarianen bevonden, thans lees ik ook dat zich aldaar de grootste dweepers vertoonen waaronder de Jerkers die zenuwtoevallen hadden waarbij zij als ballen over den grond rollen, en blaffens welke geheel houding & geluid van honden nabootsen.


pagina: 64

Na luid van verschillende berigten die van tijd tot tijd worden ingewonnen heeft men in vele plaatsen van ons land op den 23en febry. eene aardschudding ondervonden. Het Noordelijkste punt schijnt den Haag geweest te zijn alwaar onder andere[n] Mevrouw Capello haar bed had voelen schudden.

Eindelijk is De Sharp na eenen zeer werkzame loopbaan overleden in den ouderdom van 71 Jaar. De man is door vele werken bekend, en ook door zijne bijzondere tegenwoordigheid van Geest en Geestigheid zijner Reparties waarvan tallooze Anecdote[s] verhaald wierden. Als President van Verscheidenheid en Overeenstemming moet hij vooral uitgemunt hebben in het geven van gepaste, met Attisch zout besprengde Complimenten aan de verhandelaars. Vroeger is hij in theologische geschillen nog al diep gewikkeld geweest, tot hij eindelijk eens een vers op eenen zekeren Remonstrantschen Dominé die gestorven was maakte, en dien in den hemel plaatste. Nu wierd de zaak op eens omgekeerd en hij als een Apostel der verdraagzaamheid aangehaald. Op dien grond wordt hem dan ook in de Staats Courant en in het Advertentie blad lof toegewoven. Het laatste laat ik gaan, doch het is zonderling in eenen Staats Cour[ant] te lezen, dat hij het voorbeeld gaf van gulle verkering met leden van andere genootschappen en betuigde dat de waarde van den mensch niet afhing van zekere leerstellingen die hij aankleefde. Wie heeft nu dit ooit beweerd. Welk Kristen wil niet al is het met tollenaren en zondaren aanzitten, zoo het ter eere Gods strekken kan, doch men wil het goud ons uit de hand spelen om er koper voor te verwisselen. Rijke[n] en armen kunnen bij een komen, maar moet daarom

 


pagina: 65

de rijke eerst zijn geld in het water gooien. Waarom zullen wij dit dan in het geestelijke doen moeten?

Onder de werken van Sharp herinner ik mij eene aller overdrevenst sentimenteele verhandeling over de Vriendschap te hebben gelezen. Zijn Eerzuil voor den Nederlandsche Krijgsroem heeft weinig epoque gemaakt, zoo ver ik mij herinner. Zijn boek over den beruchten Inbreker Meyer een jongeling van goede geboorte, die ter dood veroordeeld zijnde zich aan de schande der straf door zelfmoord onttrok blijft steeds merkwaardig. Sharp moest toen het volk dat zich verbeelde dat men Meyer aan den straf onttrok, geruststellend aanspreken en voorbereiden, dat de ontzielde in dien staat op het schavot gebragt zoude worden. Dit liep toen goed af. Sharp had in Rotterdam eene grote populariteit.

Heden sprak ik iemand die gisteren van eene dame zeer ernstig een recept voor de koorts gekregen had, dat probative was. Men moest een ei in zijn eigen water laten koken en aan een hond dit water laten drinken Dan verliest de waterende persoon de koorts & de hond verkrijgt dezelve. En dit was krachtig door de ondervinding bewezen.

Hog. [Hogendorp] haalt als een bewijs van de geest des tijds aan dat een Predikant die te Woerden beroepen is, eene aanschrijving van den Burgemeester van die plaats had gekregen dat zijne komst aldaar niet aangenaam zoude zijn & men hem liever aanraadde weg te blijven.

Dom Kaldenbach [Callenbach] die tegenwoordig als een der sterkste en bij sommigen als een der dwaaste predikers bekend is, is beroepen geworden te Nijkerk. Zoo ik mij niet bedrieg was juist Nijkerk het toneel der geestelijke beroertes in de voorige eeuw, of was het Nieuwkoop?


pagina: 65

Of er nog geen tijdschriften genoeg waren, heeft men hier al weder het plan van een nieuw wijsgerig tijdschrift aan het publiek ingeleverd, daar wij hier nog ver genoeg in de wijsbegeerte zijn. Het is maar te hopen dat wij er niet te ver in zullen komen! Aan het hoofd van deze onderneming staat een Dr. Kiehl die diep getast heeft zoo men zegt in de Duitsche philosophie en door de Princes Wilhelmina vroeger zeer begunstigd is geworden. De andere collaborateur is een zekere Jr de Brouwere[?] zoo men zegt iemand (uit Braband) die eerst hevig Roomschgezind nu een martelaar van de Duitsche philosophie geworden is, daar ten gevolge daarvan zijn gehele famille met hem gebrouilleerd is.

De Staats Courant heeft het Reglement der Regering in Indië uit de Bataviasche Courant overgenomen, zonder dat daarvan nog eenige tijding van Du Bus [De Bus de Gisygnie] was ingekomen, zoo dat het hier in den Courant heeft gestaan eer de Koning nog officieel tijding van de zaak heeft gekregen.

Zoo ik hoor moet de preek van Van der Palm van ll Zondag een schoon welsprekend stuk zijn geweest.

Mt 5-8 Woensdag - Zaturdag

Deze dagen vlogen in werkzaamheid en gezellige omgang daar henen. Aan geestelijken strijd nu en dan ontbrak het niet. Zaturdag ochtend gevoelde ik dit onder andere andere. Ik had in Herders Ebraische Poesie gelezen en daarbij nog al over de Geschiedenis der Patriarchen &C nagedacht. Alles toen in deszelfs verband met het oog van het kinderlijk geloof en het uitzicht op de vervulling in Christus kwam mij helder & duidelijk voor. Toen ik aan de Vergadertafel


pagina: 66

zat en daar over alle die tegenwoordige betrekkingen sprak, en hoorde spreken kwam mij het denkbeeld van Abraham den Engel Gods in zijn tent ontvangende, als zoo geheel buiten de wereld voor en ik zag twee werelden voor mij & hoe die van het geloof ons vreemd bleef als wij in de zogenaamde practische wereld waren. Des middags zag ik de zon ondergaan & God gaf mij weder kracht en licht, en ik kwam weder in de wereld des Geloofs.

Woensdag avond waren wij bij V d H [Van der Houven] zeer genoeglijk zonder diep in de zaken des geloofs te gaan. Daartoe waren er te veel menschen hoewel wij geheel en famille waren.

Donderdag hadden wij Kruseman en Mansfeld [Mansveldt] met Jane v d H bij ons. Het onderhoud was vriendschappelijk. Ik sprak met Kruseman over Italie en kunst, Ida met Mansfeldt over oude betrekkingen. Alles bleef echter bij de oppervlakte

Met Caroline & Ida had ik twee zeer aangename avonden. Ik las voor hen uit Mercier uit Picard &C na dat ik van het Bureau te huis gekomen was. Bovendien spraken wij veel over veelerhande onderwerpen

Het Liberalismus v Zuilen [Van Zuylen van Nijevelt] las ik met veel genoegen. Ik kan mij met de meeste beginselen van hetzelve veel beter vereenigen als met het vroege[r] gevoelen van da Costa, die de legitimiteit alleen in de eenhoofd[ig]e regering stelde en dan stelde zoo ik mij wel herinner dat twintig menschen op een eiland vereenigd genoodzaakt zijn zouden een koninglijke regeering te kiezen. Het stukje van Van Zuilen is echter meer een werkje waarin hij zijne denkbeelden voor zich zelven uiteengezet heeft, dan wel voor anderen en


pagina: 66

is dus beter geschikt om diegene die begint intezien wat de Staatkunde van den Christen is, verder in telichten dan om anders denkenden over te halen. Daarvoor is het te kort en voor hen die niet gewoon zijn over zoodanige punten na te denken, te duister. De aanhaling van de definitie van de Vrije Genade komt mij daar niet bijzonder gepast over. De raad Gods is het geheim Gods maar wie gelooft zal zalig worden. De voorbeschikking Gods moet aan het gelovige hart in verband met alle andere waarheden geheel in de uitspraken des Bijbels na mijn oordeel [geleerd/gelezen?] worden. Zoo op zich zelve genomen in een werk over een ander onderwerp handelende, vinde ik er altijd iets hards in, en in den Bijbel staat nu met regt Wie heeft zijne wille wederstaan maar ook God is liefde.

Ik las een oratie van Philipse te Franeker over Bijnkershoek, die mij voorkwam, goed geschreven te zijn, doch waarin ik weinig nieuws leerde.

Met veel genoegen was ik heden ochtend bij Molenaar en hoorde eene zeer goede preek over de Veroordeling van Christus door de Overpriesters. Hij stelde de haat der overpriesters de reden hunner vroege vergadering en de oorzaak hunner overgifte van Christus aan Pilatus goed voor. Hij leidde uit het wederregtelijke der Veroordeling bewijzen van de hoge waardigheid van Christus af. Zijne toepassing was dringend en op den man af Christus moest onze verlosser worden. Het moest gene zaak van het verstand zijn maar eene behoefte van het hart worden Christus te zoeken. Mogt ik dit alles ter harte nemen. Ik stemde alles in, doch wierd nu en dan afgetrokken hoewel juist wel door geestelijke denkbeelden, maar die


pagina: 67

hier minder te pas kwamen.

Gerrit was mede en ik moest verbaasd staan over het geen die jongen onthouden had en het genoegen dat hij in den preek had. Hij is nu en dan wel eens stout, doch op sommige oogenblikken is Gods genade krachtig over hem. God beware hem hierin. Hij is ouder en toch tevens kinderlijker als ik op dien ouderdom was.

Ik had slechts een brief in dezen dagen namelijk van J Fock. Deze brief is weder zeer hartelijk en zeer delicaat Doch hoe jammer is dat die goede Menisten zulke flaauwe uitdrukkingen hebben als zij van de dingen des eeuwige leven spreken. Zij spreken dan van den zegen van boven van het Opperwezen doch hun God & Verlosser die zich in het vleesch geopenbaard heeft, komt hen daar te gemoet. O mogte zij zijne stemme horen.

Cénie wordt beter doch lijdt veel. En zekere heer de Brauwere en Versteeg[De Brauwere Steeland?] die in Batavia geweest is, vertonen zich in de rangen voor het directeurschap. P.J Kerkhoven was heden hier; hij schijnt er ook nog wel aan te willen

In het paleis van Prins Fredrick is gisteren het eerste bal gehouden. Morgen is er geloof ik weder Kinder Bal bij den Prins van Oranje.

Met de Staaten Generaal loopt het dit maal op het einde. De werkzaamheden zijn niet belangrijk geweest in den laatste tijd. Eenige titels van het wetboek zijn aangenomen en andere weder verworpen. Men heeft veel gesproken over de noodzakelijkheid om de wet over de drukpers van 1815 in te trekken, als slechts voor de behoeftens van dien tijd geschikt. Van den kant van het Gouv is daar niet veel op geantwoord geworden. Men schijnt van de Brabandsche kant aan Elout die thans veelal te huis zit, du Bus [Du Bus de Gisignies] bij deszelfs terugkomst uit Indiën als opvolger te willen geven


pagina: 67

Mt 10 & 11

De ochtend begon met een Visite van Reynvaan die mij toch goed & rond voorkwam & die ik dan nog onder al de pretendenten het liefst de bruid toewensch. Er heeft zich behalve de Lannoy de Brouwere, en Versteeg [?] een nieuwe Pretendent opgedaan namentlijk de Heer de Salis die Resident in Indie geweest is.

De dag was aan 't bureau vol beweging. De Waal was over en de Conditien waren weder aan de orde van den dag. De ogtend liep snel voorbij. 'S avonds schreef ik largo aan Messchert.

Ik las aan onze Dames voor uit het zonderlinge boek het leven van den Jonkheer van Balgeur waarop onze recenseuren zoo allersterkst hebben afgegeven en het geen zij als dwepend en profaan beschouwen. Zeker den reinen is alles rein moet men bij dit boek in het oog houden alles is er in dooreen gemengd, en dit kan gelegenheid tot veel ergernis geven. En echter met dit alles is er toch iets excentricqs iets oorspronkelijks iets waarachtig kristelijks in.

Wij hadden een heerlijke lentedag even als de morgen gister ochtend geweest was. Ik kan er thans echter geen gebruik van maken, want de eene drukte volgde aan het bureau de andere op. Nu moesten wij nog uit dineeren bij sJacob zulk een soort haagsch afdoening diner. Wij vonden aldaar de Heer & M. Fannius Scholten, Bernard voorts den Heer Metelerkamp, Beelaerts van Blokland, Asch van Wijk en Loke. Eerst wierd er veel over de laatste zittingen van de Staten over de kleine questies met betrekking tot de wet over de drukpers over het werkje namelijk Apologie de la peine de mort par M


pagina: 68

Asser gesproken. Ook over de wetten. De zaak wordt nu weder in het midden gelaten. Over de doodstraf wierd veel gezegd. Het discours van Robespierre tegen dezelven moet een der beste zijn. Aan tafel sprak ik genoeglijk met Asch van Wijk over vaderlandsche historie en antiquiteiten &C. In het midden van het Diner, sprak men op eens over Bilderdijk en toen stormde het los. Nu kwam op de praat zijne ondankbaarheid te Brunswijk alwaar M. [Metelerkamp?] hem gekend had, zijne inconsequentie in 1795 daar eerst al de andere advocaten over een gekomen waren, onder een zekere restrictie dien eed te presteeren. Men zeide dat hij zoo sterke verzen tegen het Huis van Oranje geschreven had onder koning Lodewijk dat deze de uitgifte er van verboden had &C &C. Toen viel men op het boekje van Zuilen [Van Zuylen van Nijevelt] daar vrij wat over afgegeven wierd, aan. Het was onzin. De Theocratie was na de tijd der Joden voort gegaan, had zich ten toon gespreid in de vrede van Munster &C. Het discours wierd niet aan mij gerigt en ook zoo ver ik bemerken konde, niet indirect. Ik had geene lust om den strijd te beginnen, doch gevoelde mij echter moed[e?] om te riposteeren zoo de bataille tot mij was gekomen. Ik had lust om te improviseren, maar het wierd ditmaal niet gevraagd.

De Minister v Bin Zaken heeft een besluit genomen ten gevolge waarvan de afdamming van het IJ niet wordt voortgezet.

Crommelin & Hodshon hebben een tegenrekest in de zaak der thee ingeleverd.


pagina: 68

De Hertog v Brunswijk is zoo het schijnt tot de Roomsche Kerk overgegaan. Is ook dit niet een teken des tijds

Met Fan Scholten [Fannius Scholten] sprak ik veel over de Oost. Hij zeide mij dat al de voorspellingen van zijn overleden broeder over het lot van onze bezittingen bijna letterlijk vervuld waren en dat die zelfs een zoodanige oorlog als thans plaats had, vooruit gezien had.

Bowring meldt de ontvangst van den brief van daCosta die hij hartelijk gevonden heeft en zonder bitterheid gelezen heeft, doch de triomf van het verstand blijft boven drijven, ook in het godsdienstige[,] deze brief is belangrijk.

DaCosta schrijft allerhartelijkst over het gebeurde met Steventje 'tgeen hij echter niet volledig gehoord heeft. Wien mijner vrienden heb ik zo deelnemend gevonden als hem.

Steven is nog zeer in druktens en uitgang verzonken. Hij ziet de zaken goed in wat het godsdienstige betreft doch ik vrees dat er nog een schok nodig zal zijn om dezelven geheel van zijn hoofd in zijn hart te brengen.

Mt 12 & 13

12. Het was Ida's verjaardag. Zij ontving van ons een kleinigheid en een versje 'tgeen haar zeer veel genoegen deed. Het weder was heerlijk eene wandeling na Scheveningen was alleraangenaamst, het gezicht op de zee was uitnemend schoon. 'S avonds was de Lieutenant Wiselius bij ons die nog al veel gezien heeft en in de Midd Zee & in Java geweest is. Hij was mij tijdens ons verblijf te

 


pagina: 69

Amst in Sept. ll. al zeer goed bevallen. Hij verhaalde niet veel bijzonders, ondertusschen was ons bij elkander zijn toch zeer genoeglijk en verheugde mij dat het Ida aangenaam was.

13/ Ida vertrok heden. De drie weken die zij bij ons had doorgebragt, waren om dus te spreken omgevlogen en zelden ook hadden wij een logeer gast waarvan wij zoo veel genoegen hadden. God zij verder met haar. Zij is nog jong en niet van die personen die onopgemerkt kunnen blijven. Zij kan nog aan vele verleidingen blootgesteld zijn.

Thans is het weder een rustige middag. Vele bezigheden zijn er in de vorige dagen geweest, die zoo gedurig de attentie bezig houden, daarbij lange vergaderingen, zaken die nog al hunne kleine onaangenaamheden hadden en dan weder wandelingen nu en dan eens uit gaan & zoo gene gezette studie of toeleggen op het een & ander het geen mij altijd na doet denken & goed voor mij is. Een zoodanige staat van zaken brengt bij mij altoos een zeker échauffement van den Geest voort, dat niet goed is. Ik ben dan eenigzints irritabel trek mij kleine onaangenaamheden aan en loop gevaar om in plaats van in betrekking met God in eigen kracht te staan en om dikwijls ontrent degenen die om mij heen zijn veel minder kalm & zacht te zijn als ik moest. Ik bemerkte dat onder andere toen op het Proces Verbaal ll Maandag aanmerking gemaakt wierd, in de paar woorden dezen morgen met Sch [Schimmelpenninck] gewisseld, en in een paar gedragingen jegens Caroline. Ligt zoude dit toe kunnen nemen daar wij P [Pauly] & M [Margot] eerstdaagsch verwachten. Goedertieren God leid mij in uwe waarheid Leer mij mijne eigene zwakheid en zondigheid inzien en de behoefte aan uwen bijstand. Mijne redenen tot dankbaarheid zijn zoo groot en mijn hart is meestal zoo koud & ongevoelig.

 


pagina: 69

Mt 14

Aan het Bureau was het heden een duistere dag. V d H [Van der Houven] had dan eindelijk eens zijne balans opgemaakt van Winst & Verlies waarna men zeer nieuwsgierig was en nu toonde ongelukkig het Resultaat dat Z M weder zal moeten bijpassen, hetgeen men zoo zeer gewenscht en met eenigen grond gehoopt had, te kunnen vermijden. Bij zulke eene gelegenheid komen dan alle de nadeelen van de zaak zelve, het gevaar waaraan de Koning zich blootgesteld heeft door eene van niemand gevergde verbintenis, het precaire van de gehele inrigting en van ons bestaan bij dezelve, voor oogen. Ik denk er dan tevens bij hoe ik sedert 1818 altoos bijna Balansen gezien heb die verloren en hoe ik steeds getuige ben geweest van verliezen. Alle moeite & arbeid in zulk een zaak als de Mij aangewend, schijnt nu ook minder beloond, en kan de Koning natuurlijker wijze ook weinig satisfactie tonen. De miszetting van dezen moet weder op Schim [Schimmelpenninck] werken &C. Zoo redeneert men dan maar voort, en het is ook waar dat het verre van aangenaam is. Doch voor mij personeel is het misschien zeer goed. Als de Mij eens vooruit ging hoe zoude mijn hart zich dan verheffen, hoe zou ik dan iets te wenschen hebben. Het is voor mij goed zoo als het gaat. Mijn hoogmoed worde gedempt mijn vertrouwen beter & vaster op God gerigt.

Ik las Herder over Moses met genoegen & 's avonds de Selbst Biographie van Pellican een geleerde uit de hervorming Nu deed het mij weder leed geen geleerde te zijn. Ik wilde zoo een vaste letterkundi[ge] bezigheid hebben zeker om mij er weder in op te sluiten en er een afgod van te maken. Goedertieren God ontferm u mijner, leer mij mijne zondigheid inzien en behoefte aan uwe kracht hebben. Laat mij toch in mijne godsdienstige denkbeelden geen kunstmensch worden. Laat het niet uit het hoofd maar uit het hart bij mij komen, dan voelt men zich zoo wel[,] dit heb ik dikwijls ondervonden, doch nu en dan ligt er een sluier over.


pagina: 70

Mt. 15

Dit was de Verjaardag van onzen lieve Daan die er wel mede te vreden was presenten te ontvangen, doch anders zoo in zijne gewone stilte bleef. Eindelijk om half een uur kwamen Paul. en Mo [Pauly en Margo] met de Diligence aanzetten; het was nu anderhalf jaar geleden sedert zij à tête reposée bij ons geweest waren. De zaak was zoo lang uitgesteld, dat wij bijna onze oogen konden geloven, toen wij dezelven eindelijk zagen.

Ik was ligchamelijk geagiteerd, en geestelijk dor geweest deze laatste dagen. Door een Sigaartje van Pauly kwam de ligchamelijke ziekte sterk[?] tot explosie en rust, en vond ik mij sedert kalmer & rustiger. God geve dat ik toch het oog op hem gerigt moge houden, en zijnen zegen mogen erkennen. Onze eerste ontmoeting met de Pauly's was regt goed, regt natuurlijk.

Mt 16

Met nieuwen moed & lust stond ik op, en las een paar Kapittels uit het Grieksch testament en eenige brieven uit het twede deel der Cardiphonia die mij veel beter bevielen als die uit het eerste deel en waarin ik veel waarheid en leven vond.

Wij waren bij Chaufepié ter kerk en hoorden eene preek over de voorspelling van Christus aan de dochters van Jeruzalem. De text wierd goed verklaard en de profetie historisch bevestigd door de verwoesting van stad en tempel. Het was juist geen preek op de man af om tot bekeering te wekken maar na de lectuur van dezen ochtend was mijn hart door Gods goedheid toch op


pagina: 70

het hogere gerigt geworden, en woonde ik de gehele Godsdienstoefening met stichting en genoegen bij.

Van Messchert had ik gisteren eenen goeden brief ernstig & waarschuwend, niet zoo geheel vriendelijk en streelend voor mijne eigenliefde als ik wel wenschte maar wat hij vermaant doet hij uit liefde tot mijn ziels behoud & tot onze vreugde in de eeuwigheid. Laat ik het zoo opnemen.

Steven is nog druk in de uitgangen verzonken.

Koosje Bergsma schrijft hartelijk en is regt dankbaar over het genotene alhier. Merkwaardig is het hoe zij ditmaal om dus te spreken tot ons gebragt is geworden.

Ida voelt zich wel te Leyden en schrijft zeer genoeglijk over de alhier doorgebragte dagen.

Ik las in de preken van Saurin. Hoewel op eene geheel andere wijze ingerigt dan bijv die van ter Borg en minder zoo de Genade v God in Christus aan het hoofd van alles stellende, en de leerstukken om dus te spreken tot kracht & leven doende overgaan is er toch zeer veel wetenswaardigs & zeer veel kristelijks in dezelve. De preek over de vereeniging tusschen Pilatus en Herodes na dat de eerste Jezus aan den tweden gezonden had beviel mij uitmuntend. De toepassing over den strijd die de Christen in iedere betrekking heeft, om de wereld die tegen Christus te weerstaan, is krachtig geschilderd. Indien men het zoo hoort lezen en met welsprekendheid voordragen, stemt ieder een er in toe, en ondertusschen als het er op aan komt om uittevoeren zijn wij dezelfde menschen, die er ons tegen verzetten, en er ons over ergeren zouden.

De zaak van het Concordaat gaat niet vooruit te Rome zoo het schijnt. De pastoors worden weder ontevreden en reizen gedurig heen en weder om elkander mondeling te versterken. Van Gent[?] was er met zo eene in de diligence die hem niet kennende over de Commissie wegens de Roomsche Zaken sprak en zeide M. Dotrenge [Th. Dotrenge] est athée et M. van Gent est pis qu' Athée car il est Janseniste. Welke verwarring van denkbeelden toch!


pagina: 71

M 17- M 25.

 

Zoo even rolt het rijtuig met P & M weder daar henen. Met bijzonder genoegen zie ik op de dagen terug die wij met hen doorbragten. Onze bijeenkomst was in eenheid des geestes en ofschoon onze betrekking nog niet zoodanig is dat wij ons te zamen in de Verlossing die ons geschied is verheugen, zoo heeft Pauly zoo veel ernst zoo veel wezentlijke belangstelling in de Christelijke Godsdienst aan den dag gelegd dat wij ons daaromtrent uitmuntend verstaan hebben. De bijeenkomst was dus ook in dat opzigt, gezegend. Eigentlijk verkondiger in zijne famille dat gaat niet buiten bijzondere omstandigheden[?]

In alle andere opzigten ging het dan ook zeer wel. Margo was hartelijk en wij waren verre van uitgepraat, toen zij vertrokken, ofschoon het voor mij geloof ik goed is weder eens rustige dagen te hebben, daar het altijd gevaarlijk voor mij is te lang in zulk een staat waarin ik buiten het Bureau mijne denkbeelden niet door lezen of schrijven bepaaldelijk op het een of ander vestig.

De week vlood heene eer wij er om dachten. Maandag avond lazen wij met veel genoegen verzen uit de laatste delen v Bilderdijk. Dingsdag was Pauly door & door verkouden, zoo dat hij weinig deel aan het gesprokene kon nemen. Woensdag was het eene verrassing bij Bosscha die zijn verjaardag vierde en die indedaad nog al zeer bedacht wierd op dezen dag. Wij vonder er Kruseman en Mansfeldt.

Ik improviseerde over Ariadne. Verder was de avond nog al stil. Zonderling is het,en dat is eene fout van mij dat het gezelschap met verschillende personen mij tegenwoordig niet bijzonder amuseert en ik mij weinig opgewekt gevoel om daar veel te spreken.

 

pagina: 71

Terwijl ik Woensdag even t'huis was ziet daar stond op eens Gied voor het glas, wiens komst ons zeer verraste en die eens over gekomen was, om te zien hoe wij het al maakten. Wij bezochten nog die dag te zamen het Museum al waar ik met veel genoegen onder de schilderijen vele oude kennissen weder vond. Tevens waren al daar ten toon gesteld twee bustes van Royer een Brabandsch beeldhouder die door de Academie te Amst na Rome gezonden is geweest, ten gevolge van een door hem gemaakt beeldje, eenen herder verbelende, die door een slang gebeten wordt. Op de laatste tentoonstelling leverde hij een Mercurius. De twee stukken nu door hem vervaardigd waren een Christus of Ecce homo ter halver lijve en een kop van den Paus. De kop van de Paus is zeer kunstig en uitgewerkt, de Ecce homo deed mij eenen heerlijken indruk, men kan er het oog niet van afwenden.

'S avonds waren wij allen bij Pieters genodigd waar v d Pluim zijn kunsten zoude vertonen en zeker het zoude ons Hollanders niet invallen, om op de poppekast Chineesche Schimmen en Toverlantaarns kwans wijs tot het vermaak van c. 14, 15 kinderen moetende dienen een gezelschap van ten minste 50 heeren & Dames te vragen in volle toiletten wat de laatste betreft, terwijl zich onder de eersten leden der 2e Kamer Velaine 14[?]  Barthélemy &C bevonden. Het discours zoo veel ik er van opnemen kon was bijzonder oppervlakkig en onbeduidend. Met Verlaan sprak ik nog een oogenblik over onze taal. Het verheugde mij dat mijne logeergasten in het zonderlinge in deze bijeenkomst nog al veel genoegen hadden want de vertoning was anders al zeer vervelend.

Op den volgende dag bleef Gied nog bij ons en wij


pagina: 72

hadden eenen genoeglijke avond met het zien der oude stukken v Dylius &C Onze omgang was regt hartelijk.

Zondag ochtend hoorde P. Certon die dan ook veel moeite scheen gedaan te hebben om te bewijzen dat de bon brigand waarlijk een braaf man geweest was. Uit vrees van dat zulks de menschen aanleiding zoude geven, om de bekeering uittestellen zoekt men de Genade v Christus te verkorten. Zoo wil men het gebruik der dingen uit hoofde van het mis bruik verbieden.

Bij Van den Brink hoorde ik eene goede preek over de kruissiging die echter niets bijzonders bevatte. In het begin der preek bij de voorlezing was ik zeer getroffen door het heerlijke der lijdensgeschiedenis.

Wij deden een bezoek bij Kruseman waar wij indedaad een zeer aangenaam uurtje doorbragten. Wij zagen ook dingen die ik vroeger reeds van hem zag; zijne schetsen gedurende zijne reis na Italie zijne heilige famille waaraan hij bezig is en eindelijk ontdekte hij dat ook voor ons zijn grote schilderij waarmee hij bezig is en hetwelk het oogenblik tusschen de aflating van het kruis & De begraving voorstelt. Hoewel het nog zeer in het begin was beviel ons een & ander uitmuntend. De kop van Christus was heerlijk. De reflectie van Bosscha dat de Maria te dik was, vind ik wel gegrond. Pauly had veel aanmerkingen op het landschap en vond dat het te veel geschilderd was als eene decoratie. Men bevond zich daar in de Rotsen daar ondertusschen de Schrift aanduidt, dat het een nieuw graf was in den hof v Joseph gemaakt.

Toen Kruseman mij het eerst verhaalde voor een anderhalf jaar, dat hij dit onderwerp gekozen had voor zijn grote schilderij deed het mij geen genoegen, daar ik van oordeel was dat een onderwerp reeds zoo dikwerf door de eerste meesters behandeld


pagina: 72

van den eene kant den schilder moeilijk roem kan verwerven van den anderen kant den aanschouwer niet kan verrassen. Thans denk ik er anders over en begrijp hoe de schilder lust heeft te worstelen in hetzelfde onderwerp met beroemde meesters, en hoe een diergelijk onderwerp nooit uitgeput is. Ik geloof juist dat in het historische schilderij meer de uitvoering als het verrassende van het onderwerp weg moet slepen, dewijl het altijd het effect wegneemt, wanneer men eerst als in een rarekiek zich moet doen uitleggen wie de personen zijn. Iedere kunst heeft een Cyclus v personen of onderwerpen gelijk ieder mensch zijn Cyclus v denkbeelden en dit gaat v de Cyclische gedachte der ouderen of hunne treurspel famillies tot op de Ronzebons en de Chineesche schimmen.


Dit viel mij ook nog in, dat de Christelijke kunst geheel Roomsch is dat de Protestanten eigentlijk gene Christelijke schilderschool hebben of kunst hebben, zij aanbidden Christus in geest & waarheid. Dat Roomsche meer vleeschelijke moest ook van alle de personen beelden ligchamelijke idealen maken. De Protestantsche schilder moet dies naar de Roomsche traditie schilderen. Wij hadden naderhand het denkbeeld of in de plaats van een der onbeduidende personen van dit stuk Kruseman ook de Hoofdman over honderd zoude kunnen hebben voorstellen, die het lijk van hem die hij als Zoon van God erkend had, om dus te spreken machinaal gevolgd was. Kruseman scheen  dit denkbeeld als te veel buiten de gewone convenances te beschouwen.

Bij het nadenken vinde ik toch dat ik niet geloof dat Krus. misschien wel dat genoegen van zijn schilderij zal hebben dat hij denkt. Er is niet veel originaliteit in, ik geloof dat hij zijn vleugels te ver uitstrekt. Mogt ik mij daarin bedrogen hebben.


pagina: 73

Wanneer ik na ga indruk die de Compositie van het schilderij op mij gemaakt heeft met dat van de Ecce Homo van Royer dan is zulks zeer ten voordele van den laatste[n]. Het is waar de schilderij is nog niet af, doch ik kan mij duidelijk verbeelen hoe hetzelve zijn zal. Door allerlei bijzaken wordt men daarin afgetrokken, in het buste ziet men alleen Christus en zeker de kristelijke indruk op het hart is groter.

Bij Pieters zagen wij eeen heerlijke verzameling van banden en nieuwe drukken. Gaarne zoude ik sommige werken zoo als bv de Rabelais in de nieuwe Oct. Edit[ie] met de noten eens inzien. Wij zagen een allerkleinst drukje van le Rochefocauld [Rochefoucauld] dat een meesterstukje was. Pauly wilde het doen inbinden met de Biblia Pauperum die men aan Laurens Koster toeschrijft, en die onlangs in de Bibliotheek uit de Collectie van een abtij te Tongeren gekomen is. Men zoude dan kunnen zien welke weg de kunst afgelegd had.

P. colligeert de beste editie[n] van de fransche Classics en lardeert dezelve dan met allerlei stellen portraiten en platen avant & après la lecture 't geen dan heerlijk wordt ingebonden. Het inwendige van de boeken komt bij dezen volstrekt niet in aanmerking en zoo doen dan veelligt alle die Editions Complètes de Voltaire minder kwaad als men zich verbeelt. Deze boeken zijn eigentlijk als vroeger de fijne kopjes uit de porcelein Kasten. Men durft dezelve niet gebuiken en nog minder te leen vragen.

Gister avond waren wij bij François die dan nog zeer sukkelt aan eene verlamming. Hoewel hij eenigzints een uitgedoofde vulkaan is zoo is zijne conversatie echter zeer belangrijk daar hij veel anecdotes van het vroegere tijdperk weet. Zoo verhaalde hij onder anderen Bilderdijk Kinker het grootste Genie dat hij kende te hebben horen noemen terwijl Kinker Bilderdijk den grootste dichter & taalkenner noemde die geboren kon worden. Dit moet toch  na de terugkomst v Bild geweest


pagina: 73

zijn. V Hemert eens het portrait v Bild [Bilderdijk] bij hem ziende hangen vroeg of hij daar als de grootste dichter of de grootste obscurant hing.

De Haagsche Leraar Wijs [Wijsz] is overleden. Bij verschillende gelegenheden schreef ik over hem. Hij had veel vuur & ijver maar scheen om dus te spreken uit vreze voor het misbruik Gods genade begrijpelijker te willen maken predikte als voorwaarde 't geen gevolg moet zijn, en droeg in algemeenheden dat voor hetwelk de H S. naar mijn oordeel voor iedere gelovige niet alleen voor deze tijd maar voor den gelovige door alle eeuwen heen zegt. Daarin kan hij toch een werktuig in Gods hand tot bekeering geweest zijn, dit zie ik aan onze meid, die hem & Molenaar, even gaarne hoorde. Als mensch kende ik hem niet, ik zag hem een oogenblik op de Audientie van 1e Jany. en het doet mij nu wel leed hem niet meer gekend te hebben. Zijn oude vader leeft nog. Toen Dermout hem bedacht in het begin zijn[er] leerrede op gisteren vloeiden er na het verhaal van Bosscha tranen uit de oogen van vele leden der Gemeente uit de mindere klassen. Deze tranen wierden niet geweend, om dat Wijs [Wijsz] niet de geheele leer der Kerk gepredikt heeft, maar om dat hij hun hart dikwijls getroffen had. Hoe moet dit alles door het den geest des onderscheids getoetst worden. Wie door het verstand niet zo ver doordringe kan dikwijls daar regtzinnigheid en opleiding tot zijne eeuwige zaligheid vinden, waar men het niet meer vindt als men verder aandringt. Van daar dat het zeer mogelijk is dat DaCosta in Amst. alleen Begemann & ter Borg kon horen terwijl ondertusschen velen misschien stichting ontvangen en hun inwendig Christendom opgewekt gevoelen bij den Leeraar die hij niet horen kan. Het uiterlijk van Wijs was niet gunstig.


pagina: 74

Hij had een zwak gedraaid ligchaam. Als mensch wordt hij geroemd. Hij heeft eenige bundels preken uitgegeven waarin de nakomelingschap hem beoordelen kan.

Met Py [Pauly] sprak ik veel over Coquerel; en hoe zeer hij nog naar mijn inzien de geestelijke zin van het N Test tot verbrijzeling des harten nog niet vat, gaat hij dunkt mij toch vooruit en hetgeen ik steeds geloofd heb van het innig kristelijke van zijn hart door die vormen die minder kristelijk schijnen heen vinde ik bevestigd. Dat hij thans uit het hoofd bidt 't geen hem vroeger zoo geheel onmogelijk was vinde ik verheugend. Dat hij gepredikt heeft dat het gehele leven van Christus passie was, hoorde ik ook gaarne. Hij zegt Je prêche ce que je crois en dit is reeds veel. Ook hij schijnt de lust tot het uiterlijke der wereld verloren te hebben en gedesenchanteerd te zijn omtrent de glorie. Van zijne catechisanten moet hij veel werk maken. Py verhaalde mij van twee preeken die hij gedaan had over het gezegde Il sera grand. In zijn eerste preeken had hij beweerd dat hij dit was door le témoignage des Dieux en in de tweede door le témoignage des hommes.

Eene merkwaardige gebeurtenis uit den vorige week, was het besluit van den koning waarbij de afsluiting van het IJ vervallen verklaard wordt. Dit schijnt dan in Amsterdam, alwaar iedereen en de meesten als bij een soort van instinct tegen die afsluiting waren, eene grote vreugde veroorzaakt. Of het ten toon spreiden van die vreugde doelmatig en staatkundig was, is weder eene andere vraag. Ten minste er is zoo iets in het besluit dat wel na dépit gelijkt & waarbij men om dus te spreken schijnt te willen


pagina: 74

zeggen. Gij lieden hebt niet willen medewerken maar de zaak was toch goed. Van den anderen kant zegt men dat Z M indedaad ingezien heeft dat hij bedrogen en misleid is geworden.

De zaken in het oosten hebben steeds een zeer oorlogzuchtige houding & het schijnt dat Rusland thans de Porte voor hare eigen rekening gaat beoorlogen.

In de Correspondentie had ik een allerhartelijkste brief van Capadose op eene toon waarop ik nimmer dacht dat Cap. mij zoude hebben kunnen schrijven. Messch [Messchert] schrijft mij innig en belangrijk, ik leer hem uit  de correspondentie nu meer en meer kennen. Reynvaan schrijft mij over zijn Rekest 't geen dunkt mij te droog was. Dwars schrijft mij zeer gemoedelijk doch ik vinde er toch iets zwaks in.

Franc. [François]  verhaalde mij van eenen ds Koning, gewezen Dominé thans adviseur bij de administratie van kunst. & wetenschappen, als van een der kundigste mannen die wij bezitten. Hij zeide mij dat dezen nog in de 18e eeuw de uitvinder der gasverlichting geweest was.

De StaatsCour[an]t wordt door de geestigen Serrurier thans op eene niet zeer gunstige wijze geschreven. Persoonlijk ben ik het met zijne gevoelens niet eens doch komen zij dunkt mij in eene StaatsCout nog minder te pas. De affectatie om alle vreemde woorden te vertalen en bijv. van liberalen vrijzinnigen te stellen bevalt mij volstrekt niet. Ik verneem dat een jong advocaat die onder Serr. werkt, staande houdt dat er in onze taal geen Germanismen zijn, en dat alles wat in het Duitsch goed gezegd is, letterlijk vertaald het ook bij ons is.


pagina: 75

Met verwondering vernam ik van Pauly dat ter zijner tijd bij Wirtsz nog de Catechismus van buiten geleerd wierd.

Ik verneem dat Prof Muller het huis van Grootpapa de Vos gekocht heeft. Zonderling is de indruk die dit op mij gemaakt heeft. Voor eenige jaren waren mij dit zoo bijzonder aangenaam geweest en nu na de toon die in de laatste brieven van Muller heerschte, weet ik niet wat ik er van zeggen zal.

Er schijnt een uitvinding gedaan te zijn van een werktuig waardoor plassen ledig gemalen zouden kunnen worden tegen een zesde van de onkosten en een zesde van den tijd die daartoe nu vereischt werden.

De Advocaat van der Kemp, een jong mensch die hier zeer geacht wordt, en die eenige stukjes in de Letteroeffeningen over de taal geplaatst heeft, schijnt nu ook als verdediger van Maurits tegen Stolker op te komen, en heeft desweges en boekje uitgegeven.

28. Mt

Ik bleef een dag t'huis  met een dikke wang. Dit is mij in lang niet gebeurd. Hoe aangenaam is het doch zijne werkzaamheden waar te kunnen nemen.

De wet op de Entrepots is er door. In abstracto geloof ik dat het goed is doch ik vrees of men er wel het gewenschte gevolg van zal hebben of het niet te los ondernomen wordt of er niet te veel formaliteiten bij zullen zijn, en of de vreemdelingen wel genoeg lust zullen hebben om van het Entrepot gebuik te maken.

Wij hadden gisteren een allerhartelijkste brief van Margo waarvoor wij niet genoeg dankbaar kunnen zijn. Wij willen dikwijls zoo veel doen en juist wanneer wij weinig doen en in eenvoudigheid des harten voortgaan ontmoeten wij


pagina: 75

den meesten zegen maar hoe ontbreekt het mij nog veelal aan eenvoudigheid.

Heden hadden wij nog eene zeer aangename visite van Lina van Bulderen die vroeger zoo lang bij Tante Rahusen aan huis ziek had gelegen en die wij sedert niet gezien hadden. Die famille & vooral ook haar broeder wordt zeer zwaar beproefd. God geve hem kracht. Wij spraken zeer genoeglijk over allerlei kennissen.

Ik las en extraheerde de twee eerste delen van Walter Scots [Scott] Hist of Scotla[n]d waarin ik alle die gebeurtenissen die mij eenigzints in het hoofd liggen ten minste naar orde gerangschikt vond en waarin zij op eene wijze geschilderd zijn die meer indruk achter laat, dan in het werk van Robertson.

de Graaf v Hogendorp heeft zijn advies over de verhandeling van Ouwerkerk de Vries uitgegeven.

Er is een huwlijk op het tapijt tusschen Gerrit de Vos en eene Jufvrouw Angelique van Efferen die, zoo als ik hoor, een zeer lief meisje is.

29 Mt

Aangenaam verraste mij heden een bezoek v Messchert, die mij in persoon het antwoord op mijnen brief van gisteren kwam brengen. Wij spraken regt genoeglijk, doch misschien nog te veel over dezen en genen. Te weinig misschien nog over de zaak zelve. Hoe los ben ik nog in sommige opzichten. Laat ik toch openhartig tegen God en tegen mij zelve[n] zijn. Hond[erd] duizende gedachten komen door mij heen die niet goed zijn. Mogt ik door de liefde tot Christus de vreze des doods die


pagina: 76

nog krachtig bij mij bestaat, overwinnen. Wat heb ik nog een zwakheid v Character in vele opzigten.

Heden las mij M. [Messchert] een brief van dC voor. In dezelve wierd een tractaatje van het genootschap te Amst. eene afschuwelijke wijze van aanbeveling eener afschuwelijke zaak genoemd. Ik had in lang niets in die trant van dC. gehoord, en ben gewoon hem altijd zacht en toestemmend te vinden in den laatste tijd. Dit ontroerde mij. En echter als ik er op nadenk komt het daarop aan of ik indedaad overtuigd ben dat de koepok inenting tegen de wil van God is. Heb ik daarontrent geene overtuiging ontvangen dan moet die banvloek van daCosta mij niet verschrikken, want ook hij bij de gaven die hij van God ontvangen heeft, blijft een feilbaar mensch. Wij willen ons altijd geheel aan iemand aansluiten.

Welke gemakkelijkheid bestaat er voor ieder mensch, voor een koning vooral, dat er kwaad door hen gedaan of toegelaten worde. Daar is nu Willem 3 als een der braafste Koningen en als een Kristen vorst bekend en deze heeft toch maar de moord van Glencoe zoo het schijnt op zijn geweten. God alleen kan de schaal houden. Wie durft er echter nu grote verantwoording wenschen.

Ik las van Mess een belangrijke brief van Capadose waarin hij zich sterk en met grond uitlaat tegen een boekje over merkwaardige voorbeelden van bekering bij den Ouden uitgekomen en  toont, door eene beweging dat diergelijke boekjes geschikt zijn om huichelaars of dwepers te maken. God geeft Cap. veel zegen. Hij wordt meer & meer de waarachtige Christen en niet het hoofd eener partij.

Mogt ik God toch bidden om moed. Deze heb ik in alle mijne betrekkingen en vooral ook in die met de menschen zoo bijzonder nodig.

 


pagina: 76

[leeg]


pagina: 77

[leeg]


pagina: 77

April.

De dag van Zondag was een der stilste die ik in lang beleefde. Wegens de dikke wang bleef ik thuis & zag ook niemand. Ik las met genoegen in Saurin over twee passie texten waarin veel goeds was. Capedoces Exegese en het boekje over Burman beviel mij ook nog al. Met zijn inzigt over 1 Joann 5 v 7 kan ik mij niet wel vereenigen. Ik schreef nog al omstandig aan Henry en aan Dwars. Ik eindigde het extract uit de Hist v Scotland racontée par un grand-père à son fils van W. Scot [Scott]. Ik had lang na zo iets gewenscht daar nu de geisoleerde brokken uit de Schotsche geschiedenis, die mij naar aanleiding der Romans van N. Scot in het hoofd lagen meer tot een zijn gesmolten. Met veel belangstelling las ik in mijne annotatien v 1824, ik wist niet dat er in die eerste maanden zoo veel gebeurd was. Ik vond er veel uitdrukkingen opgetekend, die met betrekking op hetgeen sedert in het een en ander gebeurd is al zeer merkwaardig zijn. 'S avonds las ik nog met veel genoegen en stichting de 1e brief v Johannes hoewel ik er hier en daar wel wat herhaling in vind. Doch het is de oude getrouwe Dienaar Gods die schrijft, die niet te veel kan herhalen. Blijft in hem.

Bij Bosscha was het zeer genoeglijk. Wij lazen nog al in Balgeur die dan bij alle de daarin vervatte dwaasheden toch veel oorspronkelijke denkbeelden bevat. Ook spraken wij nog al over de  Mytholog[i]en der Grieken naar aanleiding van het werk van den Jongen Capellen, dat daarover is uitgekomen naar aanleiding van eene prijsvraag van het Instituut.


pagina: 78

31 M. Ik stond nedergedrukt op. Niets had zoo aantrekkelijkheid voor mij, doch God gaf mij den zegen met moed verder voort te gaan en het werk des dags te doen. Het Bureau mat wel eens af, wanneer men inziet dat er bijna onbegrijpelijke dingen zouden moeten gebeuren om alles te doen lopen zoodanig dat men eenig succès te verwachten zoude hebben. 'S avonds las ik in Herder en schreef daarover met genoegen. De oud-Hollandsche vertaling van Don quichot viel mij in handen, en ik vond dezelve indedaad zeer naief. Met genoegen las ik Car. van het gebeurde in 1824 voor.

Heden (1 April) was er weder nog al een & ander dat niet zoo geheel in den haak was, vooral de voortgaande en terugkomende Anderda[a]gsch koorts van den lieve Daan, die ons dan bijzonder leed was. Wij hadden niet gedacht dezelve zoo sterk zoude zijn. Mogten wij maar bij deze kleine demoedigingen en beproevingen geloviger, demoediger en onderworpener zijn, en niet die kleine bitterheid en ontevredenheid hebben die er altoos bij ons insluipt. Het schijnt mij toe dat men de W I zaken geheel en al op zolder zullen hijssen, wat zullen dan de 4 directeurs de gehele tijd uitrigten, ik begrijp het niet! Doch ook daarin zal God zorgen.

April 4.

Reeds weder verliepen er eenige dagen van deze week.

Het Bureau leverde al zeer weinig op behalve de discussiën over de Winst & Verlies Rekening die indedaad niet gemakkelijk zijn, want het is indedaad moeilijk

 


pagina: 78

een vast systema op te maken voor de bepaling eener Balans voor een zoodanig gevaarte. Zoo God in dezen ons hart niet bewaart, hoe zullen wij ons zelven bewaren. Het is te gevaarlijk en te moeilijk voor een onderdaan om in de gelegenheid te zijn, zijnen Koning alleen door een ander inzigt van de zaak meer of min geld te doen bijpassen. Men denkt zoo dikwijls onpartijdig te zijn en er zijn zoo vele argumenten voor en tegen dat men dikwijls verbijsterd is hoe te kiezen.

Ik las het advies v Hogendorp over de verhandeling van de Vries & schreef daaromtrent eenige denkbeelden op. Met bijzonder veel genoegen las ik het boekje van Van der Kemp tegen Stolleker [Stolker] over het karakter van Prins Maurits. Het zelve is bescheiden maar tevens krachtig geschreven en de zaken in het zelve dunkt mij grondig behandeld. In Newton's Cardiphonia vinde ik eenen regt kristelijke geest.

Vele brieven ontving ik deze dagen welke mij bijzonder veel genoegen deden. Ik had aan Eduard  & Net[onl] bij hunne aannaming geschreven, en vond mij heden verrast door brieven van ieder hunner in eenen regt goeden godsdienstig[e] geest en in de taal van een getroffen hart. Het zij tot mijne beschaming. O hoe laauw is nog mijne liefde tot Christus, na zoo veel ontvangen te hebben. Ik stond er nog over om dit maal ten avondmaal te gaan bedenkend er juist den twee laatste malen geweest te zijn. Altijd deze geest van afdoening van afrekening met God. Christus laat ons nodigen en wij zouden niet komen. Zouden wij als onze beste


pagina: 79

Vriend ons nodigt, eene dergelijke afrekening houden. Oom v Heukelom antwoordt gevoelig op een kleine attentie die ik hem deed. Dit deed mij regt veel genoegen.

Van Capadose en daCosta had ik heden ook weder zeer goede brieven. Over des eersten natuurlijkheid in de Correspondentie kan ik mij niet genoeg verwonderen. Ik zie het duidelijk vooruit dat wij over de Vaccine aan den gang zullen komen. Ik zie er nog al tegen op en toch waarom zoude ik als het er op aan komt, daarin niet met vrijmoedigheid mijne gedacht[e] mogen zeggen. dC schrijft meer profetisch 't geen heerlijk is dan wanneer hij de wegen Gods verkondigt, doch minder wanneer hij over de gewone dingen des daags schrijft 't geen dan wel eens minder famillaar wordt.

Margo schreef een regt goede & innige brief aan Caroline. Ik wilde toen eerst daarop terug komen bewijzen dat ik geen ultra was dat de gebeurde ongelukken die aan t Borg en daCosta worden toegeschreven niet hunne schuld waren, doch bij nader indenken vinde ik dat niet goed. Het is gene directe roeping aan mij, het is een brief aan Caroline. God werkt in het hart der lieve vrouw. Laat ik er nu met mijne redeneringen die dan toch gedeeltelijk weder op eene verheerlijking van mij zelven uitlopen, maar te huis blijven.

Gisteren was ik in de Holl Mij. de eerste maal dit jaar. Deze letterkundige wereld heeft toch ook veel ijdels. V der Hoop was overgekomen uit Rotterdamom te lezen en droeg juist niet veel bijzonders voor. Eerst had hij twee stukken uit eenen gehele Bundel zoo het scheen voor Griekenland gedicht. Het was getiteld Lord Byron en de Grieken en was goed geversifieerd doch behelsde deze algemene denkbeelden over den strijd der Grieken, die Utopiaansche uitzichten, dit afrukken van de


pagina: 79

halve maan voor 't kruis, dien Byron die de lier verworp om het zwaard aan te gorden, die wenende landjeugd &C. Ik kan er mijne attentie niet bij houden. Eene aanspraak van de dochter van Rigas was korter & krachtiger. Eindelijk had hij een lierzang over Prometheus, waarin wel goede denkbeelden waren, doch die mij te zwellend voorkwamen. Het was eene Inspiratie na het lezen van de vertaling van daCosta.

V. de Hoop meent het goed, hij is echter nog te wild. Hij had het Liberalismus van v Zuylen [Van Zuylen van Nijevelt] gelezen doch kon niet toegeven om de Legitimiteit ergens anders dan in de monarchale regeringsvorm te stellen 't geen juist het geen was dat mij er zoo goed in bevallen had. Hij vond het niet genoeg uitgewerkt. Hij correspondeerde wegens de Apollo zoo het scheen met v Lennep Mev Bilderdijk & zelfs met Bilderdijk. V Lennep wordt nu door de Litteratoren in den arm genomen en komt in Rotterdam lezen. Hij schijnt nu gelieerd met v d Hoev [Des Amorie Van der Hoeven] te zijn. Hij beproeft wel alle dingen, mogt hij het goede behouden.

Na V. d Hoop las Webbers een versje eenige der gewone argumenten tegen de droefgeestigen bevattende 't geen hij goed voordroeg. Een Rotterdamsch dichter P. Witinga[?] las daarop een bulderend vers tegen den Lasteraar voor.

Wij bleven naderhand bij elkander. Het discours was nog al redelijk geanimeerd. Ik improviseerde nog al een paar maal over verschillende portraiten die aldaar aan den wand hingen. Het was nog al vrij. Of de invloed goed was weet ik niet maar kort daarop kwam Bilderdijk op het tapijt & nu reciteerde Juist W.[?] zijne Ingetogenheid 't geen juist geene toepassing op mijne improvisatie was. DC voorspelde mij eens dat er eene onkristelijke idealisatie v Bilderdijk zoude komen, en dit voelde ik nu duidelijk.


pagina: 80

De lezing van dit vers was mij walgelijk. Zoo is alles in de wereld met zijne gevolgen onafscheidbaar verbonden, en die veel denkt heeft veel te verantwoorden. V d H. [Des Amorie van der Hoeven] schijnt nu en dan te improviseren. Ik ben zeer nieuwsgierig om hem eens te horen.

Dezen avond Goede Vrijdag was ik in de kerk bij Noordink. De preek was goed en bedaard, de man is reeds zeer bejaard wat hij zeide was wel, doch het ging alles zoo bijzonder langzaam, dat het mij bijna daar de man zeer zwak van stem is, niet mooglijk was er de aandacht  bij te houden zonder eens af te dwalen. O mogt ik toch altoos mijne gedachten meer kunnen vestigen op het punt waar het op aan komt. Op het beantwoorden van de vragen was ik niet genoeg voorbereid. Bij het beantwoorden van eene derzelven gevoelde [ik] dat ik nog niet genoegzaam doordrongen was, van mijne zondigheid en behoefte aan eene genadigen Verlosser. Met dat beoordelen van allen, dat wikken van de zaken van kerk & staat, geraakt men dikwijls zoo geheel aan 't beoordelen van een andere en denkt daar men onder de strengste behoort, ook onder de besten te behoren. God beware mij daarvoor.

Gerrit is voor de eerste maal van zijn leven uit logeren gegaan bij Pauly. Het was een grote stap. Het kind was dol van vreugde. Onze goede zuster Cato dC is heden aangekomen.


pagina: 80

April 6

De dag van gisteren was geheel aan het bureau gewijd. Het Rapport v deze week leverde niet veel bijzonders op, doch kwam nog tot eene behoorlijke lengte. Ik resumeerde gister avond met Sch. [Schimmelpenninck] het stuk over de thee het geen nog al in zijn smaak was. Zijne reflecties zijn nog al in kleinigheden tusschen beiden, doch veel al juist. Hij heeft een goed inzigt in zaken en om dezelve tot eenvoudige principes terug te brengen, maar is minder gelukkig in het ontwikkelen zijner denkbeelden schriftelijk. Deze resumtie hield ons nog al op, maar het was toch een genoeglijk werk. Het zoude mij echter verwonderen indien na het geen dat ik er thans al van gehoord heb, de argumenten die wij geven de kracht hadden om den Koning te bewegen een geheel veranderde wetgeving in de zaak der Thee daar te stellen. Pieters heeft zijn Nota over de Thee aan Z M ingezonden hetgeen wij zoo bij ongeveer van hem hoorden en waarover S eenigzints gevoelig was. Na drie Conf. met Ol [D'Olislager] is thans de Balans meer finaal tot stand gekomen. De Opium pacht doet veel goed maar ik ben altijd nog maar beducht dat het hinkende paard agter aan zal komen.

Heden is het Paaschen Was Caroline bevallen, dan zoude ik waarschijnlijk heden het avondmaal hebben bijgewoond. Nu hoop ik dit in de volgende week te doen. Ik ben heden wel met en dikke wang, doch met een opgeruimd hart opgestaan. God geve dat ik de opstand[in]g van Jezus met een gelovig en dankbaar hart vieren mogt. Wij hebben de preek van Saurin over de Opstand[in]g weder eens gelezen, die mij dan bijzonder bevalt. Moge deszelfs inhoud een goede indruk op mij maken.


pagina: 81

April 7.

De vorige dag had genoeglijke denkbeelden nagelaten. Ik was in dezelve meer bezig geweest met zaken des Euangelies als zulks anders het geval op Zondag is. Het geschiedde met lust, & ik wierd door een en ander getroffen.

Dezen ochtend hoorde ik eene preek v Delprat over de Emmaus gangers waarin indedaad veel goed was vooral het gedeelte over de profetische Zin van de Schriften des O Test. en hoe dit de eenige sleutel op dezelve was, & voorts over het aandringen op de waarheid dat wij geen half geloof, geene petite foi moeten hebben. De Koning & de gehele Kon famille waren aldaar. Bij het nagezang beginnende (uit de Psalmen) Mon Dieu c' est toi seul qui j'honore) wierd opgestaan en het denkbeeld om daar zoo met de gehele Kon famille te staan voor God trof mij & deed mij goed.

Ik had een belangrijke brief v Messchert die mij over verschillende zaken onderhield waarop ik terstond antwoorde.

Mirandolle verhaalde mij dat er weder een nieuw boek v Ontijd tegen Capadose was uitgekomen. Ik heb genen lust alle die strijdschriften te lezen. In een zaak van zoo veel gewigt, komt het op de overtuiging aan, die men in het algemeen verkijgt, door een enkel argument laat men zich niet voor of tegen overhalen.

'S avonds waren wij bij Huet met de Bosscha's. Het was zoo eene bijeenkomst waar nog het hart nog het verstand bijzonder veel in oogsten zoo een halve familiariteit zonder eigentlijke familiariteit over de heiligste dingen van het hart te hebben. Vele avonden van dezen aart zouden mij volstrekt niet dienen & ook Bosscha had dit ondervonden.


pagina: 81

April 8

Geboorte van Gideon Jeremias de Clercq.

Dit was een huischlijke & zeer gezegende dag. Caroline had nog zeer goed geslapen, doch begon mij om zeven uur wakker te maken door te zeggen dat zij zich ongemaklijk gevoelde & liever opstaan wilde. Zij ontbeet echter nog en kleedde zich half aan. Langzamerhand begon zich echter eenige pijn te vertonen. Tegen half tien kwam Willenberg & nu wierd alles heviger. Voor elf uur was echter Goddank het lieve kind daar, en ziet, het was weder een Zoon. God welk een oneindige zegen. Men is nooit bij deze gelegenheden innig getroffen zoo als men het moest zijn. En echter ik had veel zegen heden ik was natuurlijker gevoeliger waakzamer dan anders minder dat elendige kunstmensch. Wij hadden regt gaarne een meisje gehad, doch dat viertal zonen trof mij toch. Gideon kwam zeer welgeschapen ter wereld; hij was groot & kloek, zwaarder dunkt mij dan een van mijne andere kinderen. Zijn hoofd was zeer groot. Hij zag er lief uit. God mogt ik bedenken hoe rijk ik ben, mogt deze rijkdom u geheiligd zijn. Mogt het streven naar het tijdelijk en eeuwig welzijn van die kinderen mijne grote mijne alles bezielende en tot alles in staat stellende gedachte zijn. Mogt ik getrouw bevonden worden over die talenten die God mij leent. O welk een rijk veld levert dan iedere dag op. Deze dag had vele werkzaamheden uit den aart der zaak voortvloeiende. Ik voelde mij opgewekt om zelve alle  mijne communicatie brieven te schrijven. Die lieve Caroline lag om half twaalf weder met die zelfde geduldige engelachtige lach in bed die zij om half negen gehad had. O zulke toneelen getuigen dat er geen bestaan voor de aarde maar een bestaan voor de eeuwigheid zijnen aanvang neemt. Heilig mij God & Verlosser wees gij mijn leermeester niet de boeken der menschen.

 


pagina: 82

Ik ben moede van de aandoening en het geluk van dezen dag. Laat ons God danken en dan rusten. De trouwe hartlijke Scholten was zoo even nog bij mij.

Caroline maakte mij opmerkzaam dat juist heden voor vier jaar wij onzen lieven Paul verloren. God geve dat ik nog meermalen met een opgeruimd hart de verjaardag van Gideon op aarde en in den gelove die van Paul bij God moge vieren. Amen.

April 9

Het was een genoeglijke dag. De Zon scheen helder, en mijn hart was ook verheugd en helder. Ik studeerde in het Grieksche themaboek v Bosscha & wandelde na het Bosch waar V d H. [Van der Houven] mij reeds ontmoette die dan een hartelijke deelnemende Vriend is.

Papa B [Boissevain] schreef mij hoewel nog onbewust van de bevalling op eene zeer hartelijken toon, die mij trof. Henry wil adelborst worden.

Bij Henry Gild. [Gildemeester] is het weder sukkelen.

De ochtend vlood heen. Om mijne gedachten meer te bepalen of liever uit eenen zekeren lust dan ik er toe had ging ik na de avondkerk bij Dermout over de Emmaus gangers. Welk een heerlijk onderwerp. 'T geen hij er van zeide was vernuftig, bevestigend voor de historische waarheid doch er was niets opwekkends niets zalvends voor de ziel in. De prediking moet eerst de zonde in ons eigen hart ontdekken en dan de Verlossing gepredikt worden. De Godsdienst oefening was mij ondertusschen niet nadelig geweest.


pagina: 82

April 10

De dag der Gelukwenschingen

God zij gedankt. Met Caroline gaat het gezegend meer als ik erkennen kan. De gebeden die op haar rusten, worden verhoord.

Wat vloed van zegen in brieven. DaCosta wenscht met hartelijke & mannelijke Godsvrucht zegen toe. Gied meent het regt goed, is zoekende en waant reeds gevonden te hebben. Messchert neemt innig deel. Onze betrekking neemt toe. Pauly & Margo schrijven broederlijk. C J Kops [C.J. de Bruyn Kops] vriendschappelijk. Bilderdijk klaagt over een verval het geen door zijn brief nog tegengesproken wordt. Ook Steven en Mie Westend. [Westendorp] delen hunne vreugde mede.

Van Hog. [Hogendorp] heb ik eene goeden brief; hij ziet het heerlijke van Gods genade voor zich & zijne vrienden in. Over de uitgestrektheid van den horizont des heils verschillen wij alleen.

De tijdingen v Gerrit waren verheugend van het ouderlijk hart. O God gij hebt zoo veel in hem gelegd, bewaar hem onbesmet voor de wareld.

Gideon wierd heden aangegeven. Over Henry [Boissevain] wierd gesproken. Hij kan verzoeken om op de opterigten militaire school te Medemblik (voor de Marine) geplaatst te worden.

Cénie was nog zeer lijdend.

Bosscha loopt zedert eenige dagen in het hoofd met het denkbeeld, om te solliciteren voor het professoraat in de Letterkunde en Historie op de nieuwe Militaire school te Breda. Het zoude eene grote onderneming zijn. God geve daarop zijne zegen, zoo het goed voor hem is.

 


pagina: 83

Eene zoete duitsche Nouvelle Paula de Witt genaamd een liefdehandel tusschen deze dochter van Jan de Wit en Willem 3 ten doel hebbende, bragt mij heden morgen aan het lezen over de Witte[n] &C. Martinet Vereenigd Nederld is zeer in hun geest. De briefwisseling van Cornelis & Jan getuigt toch van hunne ijver in dienst van het land. Het absoluut veroordelen of absoluut prijzen komt mij toch moeilijk voor.

De Koning is na Amsterd. alwaar men voornemens is hem door eene illuminatie te verrassen.

SdC [Steven de Clercq] schrijft mij dat Sappé zwager van Ouwerkerk de Vries zich zelven verhangen heeft; een verschrikkelijke zaak voorwaar, waarvan men tot nu toe geene oorzaak weet.

In Frankrijk heeft men de openbare Vergaderingen der kiezers, die zoo ver ik oordelen kan, met regt als een begin eener nieuwe revolutie wierden voorgesteld, verboden geworden.

God beware mij voor het hinken op twee gedachten waartoe ik altoos zoo vele neigingen gevoel. Zelfs bij eene geheel wereldsche beschouwing van Wilberforce in de Revue Britannique vond ik dit nog aangedrongen. Doch men kan daarin zijn karakter niet verlochenen, en maar aannemen 't geen waarvan men niet is overtuigd geworden, om op deze wijze tot eene Roomsche eenheid te komen.


pagina: 83

April 11

De dagen van Caroline's kraam zijn altijd voor mij te midden van innige vreugde & dankbaarheid door verleidingen van verschillende aart gekenmerkt. Ik ben dan in eenen anderen toestand dan gewoonlijk, en de zaken werken dan weder op eene andere wijze op mij. Wij waren dezen middag bij de Jonge ten eeten spraken genoeglijk over een & ander, maar eene aanmerking van de Jonge over de reden waarom ik nooit meer iets schreef was om dus te spreken de tontel die het vuur deed ontbranden. Ik kwam thuis gepreoccupeerd. Ik had een van die oogenblikken in mijne kindscheid jongelingschap en mannelijke jaren niet vreemd, doch thans God zij dank, zeldzaam waarin ik gevoelde te veel half te weinig geheel te weten waarin ik een bepaalder bestemming wenschte en een doel zoek voor mijne snipperuuren. Aan het Bureau is alles bij. Ik gevoel midden onder dien kamp misschien ook nog eenigzints met ligchamelijke zaken in betrekking staande dat het niet uit God is, dat God mij tot genen geleerde geroepen heeft, maar wel dat ik dit weinige of vele dat ik verzameld heb in mijn dagelijksch leven in mijn dagelijksche roeping als Christen gebruike. Iets anders te willen is Hoogmoed en anders niet. Ik heb eene onsterfelijke ziel onder Gods genade te behouden, ik heb vijf onsterfelijke zielen aan mij toevertrouwd gezien. Mijn liefde jegens hen werkzaam te doen zijn voor hen te bidden en te werken voor onderhoud, opvoeding van mijn vier jongens te zorgen, dit zij mij aanbevolen.

Mijn eigen ligchaam moet ik door matigheid en beweging voor zoo veel mij betreft in staat houden om aan zooveel te kunnen voldoen. Mijn post moet ik te roer staan, mijne kundigheden onderhouden, au fait van den handel de wereld blijven, is dit niet genoeg? Wat wil ik meer; mij in boeken verdiepen en een boek te schrijven. God, geleî mij in uw waarheid geef mij wijsheid.


pagina: 84

April 12.

Dit is een dag van zegen en dankbaarheid. Na den storm schijnt den zonneschijn  lieflijk. Ik had gerust mogen slapen. Dezen ochtend was alles geheel anders bij mij gesteld. Ik begon direct aan de berigten wegens de Zendelingen te lezen en vond veel dat mij trof.

De eerste tijding die ik aan het bureau vernam was iets waarop ik ten minsten in dien omvang niet voorbereid was namentlijk de oprigting eener nieuwe Westindische Maatschappij te Amsterdam. Juist bij zijn verblijf te Amsterdam had de Koning de statuten goedgekeurd. Dit is nu de Revenge van het plaatsen der H Mij te 's Hage in 1824. Floris v Hall heeft mij toen zoo dikwijls gezegd dat men eerst deze Mij moest omver werpen en dat men dan wel wat anders zoude oprigten, doch ik had nimmer gedacht dat dit tot bestaan zoude komen. Blankenheym wordt zoo men zegt directeur & zoo vele die tegen Maatschappij gedeclameerd hebben Hartsen A Willink Crommelin &C staan als Commissarissen aan het hoofd van deze. Hierbij komt nu het Entrepot de oprigting van eene Stoom[?] in het entrepot door Horstmann [Horstman[ & Berg en als men nu vive la force een koopstad kan regenereeren dan zal het ons aan geen bloeiend Amsterdam ontbreken. Doch nu over de zaak zelve gesproken 1/, uit het oogpunt van den Christen, 2/ uit het gewone wereldsche oogpunt, uit het oogpunt onzer Mij.

1/ Uit het eerste & hoogste oogpunt kan ik in deze Mij niet meer zien als in de onze een kind van de eeuw[,] enen leemen Colossus die vroeg of laat nederstorten moet. In het  hoogdravend articul van het Handelsblad beroept men zich op alles Capitale ligging knapheid &[C] behalve

 


pagina: 84

op God van wien alle zegen alleen kan afdalen ja men neemt tot les aan de zeer equivoque spreuk; Aide toi, le ciel t'aidera. God geeft nu en dan zegen op dingen schijnbaar niet in zijn naam begonnen doch hier wordt zijn naam niet aangeroepen. Nooit is er meer van de voorzienigheid gesproken als thans doch gelooft men aan dezelve in de dingen van het dagelijksche leven. Men handelt er immers mede als de Napolitaan met zijne heiligen die hij afklopt als de storm niet bedaard. Wordt de Slag van Navarino door de 3 mogendheden op de Turken gewonnen, dan is de Voorzienigheid wijs & goed, doch gebeuren er zaken die wij niet kunnen doorgronden zijn er ongelukken of zoo iets gebeurd dan kan God dit niet gewild hebben, dan is het als of het alles buiten zijn weten geschied is. Alle deze stomme [onl.] van geluk en welvaart hebben tot nu toe Gods zegen nog niet ondervonden.

2/ Uit het lager oogpunt kan er nu voor het oogenblik wel levendigheid in Amsterdam door geboren worden. Veel zegen kan ik er op den duur echter niet van verwachten. Wel is waar ons systema wegens de W Indische Zaken was in vele opzigten slecht aangelegd. Wij hadden alle punten willen omvatten en behandelden geen een derzelve met den opmerkzaamheid die het vereischte. Men zal met meer voorzichtigheid in de keuzen en naziening der goederen in de emballage &C kunnen te werk gaan als door onze Agenten geschied is[.] Maar al geeft men dit ook toe, zoo zijn er te veel zaken in den handel op Zuid Amerika die alle goede gevolg tegenwerken[:] de spoedige overvoering der markten, het bederf der goederen, de langzame verkoop, de moeilijke verkrijging van Retouren, daar waar men het best verkopen kan, de onzekerheid


pagina: 85

der debiteurs, de hoge kosten voor de verteringen der Agenten vereischt &C &C. Het  grote bewijs is toch dat de Rhijn W I Comp die zelve met kracht & geheel Commercieel heeft gewerkt geheel vast zit. De Mij. zal door de relatie harer Commissarissen beter informatie hebben dan wij, maar toch aan verdeeldheid zal het ook niet ontbreken, en veel goeds kan ik er niet van verwachten.

3. Voor onze Mij. is het op dit oogenblik een uitredding en eene zeer gewenschte gelegenheid om met fatsoen van die W I zaken af te komen die men toch niet door wilde zetten en zal men nu radicaal kunnen aantasten en afbreken hetgeen anders op een zeer slepende en lamme wijze zoude zijn geschied. Het moest iedereen invallen dat het nu zaak was om eene gehele hervorming bij ons in te voeren en derhalve is pas de nieuwe organisatie in werking of wij bedenken er al weder een nieuwere. Het is een zegen dat Cénie bij dit alles niet bij zal zijn. De zaak zoude toch moeten gebeuren maar dit zoude plaats hebben, in het midden van veel wederstand en onaangenaamhed[en]. Als wij allen op O I gereduceerd worden wordt de marche van onze zaken al zeer eenvoudig en hoe zeer ik het voor de Mij. allereerst wenschelijk zoude rekenen, zoo zoude voor mij zelve de zaak vele bekoorlijkhed[en] verliezen want welk een levendigheid zoude er niet verloren gaan en hoeveel stille dagen zouden er niet komen, daar er nu dikwijls weken voorbij gaan dat wij geene brieven van Batavia ontvangen. Doch ook hierin als wij met gelove en moed datgene doen wat te doen is zal voorzien worden. Dit is zeker dat alsdan een President en twee directeuren de zaken gemakkelijk afkonden en zelfs dat met een Raad eens in de week van een paar directeurs, de Pres en de Sec het gehele werk op zich zouden kunnen nemen.


pagina: 85

Na een langdurige ziekte is de heer Appelius minister van Finantien heden overleden. 'S mans daden kan ik niet beoordelen daar zijn maatregelen, die zoo veel opzien baarden en die ook de haat van het publiek en de aanval te Rotterdam op hem motiveerden voorvielen vóór den tijd toen ik mij met dusgelijke publieke zaken eenigzints bekend maakte. Ik zag hem bij V Manen [Van Maanen] en kwam hij mij toen zeer levendig voor en aangenaam in het gesprek. Men schrijft hem behalve veel kennis van de zaak die hij behandelde eene grote bekwaamheid in het verdedigen zijner wetten in de hollandsche & fransche taal toe. Hij wordt beschouwd uit hoofde van deze vereeniging van hoedanigheden niet geremplaceerd te kunnen worden. Bij het tienjarig budget wierd vooral zijne kunde vereischt. Hij werd zoo als ik hier steeds heb gehoord voor een eerlijk man gehouden.

Zeer trof mij deze morgen onder meer andere de brief van de achtingswaardige Mevrouw le Chevalier geschreven en eenen brief die veel droefheid doch ook hoop & vertrouwen ademt.

Bij Chaufepié hoorde ik een preek over den text v Paulus, dat in dien Christus niet opgestaan is, wij nog in onze zonden zijn. Het was goed die noodzakelijkheid om indien het avondmaal vrucht zoude dragen aan de Opstanding v Christus te geloven werd aangedrongen, & diegenen tegengesproken die van het avondmaal een bloot gedachtenis maal willen maken en toch er was geen Kristelijk leven in, gene innige overtuiging die de ziel der toehoorder verwarmde. Hoe weinige preken op zulk een toon dat ons hart brandend in ons wordt.

Caroline zat dezne avond reeds weder op. O God ik gevoel mij dankbaar. Mogt ik deze schat behouden, mogt ik die waarderen. O mogt ik de heerlijkheid uwer genade beseffen en morgen indedaad in gemeenschap met Christus komen.


pagina: 86

Voorbereiding

Ik las over het geen ik voor 3/m toen ik het avondmaal zoude bijwonen, ter neder geschreven heb, en moet in vele opzichten hetzelfde herhalen. Over grove uiterlijke zonden heb ik mij niet te beklagen, doch welke verleidingen heb ik daartoe ook gehad. Integendeel grote zegen ontvingen wij van God. Onze gezondheid wierd bewaard, onze lieve kinderen van de mazelen hersteld en de derde gespaard; van onze vrienden & broeders ontvingen wij blijken van voortdurende deelneming met onze logeergasten troffen wij het uitmuntend; wat zoude onze driften opgewekt hebben? Meestal was mij het Evangelie tot vreugde, meermalen las ik met innig genoegen den Bijbel, nu en dan bad ik door Gods genade met kracht, doch over het algemeen ontbreekt het mij aan dat hongeren & dorsten na de gerechtigheid; mijn ijver is te flaauw, mijne belangstelling aan het heil mijner ziel te zwak, mijne onverschilligheid omtrent de hemelsche dingen en aanhankelijkheid aan de aardsche laakbaar. Hoe weinig gemeenzaam ben ik nog met het denkbeeld van den dood. In den laatste tijd heb ik wel eens eene meerdere liefde tot Christus gevoeld. Bij de prediking van zijn lijden heb ik hem ditmaal meer als mensch gezien en er meer deel dan voorheen in genomende doch als ik al het koude preken en het koude redeneren hoor worde ik wel eens bang, te meer daar ik zoo geheel de anderen daar zij mij voorkomen te veel te willen uitsluiten nog niet kan aannemen. Hoe dikwijls behaag ik mij te veel



pagina: 86

in mij zelve. Wat er goeds is moet uit het geloof voortkomen, en dit de hoofdgrond zijn. Hoe weinig helderheid & opgewektheid heb ik dikwijls bij de beoordeling & behandeling der geestelijke dingen. Goedertieren God en Vader, o mogt ik toch innig van alle die heerlijke waarheden die mij verkondigd zijn, overtuigd wezen. Mogt ik een krachtig geloof hebben. Mogt ik toch trachten alles wat ik doe ter eere Gods te doen. Hoe dikwijls handel ik nog als een geheel onkundige. Hoe dikwijls vrees ik voor te gebeuren dingen, daar waar ik dit niet moest doen. Hoe zoek ik als een twede Martha na vele dingen die niet nodig zijn en loop het eenige nodige voorbij. O God die mijne zwakheid kent, wees gij mij nabij. Mogt ik indedaad u lief hebben en in Christus uwe genade zien. Dit heeft veel in om te geloven dat God zich in Christus in dezen man der vernedering heeft geopenbaard. Mogt het ons toch met kracht verkondigd worden, mogt het Euangelie ons gepredikt worden als ene dwaasheid voor den onbekeerde, maar als wijsheid voor de gelovige dan zouden immers vele harten tot bekering genoopt worden, en nu wordt tot alle[n] gesproken als volwassenen in Christus. Die eenheid die ik zoek die mij nog in mijn leven ontbreekt is immers alleen in Christus te vinden. En daarom is alle deze zucht der geleerdheid, der litteratuur om in mij hare vroegere plaatsen weder te bekleeden, onheilig. O mogt ik nu aan de tafel des Heeren, ik weezentlijk verlangen naar het heil van Christus en ik niet bang wezen voor den flaauwe of wereldsche Christen, en mogt ik geloven


pagina: 87

dat er waarlijk geen heil geene zaligheid voor ons bestaat dan door Christus. Mogt ik zonder afgeleid te worden, als na gewoonte, door het denken aan al dat gene dat ik als nieuw mensch zal doen, het oog op mijn heer gericht houden en overtuigd wezen, dat hij op dit oogenblik zoo wel in zijn verheerlijkte menschlijke als in zijne Goddelijke natuur bij ons bestaat en in het midden der zijne[n] aanwezig is. Mogt ik met een onbeperkt vertrouwen aan God mij zelven mijne lieve Vrouw & kinderen voor tijd en eeuwigheid overgeven om hem te leven en door zijn Genade eens in zijne hoede te ontslapen. O mogt ik in zulk eene stemming zijn niet te veel omhalen maar deze denkbeelden vasthouden.

13 April

Zondag het is de ochtend der Avondmaalviering. God heeft mij de genade gegeven, dat ik na een kalme nacht met een gezond en uitgerust ligchaam heb mogen opstaan. Mogt ik deze stemming waarin ik mij thans bevinde, behouden. Mogt ik waarlijk Christus zoeken en hem vinden aan den tafel des Heeren. Mogt ik van nu af een heiliger leven beginnen niet zo zeer heiliger in het uiterlijke als heilig van binnen, minder door allerlei begeerten geslingerd, door duizende kleinigheden afgetreden, meer vertrouwend op God in alle omstandigheden zoo voor de ligchamelijke als voor de geestelijke dingen, meer berustende in God voor het leven en gemeenzamer met den Dood.

14 Ap De dag van gisteren is stichtelijk afgelopen. Niets gebeurde er het geen den indruk had kunnen storen. De bediening hoewel niet met wegslepende kracht, geschiedde door Chaufepié met waardigheid, en met verkondiging der grote waarheden, want dit hoorden wij aan de tafel dat Christus voor onze zonden gestorven was en 's avonds had Certon in zijne preek over Thomas


pagina: 87

bij gelegenheid van het gezegde van dezen mijn Heer en mijn Godt eene zeer mannelijke verdediging van de Godheid van den Zaligmaker. Aan mijne avondmaalsviering ontbrak nog veel. Eerbied en overtuiging heb ik wel, doch aan het innig gevoel mijner zonden, op een zoodanig oogenblik, aan het aanvatten der zigtbare tekens met waarachtig geloof dat ik daardoor de gemeenschap des ligchaams & bloets hebbe, ontbreekt mij nog veel. Mogt ik op eenen anderen tijd mij nog beter voorbereiden nog met meer ootmoedigheid van den eene en nog vaster vertrouwen van den anderen kant toetreden. Ondertusschen had ik toch veel zegen van dit avondmaal, eene meerdere overtuiging van het bestaan van Christus, ook thuis nog als onzen middelaar in levendige en hartelijke uitstorting met mijne vrouw, en een vurig verlangen om ter eere Gods te leven. Mogt zijne Genade deze voornemens zegenen. Amen.

Chaufepié preekte kort maar wel over het gezegde van Christus aan Petrus aan de zee van Tiberias Hebt gij mij lief.

Met genoegen had ik Rappard aan het Avondmaal gevonden. Hij kwam nog bij mij naderhand en spraken wij kalm en genoeglijk. Het is een van mijne Haagsche kennis die ik het meest lief heb.

Bij Bosscha waren wij des avonds. Hij is vervuld van zijn plan zijn uitzigt weges Breda. Uitzigt is er eigentlijk niet doch men gelooft zoo gaarne het geen men hoopt. God geve daarop zijn zegen zoo het goed voor hem is, doch het is een grote onderneming waaraan voor hem veel moeite en veel strijd verbonden zal zijn.


pagina: 88

14 April (Maandag)

Deze dag was bijna uitsluitend aan het Bureau gewijd. Wij ontvingen tijdingen v Batavia, die ons sedert zoo lang ontbraken en die van 18 Nov-20 dec liepen. Over den verkoop der manufacturen luidden zij gunstig. Met de algemene zaak en de oorlog tegen de opstandelingen scheen het ondertusschen nog niet zeer vooruit te gaan. Er waren overal onder meer Bataillons veel zieken en de Expeditionaire afdeling schijnt tot nu toe weinig te kunnen hebben uitrigten. Na eenige voordelen is de heer Nahuys  voornamentlijk met Javaansche hulptroepen over de Solosche rivier getrokken, ten einde de rebellen te verjagen doch hij heeft eene bende van 7 à 800 man ontmoet die hem op de vlugt gejaagd heeft, door de lafhartigheid zijner Madrasche ruiters. Hoewel deze zaak niet van belang is, zal zij ondertusschen opzien verwekken. De Inschrijving in de Bank is op Java geopend, doch schijnt niet veel bijval te vinden. Dubus [Du Bus de Gisignies] heeft een besluit tegen de smokkelhandel in opium genomen. Munting [Muntinghe] het gewoon lid der Koninklijke Commissie is overleden. Men schijnt van oordeel te zijn dat er weinig aan hem verloren wordt.

West Inde Mij Over deze wordt natuurlijk thans veel gesproken en men schijnt zich te verwonderen dat deze inrigting tot stand gekomen is zonder dat nog in de voorafspraak van de Directeur dier Mij nog in het besluit des Konings eenig gewag van de Handel Mij gemaakt wordt, zijnde het als of wij nooit bestaan hadden. Dat vlaggen & wimpelen der Amsterdammers kan in de andere steden geen genoegen doen, zij hadden zich dunkt mij, ook met de zaak te vreden moeten houden, zonder nu dat bravoure eene erfenis van het oude Amsterdam, maar toen met kracht gepaard, daarbij te voegen. Zelfs het Advertentie blad maakt er gewag van, van de nadeelen die uit eene heillooze


pagina: 88

mededinging der beide Maatschappijen geboren zouden worden en hare overtuiging dat de handel Mij in dezen geraadpleegd is geworden. Bij nader herdenken zie ik in de nieuwe Mij vele zaden van tweedragt, door de verschillende belangen der kooplieden, die aan het hoofd van dezelve staan.

15 April Dingsdag

Ik las des ochtends de mij door de Jonge gezonden brieven van Prins Maurits & graaf Willem Lodewijk en nog een andere Prins uit het huis van Nassau die allerbelangrijkst zijn. Het blijkt toch uit dezelve dat graaf Willem Lodewijk geenzins, zoo als men gewoonlijk voorgeeft diegene is, die de hevigheid die men aan Maurits toeschreef, afkeurde, en nederzette maar dat hij in tegendeel Maurits van zwakheid beschuldigde en hem de gevaren die hem uit dit alles wachtten, onder het oog hield. Meer en meer wordt dunkt mij hierdoor bewezen dat Maurits indedaad een zachtmoedig Character had, en dat het wel degelijk de Remonstranten geweest zijn, die de eerste aanval gedaan hebben, en van wie de onderdrukking is uitgegaan.

Sch [Schimmelpenninck] was heden nog niet geheel hersteld. Men schjint plan te hebben thans ten gevolge der W I Comp ons geheel op de Oost te werpen en die[n] ten gevolge teves in het vervolg bezuinigingen en verminderingen en vooreerst het niet benoemen van een vijfden Directeur voor te stellen. Wel is waar schijnt dit zeer gepast, ondertusschen konden er toch dunkt mij de andere steden wel eens tegen hebben, dat wij nu geheel van de WI afzagen en dit zonder eenige Concessie eenig voordeel, alleen om dat de Amsterdammers goed gevonden hebben eene Mij op te rigten.


pagina: 89

Claude schreef mij een woord over zijne Mij. Zie daar dan eene nieuwe betrekking waarin wij weder tegen over elkander geplaatst zijn.

Ik verlang uitermate na Gerrit.

Capadose zond mij reeds heden zijn boekje over de Vaccine en ook dit las ik niet zonder schok daar ik het las in de overtuiging van de waarachtige ijver van hem die het schreef, en daar het mij leed was met iemand te verschillen met wien ik het anders in zoo vele opzigten eens ben. Doch om deze eenvormigheid mag ik toch ook niet tot zijn gevoelen overgaan, wanneer ik de overtuiging niet heb. Ik dacht ruimer & bedaarder over dit punt dan voorheen en zoude dunkt mij, meer de kracht hebben om ook in dezen wat mijn gevoel zijn mogt, in den gelove te handelen. Nieuwe argumenten vond ik in dit stukje niet[.] Gelijk in alle strijdschriften stelt ieder het geen hij vooruitbrengt als bewezen voor. De aanhaling[en] van C. uit de Bijbel vind ik voor zoo ver zij direct op de zaak moeten slaan niet toepasselijk terwijl vele andere die algemee[n] op het Geloof & vertrouwen op God betrekking hebben alleen dan toepasselijk zijn wanneer het geen hij veronderstelt namentlijk de ongeoorloofdheid der vaccine waar is. De naam van beestpokinenting wordt dunkt mij gegeven om de zaak hatelijk te maken en wanne[er] men de Openbaring leest dan vindt men toch dat welke bedoeling deze voor ons nog niet geopenbaarde Profecy heeft dit teken des Beestes een geheel ander merkteken heeft. Zijn grote en eenige argument dat indruk doet is dunkt mij het vooruitlopen van Gods wil doch hiertegen kan men aanvoeren dat de mensch geboren wordt met die dispositie en dus niet gezont en dat wij het door de Voorzienigheid aangewezen middel tot wegneming van die dispositie mogen gebruiken. Dat de kinderziekte ene natuurlijke ziekte van den mensch is kan ik mij niet begrijpen daar zij eens nieuw geweest is. God zendt nieuwe ziekten, doch kan ook de oude wegnemen. De koepokinenting is


pagina: 89

in den middelijke weg der Voorzienigheid door eene waarneming ontdekt. De zaak is niet in 1795 doch reeds kort na het midden der eeuw bekend geworden. Zij heeft lang gesluimerd is slechts in de 19e eeuw hier verspreid geworden. Dertig jaar ondervinding niet alleen hier maar in geheel Europa, hebben misschien niet alle die voordelen welke men van de vaccine verwachte ontwikkeld, doch echter ook niet deze nadeelen die hij afschildert aan den dag gebragt. In vele landen is de Vacci[ne] geheel afgescheiden van eenig liberalismus vooruit gegaan alleen op ondervinding. Ook dit middel is misbruikt gelijk de mensch alle gave van God misbruikt om zich t[egen]over God te verheffen. Laten de Gouvernementen door de geweldige invoering van dit middel het geweten hunner onderdanen tyranniseeren een ziekte komt op en neemt honderden weg. Als een voorzorg tegen God mag de Vaccine niet gebruikt worden wel als een middel door hem gegeven, en dan ook waarlijk als een geneesmiddel want de ziekelijke dispositie bestaat in het kind, want de besmetting der kinderziekte is bestaande in de wereld zoodra het kind zich buiten Huis vertoond en het ontstaan der ziekte kan dus niet afgewacht worden. Tot nu toe is er voor mij uit de Bijbel & de ondervinding geen blijk van ongenoegen over deze zaak te vinden. Alle verheffing van menschelijke middelen tegen hem is zonde doch met hoeveel middelen wordt dit [onl] gedaan. Alle nieuwe geneesmiddelen brandewijn kinine &C zijn eerst vergood geworden de tijd brengt dezelve tot hunne regte waarde terug & toont dat ook deze middelen zonder God's zegen niets kunnen. Zie daar mijne overtuiging op dit oogenblik. Zij zij aan God opgedragen en moge Hij mijn hart leiden en bekeeren zoo het niet overeenkomstig zijn wil zij.


pagina: 90

16 April

Aan 't Bureau gekomen deelde Sch.[Schimmelpenninck]  mij weldra mede een Bijvoegsel bij het handelsblad waarin op eene allerbelagchelijkste wijze naar mijn oordeel bij gelegenheid van de nieuw opgerigte West Indische Maatschappij alle vroegere en latere roem van Amsterdam wordt opgedolven en op een brommende wijze uitgetrompet, zelfs met aanmerkingen op de Brabanders die volstrekt niet te pas komen. Zeer jammer is het dat deze zaak zoodanig behandeld wordt. Dit kan niet anders dan kwaad bloed zetten, en de eenigzints verdoofde animositeit tegen Amsterdam weder opwekken. Hierbij komt eene walgelijke aanbidding van den Koning. God geve dat ik hem als Koning eeren, niet als Afgod aanbidden moge.

Deze morgen ging de lijkstaatsie van den Minister Appelius mijn deur voorbij. De staatsie betekende al zeer weinig. Drie koetsen, eenige livreiknechten de bodens der Ministerien als dragers, dat was alles wat er naar het uiterlijke van deze Excellentie & vroegere grootheid overbleef. God geve dat de ziel in zijne heerlijkheid zij opgenomen. Er wierd hier veel gesproken wie de opvolger van Appel. zijn zoude. Eerst wierd Canneman opgegeven, doch men begreep dat deze door de zaak van de liquidatie dit verkorven had, en dat hij buitendien steeds in ongenade bij den Koning bleef. Ook van Clifford van Amsterdam en zelfs van Bondt wierd melding gemaakt. Van de Brabantsche zijde schijnt door V der Fosse veel moeite gedaan te worden, en heden verhaalde P [Pieters] over dat het gerucht ook Olislager aanwees. Uit dit

 


pagina: 90

alles blijkt echter hoe weinig er in de administrative linie menschen zijn voor eenen zoodanigen post geschikt. Het zou mij leed doen indien Ol. [D'Olieslager] het wierd en ook kan ik niet begrijpen hoe iemand die toch nog nimmer zich met dat vak heeft opgehouden daarin op eens letterwijs zoude kunnen worden. Dezen avond verhaalde mijne vrouw mij dat onze meid dezen dag gefeliciteerd was geworden, met de tijding dat ik de plaats van Appelius zoude bekleeden. Hoe ongerijmd dit nu ook zij zoo is het merkwaardig hoe zulk eene echo van het voorleden Jaar zoo lang kan nagalmen. Ik gevoel mij thans in eene geheel andere stemming Goddank dan ik toen was, mij dunkt zoo ik mij eenigzints ken zoude ik nu niets meer verlangen dan vooral toch niet op den voorgrond te komen. Ik heb de ijdelheid van vele zaken nog veel meer leren inzien, en wensch hartelijk niet aan grote verleidingen waarbij het eeuwige zoo ligt tegen het tijdelijke zoude strijden blootgesteld te worden.

God geve dat ik mijne vier Zoons in zijne vreeze moge grootbrengen. Wat mij hierover nog te denken gaf was de veelvuldige Excessen door de studenten in korte tijd gedaan en waardoor zoo vele vaders zoo zeer in droefheid gestort worden. Onder diegenen die medenpligtig waren aan het rumoer dat onlangs in de Kerk heeft plaats gehad noemt men de zonen van den H Collot d'Escury, terwijl de zoon van den Gouverneur Van der Duyn zoo ik verneem gearresteerd is geworden daar hij mede deel had aan de gebeurtenis bij het hoerenhuis te Leyden, ten gevolge waarvan eene vrouw doodgeschoten is. Ook te Lis. hebben de Studenten die daar gewoonlijk hunne partijen hebben onlangs weder eene brutaliteit gedaan.


pagina: 91

Van de twee paketjes met zijn boekje die Capadose mij ter bezorging zond was er een voor den heer Hentzepeter oppasser aan het museum alhier. Deze zendt mij heden een boekje strekkende tot bewijs dat wij in de laatste tijden zijn, & dit naar aanleiding van de Openbaring v Joannes. God geve mij de tekenen der tijden op te merken zonder daarom zijn wegen vooruit te lopen of door schrik voor de toekomst bevangen te zijn. Ieder[e] dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.

Ik verlang zeer naar Gerrit. Men schrijft nog maar van gene gelegenheid om hem terug te zenden, en het is niet goed dat hij daar te lang blijve. Ik gevoel nu meer den schat dien ik in Gerrit bezit een schat welke ik wanneer hij somtijds lastig was, niet genoeg waardeerde; ik zie nu in hoe hij de vreugd en het leven van het gehele huishouden uitmaakte, daar veel van het levendige en aangename dat mij in Daan boeide en mij wel eens in mijn hart de voorkeur boven Gerrit aan hem deed geven, nu deze er niet is ook wegvalt.

Ik was bij de H V d P [Van der Poll] dezen avond. Deze was met de Amsterdamsche Mij nog al ingenomen, en scheen zich van dezelve veel goeds te beloven. Ik zie er wel eene meerdere levendigheid in, doch kan indien ik niets meer wist er mij ook geene goede uitkomsten menschelijker wijze van voorstellen.

In het Adv. blad van heden wierd de H Mij die men nu opgerigt heeft, minder gunstig beoordeeld. Men begreep dat daar men reeds vijf millioen had, men zich niet behoefde te haasten om zijn geld daarin te brengen. Verder gaf de Redactie hare verwachting te kennen dat toch wel de Ned H Mij eerst gehoord zoude geweest zijn, eer dit Octrooi verleend ware geworden.


pagina: 91

19 April Zaturdag

Veel goeds heb ik dezer dagen genoten. Hoe moest ik inniger dankbaarder zijn. Doch ik ben nu regt moede van mijne togt mijn vroege opstaan alle de vermoeienissen van den dag. Hoe meer kracht men zoo na buiten vertoont, hoe meer men daar als een compleet gentleman staat van buiten, hoe eerder men zijne zwakheid van binnen erkent. De erkenning dier zwakheid is goed wij voelen dan in een oogenblik aan welke verleidingen wij al blootstaan wij hebben weder behoefte tot God. Wanneer ik mij zelven weder werkende zie in eenen anderen dan dezen mijnen gewone kring, kan ik mij zelven nog het eerst weder leeren kennen en betrappen op trotscheid, nieuwsgierigheid en praatzucht, en eindelijk ook op weifeling.

Togt na Amsterdam

Ik wilde Gerrit afhalen, daar ik begreep dat men hem anders zoo ligt nog niet terug zoude zenden & daar er juist deze avond een partijtje was bij Papa B [Boissevain] wenschte ik gaarne op dat oogenblik aan te komen. Met de diligence van Van Gend. toog ik derwaarts. Wien zag ik daar weldra. Het was Dom Swart naast wie ik gelukkig kwam te zitten en met wien ik indedaad dan nog over zeer genoegelijk over letterkunde boeken &C sprak. Het valt mij dan bij menschen op die hoogte die eenen afkeer van de neologen hebben, niet moeilijk zoo te praten, dat men over alles schijnt overeentestemmen. Iets dat tot bitterheid opwekt te zeggen is niet goed, maar ik ga dikwijls bij zulke gelegenheden en dat dan nog wel om mijn eigenliefde te streelen, veel te ver. God heilige mij in zijn waarheid, en doe mij het onheilige van dat alles zien. Swart is iemand die veel goeds heeft, en wij konden genoeglijk zamen spreken.


pagina: 92

Mijne komst was nu eigentlijk eene regte verrassing. Ik stond op de danspartij eer iemand er erg in had, en drukte reeds de een & ander de hand, eer men nog wist wie het was. Het was allerliefst alle die lieve kleinen te zien. Met grote vreugde erkende ik Gerrit ook weldra onder hen. Onder de kinderen van onzen tijd vinde ik er dan toch allerliefste. Mimi kwam ook nog. Het verheugde mij dan zeer deze eens te zien. Bij Papa ging het dan met al de kinderen gezegend. Alle[n] vond ik ijverig werkzaam op hunne wijze.

Ik kon niet velen zien op den volgenden dag en bepaalde mij tot Oom van Heuk [Van Heukelom] Claude M. Westendorp Pauly Mimi de Agenten & daCosta. De laatste vond ik niet t'huis 't geen mij van den eene kant zeer leed deed, van den andere kant was er echter iets in het niet zien van hem 't geen mij niet onaangenaam was. Ik wilde nu deze dag wel met mijne Vrienden in vreugde des harten bij Pauly eeten en mij de vorige dagen herinneren zonder nu juist gestoord[?] te worden door den indruk eener Philippica van da Costa. Deze Philippicas zijn goed voor mij, maar vooral dat uitwerksel van dezelve hetgeen ik langzamerhand verteer. Op het oogenblik zelve brengen echter deze Philippicas dikwijls een ontzettende schok op mij te weeg. Ik wil dezelve dan terstond in werking brengen, alles afsnijden en afrukken, en dit gaat zo op eens niet.

Bij Pauly waren wij des middags zeer genoeglijk en aangenaam. Papa Henry Ida Steven Tijs & Mie waren er. Wij spraken levendig zonder in discussie te komen. Ik improviseerde nog over Jeremias als door God gedrongen om het wee over Jeruzalem uitteroepen doch wetende dat dit wee een grote eeuwige vreugde voorspelde.

Ik had de zaal van Felix nog nooit gezien op een Concert avond. Ik liep er nu even heen. Men gaf onder andere een


pagina: 92

Declamatorium genaamd de mensch in de verschillende tijdperken gemaakt door den zelfde Foppe aan wien men het Eeuw feest der Holl Schouwb[ur]g verschuldigd is. Het is een soort van helmeriaansch vers zeer in vago, zonder bepaald doel. Er was Muziek door Van Breê [Van Bree] opgemaakt die zeer gepast scheen te zijn. Het stuk zelve wierd door eenen School meester Van Breet gedeclameerd, 't geen mij niet voorkwam gelukkig te zijn daar het te geaffecteerd was. Deze vereeniging van declamatie en Muziek bevalt mij niet bijzonder. Eene Juf. Van Brussel had nog op het klavier gespeeld.

Gied beschuldigde Pauly ultra & despotisch?] geworden te zijn & dat ik nu gerust in mijnen anderen toon aan hem kon schrijven.

Ik kon nu Amsterdam op dezen dag meer op mijn gemak beschouwen dan de twee vorige keeren, daar ik de eerste maal door den slik & de twede maal door de Sneeuw had moeten waden. Nu frappeerde mij de ontzettende vermeerdering van winkels op de nieuwe Dijk, de opbouw van het Postkantoor, de grote poort voor de Diligence op den Dam, en het karretje met versch water.

De Amsterdammers waren voorts vol van hunne W I Comp dat toch indedaad eene zonderlinge verschijning is. Ik kan niet zeggen dat hetgeen ik op mijn tourtje daarvan vernam mij bijzonder hoge gedachten van de Comp heeft doen opmaken. De inschrijvingen gaan vooreerst niet zeer snel. Wel is waar zijn de intekeningen zeer solide, daar de Effectenhandelaar na hetgeen in de statuten over den windhandel gesteld is, zich er niet mede willen bemoeyen doch het gaat aandeeltje voor Aandeeltje en is er dus weinig uitzicht om boven de vijf millioen te komen. Het Resultaat wordt zeer geheim gehouden hoewel men zegt dat Bondt voor


pagina: 93

den Koning en het Koninklijk huis Een Millioen zoude hebben ingeschreven. Nu zal men maar met 20 p van dat geld werken & dus met een Mill indien men tot het Minimum komt en nu is de vraag of men veel met dit millioen zal kunnen uitrigten daar het ons door de ondervinding toch rijkelijk is bewezen dat men in die gewesten met een millioen niet ver komt. Zoo veel ben ik dunkt mij gewaar geworden dat men niet meer weet als wij en geenszints zoo als de heer V der Poll scheen te vermoeden reeds wist hoe men aan het geld zoude komen dat men winnen moest. Het schijnt mij ook dat de initiativen niet van de oprigters of liever van die als zoodanig voor de oogen van het publiek voorkomen is uitgegaan en dat het Plan indedaad aan hen is aangeboden geworden, toen de zaak reeds eenige rijpheid verkregen had. Het scheen dat de Koning zijn lievlingsplan van Curacao heeft willen doorzetten, en dat hij zag dat daartoe bij ons geene genoegzame lust bestond. Dat hij niet met een woord deze scheiding voor het publiek expliceerde moet thans doen denken dat de oudste dochter verstoten is. Onder alle deze omstandigheden kan ik niet anders dan mijn vroeger oordeel over deze Mij bevestigen, ja ik zou het Jammer vinden dat wij reeds terstond voor haar de vlag streken, en geheel van alle betrekking met Amerika afzagen. Bondt de grote man in dit geval zijnde is ook de schoonzoon [v] V Hall, in grote gratie gekomen door Bondt aan Z M aangeboden en is thans ultra ministerieel animeert wappert met zijn vlag, provoceert tot vrijwillige illuminatie. En dit is de man van 1824. Men heeft het er op aangelegen de Koning te bederven, en de Koning bederft wederkerig de natie door zijn geld. De familieritens der eenvoudigheid van den Koning zijn de juichtoon der


pagina: 93

Nederlande[r]s waard, waar zij sans s' en douter uit het hart vloeien, wordt het een kunstje, een moyen de réussir dan betekent het niets meer en nu zoekt men door al de plaatjes met contrasten van Karel de 10 den man op te winden en met zich zelve intenemen

Heden ochtend kwam ik terug. De dodelijke stilte van het bureau contrasteerde zonderling met de drukte der beurs. Ik was teruggekomen met Gerrit, die echter niet voldeed aan het ideaal dat men in Amst van hem had opgehangen.

Ik vond een brief van Bowring. Hij komt hier om de wijze waarop hier de rekeningen van den staat gehouden worden, natezien ten einde te onderzoeken of dit ook nog in Engeland verbeterd zoude kunnen worden. Deze zending is voorwaar merkwaardig.

Zijn brief aan Canni[n]g over de Dissente[r]s en een stuk over de Boheemsche Litteratuur zond hij mij. Beide las ik met genoegen. Dat de test en corporation act onregtvaardig waren en huichelaars maakt is toch maar waar.

Zondag 20 april 1828

God zij dank ik mag met een rustig en God geve dankbaar hart hier nederzitten, en de grote weldaden nagaan die God aan mij gedaan heeft. Hem zij de eere. Ja die afscheiding van mijne famille hoe zeer zij mij nu en dan zijn moge is goed is gezegend. God heeft mij geroepen als Abraham uit het midden der mijnen. Niettegenstaande deze afscheiding bleef deze even hartelijk en toen de tijd verschenen was zond hij Eleazar om de bruid van zijnen zoon uit de scho[o]t zijner dierbaren te halen. Schoon niet allen geroepen om stamhouders van het volk Gods te zijn was hun zegen groot boven de heidensche volken die hen omringden. Zulk een enkele dag is een dag van herinnering van ineensmelting van Vreugde,


pagina: 94

doch hoe zoude dit kunnen duren. Hoe spoedig zouden zich onaangenaamheden vertonen, duizend kleinigheden als zonderlingheden uitgekreten worden en even als Joseph ware ik beschuldigd geworden wijzer als mijn broede[r]s te willen zijn, terwijl het mij aan innige liefde en bedaardheid ontbroken zoude hebben, om in alles met genoegzame helderheid en tevens met zachtmoedigheid te kunnen verkondigen. Daarentegen leefde ik in Amsterdam zoo als ik nu deze dag deed, zonder mij eigentlijk met geestelijke zaken op te houden, dan zoude ik al zeer ligt in den slinger der wereld in zinken, en dit ware ook niet goed. Laat ik dies dankbaar aanbidden en zeggen Wat God doet is welgedaan.

Dat Margo met Gerrit bij daCosta gegaan was vond ik een regt lieve attentie die ik wel gewenscht had, doch niet had willen vragen. God geve dat ik haar daar mijne erkentelijkheid voor toonen moge.

Henry vond ik nog zwak. Hij hoopt zijne gezondheid te Doorn deze zomer te herstellen. De zaken van hun kantoor, hoewel nog goed gaande, zijn niet meer te vergelijken bij die welke zij voor eenige jaren deeden en dit vloeit onder andere natuurlijk voort uit de verminderde waarde der Koloniale waren. Cris schijnt er al eens ernstig op gedacht te hebben om zich in Florida neder te zetten. God weet of zoo iets misschien niet zeer goed voor hem zoude kunnen zijn. Nu hij weder een kind verwacht schijnt het echter minder in aanmerking bij hen te komen.

Maandag 21. April 1828

De dag van gisteren was stil, doch verschafte ons eenen bijzonderen zegen daar ik mijne lieve Caroline weder in ons


pagina: 94

midden mogt zien. Het was eene verrassing daar ik er niet op dacht dat dit nu reeds plaats zoude hebben. O mijn God hoe mild hoe onverdiend ben ik gezegend. Mogt ik het toch met geheel mijn hart erkennen. Het was een regt aartsvaderlijke middag. Die goede Caroline zoo zacht, zoo gelukkig zat zij daar weder neder.

Bij Molenaar hoorde ik over de 16e Zondag een preek waarin veel krachtigs was. Tot de man zelf voel ik mij volstrekt niet aangetrokken, en echter er is zegen op zijne prediking men gevoelt liefde tot Christus overtuiging dat hij gestorven is voor onze zonden. Het is ongerijmd zeide hij te stellen dat God zijnen eigenen zoon gegeven heeft om voor zondaars te sterven en teves aan te nemen dat er buiten hem een middel bestaan zoude om zalig te worden. Deze woorden troffen mij. Over het gevoel van verdorvenheid onzer natuur & teve[n]s van toeneming in het goede door Gods genade, zeide hij dat er een groot onderscheid in was tusschen het gevoel van slecht te zijn of slecht te worden. Over het nedergedaald ter helle zeide hij nog al veel dat ik niet wist. Volge[n]s hem zoude dit bij de meeste kerkvaders als synonym met begraven zijn. Het geen hij over het geloof aan het begraven van Jezus als een punt van geloof in verband met zijne opstanding zeide was indedaad zeer goed.

Met Bosscha lazen wij verzen v Bowring & deze Romance v Jelitza in de trant van de Lenore van Burger[Bürger] die ook in de Zangen der nieuwe Grieken als een Romance v Scio gevonden wordt. De Apollo doorliepen wij doch vonden dezelve als ook de verzen die daarin opgenomen zijn zeer middenmatig.

Heden meldt de Courant ons eene nieuwe Maatschappij


pagina: 95

en dit wel om in Mechelen shawls de Merinos te fabriceeren. Riouw is tot vrijhaven verheven. Nu zullen wij er toch wel een agentschap moeten oprigten. De berigten van het Oosten zijn nu weder minder oorlogzuchtig. Het schijnt als of zich de inval van Rusland bij de bezetting der Vorstendommen bepalen zal.

Het komt mij niet waarschijnlijk voor dat de zaak van de Thee voortgang zal hebben en het bezwaar dat bij den Koning daarontrent schijnt te bestaan, doet zijne regtvaardigheid en zijn character eer aan. Ik mag hier thans niet meer van zeggen, doch men zal ligtelijk dit aangestipte kunnen aanvallen. Niet uit vleizucht maar uit hartelijke liefde is het mij steeds aangenaam veel goeds van mijnen Vorst te kunnen zeggen. God zij met hem en beware hem voor verleiding.

Vrijdag 25 Ap.

Zeer onverwacht was het dingsdag opgekomen dat ik voor de Mij na Amst zoude gaan. Ik verheugde mij daarin daar zooiets toch meerder relief bij zet en in alle opzichten belangrijk is. Woensdg 's ochtends om zeven uur zat ik in de diligence die een poos zelfs geheel vol wierd, zonder dat het mooglijk was eenig discours aan den gang te brengen. In Amst was men zeer verwonderd mij te zien. Ik hoorde eerst alle de Consideratien en Jammertonen van de Agenten, moest toen bij Commelin een poos wachten eer ik het geluk kon hebben om voor de Mij bij de Mij intetekenen, deed mijne zaak met de Scheepsreederij zeer na wensch a, en had om half vijf 's middags alles reeds gedaan. Het was toen vroeg genoeg  om nog dien avond


pagina: 95

terug te keeren doch dan hadden Vriendschap en betrekkingen geen genot van dien dag gehad en tien uur rijden op één dag is toch ook wat kras. Ik bleef dus bij Henry & Mimi die ook Papa & Pauly & Mo [Margo] gevraagd hadden. Hoe aangenaam het mij was dat deze allen vereenigd waren, zoo hadden wij elkander nu kort geleden genoeg gezien, en ons discours kon niets belangrijks opleveren. 'S middags ging ik Cato Gild. [Gildemeester] nog even bezoeken. 'S avonds zag ik Gied nog die zeer zwaarmoedig gestemd was en Steven. Na het vertrek van deze allen had ik met Henry nog een intiem uurtje hoewel alles over wereldsche belangen. In zulke korte oogenblikken, kan men zoo niet op het geestelijke komen en den Haag is daarvoor beter geschikt dan Amst. Moeilijk is het mij op zulke dagen mij niet weg te laten sleepen door het genoegen van zoo in eene betrekking op reis te zijn. Op dien voet in Amst te komen is mij veel aangenamer dan wanneer zulks alleen tot bezoek van vrienden geschiedt. Die Amsterdamsche lucht is gevaarlijk voor mij het is of ik er niet zoo geheel vrij als Christen kan spreken, ik kan mij niet verbelen alsdan meer te weten als die vrienden die ik daar om mij heen zie. De gewone discoursen in Amst zijn niet belangrijker dan die in 's Hage en ik kan gerust zeggen dat het mij goed is hier te zijn. In vele opzichten betrap ik mij zelven op kinderachtigh[ei]d, praatachtigheid. Wanneer ik zoo op oude plaatsen en onder oude bekenden kome ga ik weder zoo geheel met de vorige sleur mede. Donderdag ochtend kwam ik p diligence terug. Door een discours met de Rotterdamschen makelaar Van Zwijndregt die veel over zijne vroegere lotgevallen over traan & Sp[onl] &C sprak viel mij de weg nog al kort. Hier vond ik Goddank alles weder in order en kon ik 's avonds door stil t'huis te zitten en een brief aan Messchert te schrijven mij weder het hart wat bekoelen. Mijn gemoed zoude zoo spoedig weder opgewonden kunnen worden.


pagina: 96

Varia. Ik zag in Amst interessante omtrekken van den Hamlet v Shakespeare. Zij zijn van die zelfden duitscher van wien de kleine omtrekken van Faust zijn, welke Pauly bezit.

Het huwlijk van G. de Vos met Angelique van Effen is nu vastgesteld. Zij is de dochter van eene Amsterdamsch haringkoper doch thans is hare moeder weduwe. Het schijnt een zeer lief meisje zoo ik hoor. Het zal een schoon paar zijn. Weder een huwlijkje uit de Menist. Kerk. Wanneer men niet bij verkeering in zijne kert zoekt, zullen langzamerhand de kleine gemeenten insmelten.

Oom van Heuk [Van Heukelom] heeft voor ƒ 18/m de buitenplaats Leeuwenhoofd bij Haarlem gekocht die zo vele jaren toebehoord heeft aan Tante Kops. Het denkbeeld om een buiten te bezitten waar Cato die nu twee jaar te Scheveningen een te Zeist geweest is, zich ook zoude kunnen bevinden, schijnt zijn hoofddoel geweest te zijn.

Het beschrijvend gedeelte van Klijn (H H) over Zwitserland is uit gekomen. Tot nu toe heb ik er geen Exemplaar van ontvangen. Gaarne wenschte ik wel voorbijgegaan te worden want het zou enen moeilijke brief kosten.

Bosscha is met zijne Nederduitsche werken na Prins Frederik opgestapt & is bij dezen nog al wel ontvangen. Ik heb eene vrij levendige verwachting dat deze zaak tot stand zal komen.

Doyer heeft zijne intréepreek te Amst gedaan en schijnt dezelve algemeen genoegen te hebben gegeven. Dit bewijst nog niet voor de toekomst. Het is eene grote onderneming in de tegenwoordige omstandigheden als leeraar bij de Meniste Gemeente te Amst. op te treden. God zij de man nabij en doe zijn werk voortgaan.


pagina: 96

27. April

25 Dinsdag aan het bureau gewijd. Er was veel te schrijven over de zaken waarover ik na Amst was geweest. Het Rapport aan Z M was ook nog al rijk. Zulk een dag werk is een grote zegen. Ik voel mij dan altoos bijzonder opgeruimd, en heb zoo eene voldoening van mijn geld indedaad te verdienen.

26 De eerste dag van de Lente. Met Cato in het Bosch gewandeld dat heerlijk was. Bij Bosscha schijnen de uitzichten nog al voordelig. Zijn zuster komt van de Kaap terug.

Br v Ameshoff. Over 't geen Z M nopens de intrekking van het besluit wegens de afdamming zoude gezegd hebben.

De Comm. in de W I Mij tekenen ieder slechts voor Vijf aandelen.

Goldberg vroeger Directeur van Kolonien, die in het vorige jaar nog weder hertrouwd was, en wiens bibliotheek waaronder veel belangrijke manuscripten voor onze historie dezer dagen verkocht wierd is subiet overleden.

Met veel leedwezen zag ik uit den Courier dat Clappertonen & Laing na dat ten minste de laatste derzelver Tonbuctoo [Timboektoe] bereikt had vermoord zijn door middel van eene vervolging van dien zelfden Sultan Bello die hen bij hunne vorige reis zeer vriendschappelijk had ontvangen doch nu met een groot leger van zijn Toalaks na Tonbuctoo opgetrokken was ten einde hunne uit levering te vorderen daar zij aan hem als spionnen schenen voorgesteld te zijn.

Belangrijk was het Artikel over de duitsche litteratuur dat ik in de Ed Rev. las. Niet minder belangrijk is de afgodische hulde in Duitschland aan kamerzangeres Sonntag bewezen.


pagina: 97

Zondag. Met het grootste genoegen en verwondering sprak ik heden met Gerrit over het Onze Vader en gaf hij mij weges dit gebed een zoo duidelijke en heldere uiteenzetting dat ik er verstomd van was.

In de Kerk bij V den Broeke hoorde ik eene preek over het gesprek tusschen Jezus en Petrus na de Opstanding. Simon Jona hebt gij mij lief Er was waarlijk in de uitlegging zeer veel goeds, en ook in de toepassing wierden vele waarheden verkondigd, die men zich wezentlijk niet dikwijls genoeg voor oogen kan stellen. En echter er was toch dunkt mij gene kracht genoeg in, om de harten te ontroeren en tot God te brengen.

Deze dag was de twede lentedag. Het weder was allerheerlijkst. Alles scheen verjongd te zijn. Te Scheveningen was het zeer helder. Het nieuwe Badhuis verscheen in volle glans.

Ik schreef aan daCosta wien ik nog niet geantwoord had.

28 April (Maandag)

Een van die dagen in de lente, om dus te spreken aan de heerlijke op eens als door toverij verschijnende natuur gewijd. Alles scheen op eens bezield. Het groen lachte van alle kanten met eene jeugdige maagdelijke frischeid ons toe. Het scheen of bijen kapellen vogels op eens geboren waren en allen in het lied der vreugde instemden. Gerrit was met mij reeds vroeg in de weer. De ochtend lugt was heerlijk. God geve dat wij een[s] de nieuwe lente mogen vieren. Is er zoo veel nog voor deze aarde bewaart wat zal het niet zijn als men zeggen zal

maar de lente der hemelen nadert


pagina: 97

Messch [Messchert] schreef mij. Tusschen dC en VL [Van Lennep] moet het zeer hoog gelopen zijn, en zij zien elkander thans volstrekt niet meer. Dit doet leed als men zoo vele bloesems van hoop van geestelijke vreugde ziet verwelken de vrucht van zoo vele avonden van wezentlijke geestdrift verloren ziet gaan. Het was immers V L op wiens verzoek daCosta zijn College over de handelingen hield. DC gedurige omgang voor menschen die zelf genie hebben is moeilijk. In zijn kamer kunnen geen twee zonnen tegen elkander overstaan. Zelfs met Cap is dit gebleken. Het is nu een groote triomf voor de tegenstande[r]s en kan een schone flonkel eens in de lijkrede op V L uitmaken wanneer men zal aantonen, hoe zijn geest te groot was om in die banden van dweeperij gebonden te worden. En toch V L. loopbaan kan nog veel anomalie opleveren.

Ik schreef ernstig aan Steven en hoop dat onze Correspondentie weder eene inniger en gemoedelijker toon moge aannemen.

De oorlog met Rusland schijnt meer en meer zeker te worden. Men vermoedt dat ook het leger van Azie tot een inval gebruikt zal worden. Capo d'Istrias heeft de bevelhebbers der twee forten te Napoli die elkander beschoten hadden tot overgave derzelver bewogen. Zijne fondsen schijnen echter slechts voor eenen zekeren tijd te zullen reiken. De absoluut verklaring van Miguel wordt te gemoet gezien.

Engeland is verrukt over Ml. Sonntag. Walter Scot [Scott] laat zich aan haar presenteeren. De Engelsche acteurs voldoen heerlijk in Parijs vooral Macready & Miss. Smithson. Hun genre vindt bijval en de Verginius


pagina: 98

van Knowles wordt hemelhoog geprezen en gezegd dat Talma nooit zoo groot geweest is als Macready in Verginius doch dat dit de schuld van het fransch genre geweest was.

Onze Koning laat zich door Kruseman pourtraiteren ter wijl Royer hem te gelijk in het marmer tracht te vereeuwigen, en hij ondertusschen stukken zit te lezen. Het schilderij van Kruseman moet voor den Haag dienen.

Er is heden een wet bekend gemaakt op de vervaardiging van meel ter verzending. Meerder restitutie. Premie ter vergoeding voor het accijns op 't geen van de tarwe overblijft eenheid van fustage. Te branden merk. Aanstelling van keurmeesters. Dit vereenigd met de stoomkorenmolens kan goede invloed hebben, doch in vele dingen worden de proeven niet krachtig genoeg doorgezet.

Goldberg stierf terwijl zijn Bibliotheek verkocht wordt waarvan de verkoop onverwijld gestaakt wierd. Ook het overschot van de overige bibliotheek van Clignett, die een gedeelte van dezelve gedurende zijn leven verkocht wordt thans geveild. Er bevindt zich daaronder veel zeldzaams vele oude drukken bijbels &C onder andere den beroemde Bijbel (van Dort of Delft) van 1470 ongeveer.

Het was een heerlijke zegen vier kinderen om mij heen op het groene gras achter onzen tuin te zien O God laat mij met dankbaarheid deze zegen genieten

Bewaar mij voor alle oplopenheid bitterheid en liefdeloosheid waartoe ik zoo zeer geneigd ben.


pagina: 98

29 April

Stilte aan het bureau. Alles wordt tot de komst der Commissarissen in orde gemaakt. V d H [Van der Houven] heeft zijne Memorie nu af en bewijst 't geen ook onze overtuiging is dat er een groot onderscheid bestaat tusschen het opmaken der Balans dan als men vrij is over zijn Capitaal te disponeeren en te taxeeren als namentlijk de Koning alles of niets betaalt en dan wanneer de Guarantie in acht moet genomen worden. Het is te hopen dat Commissarissen zich met dit alles zullen vereenigen. De maand uitstel heeft weinig gebaat, want alles loopt nu even zeer op het laatst als toen, 't geen zeer natuurlijk is daar er aan een zoodanige balans altijd nog wat te vijlen en natezien is.

Deze morgen was Blankenhagen hier met wie ik zeer genoeglijk sprak, en hoop ik dat zijne komst ten gevolge zal hebben, dat zich de beide Maatschappijen goed zullen verstaan. Ik zie nog weinig in hunne toekomst te gemoet. Zoo als met meerdere zaken schijnt hier ook weder dunkt mij, wat het geld winnen betreft minder nog overlegd te zijn geworden voor men begon als men zoude gedacht hebbende. Het is ook weder een kind der eeuw en die worden heet gebakerd.

De dood van Clapperton & Laing schijnt zich nog niet te bevestigen.

De Staats Courant had een Artikel tegen de Theehandel der O IComp van de Times overgenomen, waarin echter vele valsche data's zijn. Wordt de Engelsche Theehandel vrij gegeven, dan zal men misschien goedkoper thee drinken, doch ik twijfel of buiten dat de algemene welvaart er bij winnen zoude. De thee is dit jaar in [onl] zeer duur in Amerika zeer goedkoop.


pagina: 99

Van Walter Scot[Scott] is een nieuwe roman uitgekomen die Perth in de regering van Robert 3 tot onderwerp heeft doch de historie v Schotland heeft reeds de hele Machinerie bekend gemaakt. Er wordt een Roman gemaakt op Mlle Sonntag. Washington Irving's leven van Columbus komt uit.

Ik las Halmael's treurspel over de Zoonen van Oldenbarneveld. Er is veel meer leven in dan in Philips v Egmond zucht om de historie getrouw te blijven en gedeeltelijke kennis van dezelve. Doch de historie is niet juist voorgesteld. De Oldebarneveldianen boezemen geen belangstelling in Groeneveld is te zwak. Stoutenb[er]g wordt door zijn vrouw vernederd. Het contrast tusschen de vrouwen is goed doch Walberg is barbaarsch tegen haar man. Maurits is mager geschilderd. De aanspraak v Stoutenberg en de prophetie van Walberg komen niet te pas. In 't geheel is er gee eenheid van toon in.

In de Edinb Rev las ik met veel genoegen onder anderen over 'O Dristols historie of Ierland, over de ontleedkunde van den mensch en over Zuid America.

Dit viel mij op het hart dat de meeste dweeperijen die uit het valsche verstaan van den bijbel ontstaan invloed op de geschiedenis gehad hebben zijn ontstaan door ene te vleeschelijke opneming van de historische boeken der O Test. Hieraan waren de excessen der Puriteinen in Engeland en Schotland te wijten. Zou da Costa hier ook eenigzints aan euvel gaan. Christus zegt ik geef u een nieuw gebod dat gij malkander lief hebt. Gij weet niet van hoedanige geest gij zijt &C. Deze woorden worden als voorbeelden van het Geloof in? Den Brief aan de Hebreen aangehaald doch anders vinden wij dezelve in de brieven van het N. T niet aangeprezen. De Historien van het Volk Gods behoort tot die tijden. Toen was de Kerk zigtba[a]r. Na Christus is zij onzigtbaar geworden, en dit heeft men verward.


pagina: 99

April 30

De dagen vlieden heen met eene snelheid welke men nimmer meer gevoelt als in deze weeken van het jaar; de lucht is zoo heerlijk, het groen zoo nieuw het genot van zich vrij buiten kagchels en vuuren te bewegen zoo aangenaam dat men niet in huis kan blijven. De natuur zelve vertroost ons. In het midden van dit alles zien wij wel de goedheid van God, doch wanen ons reeds in eenen volmaakte toestand bij eenen steeds heldere hemel en vergeten dat wij nog op de wereld der zonde zijn, dat wij zelve zondaren afwijkende van God zijn, en dat op deze zelfde schone aarde met lagchend groen bedekt, in het eens ook het ligchaamlijk gezegende Judea, de volmaakte mensch, die de heerlijkheid des hemels om ons verliet tot naar het kruis is gesleept en dat zoo velen die zijn voorbeeld gevolgd zijn bitterheid en vervolging hebben ondergaan. O hoe ligt wordt ons het hart als alles zoo licht om ons heen is, hoe gevoelen wij dan dat wij het zigtbare meer liefhebben dan het onzigtbare hoe zoekt ons arglistig hart iedere gelegenheid om hen die het onzichtbare boven het zichtbare kiezen, eenigzints in een somber daglicht te plaatsen. Wij genieten Gods natuur maar hoor! de vogels zingen zijn lof, als menschen als voorwerpen van Gods liefde en zijne voorzienigheid mogen wij mede stemmen in deze lof maar als voorwerp van Gods genade wordt er meer van ons verlangd. O God gij weet wat maaksel wij zijn kom onze ongelovigheid te hulp, leer ons die fijne eigenliefde kennen die overal onder loert en die zoo op alles en op een ieder wat te


pagina: 100

zeggen heeft behalve op ons. Wat wij doen daar hebben wij altoos goede redenen voor. Wij meenen het zoo wel en met dat meenen hoeveel slinksche aanrandingen van eens anders eer, hoe veel verwisseling van denkbeelden & uitdrukkingen, na mate van de menschen waartegen men spreekt. Hoe beschaamd zouden wij daar staan lazen wij eens in een boek het geen wij over dezelfde personen gezegd hadden. Wij zouden ons zelven verachten. En al hadden wij het niet gezegd, het nazien van onze gedachten ware genoeg. De man wien wij als een kennis groeten, die wij met vuur en warmte toespreken hoe wordt hij niet eenige oogenblikken daarna het voorwerp onzer bespotting, geene grove bespotting maar van die fijne persiflage, die zoo niets schijnt te zeggen en toch zoo veel zegt! O mijn God reinig ons van onze verborgen zonden. Mogt eene rondheid niet van de lippen maar van het hart ons deel zijn. Mogt die gevaarlijke tong, dat misleidend hart door ons in bedwang worden gehouden mogten onze woorden onze bedoelingen liefde tegen de menschen ademen, op liefde jegens God gegrond.

Aan het Bureau ben ik sedert weinig dagen 'tgeen mij in lang niet gebeurde weder eenigzints aan het werk zoeken. Alles is nu op eene zekere rust die echter niet langer dan tot aanstaande Maandag zal duren. Want zijn de Commissie leden eens bij een, dan zal er weder gevraagd en gepraat worden dan komt het discours der Commissarissen, de Expeditie van China de antwoorden op de belangrijke brieven in Sept & verde[re] maanden na Bat geschreven de specerijveiling, de zomerveilingen &C. Voor Schim [Schimmelpenninck] is nu


pagina: 100

weinig nieuws te doen. De zaken hangen veel af van de impulsie die te Bata gegeven wordt en het is moeilijk voor hem om Z M elken week wat nieuws medetedelen.

Eindelijk vertrok Cénie met J Roelants en de non heden p pakschuit na Rotterdam om van daar p stoomboot verder na Antwerpen & zoo mogelijk na het Zuiden van Frankrijk te gaan. Zullen wij hem wederom zien. Wat zal hij vervolgens weder hier doen? Zijne star is uitgeschenen. Welk een onderscheid in weinig Jaren. In 1824 zagen wij hem wel als ruw en hevig aan, doch meenden toch dat hij kundigheden bezat omtrent zekere vakken, en nu moge de ondervinding beslissen. En toch ik wil nog niet ontkennen dat hij niet vele geographische kennis, een goed commercieel oog & Commercieele stijl heeft wanneer hij niet door drift of eigen begrippen wordt medegesleept maar hij weet dit alles niet te gebruiken[,] het ontbreekt hem aan eene zedelijke overtuiging, aan het stellen van belang in de werkzaamheden of gevoele[n]s van andere[n]. Hij heeft bij ons volstrekt alles willen zijn. Zijne divisie moest niet alleen de heerschende de overwigtige zijn, maar hij moest alles doorzetten, zijne vrienden als de alleen kundige[n] plaatsen, alle de papieren bewaren, en zelf alle de brieven toemaken. Daar geen mensch dit alles vereenigen kon, moest zijne overheersching, waarbij aan niemands eigenliefde eenige plaats gelaten was, wegvallen, en hij zelve en niemand anders was er de schuld van. Hij had de Heer van der Poll tot eene soort van onderwerping gebragt, ja hem zelfs eene zekere vriendschap ingeboezemd. Aan Schim. [Schimmelpenninck] begon hij de overtuiging te geven dat de 2e en 3e afdel[in]g van dien tijd eene lijn


pagina: 101

moesten trekken. V d H [Van der Houven] had nog overtuiging van zijne talenten doch toen kwam P[Pieters] die als Brabander in zijn belang was maar deze wilde hij nu geheel en al tot nulliteit brengen en alle zijne werkzaamheden tot het Register van aandelen confineeren. Van dat oogenblik af kwam er een geest van tegenstand die langzaam werkte maar zeker ging & waardoor de eene usurpatie na de andere wegviel de eene illusie na de andere wierd weggenomen tot dat eindelijk de ziekte van C[Cénie] gelegenheid gaf, om alles aan het licht te brengen. De zaak staat thans zoo dat ik het  bijna als onmogelijk beschouw dat hij ooit weder de teugels van het bewind in handen neemt; dezelfde bediendes toch die een paar jaar geleden voor hem sidderden zijn nu gewoon om tot de minste toe hem de schuld van alles wat niet in order is te geven. Hij vertrekt zonder zelfs bij diegenen die hij heette te protegeeren, zoo ver ik bemerken kon, eenige aangename herinnering na te laten. Hij is in dit opzigt te beklagen, hij is zulks als men daar een man van zulk eene physische kracht ziet die als een kind door een non en een paar meiden geholpen wordt, hij heeft zelfs iets hartelijks nu en dan, en toch, ieder, behalve hij, heeft een innige overtuiging dat het onmooglijk is met orde en rust te werken waar hij aan het hoofd is. Met hem kan niemand werken zoo ten minste als wij hem kenden. En toch alles is mooglijk bij God. Hij kan het hardste gemoed versmelten maar hier bestaat een zaak die ik nimmer bij iemand zoo sterk gezien heb. Kan men hem namentlijk er toe brengen het woord J'ai tort uittespreken dan ware menschelijker wijze zijn ziel gered, maar hieraan ontbreekt het juist. Er zijn menschen die in drift


pagina: 101

of boos humeur nog veel meer ongeluk dan hij om zich heen gespreid hebben maar die in oogenblikken van zwakheid en weemoed licht zien en erkennen dat zij zondigden. Het tegendeel heeft hier plaats. Ik zag nooit iemand die in de volste overtuiging is dat nog wat het hart nog wat het verstand betreft iets op hem aantemerken valt die alle slechte gevolgen van zijne ondernemingen aan anderen alleen toeschrijft, die zich bij alle wanorde verbeelt de meeste orde te hebben en die tot walgens toe ons verhaald heeft dat hij steeds op de zaak nimmer op den persoon zag Kent u zelven stond er op den tempel in Delphi, maar het Evangelie alleen laat ons onszelven kennen, als zondaars. Zalig zijn de zachtmoedigen zalig die hun zelven vernederen. Ja die zijn zalig bij wie dit eene vrucht des eenvoudigen Geloofs is, doch kennen wij daartoe reeds te veel is daartoe onze zelfkennis reeds te groot dan is het ook nog zalig om al struikelende derwaards te naderen. Ter Borg en Cénie! groter tegenbeelden zag ik nooit, daar alles vertrouwen op God mistrouwen op zich zelven, hier alles vertrouwen op zich, overtuiging van eigen waarde als het alleen zekere, daar ter Borg ieder ander om dus te spreken beter vertrouwt op zich zelven. Beiden van één land en een tijd staan zij zeker ontzettend ver van elkander en zoo al ter Borg mogt duizelen bij een langwijlig verhaal van Cénie over zijn promesses en Expeditien, zoo zou zeker na den mensch een preek van ter Borg voor Cénie volstrekt onverstaanbaar zijn.

Het Scheveninger Canaal schijnt tot de vruchten van den geest der Eeuw te behoren waarvan men eerst de waarde Chemin faisant leert kennen. Deze snelle streep water is reeds, tot een goed einde toe, door de duinen


pagina: 102

gebouwd eer men ernstig schijnt bedacht te hebben wat men er van maken zoude. Nu schijnt het eene waterlozing voor Rijnland of Delfland te zullen zijn, en zal de zaak zoo men hoort in handen van den Waterstaat overgaan. Mij dunkt dat wilde men eene waterlozing hebben men meer voordeel daarmede had kunnen vereenigen.

Curacoa is thans weder, door eene nieuwe reeks van verordeningen opgefrischt, om als eene stoomkracht die plaats tot een vrijhaven te verheffen, doch of dit gelukken kan is al zeer problematisch ik geloof het niet, het ontbreekt aan leven en Capitaal. Alle hoop omtrent dit eiland zal vrees ik in rook vergaan. Er wordt nu ook gelijk zulks insgelijks in Havana geschiedt, een bank opgerigt.


pagina: 102

[leeg]


pagina: 103

[leeg]


pagina: 103

Mey

Ieder[e] dag levert het zijne rijkelijk op. Mogt ik toch niet werken en streven buiten God, maar alles in God door zijne waarheid midden van eenen afval die gestadig toeneemt erkennen en van deze waarheid alles doen uitgaan. Die afval bestaat daarin dat men God in naam nog wel een zekere magt toekent, maar hem eigentlijk alle warentlijke invloed op de aartsche zaken wil afnemen.

Op deze dag waren wij zeer genoeglijk bij van der Houven zoo met de gewone coterie Kruseman, Huet en zijne vrouw[,] Mansfeldt &C. Ik liet mij misschien weder wat te veel door de genoege[n]s der tafel medeslepen. Ik kan nooit in eene halve stemming zijn. Ik improviseerde over Stephanus ik had er behoefte toe en het was dunkt mij goed. De eerste greep was gelukkig. Ik begon met de kransen der overwinning te Olympia en te Rome en sloeg toen over na de krans des lijdens in het Christendom. Mogt ik zelf nog maar meer Christen meer lijdende meer ontvangende in alles zijn. Doch ik wil nog altijd te veel omvatten. Ik imp. ook nog comice op een uitgebleven Zalm ik had in lang zooveel verzen niet gehad als die middag. De avond met eenige wandeling discours, muziek was spoedig over.

Corr Cap [Capadose] schreef mij regt hartelijk & steekt een speldje bij de zaak der vaccine, maar geeft mij echter uit mijne eigene woorden daarin ongelijk daar ik hier niet omstandig over wil spreken met hem dewijl hij de zaak van alle kanten bekeken heeft en dezelve kent. Dit schreef ik wel doch meende dat in eenen anderen geest. Ik meende namentlijk dat ik niet in controversen over de zaak wil treden met iemand die zoo vele boeken er over vol geschreven heeft. Ik had eenvoudig bij mijne individueele overtuiging moeten blijven en niet in zijne positie moeten komen. Ik was dan nog openhartiger geweest.

Lect Een stuk in de Ed. Rev over Dryden las ik met een


pagina: 104

bijzonder genoegen.

Het werkje van Loman over Bat. &C bevat niet veel nieuws als eenige bijzonderheden over de katoen & suiker teelt op Java en over het debiet der Lijwade dat hij N B op ƒ 30/mil stelt. Zijne anecdote van de coquetterie der Javaansche Dames om de naam Handel Maatschappij op hunne Kabaayen te dragen is nog al aardig. En wat zal het nu zijn, als het schip met volle zeilen aankomt.

gelezen Haefkens over Guatemala 2 het welk nog al merkwaardige bijzonderheden behelst. Zonder Godsdienst zonder Christus bij dien kamp tusschen bijgeloof en ongeloof wat kan men aldaar verwachten. Nu de vruchten zijn dan ook duidelijk. Dat zijn zonder Godsdienst dat H. daar vondt maakte nog al enen sterke indruk op mij. Het leven van iemand zonder Godsdienst kan ik mij bijna niet voorstellen hoewel ik nog duidelijk inzie hoeveel mij ontbreekt, om waarachtig godsdienstig te leven.

Brief van V Lennep over de zaak v Nederburg vroeger Comm Generaal

Bij het lezen onzer historie van O & W I Comp. mogen wij dn moed der eerste veroveraars bewonderen, zou nog eens nu en dan een heldere star lichten doch mogen dan ook onze oogen wel van het tafreel afkeeren. Altijd verdrukking omkoping schandelijkheid. Waar een Hollander geen Christen is zinkt hij dieper als minder Christelijke volken. Het is met het wedergeboren volk als met de wedergeboren mensch gelegen. Zijne val is erger.

Staatk  Bij de fransche Afgevaardigden wordt veel getwist de benoeming van de Graaf v Dumas lid van het vorige Ministerie verwekt ongenoegen  bij de liberalen. Men laat de Russen dan over de Pruth, dan weder over de Donau trekken.

Het Kanaal v Scheveninge[n] schijnt doorgezet te zullen worden, het adv blad gispt de Burgemeester die ook al Kandidaat Min v Financ is over dit volgens hetzelve onnut & kostbaar werk.

 

 


pagina: 104

Mey 2 & 3

Deze dagen liepen in eenvoudigheid af, maar iedere dag is rijk in ondervinding zoo wij dezelve wel wisten waar te nemen.

2 Mey. rustig aan het Bureau, het Rappt. opgemaakt.

Lobr[?] koopt twee ladingen Suiker die zeker boven onze limiten komen te staan

corr Br van S d C [Steven de Clercq] waarin zijn innerlijk weder meer voor den dag komt. God geve mij kracht in mijne Corr met hem, hij is in vele beslommering en verleiding. Datgeen dat hij mij zeide dat mijne imp, hoewel zeer aangenaam hem minder had aangedaan als hij gedacht had, trof mij. Zoodra het een kunstje is en een uitgediend werktuig wordt, wat betekent dan de geheele improvisatie?

gelezen uit de Ed. Rev & As Journ waarin altoos veel merkwaardigs voorkomt. Die reuzen van indische oudheid worden hoe langer hoe kleiner na mate de Critiek die gene tegenstellingen tegen het Christendom zoekt dezelven aanraakt.

Gelezen de 1e Brief aan de Thessalonic[enzen] en het boek Ruth. Hoe eenvoudig is het twede geschreven!

3 Mey. Corr. Ik had een brief van daCosta dat mij weder regt goed deed. Ik vreesde eerst dat hij met V Lennep den snaar wat te sterk getrokken had, doch moet nu veronderstellen dat V L. in het ongelijk geweest is. Het geen dC schrijft ten deze is merkwaardig. Het geen hij weder over de persoon van Christus zegt is krachtig en heerlijk. Mogt dit toch de overtuiging van ons hart worden.

Daan had weder de koorts. Hoe ontbrak het mij bij deze gelegenheid weder aan ootmoedig vertrouwen en overgegevenheid. Hoe weinig heerscht er nog een innige kristelijke liefde in mijn omgang met de mijnen. Hoe veel kleine bitterheid en heerschzucht heb ik nog.


pagina: 105

Prijzen uitdel[in]g Gerrit had weder een prijs. Dat er veel hoogmoed onder de kinderen in die hogere Classe komt, geloof ik gaarne, bij hem blijft het echter tot nog toe kinderlijk.

Toekomende Maandag wordt aan de Commissie voor de Balans deze Balans overhandigd. Sch [Schimmelpenninck] had daartoe een Commissie uit de twee andere directeuren benoemd. Ol [d'Olieslager] gaf te kennen dat hem voorkwam dat dit niet genoeg eer was aan de Commissie bewezen, en dat de President er wel bij mogt zijn. Hoewel in den grond het zeker niet eens heeft Sch. nu toch de zaak zoo veranderd. Als men in de tegenwoordige Ministerieele wereld eens a zegt moet men ook het abc uitspreken. Sch. is in eene moeilijke positie & na alle uitzicht zal dezelve niet gemakkelijker worden. Wanneer men ziet welke menschen tegenwoordig in eer & rang staan, dan is men volkomen overtuigd dat godsdienstige gevoele[n]s of zelfs zedelijke beginselen niet in aanmerking worden genomen. Ik zeg dit niet bepaaldelijk op de heer O maar in het algemeen.

Sch dineerde heden weder bij Z M die in lang geen diner schijnt gehad te hebben.

Bureau. Eindelijk weder tijdingen van China. Er zijn reeds vele theeen voor ons gekocht, de zwarte niet veel duurder ja zelfs eenigzints goedkoper dan die van voorleden jaar de groene echter veel duurder. Meyer & Jacobsen schijnen het goed met elkander te kunnen vinden. Meyer is nu weder van gevoelen dat men met al de Hongisten meer of min moet handelen.

Met genoegen vierden wij heden de verjaardag van Baker Piek, eene eerbiedwaardige vrouw en de beste Baker die ik nog ooit ontmoet heb.


pagina: 105

Zondag 4 Mey

Ik begin heden den dag met het lezen van Hentzepetes eerste & laatste tijden. Met eenige vooringenomenheid nam ik het boek in de hand & las het ondertusschen met veel genoegen. Het heeft in zoo ver de fout van alle diergelijke boeken dat hetzelve te veel in bijzonderheden treed en het wel te verwachten is dat geen mensch de zaken juist zoo zal verklaren als zij indedaad zullen gebeuren. Ondertusschen is het boek verstandig en geensints in eenen dweepachtige stijl geschreven. Het is waar dat iedere tijd der kerk, de twede komst van Christus is verwacht geworden en de tekenen des tijds uitgelegd zijn geworden in dezen zin. Doch van den andere kant is het ook waar, dat hoe meer de tijden naderen des te eerder de vervulling komt. Merkwaardig zijn zeker als tekenen der tijden, de steeds aangroeiende wetenschap zonder gelijke toeneming van geestelijke zegen ja zelfs zonder vermeerdering van individueel geluk, en de prediking van het Evangelie aan alle volken tot eene getuigenisse.  Hentzep. gelooft gelijk de meeste uitleggers van het boek boek der Openba[rin]g aan dit duizendjarig rijk op aarde. Ik moet bekennen dat deze opinie een Sabbath dag op aarde voor de eindelijke vervulling aller dingen voor mij ook veel waarschijnlijks heeft na de Schrift hoewel alles nog zeer duister is & alleen bij de vervulling licht zal worden. Want indien de voorspellingen van het rijk des Messias bij de Profeten gedeeltelijk geestelijk moeten worden opgenomen en gedeeltelijk aardsch zijn en op het aardsche rijk van den Messias slaan, dan kan men de Joden zoude men zeggen ook geen schuld geven dat zij een aardsch rijk van den Messias verwachtten. Hetgeen Hent ondertusschen opmerkt van het onderscheid tusschen de plaatsen waarin Christus van zijne komst, en die waar hij van den oordeelsdag spreekt is merkwaardig. De toepassing van de profetien van Daniel bevat ook veel aanmerkelijks. Het blijft altijd echter


pagina: 106

altijd nog zoeken. Dat er grote gebeurtenissen op handen zijn, dat de voorspellingen van Christus letterlijk zullen vervuld worden, dat wij meer dan ooit bidden moeten voor de verzoeking bewaard te worden dit blijft waar.

Mijn broeder Gild [Gildemeester] schrijft mij dat onze Koning toch Vijftig aandelen in de Rhein W I Comp genomen heeft en het spreekt nu van zelve dat de Heer Becher er ook met de meeste ophef van gewag maakt en onzen koning tot voorbeeld aan alle duitsche vorsten stelt. Het Geld is een grote magt bij onzen Koning. Hij doet er veel mede & God geve dat het vrucht moge dragen. Onze Koning is als Salomo een rijk Koning en een wijs Koning (in de dingen ter wereld te minste. Moge hij voor den afval bewaard worden.

Ik heb een zeer goede preek van Molenaar gehoord over Pred. eene waarschuwing vooral voor jongelingen en jonge krijgslieden bij de menigvuldige verleidingen die aanstaande kermis dagen aanbieden. Doch ook voor hen die niet meer als jongelingen beschouwd kunnen worden, was de preek opmerkelijk, als zijnde eene waarschuwing tegen de zonde, eene herinnering aan onze vroege afwijking en aan het onbestaanbare van ons allen voor den regterstoel van God terwijl er alleen genade in de verzoening door Christus voor ons is. Ik voelde dit levendig bij deze gelegenheden bedacht alle de zonden mijner ligtvaardigheid in 1820, die prikkel der zinnelijkheid die nog niet geheel verdoofd is in het kort den gehele mensch der zonde die nog in mij leeft, en ik had behoefte aan Genade. God versterke meer & meer die behoefte en dat vertrouwen in mij.


pagina: 106

5 Mey.

Dezen ogtend weder te gevoelig in sommige opzigten over kleinigheden, te bitter in sommige andere opzigten in oordeelvellingen. De bron moet gezuiverd worden. O hoe ontbreekt mij nog in alles zachtmoedigheid en bedaardheid. Kon ik deze vlugge vaak zoo onbescheide tong toch bedwingen. Was ik er maar niet altijd op uit om eigen eer te zoeken.

Bosscha had den jongen Chaufepié als Fransch Dominé te Voorburg gehoord, en dit met veel stichting & goedkeuring.

In de fransche Comedie alhier hernieuwing van sifleeren. Door despotische maatregelen, en dienders zoekt Cattenburg [Copes van Cattenburg] de rust te handhaven. Tegen Nierstrasz is eene vinnige recensie uitgekomen, die wel iets Schilperoortigs heeft. Men schreef mij voor eenige tijd dat er zoo iets van V Lennep zoude uitgekomen zijn, doch ik kan mij niet voorstellen dat deze zoo in bijzonderheden zoude treden. Oppervlakkig komt er mij voor veel waars in te zijn doch zulke recensies doen weinig kwaad die zoo alles analyzeeren en dit juist om dat zij te sterk zijn. Ik zag eens in dien zelfden trant een Satire van Boileau geanalyseerd en ook bestaat er zoo een geheel werk tegen Delille's homme des champs.

6 Mey

Deze dag was meest aan het Bureau gewijd. De Corr. leverde een brief v Messchert die over de zaak v Nierstrasz schrijft en een diergelijk anonym schrijven als die van het Nieskruid als gevaarlijk beschouwt.

Ik kocht Paley in een deel & Kirke White waarvan ik een paar brieven had opgeslagen die mij wel bevielen.

 


pagina: 107

7 Mey

Ik begon den dag met de As. Journ v. April. Niettegenstaande het vroege opstaan zijn de ochtenden al zeer snel verdwenen.

De Commissie tot de Balans heeft hare werkzaamheden begonnen. Met veel genoegen zag ik den ouden heer Fock bij mij die voor zijne benoeming als President van den Bank kwam bedanken. Ik zag voorts mijn ouden vriend Palms van Mechelen bij mij, met zijn zoon een jongen van twintig Jaar, die veel in Engeland gereisd had en het model had gemaakt van een engine om allerlei soort van werktuigen in beweging te brengen en waardoor de Stoom geheel vervangen zoude kunnen worden. Na dat hij dit aan de Koning had aangeboden kwam hij 's avonds nog bij mij. De jongen was vol van vuur en het was een genoegen hem te horen praten. Indien hij indedaad hierin mogt slagen welk een roem zoude hij niet kunnen verwerven. De Koning had nog al met hem gesproken en terstond gevraagd hoe veel een diergelijk werktuig zoude moeten kosten.

Hogendorp was bij mij. Het deed mij genoegen hem te zien & toch voel ik mij niet geheel zoo als ik wenschte, in zijn bijzijn en vinde mij zelven alsdan niet natuurlijk genoeg. Wij spraken over dC die in dezen winter veel geleden heeft. Ook kwam V L [Van Lennep] spoedig op het tapijt die geheel van het eene uiterste tot het andere is overgeslagen en nu meer dan neoloog gerekend kan worden, daar hij de openbaring aan de rede onderwerpt en zich zelfs ligtvaardig over dezelve uitlaat. Wie had dit van den Dichter der Genade verwacht. V L behoort tot die menschen


pagina: 107

die altoos tot uiterste schijnen te moeten overslaan. Van Doyer scheen men veel goeds te denken. Hij kwam bij ter Borg en luisterde scherp. Opmerkelijk is dat hij ook bij het bidden opstond, 't geen anders bij de Meniste[n] contrabande is.

De rust in de Comedie is hersteld door een soort van nameloos decreet waarbij het geven van goed of afkeuringstekens verboden wordt. Kleine tyrannische intrigues zijn er gebruikt ontrent degenen die gefloten hadden, en dit alles bewijst dat men veel minder vrij is dan onder den despotische Lodewijk 14.

Eindelijk zeer onverwachts de benoeming van den nieuwen Minister van Finantien en deze is de Heer Tets van Goudriaan tot nu toe Gouverneur van Noord holland. Het is een Noordelijke. Ik kan den man niet genoegzaam beoordelen. Hij wordt voor een goed spreeker gehouden, doch ook voor nog al windrig. Hij behoorde niet onder diegenen die door de publieke opinie als opvolgers van Apelius [Appelius] werden aangegeven.

8 Mey

Ameshoff bezocht mij. Hij studeert in de oude hollandsche Nijverheid. Hij was hier met het College der grote Visscherij. Men wil de verkoop der haring aan een geregeld Systema onderwerpen, doch hiertoe willen de reeders in het Zuiden niet overgaan.

Hogendorp was bij mij en kwam mij met zijn gewone Laconismus vragen om bij zijn vader Dingsdag middag aanstaande te eeten, 't geen mij zeer verwonderde, daar ik de aanleiding daartoe niet begreep

's Avonds zouden wij met Gerrit kermis houden


pagina: 108

In het spel van Van Aken was veel merkwaardigs onder andere een roode Lama, een uitmuntend schoon dier. Het Katte.n C[?] Instituut is een zonderling spel waarin men in half fransch half italiaansch tegen de katten hoorde argumenteeren en deze dieren in de daad tot een soort van tamheid zag gebragt. Een derzelver was indedaad al zeer ver, werkte zonder de stok putte en liet de emmer vallen op commando & zag zijnen meester aan even als de katten in de omtrekken van den Faust. Mogt ik er uit leeren wat ik aan mijnen Jonges door gewoonte zoude kunnen leeren. Hoe dikwijls verwaarloost men dit & hoe ontbreekt het mij vooral aan kracht om vele dingen door te zetten.

Wij waren naderhand bij Bamberg, de kinder Comedie diverteerde mij[,] vooral was er een Jongen die allerliefst speelde. Het Gochel vervulde mij zoo als het altoos gedaan heeft. Bij Gerrit nam ik soortgelijke indrukken waar. Ik had nu sede[r]t ll Pinxter geene dramatische vertoning bijgewoond. Dat dezelve niet tot de Christelijke wereld behoort, dit gevoel ik duidelijk doch is het nu een Christen ongeoorloofd dezelve bij te wonen. Dat is de grote vraag. Ik geloof als men iets beters denkt te kunnen en te moeten dan ja[,] ik geloof dat het genoegen in deze valsche wereld een bewijs is dat men nog geen waarachtige begeerte tot Christus tot de genoege[n]s eener hogere wereld geniet. O God hoe zwak ben ik nog. Wordt het onze lust & vreugd de wille des Heere te doen dan kunnen wij niet in zulke dingen bij voortduring genoegen te hebben. Doch begint men dat eens te gevoelen, dan zoude men geheel uit


pagina: 108

de wereld uit willen en gevoelt dat dat gemakkelijk nog zoude zijn als nu duizende banden ons aan deze wereld hechten, en wij bijna den gehele dag door in derzelver vooronderstellingen spreken. God geve ons de wereld te gebruiken niet misbruikende.

10 Mey.

Gister avond na het bovenstaande te hebben geschreven kwam Gideon bij mij. Wij hebben over vele zaken zeer vertrouwelijk gepraat. Zonderling hoe zijne positie zoo geheel weder gelijk is als in 1825, behalve dat hij thans meer geld hebbende zich ook weder meer onafhankelijk gevoelt. Hij begrijpt echter dat het zoo niet met hem kan voortgaan, dat hij het een of ander besluit zal moeten nemen &C &C. Hij heeft indedaad veel goeds. God zij met hem.

De berigten uit Java zijn heden zeer ongunstig. Men wacht met veel verlangen de troepen per Kortenaar & geeft dit zelfs in de Courant van 21 dec te kennen. Op plaatsen waar tot nu toe alles stil was, zijn onlusten uitgebroken en het schijnt dat men geene troepen had om overal face te maken.

Ik las eindelijk een nommer van den Herald waarin een artikel van Bowring over Tollens en een vertaling van het vers over den ojevaar dat niet ongelukkig is. Tollens is ontzettend geidealiseerd in dit stuk en de aanval op Cowper is niet fair. Als Tollens nu de man is die ons voor moet lichten op den weg des Christendoms dan is het ook wat zijt gij uitgegaan om te zien. Een riet dat door iedere wind bewogen wordt.


pagina: 109

Het was gisteren de Verjaardag van Prinses Marianne. Er wierd diner in het Pavillon te Scheveningen gegeven en wagen op wagen snorde ons voorbij. Heden zijn er leden der Koninklijke famille na het Paardespel. Een prins Lodewijk van Pruissen en de zoon van Kolonel Gustafson die echter koninklijke hoogheid in de Staats Courant genoemd wordt, zijn alhier aangekomen.

De Promotien gaan voort. Men heeft den buigenden Van der Fosse voormalig Gouverneur van Henegouwen die hier in zijne tegenwoordige functien van Ontvanger der in en uitgaande regten volstrekt niet scheen te bevallen tot Gouverneur van Zuid Braband benoemd. Du Bus [Du Bus de Gisignies] had geconditioneerd om dezen titel te behouden, doch wordt nu getroost met den titel van Minister van Staat. Visser die als een goed werkman bekend is, een man die van onder af gewerkt heeft is de Administrateur die in & uitg. rechten in plaats van Van der Fosse geworden. Guericke een eigentlijke werkezel, die men als Minister van Finantien doodverfde is Admin. van het Zegel der Loterijen & het Kadaster gebleven, doch is nu tot vergulding van den pil Kommandeur van de orde van den Leeuw geworden.

Eindelijk is te Amst over Hamburg de officieele tijding van de oorlogsverklaring van Rusland gekomen die thans echter weinig indruk meer maakt, daar men al zoo dikwijls deze zaak geanticipeerd had. Op de fondsen heeft dezelve ten minste al zeer weinig invloed gehad.

Men noemt Witsen Geysbeek als de schrijver van het Nieskruid aan Nierstrasz, en dit komt mij niet onwaarschijnlijk voor.!


pagina: 109

Mey 12.

Eindelijk een rustig oogenblik na een paar zeer onrustige hoewel echter zeer opgeruimde dagen. Het is ons goed weder tot ons zelven te komen, want ofschoon in deze genoegens zelve geen kwaad ligt, zoo komt men daardoor echter al dikwijls in verstrooying van het hart, hetgeen men terstond kan bemerken wanneer men minder lust heeft tot hetgeen de min aangename gedeelten van onze pligt zijn.

Gister ochtend begon de dag zeer aangenaam. In Kirke White vond ik eenige aanmerkingen die juist en kristelijk waren. Ik schreef aan Steven nog al inniger als sedert eenigen tijd. Wij wandelden toen te zamen en ofschoon wij niet in alle denkbeelden overeen kunnen stemmen, zoo was er toch veel waarin wij elkander ontmoetten. Hij was zeer met het feest & met zijn peetekind ingenomen. Wij zagen nog Portraiten bij Kruseman en kwamen zoo ik mag vertrouwen met een levendig gevoel in de kerk en dit was ook nodig om niet ontsticht te worden door het zoo geringe aantal menschen, en door dat zoo weinig eerbied verwekkende uiterlijk van Certon. Wij baden en zongen met opgewektheid. De Catechismus text was geef ons heden ons dagelijks brood waarover de antwoorden in de Catechismus uitmuntend zijn. Veel nieuws zeide er Certon toen niet van, doch er was nog eene & andere goede aanmerking in. Bij de voorleezing van het formulier voelde ik mij krachtig bevestigd in het geloof aan de pligtmatigheid van den kinderdoop en was sterk daardoor getroffen. Het geheel der plegtigheid maakte veel meer indruk op mij als bij den doop van Stephanus. Het kind was zoo stil en lachte zoo engelachtig lief toen het gedoopt wierd. Dat gezigt van de moeder zelf die haar kind aan Christus


pagina: 110

toewijdt is iets zeer zoo ontzaglijks treffends. Doch mijne meniste Vrienden zullen zeggen, dit is alles verbeelding roomsch. Neen het is het niet, het is mij geoorloofd het uiterlijk teken der Genade aan mijn kind te doen geven in afbidding dat ook de innerlijke erkenning eens daar aan moge beantwoorden. Gied was ook zeer aangedaan doch toen wij aan het spreken waren vonden wij toch weder dat iets anders op den een en op den ander gewerkt had. Rust is er toch geloof ik alleen dan te vinden, wanneer de dienst van God ons alles wordt. Te huis gekomen verzamelden zich weldra de Vrienden namentlijk de famille Van der Houven, Rappard, Mirandolle Bosscha & Kruseman. Nooit zag ik nog eene tafel hier in den Haag zoo in high spirits. De avond verraste ons en toch wierd er niet opgestaan. Er was zoo niemand die de harmonie van het geheel stoorde. Er ging een bocaal rond eerst ter eer van den jonggeborene, toen voor Cato die heden jarig is. Er wierd gezongen en gewenscht. Ik improviseerde over Gideon, en daarna over vele invallende zaken eindelijk verhaalde ik in verzen aan Mirandolle al hetgeen gedurende zijn afzijn gebeurd was. Bosscha wilde bouts rimés invullen doch eindigde met een soort van improvisatie. Er was in zijnen wensch, en in zijn vers een zeer kristelijke en geheel overgegevene geest die mij trof. God die op zijne ziel tot mijn vreugde & beschaming werkt versterke hem meer en meer, en doe mij ook helderder en duidelijker over de zaken mij uitdrukken. Ieder was in zijne kracht. De peetoom hield zich wel en stelde


pagina: 110

onder anderen eenen schonen toast aan de Nederlandsche Handelmaatschappij in die gerencontreerd wierd door Van der Houven met opzigt tot de W I Mij. Het was vreugde en toch eene gezegende hartelijke vreugde die maken zal dat wij den doopdag van Gideon niet ligt vergeten zal. Mogt de band met mijne zoo beproefden broeder, daardoor ook meer & meer versterkt worden. Toen wij hem vroegen peet te zijn dacht ik niet dat daaruit eene zoodanige verbroedering ontstaan zoude. Ik had mij van Stevens peetschap meer voorgesteld en nu schijnt dit indedaad een veel hoge[r] vlugt te nemen. Gideon is dan ook een allerliefst kind, en men zoude zeggen dat hij reeds een paar maanden oud was.

Deze morgen begon weder met feestvreugde Onze Cato was jarig en wierd door de jongens met een regenbui van bloemen verwellekomd. Gideon bleef de edelmoedige peetoom maar bedacht ditmaal de ouders. Een krachtig bankbriefje viel aan Caroline, en aan mij de university Edition van Robertson die mij de keel afgebeten had, ten deel. Wij deden onzen goeden broeder uitgeleide. God zij zijn troost & en zijn kracht. Hij verlangt eenen ruimeren werkkring. Die waarin hij zich bevindt, heeft indedaad toch ook vele moeilijkheden voor hem.

Nu ben ik weder tot rust. Mogt nu mijn hart open staan voor al die oneindige weldaden van God. Cowper's leven las ik na en zag daaruit dat de beschuldiging van Bowring weder een dier beschuldigingen is, zoo als thans in Amsterdam ontrent zoo velen aan daCosta cum suis ten laste gelegd worden.


pagina: 111

De tijdingen van Batavia zijn niet gunstig. De opstand schijnt nu op vele plaatsen te gelijk zijn uitgebroken te zijn. De Courier had een hatelijk articul over ons Java.

De Couranten deelen thans de oorlogsverklaring van Rusland mede. Het schijnt daar echter nog zoo geheel gemaklijk niet te zullen aflopen.

Mey 13

Zonderling was mij de dag van heden toen ik na het huis van den Graaf v Hogendorp optrok zonder daar iemand te kennen zonder bijzondere lust van den eenen kant om er na toe te gaan, doch echter van den anderen kant eenigzints ingenomen dat ik er gevraagd was. Ik vond een voor mij geheel vreemd gezelschap de Generaal Van Styrum, en Mevrouw van Styrum, een jonge man[?] Van Styrum uit Java teruggekeerd met een Jufr. Muster[?] getrouwd nog een Hogendorp een Neef en vier freules, waarvan de eene trouwen gaat met Warin die ik van vroeger tijd kende en die er ook was. De oude heer Hog. ontving mij zeer vriendelijk en is indedaad een interessante man puntig en decizief voorzeker in zijne uitdrukkingen doch men geeft dit aan een man van Jaren toe. Hij was ook de eenige die het discours in het algemeen staande hield en over Pulu Pinang en Sincapore redeneerde natuurlijk in denzelfden trant als zijne boeken. De freules waren zeer lief en wel doch het was zoo de gewone toon die men in de wereld vindt. Toen ik de verleiding tot improviseeren reeds te boven dacht te zijn wierd ik er nog toe gevraagd over Egypte was het en over de tegenwoodige wetenschappen. Eenige regels over Griekenland waren goed, doch ik was volstrekt niet op de hoogte van mijn auditorium

 

 

 

 

 


pagina: 111

en geloof dan ook dat behalve de oude Hogendorp en Warin de overigen, die het sujet niet gehoord hadden meer op het Instrument dan op de zaken zelve die ook meest te redenerend waren gelet hadden. Het was geheel anders dan ll Zondag. Het was eens een uitval in de wereld die mij echter niet tot een diepere dronk verleidde. Hoe de goede Dirk met deze zusters zoo niet in een smelt, & zoo op zich zelven blijft staan, kan ik mij duidelijk begrijpen. Hoe ik er eigentlijk kwam of deze betrekking gevolgen zal hebben weet ik niet. God geve mij hier en overal het eenvoudig geloof te bewaren en niet medegesleept te worden. Weinig gevaar was daartoe heden. Ik sprak nog al met den jongen van Styrum over Java waar hij er voornamentlijk ook op Macassar gediend had. Hij scheen in geen geval een spoedig ophouden der vijandelijkheden op Java te verwachten maar wilde dat men het een oproer, geen oorlog noemde.

Ik las heden in den Canton Register het eerste Engelsche Journaal in China gedrukt, dat nog al een & ander merkwaardigs bevatte. Ik begon Geometrie weder te studeeren in de kleinst mogelijke vorm het Extract van Dupis. Ik herinner mij veel, doch weet niet of ik dit alles wel lang zal onthouden. Ik heb nu weder eens stille dagen nodig. O wij lopen allen een zoo groot gevaar om af te dwalen.

Mey 14.

Ik ontving de feestzangen van da Costa heden. Bij de eerste lezing kon ik niet zeggen dat zij mij uitmuntend bevielen ik had daCostas stem & voordragt er bij


pagina: 112

gewenscht & geloof dat zij mij dan zouden bevallen hebben. Ik vond er eene te grote zucht in om er alle texten in te brengen, eene zucht die bij daCosta geheel natuurlijk i, doch die eenige schijn van affectatie heeft, voor wie hem niet kent. Ik vond er wel veel kracht veel schone uitdrukkingen in die liederen, doch over het algemeen bevielen zij mij minder als de Gedichten, minder als het Krijgsmuzijk minder als de God met ons. Ik schreef er nog al eenigzints breedvoerig over aan Messchert.

Er gebeurde iets dat in het lang niet plaats gehad had een kleine nuvoletta, mij persoonlijk betreffende, ontrent mijn daaglijks bedrijf. Sch. [Schimmelpenninck] zoude een discours doen bij de opening van de Raad dat nog al uitgebreid zijn zoude. Ik had mij nog al er op gespitst om dit gelijk de andere stukken van dien aart, optestellen, te meer daar dit nu gedrukt zoude worden en eenige publiciteit verkrijgen zoude. Reeds een vorige keer had ik meenen op te merken dat dit Sch plan niet was, en dit wierd mij nu gisteren op eens duidelijk. De zaak was mij onaangenaam om dat ik er eenige jaloersheid in meende op te merken 2) om dat het zijn denkbeeld scheen te zijn om mij naderhand aan het opstel te laten knoeien als hij het eens gemaakt zoude hebben en hier heb ik volstrekt geene lust in. Niets is elendiger dan wanneer er een Superieur u een stuk geeft, en zegt o gij kunt de stijl veranderen. Iedere dier veranderingen is dan iets waar men om dus te spreken pardon voor moet vragen en dat dikwijls afgekeurd wordt. Bij vorige gelegenheden toen Sch nog


pagina: 112

in dien geest met mij handelde is er nooit iets goeds uit onze handen gekomen. Wil hij alleen werken maar dan ook alles voor zijne rekening nemen, dan heb ik er niets tegen. Deze kleinigheid maakte nog al indruk op mij & gaf mij eene soort van lusteloosheid die echter naderhand na eenigen strijd geheel week.

Ik las nog in Kirke White's brieven met veel genoegen & begon aan het twede deel van Southey's Brazil. De dagen vliegen indedaad om.

15 Mey Donderdag. Hemelvaarts dag

Ik had weder ondervonden mijne magteloosheid loomheid na ligchaam & geest & na kracht gewenscht & om kracht gebeden. God verhoorde mij genadig. Heerlijk verrees de dag des triomfs van Christus. Nu las ik een der feestlieder[en] van da Costa & voelde mij veel meer gestemd in hetzelve te deelen.

Bij Van den Broeke in de kerk wierd veel gezongen. Hij beschreef de feestvreugde en hare historische bron en ontwikkelde vervolgens de redenen van vreugde 1) bij Christus 2) op hemel 3) op aarde. Hij scheen het goed te meenen en drukte zich warm nu en dan uit, doch men moet eerst de duisternisse kennen eer men het licht kent. Staan wij op de hoogte om reeds de feestliederen van het lam te zingen. Dat gevoelde ik dat ik er nog veel te weinig van gevoelde. Er moet ons eerst geloof en bekering gepredikt worden. Wij moeten eerst het afgescheide[ne] van onze natuurlijke staat van God gevoelen; nu wordt er eene gemeenzaamheid verondersteld die nog niet bestaat. Hoe weinige[n] zijn er, die zich aan God door den eenige Middelaar Jezus Christus wenden; hoe weinigen zijn er


pagina: 113

voor wie de hoofdwaarheden des Euangelies heldere denkbeelden opleveren. Wij zongen daar tweestemmig (met vrouwen en mannen het lied van het Lam (uit het 46ste gezang) en ondertusschen wie indien hij geen Dominé was & dan zelfs nog deze, zoude een uur daarna in zijne gezelschappen over het Lam Gods hebben durven te spreken zonder te vrezen voor een dweeper gehouden te worden. Het is immers waar dat ik uit de feestliederen van daCosta het lied op het Lam & dat aan de zeven geeste[n] gaarne had weggenomen gezien om gene ergernis te veroorzaken. Zoo zijn wij allen God alleen kan ons de kracht geven om aan de geopenbaarde waarheid, ja zelfs aan de geopenbaarde woorden ons niet te ergeren. Mogten wij Christus innig liefhebben en onze zonde niet alleen maar onze zondigheid in ootmoed zonder femelarij inzien, dan zouden wij ook het waarachtig geloof kennen. God zij daartoe met ons.

De staatkundige wereld levert nog weinig op Trots het Manifest schijnen de Russen de Pruth nog niet te hebben overschreden. Don Miguel werpt het masker af.

De afschaffing's Bill der Test & Corporation acte is door den Koning van Engeland goedgekeurd. De Prins van Oranje schijnt geensints na Rusland gegaan te zijn om oorlog tegen de Turken te helpen voeren. Prins Friedrich van Pruissen en de zoon van den uit Zweden verdreven Gustaaf zijn hier aangekomen en delen in de genoegens van het hof en in de opening van het Badhuis die deze week voor zo ver den Koning betrof plaats heeft gehad en alwaar H H M M door den burgemeester van den Haag zijn gerecip[i]ee[r]d geworden. Deze als ook de heer De Mey zijn reeds tot Gouverneurs van Noordholland gespecifieerd en men heeft van mij zelfs te Amst een Secretaris des Konings willen maken. Menschelijker wijze sta ik dunkt mij thans al zeer ver van eenige andere betrekking af.


pagina: 113

Terwijl wij aan tafel zaten wierd ik op eens verrast door de komst van Messchert die geheel onverwacht op eens voor mij stond en wiens komst mij bijzonder aangenaam was. Bij de meerderen afstand die er dunkt mij in zoo vele opzichten tusschen de geestelijke denkbeelden en de zinnelijke levens wijze komt is het van hoog belang nu en dan die menschen te spreken, die door onderzoek en bedaarde redenering langzamerhand tot de waarheid zijn opgeklommen en daarin ruste vinden. Dat zijn onze verleidendste oogenblikken wanneer alles ons in het midden van de wonderen der Schepping zoo dagelijks voorkomt. Dezen indruk moet ik thans bekampen met een gesprek van eenige uuren met Claude, waarin juist zoo veel niet is voorgevallen doch dat mij doet zien op welken afstand wij thans, hoe zeer wij elkander lief hebben wij van elkander staan. Zagen wij elkander dikwijls dan moest die bom om dus te spreken los breken en wij ieder op onze plaats te staan komen. Nu echter voor een halve dag die wij elkander eens over het jaar zien spreekt men nog zoo in de oude veronderstelling voort en zonder zich te verloochenen gevoelt men zich zoodanig in de oude tijden verplaatst als of deze gehele omwenteling die door Gods genade in ons plaats gehad heeft niet bestaan heeft. Het ontbreekt mij dan aan wijsheid om te weten hoe mij te gedragen. Doch tot Messchert keer ik terug. Deze wekt mij op en wij spreken openhartig & hartelijk over alles. Door den nieuwen mensch zijn wij met elkander bekend geworden. Onze Vriendschap is in de hoop op Christus, in het Geloof in Christus en daardoor kan het gehele hart zich uitstorten en men voelt zich verbeterd geheiligd terwijl daarentegen het onderhoud van deze ochtend mij niet meer


pagina: 114

dat aanbood 't geen vroeger het geval was. Toen toch stond de vriend C [Claude] voor mij als onderdrukt in zijne uitzichten, in zijn huiselijk leven, als de man verrijkt met kennis, die eens op de puinen der geldwereld het rijk van letterkunde en genie zou stichten, als de man die eindelijk zijn vurig gevoed verlangen bevredigd zoude zien, en de man van een hevig bemind meisje zou worden. Nu is de zaak ongekeerd. Hij heeft thans alles wat hij verlangen kan, is aan het hoofd van het eerste huis van Amsterdam. Zijn ambitie heeft verder daar geen voedsel. Dat staren op de toekomst die verwachting van die verrassende gebeurtenissen die men in de jeugd heeft, verdwijnt, wat kan nu bron van waarachtig genoegen zijn? vernieuwingen des gemoeds in de hogere en huislijk heil in de lagere wereld. Beide ontbreken hier. Zal men van de vernieuwingen des gemoeds spreken het is hier niet eene nieuwe ontdekking die men een vriend kan mededelen, hij kan dezelve niet horen van ons als in die termen & uitdrukkingen die hij reeds van zijne jeugd af kent & waartegen hij zoo lang in opstand geweest is. Op een vriend in zoo eene betrekking staande, kan men menschelijker wijze zoo God ons niet bepaaldelijk den weg opent genen invloed hebben.

Messch [Messchert] blijft thans afwachten wat het lot zijner brouwerij zijn zal. Het zal echter nog lang duren eer deze zaak tot ontwikkeling komt.

Met Ds M. had Messchert zeer genoeglijk gepraat doch deze had gezegd dat de leerstukken hem hoe lang[er] hoe meer van mindere waarde wierden. Hij had eerst lang het Ariaansche denkbeeld verdedigd, doch toen


pagina: 114

eindelijk M. gekomen was op dat Argument dat hem bij de ontwikkeling zijner godsdienstige denkbeelden het meest getroffen had, dat namentlijk Christus of Schepper of Schepsel of niets zijn moest, had hij bekend dat het gevoelen der Arianen eigentlijk niet te verdedigen was en dat het maar veel beter was en er voor uittekomen dat Christus een schepsel was. Hij zeide dat hij deugdzame mensch[en] bij het orthodoxe & bij het heterodoxe Stelsel gekend had & dat in zoo verre die gevoelens hem rust gaven, hij hoopte dat hij daarbij zoude blijven. Gelukkig is het dat menschen die zoo denken nog al eens op den predikstoel meer verkondigen als zij zelf denken maar wat kan de invloed zijn die zulke laauwe mensch[en] op de denkbeelden van anderen kunnen hebben.

Alles schijnt er nu op aangelegen te worden om Van der Hoeven [Des Amorie van der Hoeven] te bederven. De universiteit v Groningen heeft hem het diploma van Doctor Theologiae gegeven en nu geeft die van Leyden hem dat van Doctor in de Letteren. God beware ons, om eens zoo met lof op alle tongen genoemd te worden, hoe gaarne wij het ook wenschen want het is allergevaarlijkst. Ik laat mij niet gaarne over v d H uit want er zijn zeker nog menschen op wien hij een goede indruk doet, doch hij wordt ongelukkig thans de man der mode.

Mess [Messchert] las mij voor de resultaten van zijn onderzoek over de wettigheid van den Kinderdoop. Het was kristelijk en logisch geredeneerd doch juist niet geschikt om zoo op ieder indruk te maken. Hij beschouwt de natuur van den doop, die van de discipelen was dezelfde als die van Johannes de doper[,] die der bekering namentlijk. Het Koninkrijk Gods is tot u gekomen. Het bevel van Jezus om alle de volkeren te dopen, was slechts eene


pagina: 115

meerdere uitbreiding aan het bevel van den doop gegeven dat nu op alle de volkeren werd uitgestrekt. Hij onderzoekt nu de verschillende gevallen waarin wij de doop toegediend zien in het N T of liever in de Geschiedenis der Apostelen en hij vindt dat de overtuiging dat de gedoopt wordende wezentlijk buiten de uiterlijke erkenning, die des harten had, niet van den dopende gevergd wordt. Op eene plaats worden er velen gedoopt die het woord van Petrus gaarne aannamen. Simon de tovenaar wordt gedoopt, hoewel hij daarna afvalt. Na dit bewezen [?] en het meer bijzondere van het geval met den Moorman dat van den anderen kant aangehaald wordt, bewezen te hebben, trekt hij deze conclusie dat niet de uitverkoren[en] maar de geroepen[en] gedoopt worden en dat de kinder[en] van Christus als zoodanig beschouwd kunnen & moeten worden.

Wij spraken voorts zeer openhartig en aangenaam. Mess[chert] ging Capad. [Capadose] bezoeken die te Leyden is & daar de bibliotheek zeer sterk gebruikt.

Ik sprak dien avond met Mess niet alleen over Vrienden en over gevoelens van Vrienden, maar over zaken het Christendom en ons eigen hart betreffende. God zij voor dien genoeglijke avond gedankt.

De volgende dag staat niet bijzonder meer voor mijn herinnering. V d H [Van der Houven] gaf mij dit stukje van Cap. over de Vaccine terug. Hij had zelf eens twee zijner kinderen uit een gebrek van vertrouwen in de Vaccine die behandeling niet doen ondergaan doch kon daarom de toon van Cap. niet billijken en zag de waarde der Argumenten uit den Bijbel niet in, daar hij dezelve op deze kunstbewerking niet toepasselijk vond.


pagina: 115

Ik ontving van Browne een Unitarian Magazijn, waarin een brief van Bowring over den voortgang van het Unitarianismus in Holland & Duitschland. Ik las het met innig leedwezen. Ik ken velen mijner Vrienden die Christus niet als hunnen God erkennen. De nevel hangt nog op hun oog, het doet mij leed doch brengt mij niet van hen af. Hier echter wanneer ik iemand met een zekere woede? proseliet van het tegenovergestelde Systema zie om, hoewel dan schijnbaar met goede bedoelingen Christus den Kroon van het hoofd te rukken wanneer ik Bowring aan Brouwer als aan eenen verkondiger der waarheid een brief zie schrijven, dan komt er een weerzin, een droefheid bij mij op, die echter aan mijne vriendschap eenen knak geeft. Zonderling is het dat Bosscha sedert de persoonlijke kennismaking niet met Bowring op heeft gehad. Gods genade zij met hem.

Het was de 26 Jarige trouwdag van Van der Houven. Wij waren alle[n] daar weder vereenigd, en ik had niet kunnen denken dat die middag weder zoo genoeglijk zijn zoude als de vorige. En ziet het gebeurde toch. Doortje en Jufr. van Dam verschenen als bloem godinnen; ik improviseerde met ijver & genoegen herhaalde malen. Bosscha had een vers over de oude vaqderlandsche dichtvreugd dat regt goed was, in het kort wij verheugden ons allen en bewonderden deze leiding Gods die zoo veel verschillende menschen daar te zamen gebragt had langs zijnen weg. Als ik Bosscha zie als ik Gods hand over hem aanschouw sedert wij hier waren dan gevoel ik mij regt verblijd. Zelfs Huet stemde in de vreugde toen mede en erkende wat voor een zegen het voor mij was, om in eene zoodanige ambtsbetrekking, eene betrekking van het hart te vinden.


pagina: 116

Maandag 19 Mey. 1828.

Gister ochtend begon de dag met Claude. Hoewel er nog weinig ineensmolt, zoo is het toch regt goed geloof ik dat bij eens onder ons dak gerust heeft. Hij moest te spoedig weg, anders zoude alles geloof ik toch nog meer & meer open gegaan zijn. Hij heeft zoo als altijd veel goeds. Christus dieper in het hart, en een vrouw aan de hand dan zoude het geloof ik beter bij hem zijn.

Mess [Meschert] is weder te Rott terug, heeft Cap. in kracht en geloof gevonden. Het gevoelen van dezen over den Kinderdoop verschilde eenigzints van dat van Mess. Zonderling dat nu juist een kindje van zijne zuster van Bufting[?] gedoopt is geworden, en zijne geheele famille daarbij tegenwoordig is geweest.

St [Steven] schr eindelijk eens weder voornamentlijk over eene preek van ter Borg.

Bij Boscha lazen wij druk in de Dischplegtigheden van Alkemade, die veel belangrijks bevatten.

Allerbelangrijkst was het gesprek dat ik dezen morgen met Goudzwaard had en dat mij een wenk was om ook eens aan de gewigtige pligt te denken hoe mijne kinderen voor de gevaren der zinnelijkheid voor alles wat hen in dezen bedreigt, te bewaren. Vier zonen. Gods genade zij met mij en doe mij hen bewaren. Mogt ik de wenk die ik door dit gesprek met den in zoo vele opzigten gezegende Goudzwaard ontving gebruiken. O hoe veel ontbreekt mij nog. Toen ik zoo uit de hoogte aan Henry Gild [Gildemeester] schreef, ging ik weder veel te ver. Neen ik

 


pagina: 116

kan misschien in dezen ook nog veel leren en van de opmerkingen van ander[en] gebruik maken. Mijn God hoe veel heb ik nog te doen, en ik denk dat ik zoo weinig te doen heb. De opvoeding alleen is geheel een leven vereischende. Hoe veel wijsheid heb ik nodig. Doch laat ik zelf wanneer ik de grootheid van het gevaar ken, daarin niet vertzagen maar ook in deze zedelijke gevaren op God vertrouwen gelijk in deze duizenden ligchaa[m]lijke gevaren die mijne kinderen bedreigen. Had ik toch maar den geest der volharding, maar alles blijft zoo stuk werk!

Ook Feith's dagboek mijner Goede werken leent Goudzwaard mij. Ik weet wel dat dit vroeger nog al indruk op Messchert gemaakt heeft.

Sluiter hoorde ik gister avond. Goud. prijst hem als een streng zedeprediker. Zijn thema was gisteren dat wij Christus even zeer in het geloof konden kennen, ons over zijne weldaden konden verheugen en liefde konden hebben tot hem als dat wij hem hier op aarde gekend hadden. De zaak is wel waar, en toch het betoog van dezelven trof mij niet.

De meerderheid van de twede Kamer in Eng. heeft besloten dat de zaak der Iersche Katholieken in een Comité behandeld zal worden. MacIntosh heeft zich bij deze gelegenheid allervleiendst over onzen Koning uitgelaten.

De Russen zijn nog niet over de Pruth.

Don Miguel schijnt eenigzints water in zijn wijn te doen en noemt zich weder Regent. Don Pedro schijnt alle zijne regten aan zijn dochter te hebben afgestaan.

De Commissie wegens de historieschrijver heeft zich heden hier vergaderd.


pagina: 117

Het Badhuis is het grote onderwerp van de Haagsche discours. Zelfs Claude vond het brillant genoeg, dat sterk is.

Over gebrek aan werkzaamheid ijver & belangstelling heb ik heden juist niet te klagen doch weder des te meer aan bedaardheid, & rustigheid. Ik was weder bitter op het bureau te driftig voor mijne kindere[n] vooral voor Gerrit.

In de brieven van Kirke White is veel goeds, vooral wat de Godsdienstige denkbeelden betreft. Wat ik van de verzen en van de melancholy hours las, is mij veel minder bevallen.

Volgens Mess [Messchert] schijnt men op de hoge scholen thans geheel het fransche systema te willen invoeren, en men spreekt zelfs van het benoemen van Professors ten gevolge van vergelijkende Examens.

De Prins van Zweden was op het Penning Kabinet geweest, had zich zeer vriendelijk getoond, doch juist gene bijzondere bedrevenheid in de historie aan den dag gelegd.

Dingsdag 20 Mey. 1828

De avond van gisteren was bijzonder gezegend en aangenaam. Ik begon aan mijne Caroline & Cato het dagboek mijner goede werken van Feith voortelezen. Over het boek zelven wil ik liever oordelen als ik het uitgelezen heb. De grond is waar, doch het boek is dunkt mij vooral goed zoo tijdens het opkiemen van het Christelijk gevoel. Niet dat wij verder zijn, doch wij hebben weder andere kost nodig. Na deze voorlezing las ik met bijzonder genoegen in den Bijbel. Ik was zoo innig overtuigd en gevoelde mij zoo gelukkig. Ik las toen met onuitspreeklijk genoegen in den Bijbel wij baden innig. God verhore dat gebed en ik sprak nog lang met Caroline.


pagina: 117

Deze ochtend begon ik te lezen in het boek van de Z. g. God geve mij hierin licht. Deze manier van waarschuwing echter die hier ontwikkeld wordt komt mij voor niet in den eenvoudige weg van God te liggen. Dat men de kinderen eerst met de gehele geschiedenis der voort[t]eling in al derzelver omvang bekend zoude moeten maken en hen opelijker als andersints de zamenstelling van den mensch daaromtrent zou moeten bewijzen, dat kan ik mij niet voorstellen.

Deze morgen verraste mij een brief met het post merk van Hamburg, waaruit ik zag dat de bodem waarop zich de zuster van Koosje Bosscha de ongelukkige mevrouw van Rijneveld had ingescheept, aldaar was aangekomen. Ik was er regt door getroffen. Mogt ik altoos zoo voor anderen kunnen gevoelen.

Zonderling was het mij dat mij een brief overhandigd wierd geheel in den trant der gewone bedelbrieven, doch waarin de ondertekenaar zich afstammeling uit het huis van Egmont noemt. De man heb ik gezien, hij ziet er zeer goed uit ofschoon zwaar vervallen, hij was fourier in de fransche armée.

Wij hadden heden de aanbesteeding van Calicots die veel drukte gaf.

Gerrit was heden bijzonder driftig. Ik werd niet driftig doch sprak hem toch niet zoo ik geloof in de behoorlijken toon aan. God geve dat ik nog beter met kinderen moog leren omgaan. Ik ben niet op den goeden famillaaren en niet al te famillaaren voet met hen. Ik begon heden eens met hen te spreken over de Natuurlijke historie. Ik geloof altijd dat het nog gemakkelijker is hen mondeling iets te leeren dan hen zelven te laten leren. Zij vatten dan niet de aaneenschakeling der dingen.

 


pagina: 118

Ik was 's avonds nog bij den Graaf v Hogendorp die zeer vriendelijk was doch nog al apodictisch sprak & drok aan het vragen viel over prijs van koffij &C. Toen verloren wij ons in de diepte der staathuishoudkunde en kwam[en] eindelijk bij al de Genootschappen te land. Veel nieuws leerde ik niet in deze exercisie. De Graaf is wel een interessant man maar spreekt op zulk een toon, dat men moeilijk stand en jaren in aanmerking nemende met hem in tegenspraak kan komen. Hij prees zeer het Rapport van Jacob, prees ook dezen man dien hij personeel had leeren kennen, roemde de zoo wonderspreukige intrekking van de Test en Corporatie Act als een overwinning der publieke opinie, beklaagde diegenen onder zijne landgenoten die niet aan de Grieken hadden willen geven, dewijl zij niet deugdzaam genoeg waren, vond dat ons nationaal volkskarakter indedaad onder de fransche overheersching geleden had, gaf met genoegen Zijn Rijksdaalder aan de Gevangenen en aan de Weldadigheid &C. Ik ben nieuwsgierig of deze connectie tot eene nog verdere ontwikkeling zal komen. Oppervlakkig zoude ik zeggen neen.

Woensdag 21 Mey 1828.

1/2 8.  Een half uur zo niet een uur te laat beneden. Ik las in het bewuste[?] boek voelde innig de oneindige genade van God en dat ik gegrepen was & en niet gegrepen had. God beware die overtuiging bij mij. Met hartelijkheid sprak ik met mijne vrouw over dit gewigtig onderwerp.

Hogendorp is verontwaardigd over de zoo hij denkt nieuwe belasting op de koffij op Java en ziet hier eene nieuwe


pagina: 118

onderdrukking van de Javaan in 't geen volstrekt niet het geval is, daar het grootste gedeelte van het besluit eene herhaling der reeds bestaande bepalingen is en het eenig onderscheid daarin bestaat dat de Vreemdelingen bij den aanvoer van Java koffij in onze havens in plaats van ƒ2 op de ƒ3 die zij meer dan wij betalen, nu slechts ƒ 1 ontvangen dat eenigzints billijk is daar de ƒ2 Restitutie tegen prijzen van ƒ 80. p Picol. geschiedde. Daarentegen echter is de bescherming van onze scheepvaart zoo op ƒ18 met ƒ3 ook weder zoo veel groter als toen de prijs zoo hoog was.

Wat Hog. over Bilderdijk schrijft is treffend. God zij met dezen in zoo vele opzichten gezegende en toch zoo zonderlinge man.

Doyer's absentie bij Ter Borg is opgemerkt geworden. De ernstige[n] hebben even zoo goed hunne caquets als de anderen. Men moest over zulke dingen niet zoo veel spreken. Er wordt daardoor dikwijls bij personen die in sommige zaken het een en ander ten goede doen, zonder juist bij zich zelven zoo zeer bewust te zijn waarom, bezorgdheden opgewekt die hen van gedrag doen veranderen.

Aan de Mij zeer weinig nieuws. De Veiling der Specerijen is nog al na wensch afgelopen.

Gerrit was heden veel gezeglijker De storm moet bij de kinder[en] zoo nu en dan eens losbreken.

Schim [Schimmelpenninck] stelt aan zijn Discours. Het is nu toch maar beter dat hij het opstelt, want het zoude mij moeilijk geweest zijn om juist in alle opzichten zijne opinien te vatten. Ook stelt hij er natuurlijk belang in dat datgene hetwelk de Mij zoo meer algemeen bekend moet maken, door hem zelve gesteld worde. Het is bij hem een Voorwerp van Ambitie.


pagina: 119

22 Mey

Het was heden druk genoeg aan het Bureau door een inschrijving van papier en vele kleinigheden. Groot werk had ik niet. Ik las het project v Schim [Schimmelpenninck] dat mij zeer goed beviel. De orde is gemakkelijk en geleidelijk. Er zijn echter eenige floskelen die er uit moeten, zoo als dat  terugkeeren van fondsen in den schoot der Mij, dat uitspreiden van takken &C. Hier en daar is hij niet natuurlijk genoeg. Hij verandert zijn werk te dikwijls en daardoor gaat de oorspronkelijke eenheid wel eens verloren.

Braem[?] schreef mij uit Havre. Hij wil in America zijn geluk gaan beproeven.

Cornelisse zag ik hier heden. Hij is een der Regters over de geschiedenis.

De dagen lopen mij ontzettend snel om en toch had ik deze middag eene zekere leegte. Te veel studien en zaken stonden voor mijn oogen, en ik wist niet waarmede ik aan zoude vangen. Wij hebben dan toch verleidingen van allerlei aart. Naauw was de verleiding geweken om het stellen van het discours van Sch door hem, als een blijk van jalousie aantezien of ik begon mij zelve nu al weder minder te achten daar ik niet genoeg deed. Toen volgde daarop weder eens de grote ijver om een boek te schrijven en ziet ik gevoelde weder van den andere kant levendig dat het lezen en boeken schrijven het mij niet doen mochten en niets tot mijn geluk kunnen aanbrengen maar dat dit afhangt van mijn vertrouwen op God en mijne betrekking tot hem.

Ik las Cowper's table talk. Er zijn schone regels in, en echter verveelde het mij daar er zoo veel bekende gedachten in voorkwamen.


pagina: 119

23e Mey

Deze dag was bijna geheel aan het herzien van het stuk van Sch [Schimmelpenninck] gewijd. Wij zaten er 's ochtends eenige uuren aan. Nu het toch gedrukt wordt kan ik mij zeer wel begrijpen dat hij de naam niet uit handen heeft willen geven van er de primitive steller van te zijn, en kan niemand hem dit kwalijk nemen, zoodra men alleen de nare toedragt der zaak en geenszins het eigenbelang raadpleegt.

Ik was 's avonds te vermoeid om nog veel uitterigten. Het was dus een dag uit de oude doos.

24 Mey

Schim las zijn discours heden aan de twee overige Directeurs voor bij wie hetzelve veel bijval vond.

Bijzonder aangenaam was het mij Steven te huis te vinden. Wij deden des middags ene alleraangenaamste wandeling. In 6/m hadden wij elkander niet op ons gemak gesproken, en ik verlangde er zeer na. God geve dat deze bijeenkomst voor ons beiden goed zij. Wij hebben zeer openhartig en zeer genoeglijk vele stukken behandeld. Op deze avond ging het meest over het Kantoor van S & P dC. Zonderling is het hoe zich dit niet alleen staande houdt maar zelfs toeneemt, hoe het grote voorschot dat eens ƒ 250/m was reeds op ƒ 10/m is zamengesmolten. Oom deClercq blijft nog altoos even sukkelende maar toch de zaken gaan niet geheel ongunstig & het getal der Correspondenten neemt zelfs toe.

Over mijne oude zaken sprak ik ditmaal niet met S en refereerde mij aan de Correspondenten, daar ik nu deze genoeglijke oogenblikken niet storen wilde.

De goede Daan B [Boissevain] heeft eene Assurantie Compagnie. Het is een bijzondere zegen die op het huis van Papa B rust, want ik had nimmer gedacht dat deze zaak tot stand zoude kunnen komen.


pagina: 120

25 Mey (Eerste Pinxterdag)

Ik ging met lust ter kerk bij Chaufepié wiens preek goed was, doch echter volstrekt geen bijzondere aandrang behelsde. Hij sprak eenigzins over de text eerst, en behandelde toen 1) la vérité 2) la nécessité 3) l' importance van deze gebeurtenis doch alles te oppervlakkig dan dat het eenen blijvenden indruk zoude hebben kunnen doen.

Stilling's Leerjaren had Steven mij medegebragt en ik gebruikte een paar uuren rust, die ik 's ochtends had om eraan te beginnen en las dezelvne nog dien zelfde dag met het uiterste genoegen uit. Zonderling is het, hoe de boeken alleen dan goed voor ons zijn als wij wezentlijk behoefte aan dezelven hebben. Dagelijks ondervinde ik, en dit wel in de verledene week nog zeer sterk bij het lezen van Cowper dat zoodra ik iets lees om dat ik het lezen wil en zonder dat ik het nodig heb het mij ten uiterste verveelt. Zoo zie ik ook dat wanneer God wil dat wij nut van iets hebben wij het geheel anders lezen, dan in andere oogenblikken. Zoo herinner ik mij wel dat deze Lehrjare mij toen ik dezelven voor jaren las zeer verveelden terwijl daarentegen de drie eerste deeltjes eenen sterkere invloed op mij gehad hadden. Het gehele resultaat van zijn leven en de merkwaardige belijdenis die er het gevolg van is hebben mij toen zoo weinig getroffen dat ik mij dezelve niet eens herinnerde. Ik was zeer getroffen door het leven van Stilling. Ik moest erkennen hoe ik ook door Gods genade zoo wonderbaar geleid was geworden, hoe ook niettegenstaande alle aangewende moeite ik in mijn oude vak niet had kunnen prospereeren door welke schakel van omstandigheden God ook mij gevoerd heeft, en mij ook met eenen magtigen arm om dus te spreken uit mijne vader-


pagina: 120

stad heeft gebragt. Ik gevoelde dat het mij nog ontbrak om in alle mijne bezigheden mij geheel aan de leiding van God overtegeven, en ook daar geene plannen te hebben. Misschien zijn thans mijne vleugels sterk genoeg gewassen om het gehele Excerpeer systema op te geven. Ik heb dit reeds vroeger gevoeld, doch heb het zonder dat niet kunnen uithouden.

Zonderling hoe het ook Stilling's leiding was toen hij Camerale Staatswirthschaft te Marburg doceerde om gevoed te worden door een ampt dat hij beschouwde volstrekt zonder nut te zijn. Menschelijkerwijze zie ik ook iets zoodanigs in 't verschiet.

'S avonds hadden wij behalve de Bosscha's ook oom de Vos & Kruseman. De eerste was op een klein tourtje hier voor eenige dagen. De kunstkenner & kunstbeoefenaar geraakten spoedig in strijd over verschillende punten en wierden de zaak dan maar in het geheel niet eens. Er wierd gesproken over de nieuwe Muzijkschool door den Koning geheel tegen de wil van het Instituut aan de Holl Schouwburg vastgehecht ten gevolge waarvan 's Grave bij een eerste examen van die Muzijkschool het Instituut en met name Oom de Vos over zijne uitdrukking desweges in het rapport gevoelige nepen had gegeven. Voorts keurde Oom de Vos zeer de muzijk van Spoor af vond eene Verhandeling (zoo men meent van Feith) over het oorspronklijk zeer lam, doch oordeelde dat de Alpen het beste werk van H.H. Klijn waren. Hij is zeer eenzijdig in zijne oordeelen en daarin heeft Kruseman gelijk dat men overal het goede moet opzoeken doch van den anderen kant blijft het niet minder waar, dat er wetten der schoonheid even als wetten der waarheid zijn en dat het individueel gevoel van den mensch nimmer als rigtsnoer kan beschouwd worden. Gelijk de zedelijke en godsdienstige mensch een hervorming nodig heeft, om de oogen des geloofs te kunnen gebruiken, zoo moet


pagina: 121

ons kunstoog eenigzints door het zien der goede modellen, het bestudeeren der natuur &C geoefend worden, eer hetzelve een oordeel kan uitbrengen dat eenige waarde heeft.

Ik nam afscheid van Schim. die zijne vrouw welke deze winter zeer gesukkeld had, naar Overijssel zoude brengen. Nog eer wij vertrokken ontving hij het berigt dat de heer de M v S. met veel genoegen zijn stuk gelezen had 't geen hem bijzonder aangenaam was.

26 Mey 2e Pinxterdag.

Bij het uitlezen van Stillings leerjaren bekroop mij den lust om uit de bouwstoffen welke mijn annotatien opleveren een beknopt werkje te maken welk eenigzints mijne historie maar ook die onzer staatkunde & vooral onzer letterkunde indertijd zoude kunnen bevatten. Ik heb mij steeds geroepen gevoeld om iets over de hedendaagsche Geschiedenis te schrijven[,] zoo als mijne annotatien daar liggen zijn dezelve te uitvoeri]g dan dat men zich ooit de moeite zoude geven dezelve natelezen. Te veel particuliers is er voor eenen zoodanige nasporing in. Zoo eene opzettelijke geschiedenis van Willem de 1e te geven komt mij te colossaal voor doch hier zoude men veel kunnen inlasschen. Misschien is het nog veel te vroeg doch ik heb het denkbeeld hier willen noteeren. Ik kreeg ook weder lust het Heimweh eens te lezen dat ik twee maal opgenomen en twee maal ter zijde gelegd heb misschien is het nu de tijd.

Ik wandelde met S. [Steven] zeer genoeglijk na Scheveningen. Des ochtends & ook nog 's avonds spraken wij over vele godsdienstige onderwerpen, ik sprak wel vrijmoedig doch niet bezield niet overtuigd genoeg het was te dogmatisch, te weinig van de invloed van dezelve op ons leven op onze rust. Dit merkte ik toch met vreugde dat bij St. de zaak werkende blijft. God zij verder met hem.

Na alles wat ik er van gehoord had, viel mij het grote badhuis niet toe. Er is niets lagchends niets animeerends en


pagina: 121

het gezigt op de zee zeer doodsch, en niet beter als dat men op een schip is, daar men hier ook niet dan lucht en water ziet. Het gezicht uit het Paviljoen der Koningin bevalt oneindig beter. Te Zandvoort is ook een Badhuis opgerigt dat na de beschrijving mij veel beter zoude bevallen. Het tarief door den raad van 's Gravenhage gearresteerd is [in] eenen pedante administrativen stijl opgesteld.

Te huis komende vond ik Cornelisse met wie ik over geleerdheid historie &C sprak. Van de 40 stukken die ingekomen zijn, moeten er vele in dit vooral zuidelijke geheel beneden Critiek zijn. Velen hebben verhandelingen ingeleverd, hoe men de historie moest beschouwen en schrijven zonder dit bepaaldelijk op het hier bedoelde geval toetepassen[,] velen, en hieronder zelfs Scheltema hebben zich alleen met de noordelijke provintien bezig gehouden en hebben de Zuidelijke geheel laten liggen. De Jonge is spoedig verraden geworden niettegenstaande de voorzichtige afknipping der namen door het Ministerie v Binn Zaken, en dit wel daar hij zich meermalen in den loop van zijne plann[en] op zijn vroegere werk beriep.

Veder raisonneerde & deraisonneerde Cornelisse zeer veel begreep dat men de Voorzienigheid uit de Historie moest laten dat dit goed was in de tijd van Bor & Van Meteren toen een klein land zulke grote dingen deed.

Het was gister[en] weder de gewone drokte & Ruyter gerij de Princes van Oranje reed in eene Cales op den Scheveningsche weg met hare vier kinderen.

Heden morgen vertrokken S & Cato. De laatste heeft nu zes weken bij ons gelogeerd. Zij is regt genoegelijk en hupsch. Ik bleef in mijne veronderstelling spreken zonder op haar eenigen invloed te willen hebben. God weet of haar hart al of niet getroffen is geweest. Ligt denkt men dat iemand te ver is, en dit dacht ik misschien wel zoo als ik mij


pagina: 122

dunkt mij herinner, toen ik haar in het verleden jaar dien brief bij haar vertrek schreef.

Het komt mij dan voor dat er zoo nog al veel over ons gepraat wordt & dit is zeer natuurlijk. Dit hoorde ik toevallig dat vroeger de bijeenkomst[en] van mij met Mess [Messchert] & Cato wel gehinderd hadden en bij het nadenken kan ik mij zulks zeer duidelijk begrijpen, daar wij meestal over zaken en menschen uit eene zekere suppositie spraken, welke suppositie zij niet delen kon en ook grotendeels niet kende. Dit leert mij op nieuw het onvoorzichtige ja het ongeoorloofde om zoo, op eene zekere toon met intime vrienden te spreken, in bijzijn van anderen die die gevoelens niet deelen, doch op wie men dan voor het oogenblik geen acht slaat. Het doet mij derhalve veel genoegen dat toen Mess. er deze laatste keer geweest is, wij in eene andere kamer zijn gaan zitten zoo dat wij, voor zoo ver ik mij herinner in het bijzijn van Cato slechts over onverschillige zaken gesproken hebben.

S verhaalde mij ook dat de doopplegtigheid op Cato volstrekt geen indruk gemaakt had, en dit kan ik mij ook duidelijk voorstellen. Zoo lang men nog niet van de wettigheid des kinderdoops op godsdienstige gronden overtuigd is, kan de plegtigheid zeker ons niet overtuigen, daar er niets over de plegtigheid zelve haar doel &C gesproken wordt & men al veel licht moet ontvangen hebben, om de eenvoudigheid & kracht van het formulier te beseffen. De Bejaarde doop maakt natuurlijk altijd invloed, door de opwekkende aanspraken die daarbij gedaan worden doch die invloed staat in gene bijzondere betrekking tot den doop maar wordt verwekt door die jonge of meer bejaarde lieden, die zich daar aan Christus toewijden, en men kan van de Confirmatio


pagina: 122

den zelfden invloed en zegen verwachten, daar deze bevestigen moet dat ook de innerlijke doop des Geestes op de toe bedeling van het uiterlijke teken gevolgd is.

Des middags was ik bij Molenaar in de Kerk geweest en had hem over de 21ste Zondag de algemene Christelijke Kerk de gemeenschap der heiligen en de vergeving der Zonden gehoord. Men kan misschien aanmerken dat men het leerstuk der voorbeschikking te populair voordroeg, en in meer passende beelden ook voor de rede trachtte te verdedigen, doch het was ten minste niet op eene wijze die tot valsche gerustheid of wanhoop kon leiden Integendeel preekte hij krachtig & nuttig de bekeeringen. Zonderling dat er in deze preken van Molenaar niets is dat op de verst mogelijke wijze naar het Mysticismus zoude kunnen ruiken, nooit hoorde ik de Evangeliewaarheid om dus te spreken plomper & platter en zoo zonder iets overdragtelijks of fijn geestelijks uitgedrukt. Zonderling is het hoe de talenten verdeeld zijn. Jammer is het maar dat ik deze preek die indedaad zoo veel goeds bevatte met zoo weinig opwekking hoorde en de waarheden die hij verkondigde niet met meer innerlijke vreugde aannam. O hoe dof en dor kunnen wij zelfs onder de verkondiging der waarheid zijn. Mogten wij toch altijd wakend en opgeruimd wezen. De vermoeyenis der wandeling van 's ochtends, het doodsche van de grote kerk en tevens de drukkende lucht daarin, en eindelijk het onaangename van de taal van Molenaar en het langzame en weinig verrassende van zijne voordragt, dit alles bragt het zijne mede om dezen indruk te veroorzaken.

God heilige ons hart en make dat wij wandelende in de liefde, die alles gelooft en alles hoopt zelfs de afkeuring


pagina: 123

tot  het kwade der Eeuw niet overdrijven  Dit trof mij toen ik in Bilderdijk's Nieuwe Oprakelingen las Neen God regeert niet meer. Die veel schrijft moet veel verantwoorden.

De Russen zijn eindelijk in de hoofdstad van Moldavie binnen getrokken, doch deze heeft tot nog toe weinig indruk gemaakt.

Er hebben drie gelukkige bevallingen onder onze kennissen plaats gehad namentlijk van eenen Zoon bij Huet, eene dochter bij Goudzwaard, en eindelijk van eenen zoon Pieter bij Josua Bruyn.

De Koning heeft van de Beeldhouder Royer de Buste van Paus Leo gekocht en de Ecco Homo laten staan.

Bij gelegenheid van eene Recensie van een dictionnaire van den heer Olinger in het Journal de Bruxelles, is de goede Bosscha ook nog in het gedrang gekomen, en de Heer Olinger heeft zich in eene apologie op hem gewroken daar zijn Criticus Ba [Bosscha] in eene noot had aangehaald.

St verhaalde mij dat er toch nog wel Menisten bij ter Borg komen. Niemand der Diakens wilde met hem het huisbezoek doen en t B wilde het niet vragen ten einde zich aan geene weigering bloottestellen. Hij was toen daarop aan het huis van Westendorp gekomen, en had het dezen gevraagd, die dan ook gaarne met hem medegegaan was.

Zonderling is het dat Stilling ook dikwijls dat gejaagde dat angstige had, dat ik dikwijls in daCosta gevonden heb. De wereld van Christen[en] waarin Stilling leefde bevalt dunkt mij van de eenen kant beter dan de dacostiaanse hier & Misschien waren zij in alles zoo consequent niet, maar er was dunkt mij meer vrijheid, meer openhartigheid bij hen. Er is nog te veel stijfheid bij ons, en dan zoekt ieder zich in woorden nog kristelijker te houden als hij is, en dat is uit den bozen.


pagina: 123

Mey. 27.

Ik dacht het zoude nu zeer rustig zijn.Ik ontving een brief van Dupuy Werninger met een recommandatie van Dudok Bousquet. Ik kan op dit oogenblik niets voor hem doen, doch verlang ik er wel genoeg na, trek ik mij de zaken wel aan.

Aan het Bureau grote stilte. Pieters waarnemend Presidt. Alles geschiedde in de uiterste order. Ik corrigeerde de fransche vertaling van het disc v Schimm [Schimmelpenninck] met Pieters.

De vorige avond is de Koning onverwacht hier gekomen. Veel wordt er gegist na de reden. Men spreekt van kwade tijdingen uit Java. Voor de vierde maal zegt men dat Sourabaya in brand gestoken is. Anderen spreken weder van tijdingen van Rome doch dit alles is zoo ver ik kan na gaan volstrekt niet waar. Ondertusschen zijn onze laatste tijdingen van den 24 decr.

De Jury over de historie schijnt eigentlijk niets te hebben beslist. Zoo men zegt zijn de stukken van De Jonge over Groen van Prinsterer en nog van twee anderen diegene die de Commissie aan de Koning heeft voorgesteld om te drukken echter met toestemming van de Autheurs. De Jonge die zelve misschien eene historie zou willen schrijven zou er echter niet opgesteld zijn geloof ik, om zijn appareil zoo tot de wandeling te brengen.

Ik hoorde dat Capadose & Hogendorp in stad zouden komen 't geen mij indedaad bang maakt, want hoewel ik hen wel lief heb, zoo ben ik van den anderen kant bang voor hen en dit is niet goed. Alleen het Woord v God & geen mensch moeten wij tot rigtsnoer aannemen.

Wij konden voor het eerst weder in den tuin thee drinken, het was er heerlijk. Ik zat daar met mijne vier kinderen. Mijn God! hoe onverdiend hebt gij ons gezegend. Het gezigt was treffend daar op deze schone


pagina: 124

wolken die volkomen een toneel uit het Alpen gebergte voorstelde en die vervolgens op eens zich tot eenen donkere donderwolk te zamen pakte, dit trof mij bijzonder.

Koos Bosscha was bij ons. Jan was na Amst om te zien of hij Mevrouw Rijneveld daar zoude vinden. Zij was in groote verlangen om iets te vernemen. Wij bragten de avond bij Rappard door waar ik eerst den armen sterk beproefde Mansfeld vond, die zijn moeder stervend te Utrecht verlaten had, en toen voornamentlijk met Anton nog al sprak die waarlijk gelove ik veel goeds heeft, en toen zoo voor het eerst eens met mij uitkwam. Wij spraken over de menigvuldige vragen die aan de benoemde Commissie voor de universiteiten zullen worden voorgelegd. Men zoekt zoo wat Pegasus im Joche te brengen.

Ik las met bijzondere stichting Stilling's laatste deel of 5e. Zoo in het midden van de zijnen als Patriarch te sterven met Christus in het hart en op de lippen dat moet heerlijk zijn. Ik zoude mij toch veel liever in de plaats van den oude Stilling als van den oude Bilderdijk wenschen hoewel beide in het Rijk van God zeker op hunnen plaats staan

Bij het na huis gaan vernamen wij nog dat Koos de voor haar zoo verrassende tijding had ontvangen dat hare zuster indedaad reeds te Amsterdam was aangekomen en zij dezelve spoedig te gemoet kon zien. Zij was er zeer van getroffen, ik was het ook doch minder dan toen ik haar kwam vertellen dat het schip in Hamburg was aangekomen. Zoo weinig zijn wij meester van onze aandoeningen.

Kinderachtigheid in verscheide opzigten was heden nog weder mijn fout.


pagina: 124

Mey 28

Het bleef stil ik was weder met Pieters aan het Corrigeren deze had nu minder met het stuk van Schi [Schimmelpenninck] op, & vond er te veel herhaling in. Ik had weder een paar trekken heden van kinderachtige eigenliefde.

Zonderling hoe de Letteroeff zelve van de waarheid getuigen moet door het stukje dat er in staat over de Godsdienst der beschaafde wereld, dat indedaad treffend is. Daarbij stond weder een stuk van Halbertsma over de Dortsche historie. Toen gevoelde ik dat ik wel dat 1618 historisch beschouwen doch het er niet bij op kan nemen. Ik verlangde na de mannen van deze nieuwe opwekking van de 19e eeuw, doch ik gevoelde mij nog geen kracht genoeg, om er nog de gehele gereformeerde Kerk en alles wat daarbij behoort in mijn geloof te omvatten. En ziet daar gedurende het eeten komt een brief van Molenaar die mij in twee jaar niet geschreven had een regt opgewekte brief die mij goed deed & waarin hij veel over Muller schrijft. Dat denkt Muller dat het maar dogmatische koude verstandsverschillen zijn en niet dat het het levendigmakend woord is. Zonderling Molenaar heb ik eenige oogenblikken gezien, en een paar brieven hebben wij zamen gewisseld. Tusschen Muller en mij bestaan daarentegen alle de betrekkingen die de mensch aan de mensch dierbaar kunnen maken. En echter hoe sta ik thans met beiden. Onbekend bijna zoude ik het huis van Molenaar ingaan & zeggen dat ik er veertien dagen logeren kwam & hoe gedwongen zoude ik thans bij Muller zijn. Het is meer dan verschil van Opinie. Er zijn menschen met wie ik zeer verschil en ondertusschen gemakkelijk kan omgaan. Neen er is iets hogers in. Hoe wonderbaar zijn de wegen Gods.


pagina: 125

Heden middag kwam ik bij Koos en ziet daar was hare zuster weder gekeerd die eene reis gehad had die niet zonder gevaren geweest was. Het is ontzettend zoo het vaderland weder te zien. Niet aan een ieder kan men de zaken uitleggen zoo als zij indedaad gebeurd zijn. Zij had iets zeer vreemds het welk door hare bonte kleding spraak &C waarschijnlijk veroorzaakt wierd. Merkwaardig is de invloed die het Climaat toch op den mensch heeft. En toch wonder der wonderen aan alle plaatsen onder welke breedte en lengte kan men God in Christus nabij zich gevoelen.

29 & 30 Mey.

Ik las N Feb van de Archives, voornamentlijk over de apocryphe boeken 't geen belangrijk is.

Aan 't bureau gezwoegd over de holl. & fransche Redactie van Schim [Schimmelpenninck] Aanspraak. Geve God dat het goed moge doen. Maar wat is in dezen goed, dat is moeilijk te bepalen.

Bij Bosscha waren de schatten van Africa uitgespreid Zeegewassen Struisveeren Struisvogel eieren. Arm Africa wat hebt gij [onl] & slaven & de [onl]. Wie erkent niet de vloek die over Africa ligt. En toch kan er ook licht opgaan, en zonderling komt het mij toch voor dat onder deze negervolk[en] zich bijzondere liefde tot het Christendom schijnt te openbaren.

's Middags kwam Hogendorp bij mij. Wij spraken genoeglijk doch daar hij niet uitkomt, en zich niet deboutonneerd moet al het vertrouwen van de eene zijde komen, en dit is niet aangenaam.

Mess [Messchert] schreef mij een nuttige en belangrijke brief vooral naar aanleiding van de Pinxterdagen over den Heiligen Geest. Dat ons geloof in dezen onvolkomen, en onze kennis nog zeer onvolmaakt is, is toch maar waar.

Toen Hogendorp vertrok, was de dag reeds bijna weder vervlogen, en toch met belangrijke zaken besteed.


pagina: 125

30 Vroeg schreef ik aan Mess [Messchert]. Steven schreef hartelijk over onze bijeenkomst. Dezelve is wezentlijk voor ons beide in onze betrekking geloof ik goed geweest.

Aan het Bureau geen nieuws & toch vele kleinigheden. Horstman bezocht mij. De stoomkorenmolen wordt door de Regering v Amst zeer tegengewerkt. Oldenhoven een koopman van Antwerpen requestreert als Candidaat voor het Directeurschap. De directeurs weten niet wat zij nu aan dezen requestrant zeggen zullen. Men had gezegd dat de Helena voor de wal was. Nog gingen wij weder aan het proeven corrigeren. Hoe vertoont dit werk als men dan aan het analyseren gaat, het ijdele van vele geschreven opstellen.

Juist toen ik uit wilde gaan kwam Mev Molenaar ons eene visite geven en wij spraken met de grootste openhartigheid in den geest van den brief dien Molenaar mij geschreven had. Merkwaardig is ook de leiding van dien man die nu ook tot ergernis van velen, maar tevens ook tot troost & vreugde van velen preekt. Zij verhaalde hoe zij eerst toen Molenaar de behoefte aan genade en de zondigheid van ons allen begon te preeken hem dit had afgeraden en dat zij nu zoo volkomen een hart en een ziel met hem was. Allermerkwaardigst is het hoe Molenaar de intime Vriend van Muller was, en hoe deze nu van toon verandert en ondertusschen de anderen van verandering beschuldigt. God leide ook hem in zijne waarheid en bevestige ons daarin. Wij zien nog steeds hoe wij gedurig afwijken en door menschenvrees in onze schulp kruipen. Was ik altijd zoo gestemd als ik dezen avond was toen ik nog eens opwandelde, ja dan ware het heerlijk. Goedertieren God wees gij ons nabij.

Ten bewijze dat ook vrienden het heerlijke en krachtige in da Costa weten te erkennen sterkt het verhaal van Mev Molenaar dat een zekere predikant uit Elberfeld gezegd


pagina: 126

had dat toen hij de zoon de[s] Koning[s] en daCosta in Holland gezien had, hij genoeg gezien had.

De Koning v Pruissen had vroeger aan de Menisten vrijdom van den Krijgsdienst toegestaan. Nu wil hij dat wel bij voortduring toestaan, mits zij zich daartegen verbinden 3 pc van hun vermogen jaarlijks te betalen terwijl hun teves wordt opgelegd dat zij zich geene vaste goederen mogen aanschaffen. Dit veroorzaakt een twederlei gevoelen dewijl het bij weinigen een Conscientie zaak is en velen die niet direct in de termen vallen niet zeer genegen zijn zich tot zoodanige voorwaarden te verbinden.

Te Neuwied is nog eene meniste gemeente en in den Paltz zijn vele meniste[n] die echter allen door liefdepredike[r]s bediend worden. Bij de laatste[n] ontbreekt het zeer aan godsdienstig onderwijs & opleiding.

31 Mey

Dezen dag eindigt een maand waarin ik weder zoo uitstekende blijken van Gods liefde & genade ontvangen heb.

Mogt toch mijn hart het maar meer waardeeren, moge het meer op mijn geheel leven invloed hebben, en ik minder verslaafd zijn aan zinnelijke begeerte en liever aan deze aangename habitudes zoo alle op hunne tijd. Ik heb het thans gemaklijker dan ik het ooit had. O mogt ik dan toch werkzaam ijverig blijven en niets verzuimen

Opgewekt tot werkzaamheid & Correpondentie vond ik mij deze week nog al wel die anders nog al verleidingen tot luiheid aanbood, maar ik had op het bureau hoe weinig er ook te doen was gene oogenblikken van vertraging en deed nog al wat af aan mijne meer intime Correspondentie waartoe


pagina: 126

ik niet altoos even opgewekt ben. Doch er is nog zoo veel zelfzucht in alles wat ik doe er is nog zoo veel rekenen op de mensch bij. Laat ik doch in eenvoudigh[ei]d des harten wandelen.

DaCosta schreef mij innig liefderijk en hartelijk heden. Mogt ik het toch waardeeren zoo een vriend te mogen hebben.

Gideon raadpleegde mij over het al of niet solliciteeren na de post v Secretaris van de Ned Bank. Het vleidde mij nog al dat hij er mij na vroeg Laat ik zulke zaaken als aanwijzingen aan ons van God ontvangen, en tot mijn werk behorende, zoo als Stilling zijne Correspondenten beschouwde doch dit alles niet tot voordeel van mijn hoogmoed doen strekken.

En zo basta, deze maand leverde veel op. O mogt ik toch de waarde der weldaden die ik ontvang beseffen.


pagina: 127

[leeg]

 


pagina: 127

Juny

1.

Er zoude gedankt worden voor de zuster van Bosscha en dit deed mij bij Certon gaan die naar aanleiding van een text uit Jacobus over de wijsheid sprak die wij van God begeren moesten. Het was geenzins tegen de waarheid doch flaauw, zoo dat het bij mij ten minsten volstrekt geen indruk achter liet. De dankzegging was wel maar ook niets bijzonde[r]s, niets waaruit men bespeuren konde dat het eene zuster in Christus was die teruggekeerd was.

Ik ging vervolgens na Rijswijk met Gerrit om aldaar Mev Molenaar te bezoeken die ten huize van ene oude Jufv. Van der Poll logeerde waar ook hun zuster vroeger met de zoon van deze Jufv. gehuwd, woonde. Ik sprak bij het heen gaan nog een paar woorden regt hartelijk met haar en wij verwonderden ons hoe de menschen liever bij de uitgedroogde boekjes blijven zitten, dan tot deze fontein des heils en des levens in Christus gaan, hoe men nog altijd door uiterlijke reiniging de belofte wil genieten, daar zij integendeel alleen  tot die genen wordt uitgesproken, die zich geheel en al aan de genade van God en Christus overgeven, na te hebben ingezien, dat zij zich zelve niet genezen kunnen. Op sommige oogenblikken voel ik dit zoo levendig, op andere ben ik weder dor. De Dom v Rijswijk wierd op deze plaats volstrekt aangebeden en mev Molenaar vond dat men hier in Holland bijna volstrekt niet regt uit met de menschen kon spreken, en zij zoo geheel door vooroordelen ingenomen waren. Wij kwamen terug in de schuit die Gerrit als kind der eeuw niet beviel daar het hem te langzaam ging.

Ik voelde mij door wind & lopen te veel verhit om dezen ochtend veel te kunnen uitrigten. 'S middags las ik echt[er] het

 


pagina: 128

dagboek mijner goede werken met veel belangstelling uit en dit gaf mij veel stof tot nadenken. Het midden van dit boek beviel mij zeer goed begin & einde zijn te bloemrijk. Bij de denkbeelden over de voorbeschikking vond ik veel uitgedrukt dat bij mij ook levendig was, zoo als dat men de vrijmagt van God niet kan afscheiden van zijne liefde goedheid & regtvaardigheid & zag ik gaarne door eene merkwaardige aanhaling uit Calvijn dat ook deze dit toegestemd had, gelijk da Costa in het begin van zijn College daarover ook zeer ruim was. De geopenbaarde dingen zijn voor ons en in die wereld der Openbaring wil God dat alle menschen zalig worden, & wordt de zaligheid door het Geloof in Christus aangeboden en kunnen allen dezelve niet aannemen. Dat ondertusschen niet allen zalig worden en dat niemand niet zalig wordt zonder den wil van God, dit behoort tot die punten waarvan de uitlegging ons niet geopenbaard is. Laat ons streven om door de enge poorte te gaan, dat wij dit willen is reeds een blijk der Genade van God in ons. Voor de bespiegeling blijft dit alles altijd moeilijk, in het practische geestelijk leven ontstaat er geene verwarring door. Vele wanbegrippen uit het misbruik van de leer der Verkiezing ontstaan, worden hier op eene zeer belangrijke wijze ont[onl] en geven eenig licht uit de kerkelijke geschiedenis in het einde der 18e eeuw, en hoe men de genade van God op eene menschelijke wijze heeft willen beperken. Juist dit vrees ik dat onder sommigen der nieuwe opwekking hier het geval is & en dat dit misschien meer invloed op da Costa gehad heeft dan hij zelve denkt. Ik gevoel hoe veel er nog in gisting is, bij mij, hoe moeilijk het mij zijn zoude nu nog boeken te schrijven. Naderhand kan dit alles tot meer ontwikkeling komen. Ieder tijdperk geeft meer bepaaldelijk de eene en ander[e] waarheid aan, en leert mij die


pagina: 128

door voorbeelden en naar aanleiding van gesprekken & brief wisseling met anderen. Ik heb eens het innige Christendom aangenomen met deszelfs waarheden in haar geheel om dat mij dit geheel voortkwam waarheid te zijn, doch ik voel thans hoe alles allengkens duidelijk moet worden en ieder gedeelte der waarheid door ons hart en verstand te gelijk beproefd en omvat moeten worden. Zoo eerde ik Jezus als God, doch dat hij mensch was, dit was bij mij om dus te spreken op den agtergrond geraakt. Bij de passie preken van dezen winter wierd het mij duidelijk hoe ook zijn menschelijke natuur op zich zelve volkomen geweest is. Hier door konde ik Christus ook als mijn middelaar leeren beschouwen. In de laatste weken wierd het denkbeeld aan mijne zondigheid en zonden het geen tot nu toe bij mij nog meer een punt van geloof in het algemeen dan van practische overtuiging geweest was meer & meer levendig bij mij, zoo dat ik inniger behoefte tot mijn Verlosser & Zaligmaker gevoelde. O mogt dit dan toch krachtig bij mij blijven. Het Dagboek heeft mij hierin veel goed gedaan daar het de zaak nog duidelijker ontwikkelt, die historie van den officier is treffend. Een brief van Messchert gaf mij over de Godheid van de Heilige Geest die ik om dus te spreken altoos liefst had overgeslagen eene belangrijke wenk. Moge God nu dit alles meer & meer in een doen smelten en uit dit alles een man doen geboren worden waarin Christus gestalte verkrijgt, die hem als zijn volkomen Verlosser aanneemt en in zijne kracht zijn voorbeeld tracht natevolgen. Moge het Christendom toch meer en meer leven[d] in mij worden en ook in velen die nog na de waarheid zoeken.


pagina: 129

Gister avond was het een Kaapsche avond en wij spraken veel met Mev Rijneveld over de Kaapstad, de toestand van deszelfs inwoners &C. Animositeit der Holl bewoners vooral de boeren tegen den Engelsch[en]. 2 pc Regten door de Engelschen als Contributie geheven voor een Nationaal Museum dat naderhand na Engeland wordt gebragt. Partijzucht in de zaak van de slaven. De Heer ... zoon van een Predikant ter dood gebragt op de valsche beschuldiging dat een zijner slaven, dat een jonge slaaf ten gevolge van slechte behandeling gestorven zoude zijn terwijl juist de aanbrenger zelve, gelijk naderhand bleek, den gestorvene den hals had omgedraaid. Grote achting voor de Predikanten aan den Kaap. Moeilijkheden voor de Missionariss[en] bij de Heidenen. De meeste Missionarissen blijven aan den Kaap, worden aldaar zeer geaccueilleerd, en hebben er meestal  een zeer gemaklijk leven. Slecht gedrag van velen der Hollande[r]s die in 1802 naar de Kaap zijn gekomen. Grote gastvrijheid bij de boeren die echter thans over het algemeen zeer verarmd zijn. Ongelukkige toestand der Engelsche & Iersche landverhuizers die aldaar aankomen en wier lot verre beneden dat der slaven is. Vreugde waarmede vooral de Hollandsche oorlogschepen ontvangen worden. Hetgeen in Nederland zelve voorvalt, is aldaar weinig bekend. Een Engelschman rekent aan de Kapenaars uit voor hoe veel zij verkocht zijn geworden. Veel Mozambiquers als slaven gebruikt. Verbod om Struisvogel eyeren te zoeken en te verkopen daar zich deze vogel meer na het Noorden verplaatst. Vreugde van de Engelschen telkens als er slechte tijdingen van Batavia worden vernomen. Kaffer commando om de invallen der Kaffers af te weeren aan de Oranje rivier. Nu en dan worden de Schutterijen opgeroepen om dit Commando bij te staan. De Kaapsche boeren goede schutters. Mev Rijnev. doet Ascension aan, waar de Broeder van de Engelsche scheepskapitein die haar na de Kaap overbragt Gouverneur is & die haar met zeer veel onderscheiding ontvangt.


pagina: 129

Juny 2.

Grote drukte met de opening van den Raad & het discours van den President. Rondzending aan de verschillende Autoriteiten & aan vele Particulieren. Ik had nog eene kleine proef van geduld kwam er vrij goed door, doch met eenige bitterheid en zwakheid, & niet zoo als het den Christen betaamd had.

Met leedwezen moest ik Gerrit doorhalen weges zijne onachtzaamheid waarover hij een sterke afkeuring op school gekregen had. Ik moest hem nu zijn lessenaar afnemen dat mij zeer onaangenaam was. Echter is het misschien van den anderen kant goed, om een weinig tegentehouden, daar anders zijne Memorie en vlug begrip hem te veel vooruit zouden doen gaan.

Ik had eenig uitzicht om misschien Weiniger te kunnen plaatsen. Indien dit gelukte, zou het indedaad een bijzondere zegen zijn.

Juny 3.

S d C [Steven de Clercq] schrijft nog over zijn vriend Beurlage thans te Nantes die vergeefs een bestaan zoekt.

Aan het bureau was drukte genoeg dit van allerlei aard. Dat men geen Directeur zal benoemen is reeds algemeen bekend & schijnt algemeenen bijval te vinden daar iedere partij bang was dat de andere den overhand zoude hebben. Zelfs de Candidaten schijnen te zeggen dat zij het eenen goeden maatregel vinden.

Jeanne van der Houven was deze middag bij ons en wij spraken met haar heel genoeglijk. Ik las 's avonds nog verschillende brokken uit da Costa. De Jericho en de Krijg en Vrede zijn toch heerlijk. Ook de God met ons beviel mij bij de herlezing uitmuntend.

Wij spraken veel over godsdienstige onderwerpen, ook over de


pagina: 130

Vaccine. J Bruyn is er bijzonder tegen. Ook D Kaldenbach [Callenbach] schijnt er tegen gesproken te hebben van den predikstoel en dit wel na het voorlezen eener aanmaning daartoe van de burgerlijke overheid. D. Gobius [Gobius du Sart] heeft zijn oudste kinder[en] laten vaccineren, doch zijne jongste niet. Ik kan er nog geen overtuiging van hebben dat het vaccineren tegen de wil van God is, doch ontken niet dat deze overtuiging bestaan kan.

Het adv. blad geeft een uittreksel van het discours van Schim [Schimmelpenninck].

De tijding wegens de overwinning door de Russen op de Turken behaald schijnt voorbarig geweest te zijn. De Effecten houden zich staande, nietegenstaande alles wat er gebeurt.

De boedel van de H. Goldberg gewezen President zoo ik geloof van den Raad van Kolonien wordt voor als nog door zijne Erfgenamen niet aanvaard.

De usurpatie van Don Miguel wordt door vele Portugezen afgekeurd. Te Oporto schijnt zich eene tegenpartij te vormen.

Gerrit was heden weder regt stout hoewel niet tegen mij. God geve dat ik den regte toon met hem mogen vatten. Daan is weder hetzelfde lieve vrolijke kind als voorheen.

Juin 4. 5. 6

Les Commissaires ont été le grand mot de ralliement ces jours-ci quoique leur apparition n'a pas été fort longue.

Le 4 fut passé en conversations assemblées rédaction & traduction de Propositions &C.

Le soir tout rempli de toutes ces pièces officielles je changeais d'idée en lisant l'admirable histoire de Jeanie Deans

 


pagina: 130

dans le Heart of Midlothian, son entrevue avec le duc d'Argyls et avec la reine Caroline. Ceci me mit a mon aise et je pus encore faire avec bien du plaisir la lecture de deux chapitres d'Isaia là où Cyrus est appelé par son nom.

5. De tijd van fransch schrijven is over het is er mij niet natuurlijk genoeg meer in. Ik begon den dag met daCosta's Colleges te herlezen. Welk een rijkdom van denkbeelden. Het viel mij zeer toe, en ik heb er nu meer aan als toen ik het afschreef.

'S middags Diner bij Schimm. [Schimmelpenninck] zoo als gewoonlijk alles wierd met verbazende snelheid gepresenteerd. Behalve de Comm. waren er nog eenige anderen als de Ministe[r] Elout Netscher Drieling. Sch. stelde een toast in op den Koning stond half op, maar daar de Minister niet opstond gingen alle[n] weder zitten. Een der Brabanders zeide le Président se lève & le Ministre se couche. El. stelde een toast op de Mij in. Volgens sommigen piquant dat zij nuttig voor de algemene welvaart mogt worden dit heb ik er toch niet in gezien. Ik zat naast Berg. Ik was veel minder weggesleept door het zinnelijke als ande[r]s, en toch nog te veel. Tehuis gekomen schreef ik enen brief aan Capadose met meer abandon als ik hem vroeger nog geschreven had.

6 Wij hebben zware storm en koude zoo dat het weinig op de zomer gelijkt. De Raad vergaderde en liep af. Schim wierd boos op Osy [d'Osy] & kwam daardoor goed op zijnen dreef. Duparque[?] liet het zeer aardig voelen dat de Koning wel wat veel de hand in de Mij begint te hebben. De dag was verder geheel maatschappelijk zoo dat ik aan deszelfs einde nu ook niet veel nieuws te vertellen heb.


pagina: 131

Zondag 8 Juny

De dag begon vroeg met de Vroegpreek bij V d Brink. Over David hoe hij God in de uren van de morgenstond verheerlijkte, hoe men zelf slapeloze nachten daartoe gebruiken kon & moest. Het was naar aanleiding van een Psalm. Er was veel goeds in maar het bleef toch op de oppervlakte & ging niet tot het hart door.

Ik schreef mijne aantekening wegens de Mij op mijn gemak bij & overzag nu eens het geheel.

Een preek van ter Borg over de heiligmaking las ik met genoegen voor de twede maal. Welk eene duidelijkheid en welke een kracht van Kristelijke waarheid ligt er in dien man.

'S avonds kwam Bosscha nog eenige oogenblikken. Alles is bij hen in een staat van gisting & verwachting. En toch als hij eens benoemd mogt worden zal het hem nog als lood op 't hart vallen.

Maandag. 9 Juny

De Mij die ik nu dacht dat geheel uitgeput zoude zijn wat de werkzaamheden betrof, leverde weder Goddank veel op. De afloop van den Raad was over het algemeen na genoegen.

Bilderdijks vermaking is uitgekomen & komt mij voor wel vele herhalingen doch echter ook weder veel schoons te bevatten.

Scholten wenschten wij geluk met de benoeming van zijn zoon als regter te Hoorn een post meer van eer als van finantieele waarde. De brave man was regt te vreden en had aan Z M gezegd dat nu de zevende Afstammeling van Hogeveld en Van der Werf weder door hem geplaatst wierd. Op het huis ter Noot waar wij vervolgens kwamen wierden wij allergulst ontvangen zagen daar Mev Meynts van Amst & bleven er den avond.

Er wordt veel getwist tusschen Tory's & Whigs in Engeland als mede over het al of niet echt zijn van het Russische legerberigt.


pagina: 131

Dingsdag. 10 Juny.

Een dag geheel aan de Mij gewijd.

Vroeg was ik met Gerrit reeds aan de wandeling. Dan is hij allerliefst, en echter is het een moeilijk kind om te bestieren, daar de vermaningen & zelfs straffen te weinig invloed op hem maken. God geve mij wijsheid, maar ik schijn tot nu toe den regten toon nog niet te kunnen treffen.

Reynaan schrijft zeer wel & is zoo het mij voorkomt, volstrekt overtuigd dat het geen hem, bij zijn verblijf hier door Schim [Schimmelpenninck] en mij gezegd is, goed gemeend wierd.

Steven schrijft innig o hoe weinig dankbaar ben ik aan God voor de ontvang van zulk eenen brief.

Voor Weininger is nog al hoop van plaatsing.

Oom van Heuk [Van Heukelom] wiens famille door het gebruik van loodwater sterk geleden heeft, schijnt door eene ziekte bedreigd te worden. God zij met hem en de zijnen.

'S avonds las ik in Herder met confrontatie onzer Bijbel Vertaling. Hij heeft veel gezien van het menschlijke, ja zelfs van het Goddelijke, maar Christus heeft hij in het OT niet gezien en juist het geen hij opmerkt bevestigt mij in de overtuiging die hij wil tegengaan.

Hoe veel drift, ontevredenheid is er nog bij mij.

Woensdag. 11 Juny.

Ik begon dezen morgen mijn voorgenomen geschrift over mijne godsdienstige leiding. God zegene de bewerking van hetzelve.

Men zegt dat er een groot plan voor Java op til is en de Koning daartoe & weges het huwelijk van Marianne de Staten bij een zoude roepen.

Hoeveel geduld en geloof is er nodig bij de opvoeding van kinderen. Men schrijft op zand en zee zoo het schijnt.


pagina: 132

Donderdag 12 Juny

Rustdag aan het bureau. Ik had tijd om Steph. voor zijn hartelijke en belangrijke brief te bedanken & denzelven te beantwoorden en tevens ook om Ida te antwoorden die mij zeer openhartig schreef.

Wij waren des middags bij Van Hemert in Klein Comité alleen met de Adv. de Jonge & zijne vrouw hun Neef en Nicht Van Schoorle, en de Archivaris. Het gesprek was zeer aangenaam & onderhoudend over verschillende onderwerpen. Ik improviseerde over Vondel.

Bij Bosscha hoorde ik eene tijding die mij nog al trof. Hij deelde mij namentlijk eene Conversatie mede met den Genl. van Ginkel Gouverneur der militaire school te Breda waaruit ik duidelijk moest opmaken dat zijne benoeming allerwaarschijnlijkst was. God leidt hem op eene wonderbare wijze maar het zal voor ons in het eerst een groot verlies zijn, dat menschelijker wijze in de Haag niet weder hersteld zal kunnen worden.

De grote questie hier in het inlandsche is tegenwoordig is tegenwoordig de Commissie der Academie. Een Leydenaar die ik hier sprak, klaagde mij zeer dat bij de Studenten het zuipen tegenwoordig zoo zeer in zwang was, en dat men 's ochtends te negen uur nog bij de Champagne zat. De heer de Brouckère van Limburg is het ideaal zoo het schijnt der linksche Liberalen, en maakt ontzettend veel mond. Men zegt echter dat hij in de Commissie bedaarder is geworden als men gedacht


pagina: 132

had. Van de Donau schijnt het nog aan verdere en zekere berigten te ontbreken. Don Miguel schijnt in Portugal het onderspit te delven.

Vrijdag 13 Juny tot Woensdag 18 Juny

Heden is het Dank & Bededag die ik al weder anders gevoel, anders beoordeel dan in vorige Jaren. Ik heb bij Molenaar een strenge en in vele opzigten ware & krachtige preek gehoord, die echter alle mijne behoeften niet vervuld heeft. Zijn text was Ik ken uwe werken uit het 2e Cap. der Openbar[in]g v Joannis. Wie kent onze werken? Hoe zoude hij onze werken beoordelen? welken invloed moet dit op ons hebben a/ eerbied & ontzag 2/ erkenning v schuld 3/. aanbeveling onzer belangens aan Hem.

Molenaar heeft gelijk. Als volk hebben wij vele zonden wij komen niet genoeg voor de waarheid uit, als wij het doen is het dikwijls of met bitterheid of te zwak bijna altijd zonder waarachtige innige overtuiging. Wij delen in vele kleine ongerechtigheden van onzen eeuw & tijd, en verder zijn wij dikwijls ja bijna altijd door menschenvrees bevangen, en verbloemen en overpleisteren dikwijls de zaken niet uit wezentlijke liefde maar om des te ongestoord[er] en rustiger te kunnen zijn.

Van den anderen kant echter had ik bij M vooral na het gebeurde van het vorige Jaar minder verheffing op zijn stand als leeraar verwacht, meer liefde daar nu zijne preek met een allerdonkerst uitzicht eindigde en meer behandeling na de behoefte des tijds en aanwijzing dier middelen, die in den middelijken weg de menschen


pagina: 133

van het pad der zonden tot dat der waarheid kunnen brengen.

Ik gevoel nu meer en meer hoe eigentlijk de Openbaring v Joh het slot van het Evangelie is & het profetische gedeelte om dus te spreken van hetzelve uitmaakt & hoe juist de onregtzinnigen hetzelve hebben willen verwerpen, daar de Godheid van den Zaligmaker daar zoo sterk in verkondigd wordt.

Wij waren deze dagen zeer gezegend. O mogt ik toch meer & meer kracht en inzage in de waarheid ontvangen. Met veel genoegen heb ik aan de Geschiedenis mijner godsdienstige gevoelens gewerkt en had er een deel van af, dat ik mijne vrouw voorlas. Bij gelegenheid van het geen daarin wegens de gevoelens van Mama staat merkte Caroline op dat zij dit niet wist, ik had ook in lang de nagelaten papieren, die hiervan gewaagden niet gelezen, en las nu dezelve nog eens na en vond toen de uitdrukkingen veel sterker dan ik gedacht had hetgeen mij eene bijzondere vreugde veroorzaakte.

Mol.[Molenaar] klaagde dat er gene bekeeringen meer plaats hadden, en dat wat er ook verder gebeuren mocht zoo lang de bijstand van den H Geest niet bespeurd wierd er aan gene verbetering van den godsdienst[ig]en toestand te denken was. Moeilijk is het in dit alles te taxeeren, doch ziet hij dan niet het licht dat op vele plaatsen doorbreekt ziet hij niet hoe de onzigtbare Kerk van Christus vermeerdert[,] hoe er uit de Joden en Gereformeerd[en]-Luthersch[en] & Meniste[n] v. geroepen worden. Mogt het dan niet juist in Molenaars gemeente of onder zijn direct oog geschieden wie kan ontkennen dat de genade Gods werkzaam is & zijne gemeente zelfs in het midden van afval & vernedering toeneemt.


pagina: 133

Herder's uitlegging van den zegen van Jacob & dien van Mozes, hoewel dezelve geheel vleeschelijk opnemende bevat veel schoons & neemt daarom de geestelijke betekenis niet weg.

Zondag ll. hoorde ik den broeder van Limburg Brouwer den schoonzoon van Dermout prediken over Rom. 5 v. 5. Hij predikte zeer sierlijk en modern, maar toch verkondigde hij krachtig de Verlossing door Christus, en zijne preek deed mij indedaad veel genoegen.

Van Holm ontving ik eenen aangenamen opwekkelijke brief. De Berliner Kirchen Zeitüng [Zeitung] schijnt ook over de godsdienstige omstandigheden hier te lande, veel belangrijks te behelzen. Mess [Messchert] schreef mij een zeer opmerkelijken brief, die onder andere zeer gewigtige aanmerking na aanleiding van het lezen van Klyn's Alpen mededeelde.

De Vrouw van de Jonge verlostte gelukkig. Daarna had zij echter een zwaren strijd, door hevige krampen en stuipen welke echter gelukkig nog aan het wijken gebragt wierden.

J Bosscha is nog steeds in onzekerheid wegens zijne lotsverandering die, hoe waarschijnlijk ook, echter nog niet bepaald is. Zijne goede vrouw gevoelt zich uitermate zwak.

Het ophouden van het Subsidie der Koning aan de fr Com. ten gevolge der onaangenaamheden die aldaar bij het uitfluiten van eenige Acteurs hebben plaats gehad, is eene zaak van meer belang dan het oppervlakkig schijnt. Het is beneden de Koninklijke waardigheid om zich het misnoegen door het publiek tegen eenige Acteurs (het geen geenzints door wetten verboden was) aan den dag gelegd zoodanig aantetrekken, en daarvoor aan den stad den Haag om dies te spreken eene soort van straf opteleggen.


pagina: 134

Zondag. 22 Juny. 1828

Drie dagen zijn er weder omgevlogen Mogt ik in dezelve inniger doordrongen geweest zijn van de waarheid, in eene levendiger betrekking met God hebben gestaan. Die Zomerdagen zijn steeds gevaarlijk voor den innerlijken mensch, daar zij uit den aart der zaak zelve aanleiding tot zoo veel verstrooying geven & dan is men 's avonds vermoeid & weinig in staat om iets ernstigs te behandelen.

Donderdag had ik den Prest Schimmelp [Schimmelpenninck] gevraagd en daar de Van Hemert's & de de Jonge's bij. Alles ging regt goed maar sta ik beschaamd nog over mijne menschenvrees. Men begon op eens namentlijk over die Preek van Dermout te spreken, die dan op den bededag eigentlijk maar eene opwekking tot dankbaarheid wegens den slag van Waterloo gehad had en die als een meesterstuk van welsprekendheid te roemen. Ik durfde er toen niet voor uitkomen dat ik bij Molenaar geweest was. O hoe zwak en elendig zijn wij.

De avond was een der heerlijkste die ik in deze gewesten ooit heb bijgewoond. Met het grootste genoegen wandelden wij tot tien uur 's avonds.

Vrijdag kwam 's avonds onze broeder Daan & de zusters Annette en Charlotte te logeeren. Voor Daan is het eene heerlijke uitkomst dat hij nu eene Assurantie Compagnie heeft, waardoor hij indedaad een geluk uit duizende verkreeg. Wij spraken zeer genoeglijk.

Zaturdag wilde ik het nieuwe Badhuis eens probeeren namentlijk wat de open tafel betrof. Dezelve was zeer wel het was er volkomen als op een haagsch diner, eigentlijk meer  dan er à f 2 p persoon gegeven kan worden zoo lang er zoo weinig zijn. Eene Mev. Maas die het oppertoezigt van het huis heeft zit mede aan tafel. Het was


pagina: 134

regt wel regt fashionable, maar dunkt mij er was niets hollandsch in zoo iets geheel fremdartiges. Men bad niet, ik wist niet of het goed was in deze het ijs te breken. O hoe weinig moed hebben wij in die soort van zaken.

In de Archives las ik met genoegen het leven van den achtingswaardige Evangelische Janicke Leeraar te Berlin. O het is waar wat daar in staat, dat men reeds zonden genoeg bedreven heeft, wanneer men sedert dat het ons verkondigd is geworden, dat God zich tot de gestaltenisse eens dienstknechts vernederd heeft om ons zalig te maken, hem niet genoeg lief gehad heeft. O mogten wij het woord in kracht en in liefde tevens horen spreken. Molenaar predikt krachtig, doch waarom nu die duisternis die over het einde van zijn preek lag. Rust deze prognosticatie op openbaring dat hij dezelve mededeele, is het zijn eigen bedenking, dan behoeven wij het ook slechts als zoodanig aan te nemen. Waarom sprak hij zijne gemeente niet aan als dolende schapen die hij de herder deed kennen.

Ik doe mijn best om mijne zomerse loomheid te overwinnen die mij minder hindert in de oogenblikken waarin ik iets doen moet dan waarin ik iets doen kan. Goede God geef mij wijsheid en kracht.

Varia De Prins van Oranje is terug uit Rusland. De benoeming van Bosscha schijnt meer waarschijnlijkheid te verkrijgen. In de fransche kerk te Amst willen de Dominés ook in het beheer over de geldmiddelen delen en desweges de wetten herzien. Toen hen dit afgeslagen is schijnen zij zich aan den Koning gewend te hebben en men vreest dat


pagina: 135

indien hen gelijk gegeven wordt, alle de Diake[n]s hunne posten zullen nederleggen. Oom Mijntje Retemeyer heeft niettegenstaande alle de moeilijkheden & verlegenheden die over hem uit den vroege Inkoop van zijne Plantage den Kleinen Diamant waren voortgevloeid, er nog eene bij ingekocht van ƒ150/m. Cris Gild. [Gildemeester] leert van den ochtend tot den avond Engelsch & schijnt landen in Florida te willen kopen en zich derwaarts te willen begeven.

Van Van der Broeck [Van den Broeke] hoorden wij een preek over de tekenen der tijden & het waarnemen van dezelve naar aanleiding van de gelijkenis van het teêr worden van den Vijgeboom door den Zaligmaker zoo als dezelve in Lucas 21 verhaald wordt. Eerst wierd eenigzints omschreven wat tekenen der tijden waren toen het pligtmatige van dien opmerking als 1 mensch 2/ burger en Christen ontvouwt, eindelijk de gemoedsstemming aangeduid waarin wij deze tekenen moesten opmerken zijnde met 1) bedaardheid 2) waakzaamheid 3) vertrouwen op God. Er was wel goeds in deze preek doch het was zoo flaauw en algemeen dat het dunkt mij ook op de harten niet anders dan eenen algemeene indruk kon maken. Die dit onderwerp thans wil aanvatten moet ook vrijmoedig durven erkennen waarin hij de tekenen der tijden ziet. De opmerking dier tekenen wordt eerst aanbevolen doch er wordt naderhand weder zoo veel afgetard dat er niet veel overblijft. Ook de uitlegging van de voorspellingen van Christus zoo het mij scheen alleen op de verwoesting van Jeruzalem beviel mij geenszins. Van eene plaats als den predikstoel wordt tot Christenen gesproken & eens Christen zijnde leeren wij daardoor onze betrekkingen als mensch & burger eerst regt kennen. Wat behoefde ons deze twee overwegingen vooraf te gaan hoe wij in die betrekking mede zoodanige opmerkingen moeten doen. Och wanneer zullen deze leeraars toch zonder menschevrees Christus in de eenvoudigheid maar ook in de kracht van het Evangelie durven prediken. 'T geen mij ontbreekt, ontbreekt ook aan hen.


pagina: 135

'S avonds waren wij bij Bosscha. Hoe zoude zijne ziel rustig kunnen zijn, op een oogenblik waarin de toestand zijner goede vrouw hem van de eene zijde angstig maakt & waarin hij alle oogenblikken de tijding kan ontvangen dat hij tot zulke geheele nieuwe bezigheden geroepen is. Ons onderhoud was derhalve dezen avond niet zeer belangrijk.

Maandag 28 Juny.

De jonge Thiele [Thielen] die als advt gepromoveerd is was bij mij en wilde nu maar op de eene of andere wijze emplooy hebben, al was het vooreerst zonder geld. Hij wilde buitenlandsch Agt worden in het kort alles, hetwelk slechts eenig uitzicht zoude geven. Wat helpt nu het studeeren, dacht ik bij mij zelven. Zoo God mij bewaart tot aan den tijd der verdere opvoeding mijner Jongens, weet ik niet of ik het studeeren voor hen als eene wenschelijke zaak zoude beschouwen. Deze Thiele is de Zoon van de Wed. Thiele zuster van Roeters van Lennep.

Wij hadden diner bij Van der Houven met de gehele Directie, de Ag v Rott. en de H. Valcke de Knuyt. Ligchaamlijk voordeel was er in overvloed. Geestlijk kwam minder te pas. Alles liep echter wel & genoeglijk af.

Cénie vertrekt hoewel nog in een zwakken toestand na Brugge. Het schijnt als of hij V d H. niet heeft willen afwachten. V d K bevalt mij wel, & schijnt een bedaard en bedachtzaam man te zijn.

T'huis komende vond ik een brief van Bowring met een Engelsch adres waarin hij bijdragen voor de Finsche Bibliotheek te Abo, die zoo als men weet door den brand vernield is geweest, vraagt. Ik vond er niets in, om deze oproeping bij ons bekend te maken, hoewel ik twijfel of dezelve veel invloed zal hebben daar deze soort van bijdrage dunkt mij zoo niet in de geest der Hollanders ligt & Finland bij ons te weinig bekend is.


pagina: 136

Met Gerrit's onachtzaamheid gaat het nog niet beter & de hoekjes beginnen hun Crediet te verliezen. Ik wenschte wel een goed middel te weten om hem meer kracht tegeven.

Pieters is van Amst. terug gekomen vol van geestdrift over het Stadhuis, 't geen hij het schoonste Stadhuis noemde dat immer bedacht kon worden & verder te vreden over het geen hij daar gezien had, hebbende hij Elzeviers gekocht en voorts bij Muller platen van al de Sites die in Vergilius & Horatius aangehaald worden, doch die nog maar gedeeltelijk uitgegeven zijn.

De. Sprenger van Eyck heeft zijne lijkrede op Sharp in het Adv blad ten scherpste doorgehaald gezien.

Dingsdag 24. Juny.

O ik gevoelde heden weder hoe wij in Gods hand zijn, hoe wij voor alle troost genot & kracht geheel afhankelijk van hem zijn. Als er dan eens zoo een nevel van ongevoeligheid en ongeloof over onze ziel henen gaat dan ondervinden wij het hoe wij alleen door het woord van God kunnen leven. Over deze zwarte oogenblikken welke gelukkig zelden zijn, lijdt ons ligchaam door de ziel en gevoelen wij dan innig hoe al ons geluk zelf hier op de wereld van ons geloof afhangt & hoe zoodra wij het zelve missen, wij ons allerelendigst gevoelen. Het is toch als of er geestelijke invloeden op ons werken. Ik had de eerste aanval ontvangen bij het lezen der fransche papieren der bedroevende kamp tusschen bijgeloof & ongeloof, en was juist getroffen geweest door dat er een nieuw uitgekomen boekje wordt aangehaald waarin de onsterflijkheid der ziel als eene fabel beschouwd wordt. Ik wil nog altijd dat de menigte met mij gelooft, ik hang nog altijd van het oordeel der mensche[n] af. Wanneer zal ik wijs worden.


pagina: 136

Mess schreef mij een brief die mij goed beviel & meldde mij de aankomst van Capadose. Eenige uuren daarna ontving ik eene twede brief waarin hij mij voor C & hem tegen den volgende dag belet vroeg. Ik zal hen gaarne ontvangen en toch, ik moet het bekennen, ik zie er tegen op. Voor M. ben ik niet bang quâ M. maar met C en meer of min onder diens invloed staande, zag ik hem nog nooit. Ik ben nu innerlijk bang dat zij mij mijne vrijheid willen ontnemen, mijnen geest aan een band sluiten, of mij tot eene vlucht dwingen die nog te hoog voor mij is. God zij hierin met mij, en doe uit dit bezoek eeuwig heil voor mij voortvloeien. Ik kan mij zelven in deze dingen weinig vertrouwen. Er is nog zoo veel wereldzin en zinnelijkheid die zich onder de bovenstaande beschroomdheid verbergt, dat ik daarop niet kan afgaan.

Belangrijk was het gesprek dat ik dezen avond met Meester Beekman had, die mij voorkomt een verstandig man te zijn en met wie ik veel over ontwikkeling & opvoeding van kinderen sprak. Met veel genoegen vernam ik dat hij over het algemeen de achteloosheid afgerekend, wel over Gerrit te vreden was. Ik heb eerbied voor de ondervinding van zulk een man en gevoel zeer wel dat veel gemaklijker is velerlei theorie over de opvoeding te debiteeren, dan dit een & ander practicaal ter werking te brengen. Het is dikwijls gemaklijker te veroordelen dan te verbeteren. 'T geen hij mij zeide over het verband dat tusschen deze opvoeding op school en die in huis moet heerschen is waar. Had ik toch maar kracht.

Ik zag niet zonder belangstelling Sharp's laatste denkbeelden


pagina: 137

in zijne ziekte in, waarin toch dunkt mij toch veel goeds is. Dat bewaren van dit Manuscript op zijn bed beviel mij minder.

Met Daan las ik in de brieven van Retemeyer van het voorleden jaar. Welke veranderingen hebben er niet al sedert een Jaar plaats gehad.

Nu, mogt ik dezen dag moed en openhartigheid bezitten alleen op het woord van God en niet op dat van menschen vertrouwen.

Dit schreef ik Woensdag ochtend & thans Woensdag avond gevoel ik dat ik veel zegen ontvangen heb. Capadose & Messchert waren bij mij & ik heb indedaad veel zegen door hun bijzijn genoten. Ik voel in hoe vele opzichten, ik nog van Capadose verschil & ondertusschen dat wij in het doel des levens eens zijn. Veel heeft Capadose in Geloof en practisch Christendom ontfangen. Ja, ik gevoel het, hoe geheel de ziel door het Geloof in de Genade die ons geschiedt is, veranderd moet worden. Als ik mij daar Capadose voorstel zoo dikwijls lijdende, dat hij de nachten moet doorwaken en geheel zich zelven helpen met God alleen tot hulp en troost, en als ik hem dan hoor zeggen dat deze ziektens zelve hem bronnen van zegeningen geweest zijn, dat hij na dezelven meer geestelijke kracht heeft ontvangen, en het uitzicht daarop hem in het folterende der smart staande hield, dan erken ik de Genade die hem gegeven werd, en voel mij tevens diep beschaamd over mijnen nog zoo geheel vleeschelijken zin. Veel is mij nog minder helder & Als ik Capadose, & dit misschien met regt


pagina: 137

hoor uitvaren tegen de zonden van onzen tijd, onze eeuw onzen Koning ons volk, dan gevoel ik in hoe vele opzigten ik nog in deze wereld leef, en alles nog zoo zwart niet kan inzien. Met veel genoegen verhaalde Cap [Capadose] van de stichting die hij te Nijmegen bij een duitschen Luthersch Predikant ik geloof Feldhoff genoten had. Ook eene famille Huyssen aldaar roemde hij zeer, hoewel juist deze twee menschen zeer tegen het leerstuk der Voorbeschikking waren ingenomen. Over het spreken in kracht, maar teves in liefde en over de goede gevolgen daarvan in tegendeel van de nadelige gevolgen eener wereldsche beleefdheid en het spreken over wereldsche zaken gaf Cap mij eenen belangrijke wenk. Wij waren in eendragt en liefde bij elkander. God zegene het gehoorde en gesprokene niet om mij tot een navolger of naprater te maken, maar om hetzelfde beginsel dat in Cap is, ook in mij levendig te maken.

Van de Linde ligt op het sterven zoo het schijnt. Hij schijnt hopend en gerust. Moge God mij ook eens zulk een kalm sterfbed geven. Hij kon heden niet meer spreken & zeide tot mij vader waarschijnlijk om mij aan mijne belofte te herinneren dat ik beloofd had voor zijn kind te zorgen. Genadige God geef mij de kracht om aan deze roeping getrouw te zijn.

Mogt ik toch hartelijker en inniger den bijbel lezen mogt dezelve mij nog meer Gods woord zijn. In welke eene vastheid staat Capadose & hoe wenschelijk is dezelve.

Ik heb nog voeding nog kennis in vele opzigte[n] nodig. Ik heb mijn verstand nog te weinig gebruikt, en heb niet genoeg geleerd om de Argumenten mijner tegenpartij te solveeren.


pagina: 138

De Russen zijn over de Donau doch het schijnt zeer onzeker of zij over den Hemus zullen komen. Don Miguel houdt zich langer als men verwacht had. De zaken op Java schijnen nog steeds niet vooruittegaan. Men zegt dat de Luit Col. de Cock niet terug komt met de Kortenaar. De verloving van Princes Marianne heeft heden plaats.

de Jonge Sharp geeft uit het laatste werk van zijnen vader zijnde bedenkingen op zijnen oude dag. Ik liep het slechts door. Het drukt vertrouwen op de Heiland uit, en bevat eene opregte belijdenis van zonden, zoo het mij voorkomt. Mess [Messchert] was echter van oordeel dat het meer de bloesems dan de vruchten van het Christelijk leven behelsde, en dat van iemand die zoo vele jaren het Euangelie verkondigde, men meerdere vastheid zoude verwacht hebben.

Cap [Capadose] had op zijne reizen vele treffende ontmoetingen en schijnt met ieder een vrijmoedig te spreken. De Roomschen vooral de pastoors die men zoo nu en dan ontmoet, willen zich echter niet uitlaten, maar schijnen te observeeren om alleen daar waar zij invloed denken te hebben werkzaam te zijn.

Over de Hernhutters spraken wij ook nog. Cap. had met bijzonder veel genoegen bij hen (te Zeist) eene krachtige preek over de Verzoening gehoord, maar dezelfde leeraar die deze gedaan had, wilde er naderhand niet over praten. Hij beschouwde het als een dood ligchaam dat de zigtbare gemeenschap der heiligen reeds hier op aarde wilde daarstellen. Hunne melodien beschouwde hij als verleidelijk


pagina: 138

Wie hem het meest onder hen bevallen was, was een Jood die opregt bekeerd scheen & uit Denemarken afkomstig was. Deze had eene bijzondere leiding gehad om tot de Hernhutters over te gaan, daar het onderscheid tusschen leer & leven dat hij bij de andere Christenen had opgemerkt, hem van de aanneming van het Christendom afhield.

V. der Linden mijn goede buurman is eindelijk overleden. God geve dat ik ook eens met een zoo gerust hart moge ontslapen. Zijne Genade kan veel, ja alles. Hoeveel ontbreekt mij nog om met zulke menschen te spreken, dit is moeilijker als improviseren; ik ben niet natuurlijk genoeg, altijd is het nog de kunstmensch.

27. Juny

De dag begon vroeg. Ik moest mijne bewijzen van vijfjarigen dienst bij de Schutterij inleveren. Ik had niet gedacht dat ik dezelve nog zoo spoedig nodig zoude hebben.

Capadose kwam afscheid nemen. Ik gaf hem het College van daCosta mede. Ik sprak zeer famillaar met hem doch zie nog tegen hem op.

Aan het bureau was drukte genoeg door het Resumeeren & overbrengen van den inhoud van al de brieven van de f[acor]ij aan de Sec v S. Ik werkte er met lust aan.

'S avonds ook weder vergad. V d Houven kwam terug en verhaalde zijn wedervaren. Hoe veel vertrouwelijker, hoe veel minder stijf gaat dit toch dan voorheen; dit is toch indedaad een zegen.


pagina: 139

28 Juny

Deze dag was daardoor merkwaardig dat Bosscha aan het Bureau kwam & mij verhaalde dat de zaak er door was & hij dezen avond reeds eene besogne met den Generaal v Ginkel zoude hebben. Hoezeer mij zulks niet meer kon verwonderen trof het mij toch. Ik heb veel genoegen hier met hem gesmaakt. Wij verstonden ons wel en hoezeer het den zegen van ons te zamen zijn nog verhoogd zoude hebben, indien wij als Christenen nog openhartiger geweest waren zoo hadden wij eene gemeenzaamheid met elkander, zoo als men deze moeilijk verkrijgt met iemand die men niet van jongs af gekend heeft. En toch hij & ik zijn in Gods weg, en veelligt zijn wij elkander thans minder noodzakelijk, ja onnut. Het verlies zal van diegenen zijn waarvan wij de uitgestrektheid eerst zullen gevoelen wanneer het wezentlijk zal plaats heeft. Hij was een dier weinigen bij wie ik aanliep, aan wie ik geheel mijn wedervaren mededeelde doch God kan ons vrienden verwekken daar waar wij zulks het minst verwachtten. Ba. zal spoedig in functie zijn en eerder vertrokken als wij het vermoeden. Thans gaat alles nog vrolijk daar henen, nu de natuur zoo veel zegen aanbiedt, de logeergasten gedurig over komen vliegen, en er zoo geene behoefte aan het woord eens vriends is. Doch de tijden kunnen veranderen, en als onze velden eens met sneeuw bedekt zijn, als er gene communicatie mooglijk is tusschen vrienden en broeders als er dan eens eene slechte tijding uit Amst het hart met weedom vervult, of er ongerustheid in de boezem van ons huisgezin heerscht, dan ... doch dit alles zij aan God aanbevolen. Laat ons heden gelooven vertrouwen & dankbaar zijn.


pagina: 139

[leeg]


pagina: 140

[archiefaantekening: verzameling de Clercq]


pagina: 140

[archiefaantekening:

Mémoires 1828

(juli - dec)]


pagina: 141

[geen pagina]


pagina: 141

July

De dagen vliegen snel daar henen. Het schone heerlijke weder dat wij hebben noodzaakt om dus te zeggen tot uitgaan, en in een oogenblik is de avond daar.

29 Jy rustige ochtend. Gesch aan Messchert & aan Bowring over zijn Unitarismus. Toen eene krachtige preek van Saurin aan mijne huisgenooten voorgelezen, de la Suffisance de la révélation. Eindelijk nog een paar uur in Trigland en in de daarin vervatte geloofsbelijdenissen gestudeerd. Hoe goed wisent die ouden hunne denkbeelden toch uit elkander te zetten. Deze vijf uur rust deden mij veel goed en bragten mijn geest in kalmte.

Mess schrijft dat hij als lid van het nut v 't algemeen heeft bedankt. Ik kan wel de redenen bevroeden waarom hij bedankt heeft, doch houde het daarom nog niet ongeoorloofd voor een Kristen om lid van 't nut te zijn. Ik geloof niet dat deze Mij in tegenoverstelling met de Kerk is ingerigt.

Bild. [Bilderdijk] heeft eene vertaling van de Cycloop v Euripides en eene omwerking v Spiegels Hertspiegel gegeven. Hoe ontzettend is de werkzaamheid van die man. Zijn tractaatje over de Perspectief zal hoor ik ook uit komen.

'S middags deden wij eene uitmuntende wandeling over Waalsdorp na Klucht. Ba was 's avonds bij ons, en spraken wij veel over zijne toekomstige bestemming.

30 Jy Sch [Schimmelpenninck] was na lange interruptie weder bij den Koning die hem echter weinig over de zaken der Mij maar zoo het scheen meer over Princes Marianne onderhield. Met bijzonder genoegen las ik in Herder's 3e deel over de Psalmen uit.

July 1.


pagina: 142

Geen brieven ik wierd daarvan nu in de laatste dagen nog al gespeend. Ik bezocht de fam V d H [Van der Houven] & zag Prioux die mij niet veel nieuws verhaalde, en Uloth wiens toestand nog steeds dezelfde blijft, & die om zich in eens te redden, meer geld behoeft als de Mij hem zal kunnen geven.

Ik las het administratief meesterstuk namentlijk het tarief v het Badhuis. Hoe minutieus en in welk enen verachtelijke toon vis à vis het publiek is dit opgesteld. Nu waarlijk zoo iets is geen blijk van voortgang.

Ik had deze dagen veel reden van dankbaarheid. Ik vond mij nu en dan innig getroffen door Gods goedheid en genade. O mogt ik dat gevoel in mij bewaren.

2.

Ik schreef mijne aanmerking over Herder's beschouwing der Psalmen. Schimm [Schimmelpenninck] was op reis v d H na Rott. Het bureau was dus zeer stil. De Kortenaar kwam aan. Zeer belangrijk zijn echter de brieven p dien bodem niet.

'S midd na het Bosch met de zusjes. Ik zag daar onder andere mev. Buyskes (Jufv Leentje Enschede) met wie ik in 1813-15 wel gedanst had te Haarlem. Zij heeft eerst te 's Hage, toen te Haarlem gewoont & is nu te Alkmaar waar het haar echter niet bijzonder bevalt. Zij heeft vier dochtertjes en ziet er zwak uit.

Met veel genoegen las ik aan mijne goede zusters eerst uit Vergilius en toen uit den bijbel voor. Ik sprak met lust & ijver & hoewel zij niet veel antwoorden zie ik echter dat zij opmerkzaam zijn.


pagina: 142

[leeg]


pagina: 143

lege pagina.


pagina: 143

Zaturdag 5 July

Ik had geen plan dit maal ten avondmaal te gaan, en toch nu het naderde, wist ik niet waarom ik dit niet doen zoude, en waarom ik op een tijd daar Gods onverdiende genade mij zulk een rijkdom van rust en gezondheid gaf de mij aangebodene gelegenheid tot gemeenschap met mijnen God en Zaligmaker voorbij zoude laten gaan. Dit bewijst mij van den eenen kant dat ik meer geestelijke behoefte, meer geestelijke schaamte dan voorheen heb, daar ik vroeger met eens in het jaar het avondmaal bij te wonen aan alle mijne pligten als Christen meende voldaan te hebben en thans drie avondmalen achter elkander reeds bijwoonde. Doch ik heb leeren kennen, en daarvan ben ik overtuigd dat het niet het bijwonen zelve is dat ons eenige verdienste voor God geeft, maar dat juist dit de vrucht moet zijn van de bijwoning van het avondmaal dat hetzelve ons meer en meer moet doen verlangen, na een volgend. En hierom hoe zie ik nog de geheele armoede mijner ziel en al de arglistigheid die er bij mij schuilt. Ik had besloten om ter tafel te gaan, en dit nog wel eenigzints ook uit liefde voor mijne vrouw voor wie het goed is om eens hare gedachten kenbaar te maken en voor wie het niets afdoet zoo geheel op zich zelve midden in zoo veel gewoel en afleiding deze plegtigheid bij te wonen. Hoewel nu deze week niet ongodsdienstig zelfs nu en dan met eenige opwekking doorgebragt hebbende, had ik het niet nodig geacht om mij bijzonder reeds in deze dagen voortebereiden denkende dat mijn voornemen om nu toch te gaan waarlijk al wel genoeg was. Ik meende gerust uit mijne bezigheden om twee uur na de Kerk te kunnen treden, en daar genoegzaam door den Predikant opgewekt


pagina: 144

te zullen worden. Doch hier in had ik mij nu juist bedrogen. Wij kwamen in de kerk alwaar het stikkend heet was en hoorde toen van Chaufepié een zeer flaauwe algemeene preek waarbij men zich zoo niets kan aantrekken, en die indedaad zonder den man te beschuldigen waarlijk meer strekking had om ons hoewel in een geheel anderen zin tot Phariséen dan tot Tollenaars te maken. Neen die hervormingen in mijn leven zoo als Chaufepié ze nodig achte komt mij niet voor datgeen te zijn dat ik in de eerste plaats behoef, maar mijn schamen ligt geestelijker, ligt dieper, dat na dat ik zoo veele talenten van God ontving ik nog zoo hinkende blijf op twee gedachten en dat de strijd tusschen God en den Satan gedurig nog in mij is. Het tijdperk sedert de Avondmaalviering v April was rustig door onbeschrijflijke zegeningen gekenmerkt. Hartelijke opwekking ontving ik van daCosta van Capadose & Messchert doch hoe dikwijls dacht ik veel minder om hetgeen daar wij door Gods geest reeds eens in geworden waren, dan om het gene waarin onze wijze van zien nog verschilde. Een bezoek als dat van Mev Molenaar en brief als die van Holm, berigten als die uit de Archives, hoe moesten ze mij niet opwekken daar God mij zoo blijkbaar toont dat hij ons kent en ons vast wil houden met alle de leden zijner onzigtbare Kerk. Hoe aangenaam was niet van een andere kant de lezing v Stilling's leven, eenige brieven van Steven, hoe vond ik mij nu en dan niet gezegend in de lezing van den Bijbel & in het gebed maar dit alles maakt nog geen kristelijk leven nog geen geheel uit. In ons huis worden nu en dan kristelijke gevoelens uitgestort en toch is het nog geen kristelijk huisgezin. Mijne verleidingen zijn weder van eenen geheel anderen


pagina: 144

aard. Vroeger was ik stug nu en dan geheel in mijne boeken & geschrijf verzonken. Thans loop ik gevaar te gezellig te worden. De schone natuur om ons heen, meerdere overtuiging van de ijdelheid van zoo veel dingen vooral in de geleerde en letterkundige kringen het onophoudelijke gewoel der kinderen 't geen zoo veel minder gelegenheid geeft om zich te kunnen afzonderen dit alles geeft juist minder aanleiding tot eene verkeering met zich zelven, die, dit zie ik meer & meer in[,] thans meer & meer nuttig & noodzaaklijk voor mij wordt. Wij hebben dikwijls logeergasten en al zijn zij nog zoo lief en wel al kunnen zij ook tot eene meerdere of mindere hoogte tot ons medegaan, het neemt toch altijd wat af van 't geen wij anders met elkander zouden spreken. Men plooit altijd iets, en het onderhoud loopt dan wel eens over de Openbaring maar nooit over de toepassing van dze Openbaring op den staat van onze eigen ziel hetgeen zoo hoog[s]t nodig voor ons is. Daarbij komt nog, dat ik met menschen omga, wier betrekking met God ik niet kan beoordelen doch die met weinige uitzonderingen na het leven en wat er in voorgaat niet op eene geestelijke wijze beschouwen en daar ik de allerdonkerste zijde, waarvan daCosta & zijne Vrienden al 't geen in ons Vaderland gebeurt beschouwen[,] nog niet in alle deelen kan aannemen, zoo zweef ik te dikwijls tusschen beiden en wordt dan mijne ziel te veel door het oogenblik mede gesleept. Bij meerder licht zijn ook de verleiding van ongeloof talrijker daar het onderscheid tusschen geloven en niet geloven zoo veel groter wordt. Omtrent mijne vrouw geniet ik veel zegen, zij is in alles medegaande, zij erkent veel het ontbreekt haar nu nog maar om het te betuigen, dat geve God dat zij zich ook als kristen huisvrouw en moeder in woorden tonen mogt, het zou


pagina: 145

een zege[n] voor ons huis zijn indien zij in vele kleinigheden zich zelve kan overwinnen. Zij moest niet preken maar spreken zooals dC zou zeggen, en de Resultaten door God in haar hart gewrocht zouden ook mij tot eene aanmoediging tot bevestiging verstrekken. Ik heb het gezien bij mev Molenaar hoe gezegend het is als de Vrouw durft bekennen dat ook zij het geloof van haren man deelt, dat zij ook met opzigt tot de buitenwereld met hem vast staat. In ons huishouden zal nog veel te zorgen vallen, wij zorgen misschien thans te weinig. Wij spreken er te weinig over hoe wij ons leven na Gods wil zullen inrigten. O mogten wij toch in opregtheid en in openhartigheid durven spreken. Dien heeft zal gegeven worden en al is het getal der wederstrevers nog zoo groot, zoo wij in de eenvoudigheid wandelen en ons geloof in daden laten lichten zoo God met ons is wie zal tegen ons zijn. O hoe gevoelen wij bij dit alles onze naaktheid. Het talent dat wij ontvangen hebben hoe dikwijls hebben wij het niet in den grond verstoken wa[n]t dit doen wij als wij leven en handelen even als wij zouden kunnen doen als er geen Christus in de wereld geweest was. God aller genade gij hebt ons uw zoon gegeven op dat elk die in hem geloofde niet verloren zoude gaan maar het eeuwige leven zoude hebben. O wek gij ons dof gemoed op, laat ons dit leven toch in betrekking met de eeuwigheid beschouwen, laat ons niet wegvloeien met de wereld, laat ons huisgezin kristelijk zijn, laat geen valsche schaamte onze lippen jegens de menschen, jegens elkander sluiten. Bewaar ons heilig ons in uwen naam. Leidt ons in uwe waarheid wees ons in Christos genadig.


pagina: 145

6 July

Wij keeren van de Avondmaalsviering terug die op eene alleszins stichtelijke wijze plaats had. Mon fils donne-moi ton coeur was de Text uit de Spreuken en wierd dezelven met waarheid en warmte door Chaufepié aangedrongen. Ik voelde mij vervuld van eerbied en van overtuiging van de waarheid van 't geen mij verkondigd wierd, doch op dat oogenblik was het denkbeeld van mijne zonden mij minder levendig in gedachten, en echter heb ik genade ontvangen. O mogt ik van nu aan toch meer geheiligd worden, mijne gemeenschap met Christus mijnen Heer, levendig gevoelen en hem meer en meer getrouw blijven. Caroline heeft ook veel zegen ondervonden.

Een brief van DaCosta dezen morgen ontvangen was zeer opmerkelijk, over de godsdienstige staat van zaken in het algemeen, over Bosscha's benoeming over Bowring & zijn ongelukkig Unitarianismus.

Gaarne zoude ik nog meer uiterlijke aandoening bij het Avondmaal hebben, doch misschien zoude ik dan daar te veel op leunen, en ik moet altijd zoekende en trachtende blijven, ik stel mij zoo ligt te vreden.

In Brakel heb ik deze morgen nog gelezen. Er is waarlijk veel in dat praktisch nuttig is en aanleiding ten goeden geeft. Alleen kan ik mij met die gedurige aanhalingen uit het Hogelied niet vereenigen en hoewel ik wel aanneem dat dit dichtstuk als in den Bijbel opgenomen zijnde een hogeren zin moet hebben, kan ik dat in bijzonderheden zoo niet toepassen. De beschrijving van de aandoeningen die men onder de bediening moet hebben bevat indedaad veel goeds maar een beschrijving van de toestand der gelovigen is mij te mystiek.


pagina: 146

8 July

Het is 7 uur 's morgens. Wij hebben een krachtige donderbui gehad, en de zware warmte der vorige dagen schijnt wat afgekoeld. De dagen snellen weg. Aan het Bureau waar alles zoo veel gecentraliseerder & compacter gaat, vinde ik juist werkzaamheden genoeg om mij al de tijd dien ik daar doorbreng bezig te houden. 'S middags na den eeten roepen de tuin & de kinderen ons en men kan dan moeilijk werken als men niet werken moet. Eindelijk komen de heerlijke avondstonden die zoo dringend tot eene wandeling uitnodigen. Als ik te huis kom voel ik mij genoopt om mijne zusjes nog wat te vertellen. Voor te lezen en ziet de dag is daar heen. Mogt nu maar de bron bij mij gereinigd worden. Innerlijke liefde zucht om het rijk van Christus in het grote en kleine uittebreiden daar aan ontbreekt het mij nog. Bitter ben ik nog wanneer ik tegengesproken worde.

Ik begon gisteren het Heimweh. Een paar maal had ik dat boek vroeger reeds opgeslagen doch weder gesloten. Nu lees ik met genoegen. Dit soort van boeken hebben altijd iets gevaarlijks voor mij. Hetzelve schildert de huishouding Gods met de gelovigen zoo als zij indedaad is, maar dit toch op eene zouden wij zeggen eenigzints romaneske wijze en dit romaneske heb ik juist altijd in alles gezocht. Zonderling is het dat ik hier nog zoo gene kristelijke menschen voor mijn hart gevonden heb (behalve de V d H [Van der Houven]) en als Bosscha weg is schijn ik hier in vele opzichten zoo alleen te zullen staan. En toch, zoo God wil, kan hij mij zeker vele[n] tonen die in de vreze des Heeren leven. Doch het scheelt aan onze oogen die blind zijn. En met hoe vele vreze hoeveel mistrouwen heb ik niet steeds diegenen opgenomen die mij van God gezonden zijn geweest. Hoe dikwijls had ik niet veel op hen aantemerken en probeerde ik of wij wel in alles op elkander pastten, in plaats van op het lichtende


pagina: 146

punt te zien dat ons vereenigde. Toen ik bij V d Linden stond was niet de gehele geschiedenis dier menschen een bewijs dat God mij tot hen gebragt had.

Zondag avond hoorde ik Serrurier. Het was de jongen wiens ouder van geslacht tot geslacht bedienaars des Evangeliums geweest zijn, zoo dat eene oude tante na Voorburg gegaan was om hem te horen, zeggende daarna dat zij nu vier geslachten van de Serruriers had horen prediken. Zijn text was: Vous avez les paroles de la vie éternelle. Het was juist nog niet een preek van het hart tot het hart maar het was een goede uiteenzetting van de beloften en de voorwaarden des Evangelies in den middelijken weg en sommige gedeeltes vooral datgene waarin hij aanwees hoe het Christendom 18 Eeuwen reeds over allen wederstand had gezegevierd wierden met veel warmte uitgesproken.

Wij waren 's avonds bij Bosscha al waar wij nog al zoo geheel in de dagelijksche dingen des levens bleven. Ik las Ba. de brief van daC voor, ik geloof wel dat hij gevoelt dat het eene roeping is, die hem in eene zoo geheel nieuwe betrekking brengt, doch hij durft zich aan dit denkbeeld nog niet overgeven.

Mess. [Messchert] schreef mij gisteren over het Avondmaal dat hij bij de Menisten niet meer konde bijwonen, over zijne aanstaande reis over de weinige zekerheid en gerustheid die in het boek van Sharp [Scharp] doorstraalde.

De Couranten vooral de Engelsche zijn opgevuld, met het gebeurde bij de Clare-elections en de benoeming van O'Connel als lid van het Parlement. Er schijnt nog altijd over Portugal een grote onzekerheid te heerschen.

De nieuwe haring kwam gister[en] aan. Dergelijke bewegingen maken altijd veel indruk op de kinderen die dan ook regt in de vreugde en in de aankomst van het Vlaardingsche vaatje bij ons aan huis deelden.


pagina: 147

9 July

St. [Steven de Clercq] schreef mij over oom v Heuk [Van Heukelom] dat deze nog verre van hersteld was & ik gevoelde trek hem eens op te zoeken en te zien of ik hem een woord van troost & kracht kon toespreken.

Cap. [Capadose] schreef mij hartelijk & nuttig vooral over zijn bijwoning van het avondmaal. Hij heeft veel genade ontvangen.

De dag was stil aan het bureau, ondertusschen spraken wij nog al zeer belangrijk over de Calculatien van Schimm [Schimmelpenninck] en over de geheele toestand der Mij. Ik bragt voorts mijne Corr. met dC & C & M. [Messchert] in het gelijk.

'S middags hadden wij de V d H [Van der Houven] & v Dijk bij ons. De vrouw van deze laatste is regt lief en eenvoudig. Onze betrekking is natuurlijk niet inniger kunnen worden dan voorheen, en moeilijk is het om met een Menist in den tegenwoordige tijd verder als de Conversatie toon te komen. Het was mij echter pligt hen eens te zien en alles was hartelijk en wel. Met Charlotte wandelde ik naderhand nog zeer genoeglijk. Zij heeft veel vatbaarheid voor geestelijke waarheden.

10 Jul.

De ochtend was eenigzints bewolkt. Op de post brug vond ik Eduard Crum een oud schoolkameraad die ik in de laatste 20 jaar gegroet doch niet gesproken had, en die zich met mij over onze vroegere kennissen onderhield.

De Hout is heerlijk veranderd. Er is veel meer licht in gekomen, lang zoo veel terrein niet verloren als ik gedacht had. De aanleg is met veel smaak geschiedt.

Mijn komst bij oom v Heuk was bedroevend. Ik vond den krasse krachtige deelnemende man, met een ingevallen gelaat geheel verzonken in het gevoel van ligchaamlijke onaangenaamheid en misselijkheid zoo dat hij bijna geene notitie van mij nam 't geen mij sterk trof en mij deed zeggen Wat wordt er


pagina: 147

van den mensch. Naderhand na dat hij eenige uuren gerust had trok hij weder bij, at 's middags met ons. Zijne trekken waren weder meer bezield, en hij nam een hartelijk afscheid van mij. Voor zijn famille is zijn toestand uiterst bedroevend. Laat hij zich niet uit dan is hij bijna als zonder eenige kracht of leven en stat/[laat[?] hij zich uit dan is het of in weemoed en tranen of in zwaarmoedige en bijna wanhopige uitdrukkingen over zijn toestand. Moge God hem nabij zijn. Zoo van hoger troost of kracht kan men niet spreken. O ik leerde weder veel. De zieke die zich God in Christus nabij gevoelt kan veel lijden, maar waar de Godsdienst nog niet het beginsel van alles is daar voelt de ziel zich nog niet nabij God en kan niet rustig zijn. Hoe veel goeds heerlijks heeft niet Oom v H. en echter toch met dit alles het is zoo eeuwig waar 't geen dat Christus zeide weges den uitmuntende Joannes den doper dat de Kleinste in het Koninkrijk Gods groter was dan hij. Dit maar als een wenk, want het voegt mij niet om mijne weldoener te beoordelen doch de waarheid blijft waarheid.

P v Eegh [Van Eeghen] sprak ik zag hem regt gelukkig met zijne Vrouw & had nog een genoeglijk onderhoud met hen. Mev. Meynts vond ik zoo opgeruimd en deelnemend. De terugreize bij de frisschen avond was zeer aangenaam. De mijnen vond ik Goddank allen wel.

Deze 10e July was een dag van regen, zoo als wij dezelven in lang niet gehad hadden. Aan 't bureaau viel nog het een & ander natezien, ik schreef aan Steven die half gedacht had dat ik hem te Haarlem verwachtte en aan Henry G. [Gildemeester]. 'S avonds ging ik aan het werk om eens mijne denkbeelden te ontwikkelen wegens den staat van zaken met S & PdC. Hoewel het werk niet aangenaam was, en er bij dit alles altijd een


pagina: 148

zeer bitter gevoel bij mij opkomt, ging het echter goed van de hand, en was ik wel te vreden alles nog eens nagezien en nagedacht te hebben. Het doet mij leed dat S d C [Steven de Clercq] in deze zaak niet oprechter geweest is.

Bosscha kwam bij mij. Hij moet nu reeds leerboeken uitzoeken op een oogenblik dat hij nog niet eens weet wat zijn leermethode zal zijn.

11 July.

Het Bureau leverde nog al het een & ander op & gaf nog al gelegenheid tot praten waarbij V d H [Van der Houven] maar vooral P [Pieters] nog al uitkwamen. Misschien liet ik mij over P te sterk uit. Ik zeide echter niets kwaads of nadeeligs van hem, maar ik wilde tonen dat ik onpartijdig was en hem niet blind beoordeelde. Dit was nu niet kwaad, maar er kwam weder te veel eigenliefde in het spel. Altijd zoek ik mij zelven nog te verhogen. Ik kan waarlijk nooit zeer lang spreken zonder te spreken 't geen niet goed is. Dit komt mij voor dat het disc. v Schimm [Schimmelpenninck] over het algemeen meer genoegen bij de commercieele dan bij de staatkundige wereld gedaan heeft.

Veele aanmerkingen schijnen er vooreerst gemaakt dat hij dit discours zoo geheel als President uit zijn naam en niet uit dien der Directie gedaan heeft, waardoor dan zoo gedurig doorstraalt als of hij de man in alles was doch hij ondertusschen geen brief kan schrijven geen besluit kan nemen zonder die zelfde Directie. Ik vinde hierin wel veel waars maar Sch. was opgewonden te dien tijde en begon met dit zelfde disc toenmaals nog al uit de hoogte, het als zijne personeele zaak beschouwende. Jammer is het dat toen alles zoo spoedig is moeten gaan dat er geen tijd is overgebleven om het een & ander nog eens te bepraten en om eene volmondige goedkeuring van den Koning te verkrijgen. Sch heeft zich eenigzints dat relief willen


pagina: 148

geven, het geen hem niet gegeven wierd, en is zeker bij een gedeelte van het publiek daarin geslaagd doch

Ceux qui de la cour ont un plus long usage

Sur les yeux de Cesar composent leur visage.

en of het Cesar nu wel beviel dat alles daar zo zwart op wit stond weet ik niet. Cesar wil geloof ik niet dat zijne werktuigen roem verkrijgen op eene andere wijze dan die welke hij hen aanwijst & daar hij begrepen had dat Sch [Schimmelpenninck] ten gevolge van zijn discours dat gene waarvoor hij gewerkt had reeds gekregen had, zal hij zich niet veel moeite hebben willen geven om hem nu zijne tevredenheid te betuigen daar Sch nu reeds het publiek gekozen had.

In de hoge politiek schijnt men te vreezen dat het geen hier wegens het voorschot op de koffijpluk der Preang. Reg. [Preanger Regentschappen] gezegd wordt, gevaarlijk is & een wapen kan uitmaken in de handen der Oppositie wanneer de Koning eene nieuwe leening voor Java zal voorstellen. Ik kan dit gevaar nog niet toestemmen, daar dit voorschot toch een wereldkundige zaak was

Dit is mij gebleken dat d'Ol. [d'Olislager] al een zeer groten hekel aan Sch moet hebben; 't geen mij ook wanneer ik beide betrekkingen naga zeer natuurlijk voorkomt.

Mansfeld was gister avond bij mij en spraken wij eenigzints belangrijker als over de zaken van den dag. Geve God dat ik den sleutel tot het hart van den man mogt ontvangen.

Mijn plan is om heden (12 July) na Mijn 's Heeren land te gaan. Moge God mij geleiden en mij in zijne waarheid in zijne vreeze en niet in eigen kracht of zucht tot roem doen spreken.

Ik had een invitatie voor het Synodaal diner en na 't geen mij voorgekomen was dat men verspreidde dat ik niet aan zulk een diner komen wilde, acht ik het pligt om te gaan. God leidt de harten als waterbeken. Afscheiding van de werken maar niet van de personen is ons bevolen. Laat ik ondertusschen voorzichtig zijn

 


pagina: 149

Mess [Messchert] schreef uit Zeist belangrijk over zijn affaire &C. O'Connel wordt benoemd, Michael als absoluut Koning v Portugal uitgeroepen, Brailow is veroverd doch de Russen schijnen geen snelle voortgang te maken.

Bilderd. [Bilderdijk] Cycloop, Vermaking & Hertspiegel zijn al werken van eene zeer verschillende aard. De Versificatie van den Cycloop is al zeer gelukkig, de voorrede en wijze van Publicat[ie] is een zonderling teken des tijds. Bilderdijk is enen obelisk beschreven met hieroglyphen die de tijd & misschien de eeuwigheid eerst zullen oplossen.

De Apollo zwaait eenen bijzondere lof aan Halmaals Zonen v Oldenbarneveld toe.

Dezer dagen huwt de baron v Knobelsdorf (Antoine) zwager van Schimm. [Schimmelpenninck] eene Jufvrouw of liever Freule Schuilenburg eene der rijkste partijen uit den Haag. Mevrouw v Knobelsdorf is eene geborene Van Dedem die toen haar vader ambassadeur te Constantinopel was aldaar de Baron van Knobelsdorf toen gezant van Pruissen bij de Porte huwde. Hierdoor is Mev. Schim. ook te Constantinopel geboren.

Met veel genoegen heb ik het eerste deel van het Heimweh gelezen. Oordelen wil ik nog niet voor ik aan het eind van het vierde ben.

July 12.

Ik had reeds sints jaar & dag moeten belooven om eens na dat Mijnsheerenland te komen waar de fam V d H [Van der Houven] zoo vele genoegens genoten had & waarover steeds aldaar zoo veel gesproken wordt. Het was dan zoo van lieverleden op dezen dag bepaald geworden maar de lucht stond verre van helder toen wij om half drie in de Diligence stapten alwaar zich een Overste een Dominé een Pondgaarder en nog een onbekende [bevonden.]


pagina: 149

Met Dominé was eerst questie over Plaats een waarop hij volgens zijn Nummer aanspraak maakte. Do was nog al spraakzaam doch sprak zacht en zoo meest over dagelijksche dingen. De Overste die er te Delft uitging scheen zeer rond te zijn. In Rott vonden wij Van Heel & wandelden onder een stortregen na het Pontegat. Hier is thans een Stoomboot over de Maas. Alle waterpontjes was ik afgewend. Stoombooten had ik sedert 1816 niet betreden, toen ik dezelve voor het eerst in de Newa zag, en nu is zoo in het Noorden als in het Zuiden van ons land, dit vaartuig al genationaliseerd. Aan de overkant vonden wij een smal open wagentje aan D. Knottenbel [Knottenbelt] toebehorende. De klei begon reeds overal doorweekt te worden. Het is een schoon en vruchtbaar land hier en daar rijk beplant en met bomen versierd, doch de steeds toenemende wind en regen belette ons er veel van te zien. Het regende geweldig in van voren. Eindelijk over Goidschalks oord moesten wij weder in een pont een arm van de Maas overtrekken. Zoo waren wij te Goidschalksoort en reden toen in een half uur over na Mijnsheerenland. Het dorpje is zeer eenvoudig. Door eene deftige oprijlaan komt men aan het huis. Eer wij nog uitgepakt waren kwam er beweging in de paarden die agter uit schoven, en misschien ja waarschijnlijk den gehelen wagen met ons omver hadden geworpen indien niet gelukkig de disselboom gebroken was. Zoo kunnen wij ieder oogenblik ongelukken hebben. Hier stond ik gerust daar ik bang op het water geweest was. Wij vertrouwen altijd op menschen nimmer op God, de eenige op wie wij vertrouwen moesten. Nu kwamen wij binnen en vonden de fam Knottenbelt met een Jufv Reitz uit Middelburg, Mev van der Houven, Jane & Doortje.

Een nieuwe dag verrees maar bijna even onstuimig. In het begin scheen de dag nog eenigzints helderheid en


pagina: 150

kalmte te beloven, doch dit uitzicht verdween spoedig. De plaats is lief gelegen. Achter dezelve loopt een tak van de Maas, die een vrolijk uitzicht geeft doch waarin toen de golven vrij hol stonden. Met Mevrouw Knottenbelt sprak ik des ochtends nog. Zij is een beproefde vrouw die veel ondervonden heeft. Zij is eigene zuster van Van der Houven, en derhalve dochter van eenen predikant op Nieuw Beyerland. Haar eerste man was de Heer de Koning de heer van Mijnsheerland [Mijnheerenland]. Na zijnen dood huwde zij Ds. Knottenbelt die toen op deze plaats stond en dus van de Pastorie na het huis trok. Zij is eene krasse vrouw met wie ik nog veel over de godsdienstigen staat van zaken sprak & die mij zeide steeds nog zeer aan de vroege[re] manier van Evangelie verkondiging te hangen en uit ondervinding gezien te hebben dat er toen geensints zoo als men thans voorgeeft een lijdelijk kristendom gepredikt wierd maar dat men wel degelijk het gebruik maken van de middelen aanbeval. Zij herinnerde zich ook een tijd toen iedereen met zijnen Dominé te vreden was, en er over gene godsdienstige zaken bijna gesproken wierd, doch beschouwde deze geenszints als wenschelijker om teruggeroepen te worden. Zij verhaalde dat in de gemeentes in den omtrek over het algemeen veel gisting was, dat vele der boeren het geenszints met hunne predikanten eens waren en dat deze armen menschen over het algemeen een veel fijner tact hadden, dan de meer beschaafde classen. Aan het ontbijt vertelde Jufv. Reitz ook nog een en ander wegens den staat der zaken in Middelburg; hoe ook daar veel verschil onder de preekwijzen was, en hoe er een Dominé onder andere zeer plat en populair predikte, die door sommigen druk bezocht wierd en voor den eenigen regtzinnige gehouden wierd. Zonderling is het hoe thans overal door de ongeleerde[n] het rijk Gods voorbereid wordt. Na het ontbijt liet de Meester audientie vragen, en kwam van Dom horen wat deze gezongen en


pagina: 150

gelezen wilde hebben. Vroeger in den tijd van de heerlijke regten moest hij komen vragen hoe laat of de Heer des dorps verkoos dat de Kerk begon doch dat is sedert 1795 afgeschaft. De Meester in de kerk gekomen begint te lezen en nu wordt er tevens geluidt op welk geluid ons gehele gezelschap kerkwaards trad. Dominé en pontificilibus met zijne vrouw vooruit, de overige volgende. Het kerkje was zeer net, en zag er allerliefst uit. Wij zaten in een afgescheiden bank. Anders heerschte er zoo in die kleding veel eenheid, en dit deed mij goed. Ik was bij zonder getroffen bij het begin van de kerk door te bedenken welk enen zegen God aan ons land in de hervorming geschonken heeft en hoe toch aan deze zoo geheel afgelegen menschen wekelijks het woord der waarheid verkondigd wordt. Het gezang was stichtelijk. De preek over Ananias en Saphira was niet onchristelijk maar zeide zoo niets bijzonders voor het hart, niets wat men zoo na kan vertellen. Na de Kerk bleef het nog stortregenen en geraakte ik met Dominé in gesprek, doch hierover nader. Te een uur wierd reeds en dit zeer eenvoudig gegeten. Dit was eene gewoonte & overlevering in de geheele famille. Bij vele[n] wierd slechts een rijstje gegeten en bij den ouden Heer van Gennep vader van mevr V d H [Van der Houven] kwam nooit wijn op tafel des Zondags. Wij gingen toen weder na de Kerk. Nog nimmer had ik dit zoo kort na elkander gedaan en gevoelde ik mij wel niet geheel helder. De preek was over den Catechismus de 11e vraag. Er wierd ons voorgesteld dat Jezus onze eenige Zaligmaker was & en dit regt goed maar eenigzints eentonig. Toen kwamen wij weder te huis & er viel niets te doen als te praten. Het discours met Dominé begon dies op nieuw. Deze had met belangstelling verscheiden stukken in de Archives en in de

 


pagina: 151

Zaadzaaier gelezen doch had maar vooral op het laatste aantemerken dat de invoering van het Character van Dom A, die daar in het verhaal van de bekeering geschetst wordt als gevende zulks aanleiding aan de Gemeentes om wantrouwen tegen hunne leeraars op tevatten, waarvan hij practisch alle de nadelen zag. Hij beklaagde zich wel over de toeneming der ligtzinnigheid doch kon dan bij de geestelijken dien afval niet vinden waar men dan over riep. Hij was ook zoo hij geloofde niet alleen kristelijk maar zelfs kerkelijk regtzinnig maar kon niet vinden in preken als die van Van der Palm, Wijsz en zelfs Donker de waarheid verlochend wierd ja vond zelfs dat in preken als die van Messchaart, Siegenbeek en Stuart het grote punt vastgehouden wierd, namentlijk de verzoening door Christus. Hij kon niet zien dat door dat twisten en verdenken veel nuts gesticht wierd. Hij kende de oude schrijvers over de Theol. niet genoeg daar hij zich meer aan den Bijbel gehouden had, maar begreep dat men nu toch inzag dat zij in vele dingen te ver waren gegaan[,] dat hij gedurig de ondervinding opmaakte hoe vele menschen de leer der onmagt op een redeloze wijze overdreven[,] burgerlijke deugden en het volbrengen hunner pligten als geheel onnut en onnodig beschouwden, en dikwijls heidensche denkbeelden aan den dag leidden. Hij begreep dat alle wetenschappen hunne vorderingen hadden, en dat de Theologie en Uitleg kunde ook daarin deelden, dat men met onze vertalingen toch niet een non plus ultra gesteld had, hetwelk men niet zoude mogen overschrijden, dat deze toch weder andere vertalingen vervangen had en dat hij het niet ongeoorloofd konde beschouwen, om van de vorderingen van de taal gebruik te maken.


pagina: 151

Als een bewijs van de zonderlinge wijze waarop de eenvoudige lieden zich omtrent deze zaken uitlieten verhaalde hij van eenen boer die gezegd had "Ik mag de vent graag hooren preeken jammer maar dat hij niet bekeerd is". Dit woord bekeeren had grotendeels aanleiding tot het discours of het weder op nemen van het zelve gegeven, daar ik mij had laten ontvallen als een bewijs van het geen men deed om het eene woord voor het andere te verwisselen, de invoering van Verbetering voor bekeering. Nu bewees Dom uit Grieksch & Latijn dat het hetzelfde[,] zeide dat men hier aan de woorden eener Vertaling bleef hangen en dat het toch op hetzelfde neder kwam. Nu geloof ik zeker dat in eene gezonden zin indien men verbetering in dezelfde kracht aannam, als bekering er geen kwaad in gelegen zoude zijn maar wat is de reden der verwisseling anders als in eene zaak waarin God en de mensch ten beste genomen ieder hun deel hebben te verwisselen met eene zaak die geheel van God afhangt. Die in de 17e eeuw vertaalden deden zulks in het Geloof en zochten derhalve op de krachtigste wijze dat geloof uittedrukken in hunne vertaling. Onder schijn van verbetering van taal kon er dus ligt verzwakking van uitdrukking komen. Doch nu over het geheel gesproken, wat zal men ontrent zoo iemand als de Do antwoorden. Wijzer te willen zijn als iemand die veertig Jaar het Evangelie gepredikt heeft, getuigt van aanmatiging. Men vindt vele van die menschen op hunne regtzinnigheid als op een oorkussen rustende, en die hoewel de vlam van alle kanten op steekt, maar niet willen erkennen dat er brand is. Wil men hen nu wederleggen dan moet men een voor een de [m?] van den dag ontleden hen het ongeloof of de afwijking daarin aanwijzen en zich den schijn geven van uit de beste vruchten venijn te zuigen. Dit is een hatelijke taak. En


pagina: 152

ondertusschen waarheid blijft waarheid. De halve Neologie die de kracht des Evangelies wel theoretisch maar niet practisch aanneemt, kan zich met de orthodoxie die zich tot woorden bepaalt en eene zaak des verstands blijft zeer wel verdragen. Doch naauw begint er reg[t]zinnigheid des harten te komen en wordt het eene kracht in het leven, waardoor men het zelve zuivert en zift en veel kaf uitwerpt, dan wordt er terstond over Mystiekerij Dweeperij geschreeuwd. Op de predikstoelen is men nog mild met de woorden Genade Bloed v Christus, nieuwe mensch doch men beproeve het eens met die zelfde leeraars in dien geest en onderstellingen in het dagelijksche gesprek te redeneeren en men zal hen spoedig zich terug zien trekken. Dit is gene huichlarij bij die mannen, want allen gevoelen wij meer of min dezelfde strijd in ons, doch het bewijst dat er eene aanneming des verstands maar gene besnijdenis des harten nog bij hen is. Er is bij vele van die menschen een strijd. Zij hebben van dien eenen kant de waarheid lief zijn getroffen wanneer zij die met kracht horen verkondigen doch kunnen eigentlijk van den andere kant niet verdragen dat men regtzinniger wil wezen dan zij. Zoo schrikte Dom Knottenbelt terug op het Unitarianismus van Bowring doch maakte weder een theologische onderscheiding over dit leerstuk die mij bewees dat hij het wel als leerstuk geloofde, doch dat het nog geen behoefte voor zijn hart geworden was. Zoo beschouwde hij het allernoodzakelijkst om de Geloofswaarheden in daartoe bestemde predikbeurten te verkondigen, doch meende dat de Catechismus nog al voor eenige verbetering vatbaar zoude zijn. Nog eens het is moeilijk tegen zulke mannen, die met belangstelling schijnen te spreken te zeggen Zijt gij een leeraar Israels en weet gij die dingen niet?


pagina: 152

Ondertusschen zien wij dat in alle belangrijke tijden van den Godsdienst God behalve zijn Leviten, die van jongs af aan aan den dienst des Tempels gewijd zijn zijne bijzondere roeping heeft waardoor hij mensch[en] tot zijne waarheid en tot verkondiging roept, op een geheel andere dan de gewone wijze. Zoo wierd David van achter zijne kudde, Eliza van achter de ploeg geroepen. Indien ik met mij met zulk eene regtzinnigheid des verstands kon vergenoegen en met alles wat in kerk en staat gedaan wordt genoegen nemen hoe gemakkelijk ware mij dan het leven;

strijd der innerlijke strijd die zoo veel arbeid kost, ware er niet meer. Doch ik weet dat er meer gevonden wordt ik weet dat de innige verootmoediging des harten gevraagd wordt dat men met het hart alles innig erkennen moet en het anders ijdele discussien zijn. Ons innerlijk gevoel leert ons zeer goed bij het bij wonen van een preek of de schuld aan ons ligt door de onverschillige wijze waarop wij de waarheid ontvangen hebben of de ontoereikende wijze waarop zij ons verkondigd is geworden. Ik heb de innerlijke overtuiging dat het levende Christendom van de eene zijde de doode regtzinnigheid van den anderen kant de afbrekende Godsdienst der rede moet wegsnijden en steeds over dezelve zegeviert. Mogt mij God dan de kracht geven om met kracht maar liefde teves zijne waarheid te verkondigen.

Nu wierd er vesper gehouden en het dessert dat wij na het eeten niet gebruikt had[den] opgebragt 't geen den avond nog weder aangenaam verdeelde en teves weder meer vertrouwelijkheid deed geboren worden, zoo dat wij dan ook over 't improviseeren kwamen te spreken en ik den lust gevoelde daartoe overtegaan. Elias werd het onderwerp en het werd mij gegeven om met vuur & kracht Gods allesbepaal[en]de voorzienigheid en bescherming over de zijnen daar te stellen


pagina: 153

zoo dat ik mij dankbaar in den afloop verheugen mogt. Do was ook zeer getroffen.

Wij deden onze wandeling zoo men dit zulks mag heten daar weg en weer ons zoo naauw beperkten. Bij Mr. Pesant[?] wiens vrouw teves winkelierster was en zeer over het hier rondreizende kooplieden klaagde deden wij een bezoek en spraken zoo over hunne betrekkingen. De verde[re] avond was genoeglijk en ik ging weder ter ruste in de kamer met de famille pourtraiten. Niet minder genoeglijk was de terugreize met de famille Van der Houv [Van der Houven] den volgende dag. Nu was het helder geworden en het land zag er indedaad allerliefst uit. Wij spraken nog veel over de bewoners van Mijnsh.land naderhand over de wijze waarop v d H Direct. geworden was. De reis viel mij ten minste kort. Op de Maas was het gezicht heerlijk. Wij zeilden in een hengst die er vrij kras door zette 't gene weder mij tot beproeving diende want ik was dit geheel afgewend.

14 July

De mijnen vond ik Goddank gezond weder. O hoe kleingelovig ben ik nog. 'T geen anderen uit instinct doen vrouw en kinderen voor een poos verlaten durf ik niet in geloof en vertrouwen doen.

Heden kwam de invitatie van Middelburg om daar een naam aan het af te lopen schip uit naam der Mij te komen geven.

Van den eene kant had ik wel lust in dat gedeelte van ons vaderland te bezoeken, hetwelk ik nog nimmer gezien had van den anderen kant bestond er bij mij eene kinderachtige vrees tegen alle waterreizen en een afkeer om de gemakken en genoeges van mijn huis te verlaten. Dit temperde zoo zeer het plezier dat ik in dit togtje had dat ik het gerust kon overlaten.

Sch. [Schimmelpenninck] was zeer wel & hartelijk. Z M scheen hem niet veel bijzonders verhaald te hebben. Het zoude mij nog zeer verwonderen


pagina: 153

indien de Koning overtuigd was van de verliezen die 1828 bijna zeker moet opleveren. De koffij ƒ19 zelve geeft 25% verlies.

M. v Heuk [Heukelom] schreef mij eenigzints meer geruststellend over Oom v H.

Ik wilde schrijven doch Huet & zijne vrouw kwamen en bleven de avond over die nu in gewone gesprekken voortrolde.

15 July

Aan het Bureau was het druk. Campbell had gelegenheid franco na Rome te gaan; de jongen was opgetogen.

Ik liet de zaak wegens Middelb. aan zijn loop over. Sch. [Schimmelpenninck] was er niet tegen Pieters nam het nog al warm op en nu was het beslist dat ik gaan zoude.

'S avonds visite v Ewijck die wij geheel hadden laten lopen en die ons echter weder kwam opzoeken, hetgeen toch eenige hartelijkheid toont. De Commissie over de historie heeft een rapport gedaan dat al zeer weinig zegt. Men schijnt geen vast plan te kunnen maken, wat van het Slot van Muiden te maken. Schelt [Scheltema] wilde daar een bewaarplaats van Nederlandsche Monumenten oprichten.

Het was half tien toen ik mijn lessenaar voor mij nam & ik had nog niets gelezen als eenige paginas van het Heimweh

16 July.

Dit was een dag waarin ik veel zegen van God ondervond. Mogt ik in de levendigheid der aandoeningen zoo als ik voor een uur tot lof en dank gestemd was dit ter neder schrijven. Doch de indruk is toch nog bij mij gebleven. Veel heeft er mij nog wel ontbroken maar toch God is met mij in mijne zwakheid geweest. Reeds een paar woorden


pagina: 154

zeide ik waarom ik vermeende mij aan het Synodaal diner niet te moeten onttrekken. Om half vijf stapte ik derwaarts. Ik vond de zaal vol & zeer vele wereldlijken van mijn kennis Vollenhoven Ragay 's Jacob Van Ewijck de Bordes de Jonge &C. Naast wie ik te zitten kwam aan de eene kant wist ik niet. Aan de andere kant was het Pols. De man aan mijn linkerhand scheen mij toe eenvoudig maar hartelijk te zijn en weldra bemerkte ik dat het een innig Christen ten minste voor zoo ver zulks in woorden en gesprekken blijkbaar is, was. Het was Ds. Kersten van Rheenen [Rhenen] die vroeger te Driebergen stond & met wie ik over Claudius Stolberg &C het spoedig zoo verre bragt, dat wij zeer hartelijk met elkander waren. Ik kon God voor dezen zegen niet dankbaar genoeg zijn. Wij spraken over vele zaken. Van den anderen kant verhaalde Pols mij van alle zijne vroegere avonturen en van den zonderlingen weg langs welke hij eindelijk Kommies van de Posterijen geworden was. Tegen de helft van het Diner kwam Ds Dermout mij zeggen dat men eene Improvisatie gepremediteerd had, en dat men het op Constantinopel gemunt had. Ik zeide liever dat ik wat anders had dan die altoosdurende Grieken & Turken. Eindelijk moest ik er aan, en nu was het weder Constantinopel. Ik had Donker & Van Velken[?] over mij; ik sloot mijne oogen en zeide dat ik begrepen had Rome en Jeruzalem er bij te moeten nemen. Eerst behandelde ik het historische Rome het was vergaan. Constantinopel de stad waarvan Constantijn het kristelijk Rome had willen maken,


pagina: 154

eindelijk Jeruzalem de stad der belofte ook zij was vergaan, maar het Jeruzalem des geestes het bleef bestaan het was in het hart van ieder Christen en nu ging het na mijne gedachte nog lang na niet hoog genoeg doch tot een grens die men na mijn gevoel zonder de perlen voor de zwijnen te werpen, niet mogt overschrijden. Het laatste had ik eigentlijk krachtiger gewenscht maar weet het minste wat ik toen gezegd heb. Ik ging weder na mijne plaats, voor zoo ver mij bewust is met vrees van toejuiching. Met Dom. Kersten sprak ik nu nog aangenaam over het doel van het Imp, de man verheugde zich dat ik Christus had mogen verkondigen. Wij stonden spoedig op. Dom Hendriks die ik van het vorige Jaar kende wenschte dat God die gave meer en meer in mij heiligen mogt. Aan het koffij drinken geraakte ik met Van Hengel in collisie die mij zeide dat hij alles begrepen had, behalve het laatste & dat hem dat ondertusschen het best bevallen had. Met eene gewone beleefdheid nam ik afscheid en zeide dat ik hoopte wij nog nader kennis zouden maken. Ja zeide hij en dan moeten wij ook nog eens over andere dingen spreken. O herhaalde ik met veel genoegen. Zoo zeide hij. Ik hernam hierop Ja want ik ben overtuigd dat ik niets verlang als het geen tot mijne eigen zaligheid en rust en tot de zaligheid en rust van anderen kan strekken. Nu dat geloof ik eindigde hij en zoo kwamen wij van elkander. Nu kwam ik ook bij Dermout. Deze had wezentlijk goed gedankt. Waarom noemde hij echter de naam van Christus niet. Zijn danken stond echter in innigheid ver boven het gebed van den President. Dit is niet om dezen die mij vriendelijk de hand gaf te veroordelen, maar waarheid is waarheid. D. zeide mij dat men zeer te vreden


pagina: 155

en gesticht was en dat zelfs Dominés die het meest tegen het Mysticismus in Proza ijverden zich met dit poeetisch Mysticisme zeer goed konden vereenigen. Ik zeide tegen D. Ik geloof dat wij verder en digter bij elkander zijn als wij denken, ik wenschte wel dat wij elkander eens erges anders als op publieke plaatsen konden ontmoeten maar het moet van zelve zijn het moet geen afspraak wezen. Ja zeide hij ik heb al eens na u gezocht op den Scheveningsche weg, doch wist niet waar gij woonde en om nu te vragen waar de Heer de Clercq woonde, dit was eene kleinigheid die mij terug hield. Ik maakte vervolges kennis met den Heer Melville Schout bij nacht, zoo ik geloof, die van de Oost gekomen is p de Kortenaar in plaats van den Heer de Cock en die zich nog al gunstig over de Factorij uitliet. Kersten verhaalde mij van Dom de Vries die hij dan bijzonder scheen te kennen en die volgens hem in zijne omstreken predikende daar veel meer indruk dan Dermout & Van der Palm had gemaakt. Hij verhaalde mij ook van twee Hugenholzen die hij gekend had, die beide het denkbeeld van den dood zoo levendig voor zich hadden, en die beide gestorven waren eenige dagen na dat zij den dood van Christus op Goeden Vrijdag verkondigd hadden. Hij zeide ook veel van de opwekking in Beyerland te horen. Wij hadden het over Claudius hij zeide dat D. Crommelin, de oom van Claude hem verhaald had, dat hij Claudius gesproken had en dat aan deze zeggende dat hij dikwijls om zijn Wandsbecker bothe zoo gelachen had[,] de goede man hem geantwoord had Dafür hatte ich es doch nicht geschrieben. Hierop had Cl. hem in een kamertje gevoerd waar bijna niets als een Christus beeld was en had daar allerhartelijkst over de verzoening door


pagina: 155

Christus gesproken. Ik merkte daarop aan dat God ons toch nog meer gegeven had als de Duitsche[r]s daar die altijd toch nog een klein afgodje hoe klein ook in de mouw hebben want in die kamer was het Christus beeld te veel. Ik leerde nog weder hoe gezegend het is als men met de woorden van den Bijbel antwoorden kan. God geve mij nog meer lust tot beoefening van denzelven nog meer behartiging. Ik ging getroffen het gebouw uit & dankte God: o mogt die aandoening blijvend zijn!

Bosscha vond ik van Breda teruggekeerd. Hij had reeds een huis gehuurd v ƒ 500 en zag zijne verdere bestemming welgemoed in. Met de kinderen bleef het nog tobbende.

Heden huwde Antonie Baron v Knobelsdorf de rijke Freule Schuylenburg. Hij is de zwager van Schimm [Schimmelpenninck].

Mev. Knobelsdorf wordt grande maitresse van het huis van Princes Marianne als zij getrouwd zal zijn.

'O Connel is benoemd en eens benoemd zijnde schijnt hij de gematigde te willen spelen.

De Pedrista's gaan niet vooruit & weken tot aan de muren van Porto.

Te Breda waren twee afzonderlijke kerken bij het Cadett[en] school gebouwd. De een zou voor de Prot, de andere voor de Roomsch dienen. Men vond naderhand beter de jongelieden na de bestaande kerken hunner gemeenten te doen gaan en de gebouwen voor iets anders interigten. Sedert kwamen er echter expresse Ordre dat de aanbouw der kerken volgens het eerste plan zoude doorgaan. De Prof. Schröder schijnt veel invloed op deze zaak te hebben. Hij had zich dan wonder[en] van dat Collegie over de Zedekunde of liever Antropologie voorgesteld dat Bosscha moet houden. Zal die zedekunde hen dan van het kwaad afhouden.


pagina: 156

Het adv. blad schrijft met kracht & waarheid tegen het Comedie spelen dat in de gevangenis v Gend heeft plaats gehad. Ik had dit eerst zoo niet ingezien.

D. [Dermout] waarvan ik hierboven sprak zeide Ja wij moeten met elkander spreken maar de Theologie moet er buiten blijven anders zijn wij het altijd volkomen eens geweest. Zonderling genoeg want wat is toch mijne zonde in het oog van een geref. Predikant als dat ik te veel aan zijne eigene geloofsbelijdenis & Confessie hecht.

19 July.

Karel Boissevain kwam reeds Donderdag avond. Het is een goede jongen, maar met wie ik volstrekt in gene bijzondere betrekking sta. 'S ochtends zocht hij nu zijn eigen fortuin, 's middags was ik met hem wandelende.

18 J gingen wij Scheveningen bezoeken alwaar ik Holthuyzen vond die zeer was afgevallen & aan zijn arm verlamd was. Ik had een innig gevoel van dankbaarheid bij dit gesprek over 't geen ik ontvangen had en ook van liefde tegen deze man, die waarlijk, gelijk mij nog uit het herlezen zijn[er] Correpondentie bleek, gene schuld had gehad in de onaangenaamheden die toen plaats hadden met mij, daar het mijne fout was mij niet aan de gestelde wetten te onderwerpen.

De terugwandeling langs het strand was een der heerlijkste gezichten die ik ooit zag. Er hingen zware wolken over de Zee. Van den eene kant was zij verlicht & van den andere kant schitterde het wêerlicht gedurig


pagina: 156

tusschen deze donkere wolken heen, en verlichtte dezelve op eene verrukkende wijze.

De volgende dag gingen wij bij Klucht room eeten. Het is regt aardig derwaarts te wandelen.

Bij deze ligchamelijke werkzaamheid ontbrak het mij echter aan geestelijke opgewektheid. Niets doet mij meer goede dan de natuur te beschouwen, mits ik ondertusschen ernstig[e] en opgewekte gesprekken mag hebben. De zomer & logeergasten zijn mij gevaarlijk daar zij mij in eene geestelijke loomheid wel eens brengen waartoe dan zucht tot slaap tot ligchaamlijke verkwikking &C alles in het kort mede werkt. Aan het Bureau ging alles geregeld, en wel maar de werkzaamheden leveren om dus te spreken niets piquants meer op, men is het bijna in alles eens en nu wij uit de brieven van Ras zien dat hij onze positie volkomen begrijpt, is mij ook de lust vergaan om hem gedurig met staat op staat te bombardeeren ten einde de Opeenstapeling te bewijzen. Sch [Schimmelpenninck] was zelf deze week nog niet geheel in de zaak in. Hierbij komt nog dat door de ziekte van Kaatje, Caroline zich bijna den geheelen tijd met het physieke der kinderen heeft moeten ophouden zoodat ook onze geestelijke gemeenschap daar wij het kleintje op de kamer hebben bijna afgebroken is. Dit alles is ongunstig. Ik ben aan duizend kleine gemakken gewend geworden. Ik heb te weinig een groot doel voor oogen en hoe moest dit doel niet zijn om mij zelve meer en meer te overtuigen van alle de waarheden des Christelijken geloofs, en mij zelven te heiligen ten einde als een werktuig tot uitbreiding van Gods rijk op aarde gebezigd te kunnen worden. Mogt ik dan mijn tijd & mijne gedachten maar niet versnipperen maar op dat


pagina: 157

ééne doel gerigt houden. God geeft mij bezigheid en invloed in zijn naam, wanneer het nodig is. Ik gevoel meer & meer hoe vele denkbeelden bij mij nog duister zijn, hoe veel ik nog eenigzints op autoriteit heb aangenomen zonder het eigentlijk te verteeren. Ik gevoel dat niet op allen tijde ik even veel lust in het lezen van den Bijbel heb. Ik ondervinde dat in het werk der Opvoeding mij nog veel duister nog veel moeilijk is en ik desweg[en]s nog geen geheel in mijn hoofd heb. DaCosta schrijft mij dat bij het verminderen mijner eigenlijke betrekkingen in de Haag ik meer en meer moet trachten Christelijk huisvader te worden. Dit besef ik ook, maar gevoel  tevens door hoe veel kinderachtigheden door hoe veel zinnelijke strijd ik nog afgeleid worde. Daar komt het op aan, om alles met lust en ijver maar tevens met opzie[n] tot God te doen.

Het geen mij deze dagen hindert is eene zekere dorheid in het geestelijke vooral geen levendig besef genoeg van Christus en de Verlossing die ons geschied is. Goedertieren God zie genadig op mij neder & heilig mij. Geef mij heden aandacht onder het horen van uw woord, opgewektheid in alles wat ik doen zal en doe mij den boozen onder welk een vorm hij zich vertonen moge, wederstaan. Ik voel wat kracht er toe nodig is om nu een huishouden Christelijk te houden daar de stroom der gewone dingen al de gezette bakens weder omverwerpt. Er zijn oogenblikken waarin men zelfs met haar die men het liefste heeft niet over deze zaken kan spreken, uit vrees dat het als een soort van verwijt opgenomen zoude kunnen worden.


pagina: 157

20 July

Dezen ochtend was ik bij Molenaar in de kerk alwaar ik hem indedaad krachtig hoorde preken hoewel de drukkende warmte in de kerk mij nu en dan minder attent maakte. Zijn text was Gen 13 v 13 Gij Godt des aansiens heb ik ook hier gezien na dien, die mij aensiet. De historische uiteenzetting was wat langwijlig doch de ontwikkeling in het twede gedeelte was de waarheid dat Gods genade iedere Christen het eerst zoekt gelijk zij alle de gelovigen des O & N Test van Abraham tot Paulus het eerst geroepen heeft, en hoe een groot onderscheid bestaat tusschen eene uiterlijke Godsdienstigheid en de erkenning van schuld die ten gevolge heeft een opregt en innig smeken om Gods genade waarvan de verzekering ons door de bevindingen des H G in het hart gegeven wordt.

Het is nu regenachtig weder wij zijn alle[n] t'huis. Ik voel mij nu bijzonder gezegend kalm en regt opgewekt. O thans zie ik voor het oog zoo veel te doen. Mogten wij in de kleine dingen zoo wel als in de groote ons aan God kunnen overgeven. Ik had wel verlangd dat wij deze week alleen zouden zijn doch Annette blijft nog een week daar dit voor Caroline met de ziekte van Kaatje zoo welkom is. Deze ziekte van Kaatje kunnen wij er ook niet veel van leeren. Wij weten veel meer dan zij[,] ook in de zaken des geloofs is er nog veel verwarring in hare uitdrukkingen, en hoe mogten wij echter wenschen, dat wij zulk eene overgegevenheid in Gods wil liefde van het hart, en afscheiding van de wereld bezaten. O hoe veel kunnen wij hier uit leeren, maar wanneer wij nu al onze uitdrukkingen & gedachten over een zoodanige persoon



pagina: 158

ons herinneren,  dan leeren wij de verdorvenheid van ons hart, en de grootheid van ons Egoismus kennen.

O hoe veel levendiger moest nog in mij het gevoelen van schuld en verlossing wezen. Wat heb ik God niet te danken wat had ik niet verbeurd. Was ik niet meermalen op den rand van den afgrond dat hij mij alleen redde. Hoe had ik niet in den poel der onkuischeid kunnen storten en dit met al het uiterlijke van fatsoenlijkheid en zedelijkheid. Hoe had ik was ik in 1820 niet gered geworden een prooi van zelfverwijt over mijne ligtzinnigheid kunnen worden, want waarlijk ik heb niet met God genegotieerd in 1820. Welke bitterheid, welke ontevredenheid is er nog gedurig in mij. Hoe moet ik nog geheiligd worden. Welke valsche schaamte verhindert mij dikwijls in Proza de eer van Christus te verkondigen. O wat is er nog veel trotsheid in ons. Wanneer zullen wij toch met hart en mond God durven bekennen en zijne Genade in Christus lof toebrengen.

Tegen het feest der oude Studenten van aanstaande Woensdag zie ik nog al op. Als het goed Kristelijk gevierd wordt zou ik het gaarne bijwonen. Al was het geheel wereldsch dan zou men zich verwonderen kunnen, doch het was dan zoo als vele dingen die in de wereld buiten den Godsdienst worden gedaan. Ik ben echter bang dat het wereldsch in het hart Christelijk in den form zal wezen. Er is mij gezegd dat er een Psalm zal gezongen worden. Genoeg om er van weg te blijven zie ik nog niet[,] ik moet dan ruiterlijk zeggen waarom en beschuldig allen die er bij zijn.

Ik heb zoo even de Rapporten van de verschillende Societeiten meest van godsdienstigen aart in de Archives van Mars gelezen

 


pagina: 158

en toch met veel genoegen het een & ander opgemerkt. Ik gevoel veel lust om in die dingen werkzaam te zijn; ik heb de overtuiging niet zoo als dC [da Costa]& C [Capadose] dat men dit alles moet laten rusten, maar zoo als alle die dingen nu hier gesteld zijn[,] zoo als zij meest in handen zijn niet van degeenen die den Godsdienstigen geest willen opwekken maar die haar willen wijzigen of leiden, gevoel ik wel dat het vele zwarigheden heeft en dat Gods leiding in alles moet afgewacht worden. Het is niet uit luiheid dat ik achter blijf. Ik zoude verlangen om bv. met kristelijke menschen in Tractaatjes Gevangenissen en Scholen werkzaam te kunnen zijn. Doch mijn hart moet misschien nog geheel anders bereid worden. O in ieder huis is zoo veel te doen als men die gelegenheden te baat neemt. Er bevindt zich een school van vier Jongelingen onder mijn toezigt.

O laat ons toch bedenken dat wij dikwijls ten voordeele van het Rijk Gods werken door dingen die wij zelf niet opmerken terwijl wij dikwijls daar geheel vruchteloos werken, waar wij wonderen denken te verrigten. Laat ik mijzelve hier maar herinneren dat die weinige woorden die ik met Mev. Knottenbelt sprak, op mij een sterker en Kristelijker indruk voortbragten dan de twee preeken van haar man hoewel zij voorzeker dit voornemen niet gehad heeft.

De landman als hij het Zaad strooit weet niet of het in de goede aarde zal vallen en opkomen. Zoo weten wij ook niet wanneer wij spreken en verkondigen wat invloed deze woorden zullen hebben. Mogten wij het maar altijd juist zonder bepaald


pagina: 159

doel en in eenvoudigheid des harten doen.

Molenaar zeide dat er een groot onderscheid was tusschen eene godsdienstige opvoeding en eene opvoeding in de Vreeze des heeren. Mogten mijne kinderen die laatste ontvangen doch hoe moeilijk is dezelve.

Waren wij altijd in de gedachte nabij God dan zouden ons ook al de kleine details des levens zoo niet hinderen en iedere dag zoude een geheel ander en veel rijker Resultaat opleveren.

In de Politieke zaken alles weder tegen verwachting gelopen en de Engelsche dagbladen dragen in grote letters het Opschrift Oporto is taken. Van al die gevreesde gevolgen schijnt er toch niets plaats gehad te hebben en zelfs de Engelschen schijnen weder ontscheept te zijn, en de rust niet gestoord te zijn geworden. Vreedzaam schijnen de 10/m Miguelisten binnen te zijn gekomen.

De Russen hebben eenige vestingen genomen. Zonderling is de loop van dezen oorlog die veel ernstiger schijnt te wezen als men eerst verwacht had. Stilling schijnt nog veel bijzonders voor de zaak van het Kristendom van Rusland te verwachten na hetgeen hij in het Heimweh zegt, hoewel hij de natie nog slechts als een schors beschouwt.


pagina: 159

21 July

Alles is kamp innerlijk of uiterlijk Mogten wij door Christus overwinnaars zijn. Iedere dag levert veel op.

'S ochtends vond ik een brief van Bowring. Niet zonder huivering opende ik dezelven. Ik was bang den man beledigd te hebben. Voor de argumenten was ik minder bang. Ik las den brief vond de Argumenten zonder kracht & voelde in mij de magt om die te overwinnen en er daCosta over te schrijven. De brief bleef echter steken.

Met S. [Schimmelpenninck?] sprak ik nog al lang. Hij gelooft niet aan den post geattacheerd te zijn en de lust te hebben d'aller planter ses choux. Ik geloof dat hij zich bedriegt. Maar dit leer ik toch weder dat alle grootheid alle genot van magt of wetenschap niets is, als in God.

Ida schreef belangrijk. Ik zie eene gebeurtenis nabij, waarvan nu een jaar geleden de mooglijkheid niet te voorzien was.

'S middags Mev. de Jonge gefeliciteerd met haar herstel ik had dit vroeger mogen doen.

Bij de Graaf v Hogendorp deftig over Statistiek gesproken, ik gevoel mij nog niet geheel op mijn aise bij dezen man. Het komt mij toch voor dat hij in vele zaken de handel & de nijverheid betreffende goede inzichten heeft. Over de Specerijen die hij dacht dat voor een toenemend debiet vatbaar geweest waren was ik het niet met hem eens. Hij las mij een brok voor uit een Rapport van W. Hogendorp wegens de Kolonisatie waarin deze de overkomst van planters met kapitalen als het eenige middel beschouwt om Java te doen bloeien. Hij zegt daarin dat de inrigting van een normale school van landbouw waarin proeven voor rekening van het Gouvernement zouden genomen zijn ten uiterste wenschelijk ware geweest doch dat de al te grote economie zucht die al het goede


pagina: 160

verstikte, ook deze besparing van niet meer dan ƒ 4000 's maands had doen bewerken, daar nu de zaak aan de Commissie voor de Landbouw was overgedragen en ook weder slechts een halve maatregel was geworden.

Vervolgens bij Rappard. Bax kwam er naderhand. Van der Hoeven heeft te Rijswijk over den Kristelijke moed van Paulus & Silas gepredikt. Het was door R met veel stichting toegehoord. Wie wil wie mag iemand zijn stichting af nemen. God alleen kent onze harten. Ik had toen ten minsten den moed om te zeggen dat ik bij Molenaar geweest was. Kon men over de menschen heen op de zaak springen o hoe veel beter zoude dat zijn, maar nu is het als of iedereen een vaan uit hangt. Er komen nog zoo veel oogenblikken waarin ik niet weet wat ik zeggen moet om de eere Gods te handhaven, en dit veroorzaakt bij mij gedurig strijd. Zoo is het bv met Dermout. Het komt mij wel voor dat Dermout na de geest der wereld predikt meer dan dat hij opregte bekeering verkondigt, dat iemand die waarachtig den voortgang van het rijk Gods wil[,] de zonden des volks ziet en die op een bededag verkondigen moet, maar onregtzinnigs neologisch heb ik nimmer van hem gehoord. Bij Wijs. [Wijsz] ontmoette men veel schampscheuten op de leer der voorbeschikking der onmagt &C maar dit slaat bij Dermout meest op de bevindingen en andere diergelijke denkbeelden der zoogenoemde vroomen. De uitleggingen v Dermout strekken niet om het Goddelijke weg te redeneeren, maar hij dringt niet genoeg aan, hij schijnt niet genoeg uit de volle overtuiging van het hart te spreken. En van waar nu dat ik door hem niet getroffen wordt en dat ik met de Dom van Reenen [Rhenen] die mij dan toch volstrekt niet in zoogenaamde dierbare


pagina: 160

taal, of in eenige uitdrukking die men als mot de guerre van eene partij had kunnen aanzien, terstond over een kwam. Er is iets in deze zamenstemming dat uit God is en dat men in geene redeneering kan vatten. Maar men moet het dan ook niet aan ieder willen opdringen als de tijden niet daar zijn. Geen kent de zijnen maar wij bemoeien ons altijd met het lot van een ander. Aankondigen, vermanen troosten, dat mogen wij, maar wij willen oordelen hoe hij bij God staat. O mogt ons leven maar meer getuigenis van ons geloof dragen en geen wettische onthouding van het een of ander genoegen maar wezentlijk kristelijk leven in onze daden stralen.

Charlotte & Karel vertrekken heden, zij is een regt lieve meid & hij is hartelijker als zulks op het uiterlijk zou schijnen.

Hog [Hogendorp] prees zeer het twede rapport van Jacob ['s Jacob] aan zeide dat hij nergens iets zoo goeds over onze armere kolonien had gelezen bij gelegenheid van de beschouwing over het al of niet wenschelijke van de bebouwing van arme gronden. Hij (H) beschuldigde Ricardo van onduidelijke en overdreven begrippen die veel kwaad gedaan hadden. Hij dacht dat dank zij de verbod systema's de verdere Commercieele geschiedenis van Engeland eene opvolging v Crisissen zijn zoude. Een werkje over den Graanhandel en de verbod systema's te Amsterdam in het Duitsch uitgegeven kwam hem zeer opmerkelijk voor.

De Russen schijnen voortterukken. Ziekte[n] beginnen zich in hun leger te openbaren. Schunla schijnt men te laten liggen.

Lord Holland vraagt explicatie over de zaken v Portugal & Turkije.


pagina: 161

22 July

Ik begon met V der Hoeven's [Des Amorie van der Hoeven] Oratie te lezen. Het Latijn beviel mij uitmuntend & ik vond dezelve geestig & zeer wel gesteld. Als product of uitvloeisel van den kristelijken geest van iemand die zoo zeer de afgod der publieke opinie in deze is viel het mij echter geenszins toe. Het is zoo als deze gewone middenwegs verhandelingen waarin de Verhandelaars eerst de twee uitersten naar hun oordeel uitgeschilderd daarstellen en dan vervolgens de middenweg namentlijk het eigen gevoelen geidealiseerd aanprijzen. Het is in zulke beschouwingen altijd aangenomen dat diegeenen die de Confessien hunner vaderen getrouw blijven, niet deze Confessie als resultaat van den studie van Gods woord erkennen maar menschelijke autoriteit boven de Bijbel stellen, dat zij die bij de historische ook de geestelijke uitlegging aannemen, droombeelden boven het woord Gods verkiezen. Dit eens aangenomen draaft men door de uitlegging van tijden & gelegenheden[,] en de ware, de grote uitlegger, de heilige Geest wordt vergeten en de school van Arminius en Episcopius de ware genoemd. Men beschouwe het onpartijdig en men vrage wat die school die in Konijneberg eindigt voor het rijk Gods gedaan heeft. Moge een nieuw tijdperk met van der Hoeven beginnen maar hij moet nog klein worden eer hij regt groot wordt!

Ik las de preek van Wijs [Wijsz] over de zaligheid der vroeg gestorvene kinderen, zij is met vuur en ijver geschreven, er is wel veel waars in, ook de kinderen kunnen alleen door de Genade in Christus rekenen. Maar worden dan alle kinderen zalig wij weten het niet. Het woord geeft geen bepaald antwoord. Als Christen mogen wij vertrouwen dat dezelfde Christus die ons verlost ook de verlosser onzer kinderen is, die hem nog niet hebben kunnen belijden. Verder mogen wij niet gaan.


pagina: 161

De werkzaamheid was aangenaam & niet ongezegend.

'S middags zocht ik Groen [Groen van Prinsterer] op. Hij heeft belangstelling in mijn kennis getoond. Ik mogt deze schakel niet laten vallen. Ik vond hem niet 't huis. Zijne vrouw ontving mij echter allerliefst. Er waren eenige dames. Eene Jufv Hogendorp was vroeger een buurmeisje van mijn vrouw geweest. Eene andere Jufv. sprak met zoo bijzondere warmte van haar neef van Eyck dat ik mij en pays de connaissance gevoelde. Die thans dengenen die over den tong loopt in 't Godsdienstige zonder restrictie durft prijzen heeft reeds eenen vang van den molen weg.

Bij Bosscha las ik een brief van Jan de Kruyf die mij waarlijk wel aanstond O God hoe goed zijt gij. Gij stelt dien man in de gelegenheid een nieuw leven te beginnen, daar waar het oude geheel voor hem is voorbijgegaan. O laat ons nooit Gods liefde beperken. Zijne gedachten zijn boven de onze als de hemel boven de aarde, maar laat ons zijne Regtvaardigheid erkennen zijne liefde in ons verheerlijken.

De oude studenten komen in stad en geven gelegenheid tot het grootste deel der praatjes van de stad.

Zoo even daar ik dit schrijf komt er nog een merkwaardige brief van ter Borg. Hij heeft Bild. [Bilderdijk] gezien en hem in een gezegend uur gevonden. Als een oud profeet staat hij voor zijn oogen.

O God Uwe genade is groot voor mij geweest dezen dag. Heilig dit alles aan mijn hart.


pagina: 162

23 July

Het was heden het feest der Studenten. Hierover in een apart blaadje nader. Meer dan de helft waren terug gebleven, sommige uit ligchaams kwalen sommige zoo ik verneem uit staatkundige oorzaken. Deze kan ik het niet verdanken Verbreiden waar het nodig is is goed vergeven kristelijk, doch huichelen schandelijk. Met den dwalenden broeder kan elk die wel gevoelt zich onder een glas wijn weder verbroederen, doch zich nu geheel en al en lijdelijk overgeven aan dengene die de tolk is der partij die eer en achting genoten heeft terwijl de anderen het brood des kommers en der vreemdelingschap aten en die thans nog ten gevolge der meerdere ondervinding en bekwaamheid door hen verkregen, de wederkomst van het huis van Oranje als hun werk beschouwen en zeggen Ziedaar het Babel dat wij gebouwd hebben; die de nieuwen Willem de 1e van alle zijne voorvaders afscheiden en met den sleutel der ongerechtigheden het tijdperk tot 1795 gesloten hebben. Als hun schepping als die van het zogenoemde volk moet de twede Willem de I dien zij koning gemaakt hebben daarstaan. En zouden nu oude vrienden van dat huis dat eene schuts onzer vader[en] was diegenen ooit met genoegen kunnen aanhoren die in Willem den I geen zoon van Willem V meer zien. Neen ik had mij ook door V d Palm laten beklagen en had bij God en mijn geweten troost gevonden.

Toen ik te huis kwam vond ik van Lina v Bulderen die ons een visite kwam maken & dezen dag bij ons bleef


pagina: 162

Dit vond ik regt aangenaam. Ik sprak vrij met haar over verschillende onderwerpen. 'S avonds waren wij in het Bosch.

Steven wil niet mede gaan na Middelburg doch heeft zich lang bedacht bevorens dit te melden. Nu heb ik den kleinen Henry [Henry Boissevain] nog gevraagd.

In de Gazette de France heeft een brief gestaan uit Rijssel gedagtekend waarin men zeide dat thans met die onrusten in het Oosten het juist het goede oogenblik zijn zoude voor Frankrijk om deszelfs natuurlijke grenzen zoo ik vermeen tot aan den Rhijn in het Oosten en Belgie in het Noorden weder intenemen!


pagina: 163

[leeg]


pagina: 163

Het Studentenfeest

of liever

Herinnering (feestvierende) aan den academische leeftijd

Zoo Van der Palm gelijk ik vernam er tegen op zag om zijne redenvoering uittespreken, hoewel zijn aanvang het tegenovergestelde zeide, ik zie er niet minder tegen op om zijn discours te beoordelen, en daar ik toch er geweest ben, ben ik geroepen dit voor mij zelve te doen. God weet dat ik niemand zijne vreugd wil bederven, dat niets mij aangenamer zoude zijn dan een waarlijk nationaal feest, & dat ik niet verlang in iets tegen mijne vrienden of kennissen over te staan dan daar waar het de eer Gods of de waarachtige belangens des vaderlands & des menschdoms geldt.

Stel ik mij voor diegenen die zich hier verzameld hadden & die gedurende die veertig of vijftig verlopen Jaren zoo veel rollen hebben medegespeeld, die zich van te voren op deze bijeenkomst verheugden, die aldaar vrienden van vorige Jaren weder omhelsden, als zich door den tijdgeest gehuldigd ziende en den tijdgeest huldigende; als den tegenwoordige regeringsvorm als de beste erkennende, den tegenwoordige staat van het Christendom als de vrucht van toenemend verstand en verlichting beschouwende, en eene toespraak waar van God en voorzienigheid gesproken wordt reeds bijzonder godsdienstig vindende, dan kan ik mij verbeelen hoe zij niets meer dan Van der Palm gezegd heeft, konden wenschen, en hoe de schone vormen waarin hij hen de beelden van den Academische leeftijd en de genoegens van hunne hereeniging ter dezer plaatse voordroeg hunne verrukking ten hoogste moeten gestemd hebben.


pagina: 164

Nu stel ik mij van den andere kant diegenen voor, die nu die zelfde Academische Leeftijd dier feestvierders als de tijd beschouwen van waar de verspreiding van het gif van ongeloof en oproer dagtekent en alwaar de fakkels rond gedeeld wierden die ook dit land zoo vele schatten, zoo veele tranen gekost hebben & die nu deze zelfde menschen zich nog op de daden & gevoelens hunner jeugd horen beroemen. Tevens stel ik mij voor den genen die begrijpt, dat er weder een nieuwe tijd moet geboren worden, waarin het Evangelie de grond onzer staatsregeling onzer wetten onzer opvoeding moet worden; en die nu daarentegen den naam van dat Evangelie hoewel het de enige bron is waardoor deze oude studenten de zaligheid, die hen hier mildelijk allen toegeworpen wordt, kunnen beerven van de lippen van een dienaar des Evangelies, van een vertaler van Gods woord, niet eenmaal horen vloeien, wanneer hij daarentegen op de vroegere dagen een blik van verachting ziet nederwerpen, in vergelijking van onze tijden en dan eindelijk aan den Koning eene hulde hoort toebrengen dat hem ongepast vleiend en overdreven voorkomt. Wanneer nu deze beoordelaar hier die vereeniging van geestelijk en wereldlijk aanschouwt & de kristelijke hoogleeraar dan eenen veranderden Psalm met accompagnement van het orgel, dan weder het volkslied onder het geleiden van allerlei instrumenten hoort opgeven dan vraag ik of hij de zaak niet anders beschouwen zal & moet.

Terwijl nu van den eenen kant Jubelen en goedkeuring geen einde heeft, hoor ik reeds van den anderen kant het wee over dezelve uitroepen als een feest ter eigen vergoding aangerigt als een rooken op de hoogten, en het gevolg van een gevestigd plan om rationalismus in de plaats van het Evangelie te stellen, in verband met de feesten van Koster en zoo vele andere heidensche wierook


pagina: 164

tolbrengingen onzer dagen.

Wie zal nu kiezen nu oordelen? Ik verlang alleen regtvaardig te zijn. Ik weet dat het veel gemakkelijker is zich af te zonderen, en te veroordelen dan zich in den strijd te wagen de wereld te gebruiken niet misbruikende en tegen over de publieke Opinie vlak in haar aangezicht te staan. Hoe schoon ware ik geschikt geweest tot eene bazuin ter eere der publieke opinie maar het gaat mij als Bileam ik moet anders profeteeren als ik na den loop mijner kennissen mijner betrekkingen zoude hebben moeten doen. Dit te doen als men zijne tijdgenoten lief heeft, als men zoo gaarne met een ruim hart wilde bewonderen, als men gevoelt dat men zich daardoor in een onaangenaam daglicht plaatst is niet genoeglijk, doch ons hart moet onze overtuiging uitspreken en niet ter rechter of ter slinker zijde zien. Wat ons hier in gebeurt is ook gezegend voor ons. Na deze uiteenzetting nu nog eens historisch de zaak nagegaan.

Om half 12 komende vonden wij niettegenstaande de aanwijzing der banken op onze kaartjes, niettegenstaande het heen en weder draven der acht Ceremoniemeesters met Clacks, strikken v Oranje lint en degens de luthersche kerk reeds geheel vol 't geen mij bijna altijd bij diergelijke plegtigheden gebeurt, zoo dat ik terug bevende voor het denkbeeld van vier uur waarmede men ons bedreigde, te staan & reeds op het punt was van terug te keeren, toen er eindelijk buiten de binnen deur der kerk nog een bank wierd gesteld waarop men zitten en gelukkig ook horen kon. Na een half uur waarin men vele zwervers na plaatsen zag zoeken, zelfs Dames in verlegenheid zag, was ieder zoo goed mogelijk gerangeerd, en kwam van der Palm onder eene Symphonie op. Na eenige voorafspraak ging hij in zijn eerste gedeelte tot de schildering van de Academische


pagina: 165

leeftijd over, die wel wat in rozenkleur gehuld wierd doch waarbij echter met veel smaak een correctief werd toegediend. Zeer naief en schijnbaar eenvoudig wierd nu dat vroeger zamenleven, dat hervinden op dit feest dat onderscheid der verschillende lotbedelingen afgeschetst, en eindelijk de harten tot dankbaarheid opgewekt. Met genoegen herkende ik nu en dan dat de zucht om de instellingen der Academien waaraan wij zoo veel groots & dierbaars verschuldigd zijn op den tegenwoordigen voet te behouden den redenaar bezield had & dit kon en mogt men aan den Leydsche Hoogleeraar die zijne stad zijn ampt & zijne hooge school lief had, niet kwalijk nemen. Nu wierd de Psalm 68 met eenige varianten door de vergadering aangeheven, en daarop begon nu de Hoogleeraar zijn twede stuk voornamentlijk aan de herinnering der afgestorvenen gewijd. Slechts één naam noemde hij, die van Schultens welke zeer kunstig en zeer welsprekend was aangebragt, doch er is altijd iets gezochts bij die aandoeningen die van te voren op het papier gesteld worden, dit slaat echter op de gehele welsprekendheid die van te voren opgeschreven wierd. In dit brok komt ook veel schoons voor. De welsprekendheid van Van der Palm is helder, klaar, doorschijnend alles is even duidelijk even zeer op zijne plaats. Men verheugt zich alles te horen alles te kunnen verstaan. De details zijn allerbevalligst en de wendingen allernatuurlijkst maar ik vind er niet in dat verhevene dat eenheid inboezemt, dat verrassende dat ons met denkbeelden bekend maakt die nooit in onzen eigen boezem zoude zijn opgekomen of dat krachtige dat ons medesleept en schokt. Nu kwam weder verpozing door muziek en nu begon het 3e gedeelte waarin dan na eene uitzeenzetting der voornaamste staatkundige gebeurtenissen het wierook vat wierd opgenomen en daaruit aan Z M zoo veel toegediend dat hij moeite zal gehad hebben om niet bedwelmd te worden. Dit vooral was het gedeelte


pagina: 165

waarin mij veel hinderde, & dat ik met een onaangenaam gevoel hoorde omdat mijne ziel getuigde dat het niet waar is, en dat alle roemen dat niet volstrekt in den Heere is en dat op mensche wijsheid en mensche verstand rust Gode geen welbehagelijke offerhande zijn kan. Het kan niet van V d P [Van der Palm] verwacht en verlangd worden dat hij als een boetprediker bij zulk eene gelegenheid de zedelijke en godsdienstige blootheid onzer natie ontdekt zoude hebben, maar hij behoefde zoo veel niet te zeggen als hij gedaan heeft. Wij hebben nog veel ontvangen. God beware mij dat ik klagen zoude. Alle Gods weldaden zijn op ons, maar Nederland staat als volk in eigen kracht en niet in de kracht Gods. En waarlijk is dan onze staat bloeiend. Ach rijst niet dagelijks het gebed ten hemel van duizenden jongelingen die werken willen doch gene gelegenheid vinden om het eerlijk brood te verdienen, die in de verleidingen der zonde blijven, terwijl zij anders gezegende vaders des huisgezins geworden zouden zijn. Dat vele[n] toch nog uitkomst vinden is een bewijs van Gods barmhartigheid die de zijnen niet verlaat doch vloeit niet uit den staat des lands voort. Men dringe tot het hart des volks bij hen die op geenen kisten met Effecten hunne hoop kunnen stellen en die nog door het land nog door de inrigtingen der eeuw bezoldigd worden en men lette op dat verlopen van alle neringen, dat klagen in zoo vele huisgezinnen en dat mislukken der kort beraamde ondernemingen. Dan beschouwe men van den anderen kant die reusachtige ondernemingen die zoo vele schroeven moeten zijn om een vervallend volksgeluk op te beuren & men vrage of Gods zegen op dezelve rust of dat zij als bladerrijke boomen wel is waar eene schaduw aan velen geven, maar terwijl de worm aan hunne stam knaagt. Men volge nu de voortgangen der zoo geroemde Nijverheid en wat ziet men een enkele tak uitgenomen, als inrigtingen die het oog verblinden doch die


pagina: 166

nog geene wortels geschoten hebben, als gelukzoekers en plannenmakers die met het geld van het Gouvt hunne ondernemingen trachten doortezetten. Laat die Hoogleeraar de straten van dat met regt beroemde Leyden doorgaan den steeds meer invretende kanker der verarming aanschouwen en laat hij mij zeggen welke de herlevende takken van Nijverheid in deze stad zijn daar de eenige die nog zich staande hield misschien weldra ook zal afvallen en verdorren. Laat hij de vroegere koopmarkt van Europa met mij doorwandelen, de huizen tellen die vergeefs een bewoner zoeken, de huisgezinnen die jaarlijks inteeren jaarlijks verarmen en laat hij met mij betuigen. Er is verval. Dit is niet om God aanteklagen maar ons zelven. Ben ik een God waar is mijne eere. Neen alles is overpleisterd & de vulkaan waarin vele[n] die thans wierookten en bewierookt wierden eens den brand geworpen hebben is met eene korst van Lava overdekt, doch wee ons als dezelve eens weder doorbreekt, als eens eene invloed van buiten de renteniers die op het zachte oorkussen hunner Coupons zijn ingeslapen, uit den sluimer zal wekken als de pilaren van de geldwereld zullen instorten, als het Amortisatie Syndicaat op de Brusselsche banken & dan weder op de Handelmaatschappij zal nedervallen en de jubelen van gisteren door de kreten der ontevredenheid zullen opgevolgd worden. Als dan de tweedragt weder op komt; dan zal het aan den mannen van dien tijd geweten worden en ondertusschen zij die dan in de graven slapen aan hen zal de schuld zijn. Ieder beproeve zich.

God is langmoedig, maar heeft hij niet door ontzettende voorbeelden getoond dat hij de magt in handen heeft. Stroomden niet de golven der zee en de wateren onzer rivieren over de vrugtbaarste velden. Ging niet de rouwstem in de noordelijke provintie van huis tot huis. God is goed. God is liefde maar


pagina: 166

hij wil gezocht worden op den weg die hij ter onzer zaligheid heeft aangewezen.

Maar ik ga misschien te ver. Die het zoo ver niet ingezien heeft, heeft ook geene schuld. Die het inziet moet het uitdrukken en wanneer hij dan ziet hoe de magtigste der Koningen verbroken wierd als het koperen beeld dat hij in den droom aanschouwde, hoe de wijste der Koningen wiens roem als zoo danig door het Oosten klonk weldra de dwaaste wierd, als men dan weet hoe zoet en lieflijk de taal der vleierij is, dan oordeele men ook of dit zoet ene heilzame medicijn of een scherp vergif met zich voert.

Nu volgen het zingen van het volkslied waarvan de twee eerste verzen wierden afgelezen; eene uitvinding die ik niet kan zeggen dat mij eenigzints beviel.

Het vierde gedeelte behelzende eene aanspraak aan de geenen die niet te Leyden gestudeerd hadden, was niet meer klimmende. De lust tot horen was nu ook voldaan. En nu na nog een Couplet van het volkslied stroomde alles na buiten.

Mooi, heerlijk, klonk het van allen kanten. Die dit in eenvoudigheid des harte zeide wijl hij het mooi vond zonder eenig bijoogmerk, die is vrij. Maar er waren er anderen die dieper en om andere redenen vroegen en eene geloofsbelijdenisse wilden afpersen. Wie geeft hen het regt om in ons hart te willen zien om ons te dwingen tot hunne eenheid tot de aanbidding van hunnen afgod even als in 1795 voor dien van den Vrijheidsboom.

'S middags vergaderden de oudere Heeren in de tent alwaar nu wezentlijk vele aardige toneelen & ontmoetingen plaats hadden. Menschen die elkander in geen 40 à 50 jaar gezien hadden ontmoetten zich hier weder op eens, de harten gingen open


pagina: 167

en de vragen stroomden uit de borst. Ik zag hier Van Meurs, Simons, L'Ange [Teissèdre de l’Ange], Van Hall Wiselius &C. Ook hier wierd eenigzints analogue Muziek gespeeld.

Men zegt dat de Koning bijzonder getroffen is geweest, en met tranen in de oogen de Kerk verlaten heeft. God leidt de harten der Koningen als waterbeken en 't gevoel der horenden hangt niet altoos van den inhoud der aanspraak af.

Dit was de eerste dag, heden is het de tweede, heden wordt het feest gevierd, alle oude betrekking vernieuwd, de tijden die vervlogen zijn, herdacht. Doch hoe! God geve dat het ten minste en bij Velen in ootmoed des harten en in vernedering zij en dat het troost woord het bloed Christi reinigt u van alle zonden in menig hart weergalmen moge. Men moge zeggen wat men wil een Christelijk feest was het gister[en] niet. En nu daar wordt de 18e eeuw begraven met deszelfs geleerden deszelfs grote geesten & deszelfs verijdelde opstand tegen het Evangelie. De beker schuimt nog ter eere van de tijden die vervlogen zijn, doch de nieuwe tijd staat reeds aan de deur. O, mijn God hoe ras zullen wij tot het voorgeslacht behoren! Hoe weinig licht hebben wij nog op aarde verspreid! Al worden wij in het leven behouden, hoe weinig tijd dan nog en wij zijn grijsaards. Reeds staan wij als mannen der vroegere Jaren voor het oog van het nieuwe geslacht dat zich om de fortuinen van het levensgenot heen, schijnt te verdringen. Wij denken nog bij onze knikkers en onze leerboeken te zijn, en ziet een derde van eene eeuw vloog reeds voor ons heen Genade Goede God, uit genade worde wij salig. O wanneer zal de liefde regt in ons kenbaar wordden. Is het ons gegeven eens zulk een feest te vieren o moog het dan geheel ter uwer eer zijn. Amen!


pagina: 167

Reisje na Zeeland

Op Vrijdag 25 July vertrok ik met Henry na Rotterdam alwaar de Agenten ons vriendlijk recipieerden & waar ik bij Van Heel die op het Haringvliet woont een heerlijk Maas gezicht genoot. Daar zag ik nog een oude kennis Bousquet v Amst. die nu Braband voor het eerst zoo ik geloof, gezien had & dan maar extra met Antwerpen was ingenomen. Het klein Schippers huis zoude ons een paar uur bewaren tot op den tijd van het vertrek van den Stoomboot (des nachts te drie uuren). Die weinige uuren waren ongerust ik vreesde mij te verslapen. Onder een regenbui trokken wij na de Stoomboot het gezicht in dezelven was zwaarmoedig. Eenige half slapenden hadden zich van de hoekjes meester gemaakt. Eindelijk begon het stampen en wij gingen voort. De lucht helderde op. Mijn eerste gevoel bij het zien van die twee elementen zoo naauw bij elkander gebragt was een soort van uneasiness doch dit ging over. De eenige Kennis die ik aan boord vond was Nortier neef van Schouten met wien eenige onderhandelingen over het Supercargo schap na China in 1825 hadden plaats gehad. De vaart is levendig. Nu en dan komen er passagiers van verschillende plaatsen in de stoomboot en worden er ander[en] weder uitgezet. Het gezicht op Dordrecht is uitmuntend de Kil met alle deszelfs schepen levert een levendig gezicht op. Men komt zeer nabij de Willemstad alwaar het water al zeer breed en onstuimig is. Op eene plaats kwamen een paar echte zeeuwsche boeren in met hunne driekante hoeden en hunne knopen zo groot als zeeuwsche rijksdaalders. Er was dien dag nog al vrij wat wind, zoo dat de Marianne nu en dan nog al eens stortte. Om een uur stoomden wij de haven van Middelburg binnen, terwijl wij ter Veere aan onze regterhand lieten liggen. De haven van Middelburg was bedekt met menschen. Over de ophaalbruggen liepen mij reeds Schouten en de heeren der Commercie Societeit te gemoet die mij hartelijk ontvingen en nu weldra bragten tot de Werf alwaar de


pagina: 168

Walcheren (dit is de naam die de Mij aan dit schip gegeven had) gereed stond om af te lopen. Ik wierd aldaar terstond aan den Heer Vredenburg, Gouverneur der Provincie, gepresenteerd. Deze was vroeger Gouv van Noord Braband en schijnt per eene soort van disgrace in Zeeland gekomen te zijn. Er waren voorts vele aanzienlijke Middelburgers zoo Heeren als Dames. Weldra liep de Walcheren met zeer goed gevolg af. Het was en schip van 400 last [onl]. Nu wierden er in de werf zelve voor het gebouw tafeltjes geplaatst een soort van tent er over gehangen en daar gecollationneerd. Deze werf behoorde vroeger aan de O I Comp. wierd nu door den Koning aan de Commercie Societeit afgestaan[,] eene oude inrigting eens groot door handel voornamentlijk zoo als ik vernam ook door slavenhandel, doch die zijne Capitalen geheel versmolten & zijne actien zonder waarde ziet. Deze Societeit laat ondertusschen door de twee scheepsbouwmeesters Rose scheepen bouwen die het zij door het Gouvt het zij door particulieren worden overgenomen. Zoo was nu dit schip door de Heeren van de Broecke[,] Luteijn & Schouten overgenomen die er echter weder eene rederij van gemaakt hadden waarin de meeste der aanwezigen deel hadden genomen. Er zijn te Middelburg nog al veel rijke lieden voor al de kinderen van eene zekeren Versluys, die millioenen nagelaten heeft en die allen getrouwd en in Middelburg geetablisseerd zijn. Onder de genen die ik daar zag herinner ik mij de volgenden Sprenger onzen agent die daar een van de Notabelen is, in alle administratien schijnt te zijn zaken op Demerary heeft, en die ook een Stoom Olijmolen heeft opgerigt. Boddaert, lid van de Staten Generaal, met eene Jufv le Jolle uit Amsterdam getrouwd en die zoo meer een man na de


pagina: 168

wereld is. De vrouw van Sprenger kwam mij voor eene zeer lieve reeële vrouw te zijn. Voorts De Heer Visvliet [Van Visvliet] thans lid der gedeputeerde Staten met zijne vrouw, de Heer van Citters ad idem, de Heer Bijleveld Secretaris der stad Middelburg de Heer Libert, de Heer Pous pakhuismeester, oprigter van een soort van Kweekschool voor jongelingen die den landbouw willen leeren, schrijver van werkjes tegen de vrijheid van handel in de Thee en in de Granen, de Heer Bomme zijn ambtgenoot, zwager van Schouten een ongegeneerd heer, doch wel een ronde Zeeuw, groot liefhebber der natuurkundige wetenschappen. De eerst gedronken Conditie was de Koning vooral uit hoofde van zijn besluit om Premie aan de bouwers van schepen te geven, toen de Gouverneur der Provincie de stad Middelburg, de Handel maatschappij alles trouwhartig en met de behoorlijke zwier. Het was Willem de 1e die als Vorst van Oranje als Koning der Nederlanden en niet als representant der liberale beginselen op den troon gedronken wierd. In 't geheel kwam mij Zeeland voor nog veel zoo als voor vijf en twintig à dertig jaren te zijn, niet afgodisch geknield voor de nieuwe denkbeelden, doch ook nog niet van die kracht doordrongen die tegen den afgod van het fransche liberalismus is opgekomen. Alles is hier nog zoo eng, de menschen zijn zoo met de kleine belangen van den dag ingenomen, zoeken hunne distinctien tegen elkander vol te houden en de Aristocratie zoekt langzamerhand weder in hare regten te treden, de kooplieden weder wat op de teenen te trappen en zelfs in het driemaal luiden voor het vertrek van het Stoomjagt hare macht te doen gelden. Ik wierd verzocht om te improviseeren. Het kiezen van een onderwerp had al veel moeielijkheid in; eindelijk had


pagina: 169

men de Herstelling v Nederland opgegeven waarvan ik voornamentlijk de herstelling v Zeeland maakte & dus van de Ruiters Bankerts Evertsens & van Brazilie en Nieuw Nederland sprak. Dit wierd dan ook zeer goed opgenomen en het ging nog al wel van de hand. Ik bragt er den Kristelijke geest onzer voorvaders nog bij te pas doch wist volstrekt niet op welk eene hoogte ik hier stond. Toen wierden er nog vele condities uitgesproken en het zoude zeker op het laatst levendig gegaan zijn indien niet de presentie van den Gouverneur & de wensch van dezen om vroeg heen te gaan, de partij niet hadden doen opbreken. De Dames zongen zoo met de gewone complimenten, en was er zelfs een dochter van den Gouverneur die zich liet horen. Ik kwam toen bij Schouten die een groot huis een langen tuin en eene menagerie van allerlei vreemd gevogelte heeft. De dochter v Schouten is zeer zwaarmoedig doch schijnt bijzonder goedhartig.

Bijzonder vermoeid was ik dien avond en toen wij 's Zondags reeds vroeg op een wagentje zaten om na Westkapelle te rijden voelde ik mij geheel onwel, en vreesde in Zeeland ziek te worden. Doch God behoedde mij genadig, en ik wierd tegen den middag weder als voorheen. Met de Sprengers en de Boddaerts vereenigden wij ons op dezen tour. Ik had eigentlijk den Zondag moeten vieren te Middelburg doch voelde daar toe nog geen moed & lust genoeg. WestCapelle is een dorp van elendige hutten vroeger eene stad alwaar alles van den Dijk leeft wiens bouw, uit hoofde van de veruitstrekkende glooying zeer geroemd wordt. Het College van Walcheren waaraan het beheer van dezen Dijk is opgedragen bestaat uit vijf leden waarvan Sprenger er een is. Zij genieten ƒ 500 tractement. Voor deze Dijk worden in de Polders gelden opgebragt.


pagina: 169

doch worden er bovendien nog Subsidien vereischt van het Gouvern. Van dien kant schijnt men om dus menschelijkerwijze te spreken geen gevaar voor Walcheren te vrezen. Het land is hier overal bouwland & uit hoofde van de grote waarde van dit land, zijn de veelvuldige hofsteden die hier vroeger waren, langzamerhand de eene na de andere gesloopt. Hier en daar ziet men nogal boomen meer als men in Zeeland zoude verwachten en op sommige plaatsen zijn zelfs eigentlijke bosschen. Wij klommen op den toren te Westcapelle, om daar het licht te zien dat daar ten baak op zee moet dienen. Het is zeer kunstig en kostbaar in Engeland gemaakt en met verzilverde spiegels. Ik vernam eenige dagen daarna van den Heer Twent dat men eene goedkopere wijze had uitgevonden om een zoodanig licht daar te stellen, en dat dit in alle nieuwe inrigtingen van dien aart gebruikt wierd. Van dezen toren had men een schoon gezicht over het geheele eiland en leverde de verschillende soort van cultures eene alleraangenaamste schakeering van kleuren op. De bezittingen schijnen over het algemeen in zeer kleine gedeeltens verdeeld te zijn. Langs eene barren en eentonigen dijk reden wij na Domburg dat insgelijks vroeger eene stad is geweest. Hier bij de Herberg is een plein met boomen hetwelk het doel is van vele partijtjes die uit Middelburg en andere Walchersche plaatsen derwaarts gemaakt worden. Men noemt dit rijden Spelevaren zoo in den trant van de herders van Heemskerk [J. van Heemskerk] en daar de afstanden zoo klein zijn en men als men hard reed spoedig het gehele land doorgereden zoude hebben houdt men bij ieder kapelletje aan en blijft daar een half uurtje om eens koffij te drinken of te borrelen. De rode wijn wordt vooral niet vergeten. Te Domburg zag ik in de Sacristij der kerk deze Nehalennia hier vroeger bij bijzonder lage zee gevonden. Men heeft


pagina: 170

dezelve bij gelegenheid dat een of ander hoog personaadje dezelve bezoeken zoude eens wit geverfd, en naderhand moeite genoeg gehad om dien tooi weder weg te nemen. De kerk ging juist uit & de Dominé hoorde ik dat een groot letterkundige was, een liefhebber van reciteeren die onlangs aan iemand die hem bezocht een halve zang van Helmers had opgezegd. Van Domburg wandelden wij meest door eene schone plaats die vroeger aan den heer Slicher toebehoorde en alwaar onder andere een Nehalennia in een antieke brug gemetseld is na de buitenplaats van Sprenger waar wij zeer goed onthaald wierden en waar behalve de fam Boddaert, mijn vriend Schouten en een jonge Luteijn niemand anders was dan twee jufvrouw[en] de Jonge, nichtjes van den advt en archiv en zoo het scheen bevallige meisjes. Het discours was geheel Haagsch of liever even zoo als men in den Haag zoude spreken. Ik was geheel zoo als ik voor eenige Jaren was & in mijne Imp over de Zeeuwsche dichters Cats & Bellamy kon dus geene bijzondere kracht wezen. Ik had een den Zondag weggegeven en wat wilde ik nu voor bijzonderen zegen verwachten. Meê te gaan dit blijft nog altijd mijn character. Op den volgende dag reden wij na Vlissingen. De helft van de weg wierd tijdens het beleg door de Engelschen zoo ik geloof van boomen beroofd. Vlissingen is nog een groter stad als ik dacht. Dezelve bloeit zoo men het bloeien kan noemen thans alleen door de Marine die hier zeer goed ingerigt. Een geheel gebouw dat vroeger te Antw. stond is aldaar overgebragt. Eerst zagen wij de werf na dat ik door Schouten gebragt was bij den Admiraal Gobius een man van Jaren


pagina: 170

doch die nog rustig & krachtig scheen te zijn. Een portrait van de Ruyter hing in den vestibule. De Magazijnen van de werf kwamen mij voor uitmuntend in orde te zijn.Wij zagen er ook eene model kamer waarin een model was van elk stuk dat aan de werf wierd gebruikt. De Zeeuw was nu onttakeld & bezagen wij dit schip geheel en al, als ook een tachentiger de Neptunus die op den stapel lag. Naast dezelve was de Amphitrite een veel kleiner schip. Ook was er nog een fregat de Rhijn dat uit elkander genomen wierd, om er een Stoom apparaat in te brengen. Het dok is van beide zijden met de gebouwen der Marine bezet. Het merkwaardigste is het arsenaal dat van binnen ook met zeer veel smaak is ingerigt. Het was bom vrij en er is een plate forme op hetzelve waarvan het gezicht uitmuntend is. Op de reede lagen de Nehalennia gecommandeerd door Kapt Rijke en de stoom fregat Suriname. Naar dit laatste vaartuig gecommandeerd door Kapt Frank roeiden wij in de grote boot die de Admir Gobius ons gegeven had. Deze rede was nog genoeg bewogen en de boot danstte rijkelijk genoeg op de Golven. In het eerste oogenblik beviel het mij even min als het Stoomen, doch in weinige minuten was ik er genoegzaam aan gewend. De Suriname was uitmuntend ingerigt met schoon gemeubileerde vertrekken en allerlei gemakken voor de passagiers. Van Vlissingen is thans de gemeenschap met Breskens op den tegenovergestelden oever door een stoomboot geopend, die echter nog zeer scheen te schommelen. Wij aten eenvoudig maar goed bij Jufv van Dijk. Ons gezelschap bestond uit den ouden & jongen Luteijn den ouden en jonge Bomme, Holscher die in dit voorjaar Schouten herwaarts verzelde & deze Heer zelve. De Gesprekken waren ordinair maar


pagina: 171

toch rond. Thuis komende na dat wij bij den schonen maneschijn het heerlijke gezicht dat men op het hoofd te Vlissingen heeft, nog genoten hadden, vonden wij nog de vrouw van de Jongen Luteijn eene Jufv Bomme. Het was uit volstrekte noodzakelijkheid & om niet onbeleefd te zijn dat ik improviseerde over Galilei & het scheen toch dat deze Imp op Jufv Schouten een goeden indruk gemaakt had. Op den Woensdag ochtend liep ik nog Middelbrg rond indedaad eene schone stad. De gemeene buurten liet men mij niet zien. De Conversatie die ik dezer dagen hoorde was veelal Middelburgsch, de voormalige bloei der stad door de O I Comp., door demunt, door al den rijkdom vrucht van handel & kaperij hierover hoorde men veel spreken. In 1795 wierd alles aan deze plaats ontnomen, grote armoede & ongeluk veroorzaakt, en de werf wierd naderhand tot het bouwen van Kanonneerboten gebruikt. Vlissings smokkelhandel met Engeland schijnt geen voordeel meer opteleveren en de rijke lieden van daar zijn meest na Middelburg getrokken. In Veere moet alles geheel armoede en verval zijn. Arnemuide heeft nog eenige vischvangst. Op een schilderij dat Schouten bezat zag men deze plaats als zeehaven terwijl zij nu midden in het land ligt. Veel wierd er gesproken over een vischje Molenaar genaamd hetwelk in Zeeland zeer gezocht is en die men bij het miniatuur van een kabbeljaauw vergeleek. De belegering van Vlissingen door de Engelschen, het lijden onder de Franschen gedurende de laatste maanden van 1813 en de eerste van 1814 gaf ook aanleiding tot vele vertellingen. Toen de Engelsch[en] te Middelburg waren, was aldaar bijzonder veel handel. Bij Schouten klom ik nog op den toren die zijn huis gelijk verschillende andere heeft, van waar Bomme


pagina: 171

ie zijn buurman is, met zijne Kijkers de Engelsche schepen in 1813/14 bij gelegenheid van overwinningen kon zien seinen. Men bedacht in de naburige eilanden om met grote letters op Borden gelijk in de Balletten, de overwinningen der geallieerden aan de inwoners van Walcheren bekend te maken. Het gebouw der O I Mij is stevig gebouwd, ik moet nu alle de Zolders overlopen ten einde te zien hoe veel daar geborgen kon worden. Er stonden nog veel oude speculatie partijtjes Thee vrucht van het Patriotismus of liever Urbanismus bij gelegenheid dat de eerste thee van China aldaar na de vrede aankwam. Men vindt hier het dubbel der Archieven der O I Comp. Toen de Engelschen hier waren namen zij alles weg wat hen aanstond goederen, Zeldzaamheden die hier verzameld waren & zelfs alle de stukken uit het archief die betrekking op Bengalen hadden. Men zeide mij dat hier & te Amsterdam de verzameling der Archiven van de O I C. was dewijl in beide plaatsen de raad van Zeventienen gehouden wierd. De Abtdij alwaar zich vroeger de logementen der stemhebbende steden bestonden is ook merkwaardig gelijk mede het Stadhuis een zeer anticq gebouw daar men de afbeeldselen der vroegste Graven van Holl & Zeeland ziet uitgehouwen. Ik kan niet zeggen dat de vorm van den langen Jan, deze naam heeft de hoogste toren van Middelb. mij bijzonder beviel. Naauw had ik dat alles bezien en teves eenen steen op den dijk gevonden die half door de paalwormen was opgegeten of liever doorboord klonk het klokje reeds om in de Stoomboot te treden waar ik nog al goed gezelschap vond. De oude Luteijn scheen mij toe een hartelijk Kristen te zijn. De heer van Doorne een Zeeuw oud Gouverneur van Zeeland & thans van


pagina: 172

Oostvlaanderen scheen een kundig staatsman te wezen met wie ik nog al een & ander sprak, doch het is zeer natuurlijk dat deze menschen hoe knap dan ook altijd in den Geest des Gouv spreken. Hij sprak dan ook zeer van de voortgang der goede zaak en liet zich zoo wel verluiden dat het Protestantismus minder veracht dan vroeger zelfs niet verwijderd was van eenigen invloed te verkrijgen halende als bewijs daarvan aan, dat er koetsen van eerste families 's Zondags voor de Protestantsche Kerk stonden. Hij zeide dat de Curés overal bijna goed gezind waren, doch dat de meeste oppositie bij de hoge geestelijkheid was die volstrekt na gezag dorstte. Deze scheen thans sterk tegen Bals Comedie &C te ijveren, doch over het algemeen het Gouv. meer dan voorheen te respecteeren. De Catholique wierd gelijk hier zulks bewezen was geworden door priesters geschreven. Wat de fabrieken betreft zag hij met schrik de spoedige reusachtige toeneming der katoenfabrieken, en begreep dat dit onmogelijk volgehouden kon worden. Hij zag de bevolking der fabrieksteden als gevaarlijk aan als zeer zedeloos en als gereed om bij de minste stuiting zich aan losbandigheden over te geven. Hij zag met leedwezen die gedrukte staat der Linnen fabrijken & wist niet wat daarin te doen. Het bleek uit de opgemaakte Rapporten dat de uitvoer van dit fabricaat niet verminderde, maar dat er maar een disproportie was tusschen de matière première & het fabricaat waardoor de landbouwer niet bestaan kan. Zeer roemde V D. [Van Doorne] de bereiding van den meekrap door de Verplanckes iets 't geen ik vroeger als de ruine van dezen tak van handel hoorde voorstellen en zeide hij dat de V door Correspondentie konden bewijzen

 


pagina: 172

dat zij die dezelve eens gebruikt hadden zich bij voorkeur & bij uitsluiting van hunne krappen wenschten te bedienen. Twent die over het Lootswezen en ook aan de Marine geemployeerd is, sprak veel over Stoomboten en over Schepen. Hij had ook in Rusland gediend, en de vermeestering van Anapa in eenen vroegeren veldtogt bijgewoond. Een leeraar van Brouwershaven, die vroeger te Antwerp gestaan had, in de tijden onzer Republiek herhaalde dat men te Brouwershaven niet meer juist weet waar het huis van Cats gestaan heeft. Van het doopen van Cats vond men zeide hij geen aantekening daar hij nog in den Roomsche tijd geboren was, en de vermelding dat zijn Vader in den Raad was, deed niet af daar hij de voornaam van zijn Vader niet noemde, en men dies niet kon nagaan wie het eigentlijk geweest was. Hij verhaalde ook dat Brouwershaven reeds was begonnen te vervallen sedert het aan Zeeland gekomen was voor eenige eeuwen daar Zierikzee altijd belet had dat deze plaats stemhebbend wierd. Er was zeer weinig visscherij in deze plaats meer daar de boeren liever aan den dijk werkten, en men teelde er meest meekrap die echter thans voor den landman een zeer ongunstig resultaat opleverde. De reis op de Stoomboot was nu zeer voorspoedig. Het diner gaf eene aangename tusschenpozing en den tijd liep zoo snel om dat wij waarlijk eer wij zulks gedacht hadden reeds in het gezicht van Rotterdam waren. Ik vroeg aan den oude Luteijn of hij het voor een Christen vergund achte van de Stoomboot gebruik te maken en hij antwoordde daarin geene zwarigheid te zien dewijl het een verbeterd middel van communicatie is. Voor Middelburg heeft het


pagina: 173

vooral groot belang als ook voor geheel Zeeland, dat nu minder van de andere gedeelten van ons land schijnt afgescheiden te zijn. Capadose ziet de Stoomboot te veel overdragtelijk als het zinnebeeld der eigen kracht die tegen stroom & wind opkomt in vergelijking van de zeilschuit die zich aan hooger invloed overgeeft, doch dit is tog maar waar dat het de zeilschuit niet aan wil maar aan kracht ontbrak want dat hij door zijn laveeren zoo veel mogelijk gebruik van de wind trachte te maken, om tegen de intentie van de wind in te zeilen. Ter Borg stemde ook de aanmerkingen toe dat ten allen tijde de kinderen van Seth gebruik gemaakt hebben van de uitvindingen van de kinderen van Cain. Deze laatste[n] zeide hij moeten zich wel met zoo iets bezig houden, daar zij anders kwaad zouden doen. Hierbij valt mij in dat Schouten mij verhaalde eens twaalf dagen tusschen Rotterdam & Middelburg op het water te zijn geweest.

Ik vond te Rotterdam een rijtuig gereed staan, met het welk ik spoedig na den Haag overreed en door Gods goedheid alle de mijnen gezond weder vond. Met genoegen leerde ik Zeeland kennen en mijn oordeel over de veschillende gedeeltens van ons vaderland was hierontrent vollediger geworden. Over vastheid van mijnen kant had ik niet te roemen, ik had overal den toon aangenomen die ik gevonden had, doch was ook zoo niet gekomen in eenige gelegenheid om mijn gevoelen uittespreken. Ik heb echter meer moed tegen stoomboten & water gekregen en toch in deze oogenblikken toen ik zoo ver verwijderd was van allen die mij lief hadden & van wien ik kon verwachten dat zij indedaad belang in mij stelden, mijzelve nog beter leeren kennen. Mogt ik mijne nietigheid en behoefte aan Gods genade daardoor meer hebben leeren bezeffen.


pagina: 173

Bezoek van ter Borg

Onder de vele bijzonderheden der verlopene dagen was er zeker geen belangrijker dan deze. Er was bijna een Jaar vervlogen, sedert ik ter Borg iets gehoord had en geloof ik niet dat sints mijn verblijf in Amsterdam ik iets van hem vernam, nu en dan ook nog al van hem terug gehouden wordende door die gedachten die in des menschen hart opkomen en door den wensch om nog iets in hem te vinden dat mij te sterk was, zoo dat ik als een brug tusschen de wereld & hem zoude kunnen staan. Toen nu Messchert mij schreef dat ter Borg bij hem zoude komen schreef ik hem of hij t B wilde vragen hier wat te vertoeven, meer uit een zeker soort van gevoel dat dit gevoeglijk was, als uit hoofde van een wezentlijk verlangen na den gezegenden man. Toen schreef hij mij uit de volheid van zijn hart dat hij verlangde te komen. Nu kwam ik uit Zeeland terug en ziet daar was ter Borg reeds bij de mijnen. Hij was dien avond bij hen geweest en had genoeglijk met de mijnen gepraat en hen uit Bilderdijk's vermaking voorgelezen. Het was een grote zegen dat ik hem vond. Ik was op de weg om van God af te wijken. Ik wilde weder meer en meer plooyen en God en de wereld vereenigen. Van agteren gezien is ook mijn reis na Middelburg goed geweest, doch hoe gebrekkig, was alles van mijne zijde en hoevele wereldschgezindheid liep er door, daar ik het toch zeer aardig vond aldaar zoo in qualiteit gerecipieerd te worden 't geen mij nog duidelijker voorkwam bij de soort van miszetting die ik ondervond toen ik te Middelburg in de Courant mijn naam niet las en gene uitweiding vond over


pagina: 174

al het belangrijke dat ik gedaan had. En thans nu daar ik dat alles inzie, streelde het mij toch nog er over te horen spreken dat de Torenwachter op de lange Jan was komen vertellen, dat ik op de stoomboot was, dewijl men ter aanduiding daarvan op de Krummer reeds een sein had gemaakt. 'S morgens na mijne terugkomst vond ik een brief van Capadose die zich informeerde of het waar was of ik het Synodale maal had bijgewoond en daar geimproviseerd had zich niet kunnende begrijpen dat ik genoegen had kunnen scheppen op eene plaats waar zich zoo vele vijanden van Christus bevonden. Over dien brief was ik eerst boos, er had immers eene aanleiding bestaan voor mij om op dat Synode te komen, ik had er immers wat het Synode zelve betrof niets meer mede te doen, als anderen die daar in qualiteit gevraagd waren. Ik had immers moedig gestaan om den eeuwgeest te bestrijden. God had immers zijn welgevallen getoond, door mij de kennis van een Kristelijke Dominé te doen maken. Men had wel gezien dat ik het niet met de geest der eeuw eens was. In dezen geest wilde ik eerst Capadose antwoorden, doch dit ging niet. Mijn geweten bij het erkennen van Gods zegen in dezen met erkenning dat ik veel dieper nog had kunnen vallen zeide mij meer. Het is waar dit antwoord aan Dermout gegeven, was de naruurlijke aanleiding tot mijne komst geweest, doch dat antwoord zelve had ik het gegeven in de vreeze Gods, of op een oogenblik dat ik den mensch Dermout die voor mij stond, wenschte te behagen en te tonen dat wij het volkomen eens waren, of ten minsten eenige Explicatie ten deze te ontwijken. En nu het diner zelf. Ik had uw gebed gehoord dat Cicero

 


pagina: 174

ook mede had kunnen bidden en dat niet dat van den President van een Kristelijk Synode was. Ik had ja de waarheid verkondigd voor mij zelven, doch in zulke vormen en beelden, dat ook tegenstrevers zonder geschokt te kunnen worden er deel in hadden kunnen nemen en er zich bij neder hadden kunnen leggen. Dit is Mysticismus de waarheid zoo voortedragen dat door den invloed van een onbestemd gevoel ook de nog niet gelovenden er genoegen in kunnen nemen. Het woord Gods gepredikt in kracht moet scheiding maken tusschen gelovigen en ongelovigen. Mijne ziel die den strijd vreest zoekt te vergeefs deze waarheid weg te redeneeren. Verder trok ik mij wel is waar de applaudissementen zoo niet aan, als ik vroeger gedaan had, doch ik zat daar toch en verheugde mij vleeschelijk in spijzen en drank. Wat nu de vereeniging met het Synode betrof zij bestond voor mij, & niet voor anderen die daar genodigd waren. Zij waren gekomen om dat zij Kolonels Administrateurs &C waren, hadden over koetjes en kalfjes zoo men zegt gepraat & gingen in dit opzicht zonder zonde naar huis. Ik daarentegen kwam zoo als ik zelve bekende met een geestelijk inzigt op het Synode, ik had aldaar geestelijke dingen verkondigd. Nu had slechts het denkbeeld dat de Jonge naderhand verkreeg veertien dagen vroeger in zijne ziel moeten opkomen om namentlijk toch eens iets van de imp te zeggen voor het Publiek & ziet daar stond ik in de oogen van geheel Nederland als een Profeet Hamajar, die profeteerde dat de rust en vrede reeds gekomen waren, want al had ik het nu nog al zoo ernstig gemeend om dat geheele Synode te bekeeren zoo had het publiek dit niet kunnen lezen uit de manier waarop de zaak beschreven zoude geweest zijn. De gelovigen waren bedroefd geworden en de liberale inquisiteurs hadden mij toch niet


pagina: 175

vertrouwd, al had ik ook een vers ter eere van de aanspraak v V d Palm gemaakt. Dit alles wierd mij duidelijk terwijl ik met t B [ter Borg] over die zaak sprak. Ik had hem dezelve in mijne eerste stemming open gelegd, daar ik vermeende dat hij mij gelijk zoude geven, maar met de meeste eenvoudigheid met de meeste liefde deed de waardige man mij inzien dat ik in vele ook in dezen gezondigd had & ik moest of liever ik mogt het erkennen. Mijn hart vol van drogredenen & bewimpelingen wierd getroffen en ik zat daar weenende naast hem die hoewel zondaar als ik, als een Nathan voor mij stond. Toen besefte ik dat de genade Gods mij alles kon zijn & moest zijn, dat de strijd bitter is voor onze natuur die zoo gaarne alles hier op aarde wil vereenigen maar dat het God is die ons de overwinning geeft in Christus zoo wij ons niet moedwillig in gevaar begeven en zoo wij zijnen weg volgen, maar niet vooruitlopen. Hoe geheel was mijne betrekking met ter Borg veranderd. Voor twee Jaren stond ter B daar nog in vreeze voor mij zag tegen mij op, als of ik hem de waarheid moest verkondigen en durfde zich nog niet uitlaten over de gewigtigste waardigheden. Nu stond hij nog in zwakheid in de toepassing op vele dingen des levens welke hij nog niet voor God gebragt had doch hoe krachtig stond hij in de zaken des geloofs vermogende alle dingen door Jezus Christus die hem kracht gaf. God gaf ons gelegenheid tot vele gesprekken over de gewigtigste waarheden of liever over de waarheid want zij is één. Het Christendom is een zaak een geheel; dit gevoelt ieder wien het hart is opengegaan. Dit is nu ook de gehele slotsom die ter Borg uit den bijbel trekt of liever die hij op iedere bladzijde van dezelven vindt namentlijk dat de mensch geheel verderf is & dat


pagina: 175

het eene afgedane zake is dat wij uit ons zelven niets kunnen, dat wij geheel onmagtig zijn. Doch dan staat daar van den anderen kant de genade Gods in Christus die ons alles geven zal zoodra wij het maar verlangen zoo dra wij maar in de gelove staan. De minste behoefte die bij ons opkomt tot God, is uit hem, is reeds genade van hem want uit den zondigen aardschen verdorven mensch kan dezelve niet opkomen. God verstaat ieder wensch die uit ons oprijst. Zij wordt zij is reeds verhoord, het zijn vruchten der genade die weder nieuwe genade voortbrengen. Dit eens ingezien zijnde zoo erkent ons hart dat God bij wien geen verandering is, deze genade die hij ons geeft altoos en eeuwig gewild heeft dat wij volbrengen de wil zijner voorbepaling tot onze eeuwige zaligheid. Nu openbaart zich echter de strijd der wereld buiten ons en in ons zouden wij bekennen dat Gods geest met onze geest getuigt dat wij kinderen Gods zijn. De menschen willen dat er nog altijd iets uit ons zelven bij komt, al is het dan ook maar de geschiktheid de aanneming of wat het zij. Dit is het Remonstrantismus in alle deszelfs nuances het Pelagianismus in alle deszelfs gronden en fijne vormen. Zoo dra wij in het gelove staan, zoo erkennen wij de zaak voor ons zelven, al stonden wij ook alleen op de wereld, onze tegenwerpingen ontspruiten alleen uit het ongeloof uit menschelijke redenering. Maar hoe dan met de anderen? Ons is het gegeven hen het Evangelie te verkondigen, hunne betrekking met God kunnen wij niet beoordelen. Het eenige dat wij niet begrijpen is de oorsprong van het kwaad doch dit ligt buiten de Openbaring en is derhalve eene zaak buiten het bereik van den menschelijken geest. Maar nu die veroordeeld worden zullen toch erkennen dat zij regtvaardig de zaligheid missen. Dit is onwedersprekelijk. God is regtvaardig.


pagina: 176

Laat ons maar ons eigen leven nagaan en vragen of na de onvolmaakte bewustheid zelf die wij nu van ons vorig gedrag hebben wij ons zelven zouden beschouwen als onregtvaardig veroordeeld. De vrije genade is volgens t B [ter Borg] de zaak waarop alles neêr moet komen en toen hij deze verkondigde, had hij dezelve alleen in den Bijbel gevonden het Geref. leerbegrip steeds met schrik aangezien en had hij Calvinus aan wien alleen men in Engeland & Duitschland gewoon is de Predestinatie toeteschrijven zoo als ik vermeen nooit gelezen. Nog zie ik den man in 1824 bij mij terugschrikken op het woord van onwederstaanbare Genade door dC gebruikt. Als leerstuk zegt t B kan de Predestinatie tot bolwerk van de Kerk dienen doch het is een koud woord dat niets afdoet, maar het moet gevoel in het hart worden overtuiging dat bij ons alles afgedaan is & uit ons niet goed kan komen maar alles van God nederdaalt. Dan wandelen wij in de gelove. Tusschen beide verheugt ons de Heer met zijne nabijheid en zijn dit de stralen der zaligheid die ons het leven verlichten. Met deze vertroostingen verstaat T B geene inspiratie zoo als de mystiken maar alleen die oogenblikken als het woord Gods krachtig op ons hart werkt, als wij onze zonde & verlossing gevoelen & als Gods geest met onze Geest getuigt dat wij kinderen Gods zijn. Doch hoe zegt t B ligt nu de scheiding met de buiten wereld. Toen hij dit verkondigde weken ook die zijner vroegere hoorders, die hem nog hadden kunnen bijhouden. In de huizen waar hij vroeger over godsdienstige zaken sprak komt hierdoor de afwijking. Hoe, gij houdt u voor eenen


pagina: 176

uitverkoornen. Zijn wij dan zoo zondig, is er niets goeds in ons. De troon der Genade staat immers voor allen open. Niet ter B [ter Borg] maar de H S. verkondigt het. Daarna vindt ter B ook alle palingenesien ongegrond in de Schrift. Hij vermeet zich niets te bepalen, over niemands genadestaat te oordelen maar vindt overal in de Schrift het onderscheid tusschen gelovigen en ongelovigen hier en eeuwig. En als gelovigen kan hij alleen aannemen die welke geheel afstand van hunnen ouden mensch gedaan hebben en geheel in Christus gevonden willen worden daar God alleen in Christus de Zondaren kan aanzien. Alleen door dit geloof aan de vrije Genade daalt de vastigheid in ons hart daar wij anders door iederen wind der leering omgedreven worden. Dit is nu de leer en overeenkomstig deze leer, leeft ook t B. Zijn leven is een gebed. Hij weet dat God hem in alles uitkomst zal geven. Waar hij de wenken ziet daar handelt hij met beradenheid en kracht. In moeilijke betrekkingen bidt hij tot God wetende dat deze de scheiding maaken zal op zijnen en niet op onzen tijd. Zoo had hij jaren lang een kransje waarin Yntema onder anderen was en dat derhalven door het zoo uiteenlopend verschil van denkbeelden niet dan eene gedurige aaneenschakeling van botsingen op kon leveren. Lang had t B onder dit kransje gezucht. Nu echter zegt op eens de oudste van het gezelschap dat vermeerdering van bezigheden hem niet veroorloofde om verder deze bijeenkomsten bij te wonen, en nu ligt in eens de gehelen krans, die zonder eenige onaangenaamheid uit elkander gaat. Alles brengt t B voor God die in de eigenlijken zin zijn vader in Christus geworden is, niet altijd in opzettelijke


pagina: 177

gebeden, maar in stille verzuchtingen waarin de ziel die eens met God in gemeenschap is zich tot hem verheft. Ik las t B [ter Borg] voor hetgeen ik over de aanspraak van V d P [Van der Palm] had geschreven, dit trof mij en hij zeide zoo ik dit zoodanig zag, gelijk het hem nu geheel duidelijk wierd, het ook mijne pligt was, om dit te verkondigen wanneer er daartoe eene gelegenheid komen zoude. Bij deze gelegenheid stelde hij zoo met een paar woorden in krachtige eenvoudigheid maar tevens in innige liefde den staat der ziel voor, die hier bij haar afscheiden nog buiten Christus is. Hij was mij als een profeet, maar teves als een broeder. In het Profetisch woord heeft hij veel inzigten, hoe de betrekking van den Leeraar nog is even als ten tijde des O T dat hij niets mag zwijgen, maar de volle waarheid moet verkondigen doch dat als de Profeet in de huizen der gelovigen en der zwakken in ging, hij de waarheid naar ieders bijzondere behoefte mogt prediken.

Treffend was het geen mij t B. van zijne zamenkomst met Bilderd. [Bilderdijk] verhaalde. Hij had steeds tegen dezen opgezien, en hoewel hij de waarheid erkende die er in B schriften door straalde, had hij zich met zijne sterke uitdrukkingen niet kunnen vereenigen. Met vreze en beven trok hij derhalve de schel bij Bil. over, zag dezen weldra tot hem naderen en zijn hand met de meeste hartelijkheid grijpen en drukken zeggende Dominé ter Borg, komt gij mij zien. Nu werd ter Borg daardoor getroffen indachtig het geen hij altoos over B. gedacht had & zeide hij Mijnheer Bilderdijk ik moet u toch iets zeggen dat mij op het hart ligt, uwe hardheid heeft mij altijd gestuit. O Mijnheer antwoorde hierop de Grijsaard laat al wat menschelijk is, in mijne schriften mogen vergaan, indien slechts dat geene wat uit God is moge blijven bestaan.


pagina: 177

Merkwaardig was insgelijks zijn verhaal ontrent het bijwonen der audientie van Z M. Hij wierd daartoe opgeroepen op een oogenblik, toen het hem niet meer mooglijk was bij zijne Collega's eenig licht intenemen hoe hij zich te gedragen had. Hij dacht een oogenblik of men hem ook een po[e]ts had willen spelen, doch voelde zich in deze bewaard, want zeide hij, zoodra men zoo iets dacht was men buiten God, terwijl van den anderen kant indien men zich in God bleef gevoelen men gewillig en blijmoedig alles kon doen. Ook zeide hij bedroog men zich zeer dikwijls bij zoodanige vermoedens. Nu hij was dan den volgende dag in een koets derwaarts getrokken na eerst nog aan den koster gevraagd te hebben of het ook in een sleetje kon. Daar op de Audientie terwijl de Diakens nog in eene andere Commissie begrepen waren, had hij lang heen en weder gelopen, geestelijken en wereldlijken gezien doch gelukkig niemand gekend. Nu kwam hij voor den Koning. Hij had zich innig getroffen gevoeld zoo dat hij bijna niet wist waar hij stond maar hij had van den eenen kant eenen diepen eerbied voor den Koning als Koning gevoeld, maar hem toch van den anderen kant geheel als mensch voor zich gezien. Wat hij hem eigentlijk gezegd had, wist hij niet, doch hij had van Christendom gesproken.

Over het biddende en lijdende in de opvoeding der kinderen gaf hij mij ook vele wenken. God heilige dezelven aan mijn hart.

De eerste avond die ter Borg bij mij doorbragt was bijzonder regenachtig. Wij zaten dus neder en in dit onderhoud gevoelde ik eigentlijk wat het Evangelische Confessez vous les uns aux autres eigentlijk bedoelde.


pagina: 178

Den volgende middag gingen wij de Van der Houves [Van der Houvens] opzoeken. Daar binnen koomende was Jane met een paar vreemde dames in de kamer. Er wierd nog over het beroep van Dom Gobius [Gobius du Sart] naar Balk in Vriesland gesproken, doch er was verder geen discours. Toen V d H & zijne vrouw t'huis kwamen, was er weder ander bezoek, zoo dat ik niet dacht dat wij over iets aan het spreken zouden komen. Toen wij in de plaats wat op en neder gingen kwam het hart eigentlijk en eindelijk los en aan ter Borg wierd de moed gegeven om over alle de bijzaken heen op het eenige nodige te komen en dit verkondigde hij met eene hartelijkheid niet alleen maar tevens met eene krachtige aanhaling van bijbelplaatsen die mij innig trof. Nog hoor ik hem daar onder den bloten hemel, met plegtigen ernst herinneren aan den text Waar twee of drie in mijnen name vergaderen zal ik met hen zijn. Ook naderhand het huis ingegaan zijnde begon hij nu met Mev v der H. te spreken haar allerliefderijkst te bejegenen en toen zij dan op hare verloren kindertjes terug kwam, wees hij met kristelijken heldenmoed op zijne vijf ontslapenen. Het geen hij verkondigde was de noodzakelijkheid der gehele overgave van ons hart aan Christus en de erkenning dat bij ons niets goeds overig was. Dan wierd steeds door V d H en zijne vrouw aangemerkt dat hij zoo hoog stond en hij van zijnen kant bewees juist dat hij alleen kracht had om dat hij zoo laag stond. Aller genoegelijkst en opwekkelijk waren deze gesprekken.


pagina: 178

T B [Ter Borg] bad 's middags en 's avonds voor ons. Hoe heerlijk en geestelijk waren deze gebeden. Jammer maar dat ik dikwijls zoo vele bijdenkbeelden in het hoofd had, dat ik mij niet genoeg aan dien invloed overgaf.

T B had lang geworsteld over de hoofd waarheden, doch deze stonden nu eindelijk door Gods genade levendig voor zijne oogen. Nu begonnen de mindere punten op het eens voor zijn geest te komen, en onder dezen stondt de kinderdoop boven aan. Nog bleef hij den bejaarden doop aanhangen, van den anderen kant echter wekte het zijne opmerkzaamheid dat een zoo groot gedeelte der godvruchtigste mannen uit de Christelijke Kerk den kinderdoop hadden voorgestaan. Hij begon wel te begrijpen hoe de kinderdoop in verband kwam met alle de overige leerstellingen des Evangelies doch hij gevoelde tevens dat dit het laatste punt was hetwelk hem aan de Menniste Kerk vasthield en dat zoo hij dit eens anders inzag, hij niet langer op die plaats konde blijven staan! Wat dan gebeuren moest, dit gaf hij aan God over.

T B had een groot verlangen na zijne gemeente te Damwoude en geloofde dat hij nu weldra de kracht zoude hebben om eens derwaards te gaan. Hij verhaalde nog hoe hij er op uit geweest was, om zijne boeren te beschaven &, hoe hij twee genootschappen waarvan een voor de Natuurkunde aldaar gesticht had. Uit zijnen vroegere loopbaan verhaalde hij ook nog veel, hoe hij bij zijne komst aan het Seminarium te Amsterdam, het levendigste verlangen had om regt geleerd te worden vooral in het


pagina: 179

Oostersch, hetwelk zijne bijzondere liefhebberij was, hoe hij met verrukking de boeken deze wetenschap betreffend in de Bibliotheek begluurd had, doch hoe hij tevens terstond van die hoogte was afgevallen toen Prof Hesselink hem verhaalde dat die Collegien die hij bij hem houden moest, juist uitkwamen in den tijd, dat de Collegien in het Oostersche gehouden wierden. Toen had hij op eens een nuttig boeren dominé willen worden doch schrikkelijk zielelijden uitgestaan en nu en dan was hij in sterke twijfelmoedigheid verzonken geweest. Zijn eerste preek had hem een half jaar werk gekost, was zoo veele malen begonnen en zoo veele malen weder vernietigd geworden daar hij zich niet kon voldoen. Hij verklaarde dat de Bijbel toen aan ons Seminarium volstrekt niet tot leidraad strekte en aan de Studenten bijna niet bekend was, maar dat alleen de Systemata geleerd wierden.

Hoe veel zoude ik nog kunnen opschrijven over die dagen en die gesprekken doch ik geloof dat het bovenstaande genoegzaam zal wezen om mij eene herinnering aan die dagen te geven, indien ik er eene op schrift nodig had. God weet of deze bladen nog tot iets moeten dienen. Hem dank ik voor de Genade dat die man weder in mijne woning mogt komen, en mij het woord der waarheid mogt verkondigen. God zal met hem zijn en het werk des Heeren moge ook door zijne hand gelukkig voortgaan. Hij is een prediker voor de gelovigen. Hij is minder geschikt om de waarheid tegen het ongeloof te verdedigen als voor het geloof te ontwikkelen en te bevestigen.


pagina: 179

Augustus

Avond bij Bosscha

Deze dag wierd ons huis zoo dikwijls & door zoo velen in dezen Zomer bezocht, weder ledig. Net & Henry vertrokken. De eerste is een regt lief meisje ontvangbaar voor vele indrukken innerlijk opgeruimd & godsdienstig. God zij met haar. Zij zal eens eene heerlijke huismoeder kunnen zijn. Haar kring is niet groot, maar in haar kring is zij veel. Henry is een blozende wakkere jongen die nog weinig spreekt en niets van de eigenwijsheid of aanmatiging der jongens op dezen ouderdom heeft. Moge zijn onschuld bewaard worden. Ik nam van beide hartelijk afscheid.

Ook ter Borg vertrok na dat wij des morgens nog een zeer belangrijk onderhoud gehad hadden. 'S avonds kwam de famille Messchert hem afhalen, waarbij ik dan Messchert ook nog een oogenblik zag. Hij scheen opgeruimd & verhaalde mij dat de brouwerij verkocht zoude worden. Zonderling was het gevoel toen ik t B daar tusschen al de Messcherts plaats zag nemen op een Char à banc. Zij zelve haalden hem na en God alleen weet, waartoe deze komst in dat huis dienen moet.

Nu was mijn hoofd en hart vol. T B had niet zoo zeer veele gedachten bij mij opgewekt, als eene bron van gedachten geopend. Veel stond er nu zoo duidelijk voor mijne oogen het geen mij vroeger duister scheen. Ik was bang geworden voor mij zelve & vreesde nu om mij weder in de wereld te begeven, en juist zulk een famillaar partijtje bij Bosscha na dat ik zoo vele dagen gesproken had & had horen spreken, kwam mij gevaarlijk voor. Ik ging er ondertusschen met moed na


pagina: 180

toe met het besluit om wanneer over de Verh. van V d P [Van der Palm] mijn gevoelen gevraagd zoude worden, niet alleen er vrij voor uit te komen, maar zelfs voortelezen hetgeen ik er over geschreven had. Doch hiertoe kwam het niet. Tusschen Beeloô [Beeloo] & Bosscha van den eenen kant, en Kruseman van de andere zijde had nog al eene levendige woordenwisseling plaats over den eeuw naar aanleiding van een Examen van de Muzijkschool alhier gehouden, dat met allen luister gevierd was geworden, en waardoor personen van mindere stand, in die Muzijkschool opgenomen, thans een talent verkrijgen waardoor zij naderhand geen bestaan vinden terwijl zij de lust tot het bestaan hunner ouders verloren hebben, en buiten deze nog opgewonden worden door het innemende der plegtigheid, en het daverende handgeklap der toehoorders. Het wierd mij nu bij het horen van het voor en tegen zoo duidelijk, wat er eigentlijk in dien strijd van oud & nieuw ligt & hoe dezelve niets betekent wanneer zij niet geheiligd wordt in Christus, en uit dat oogpunt gevoerd wordt. Bosscha heeft een innerlijk gevoel van billijkheid en waarheid, doch ziet minder den geestelijke strijd die er van alle kanten bestaat: Kruseman heeft wel een ontvangbaar hart, doch leeft te veel in verstrooyingen, en voorts in de beoefening eener kunst die zoo lang zij niet geheiligd wordt een offer aan de zinnelijkheid is. Hij wil de kunst nog tot den hemel opvoeren, niet van den hemel ontvangen.

Ik kon dit maal het improviseeren niet mislopen, daar Mevrouw Rijneveld hetzelve niet gehoord had. Het onderwerp was het compas dat dunkt mij nog al aanleiding gaf om op het eenige ware compas te huis te komen. Mijne


pagina: 180

Improvisatien moeten eentonig worden, want ik voel mij altijd tot een doel getrokken, en kan mij niet lang genoeg bij het kleuren mijner tafreelen ophouden om ook eene zinnelijke waarde aan de Imp te geven. Wat anderen er in horen weet ik niet. Er wierd niet over gesproken en dit is bijna even moeielijk als met een Dominé over zijne preek te spreken. Het is een zaad in de harten gestrooid waaraan God alleen den wasdom kan geven. Het scheen zoo uit den blik & handdruk van sommigen dat zij mij wel verstaan hadden & was dunkt mij de voordragt nog al eenvoudig. O mogt de kracht die ik dezer dagen gevoelde om mijne overtuiging uittespreken, in mij bevestigd worden.

Nog eens over de wereld de geest der eeuw &C nadenkende was dunkt mij het en & ander bij mij levendig geworden.

De strijd tusschen de wereld & Christus heeft altijd bestaan maar in deze eeuw wil eene zondige wereld zich zonder bekeering de Pretensie geven van Christelijk te zijn. Zij verheft zich juist daarom boven de vroegere eeuwen daar zij voor geeft verlichter, verdraagzamer, deugdzamer te zijn & daar zij die meerdere volmaaktheid niet uit de waarachtige bron God namentlijk maar uit eene verbeterde en verheerlijkte rede afleidt. Deze rede van den verdorven mensch moet de beoordeelster van het Evangelie & de openbaring worden en deze aan haar uitspraken onderwerpen. Nu vervalt natuurlijk het onderscheid tusschen het uiterlijk en het innerlijk Christendom, en alles wat de eens gemaakte grenspaal voorbijgaat! wat eene hogere wijsheid als die van de kinderen der wereld aanroept, wordt Methodismus dweeperij &C zonder dat men ooit heeft nagedacht wat eigentlijk dweeperij is.


pagina: 181

Aug 2.

Deze dag was stiller ik voelde mij echter nog al levendig in het eerste gedeelte van den dag. Ik had opgewektheid om aan St.[Steven] een langen innigen brief te schrijven. God zegene denzelven. Van Holm ontving ik daarentegen eenen zeer levendige brief. Hoe merkwaardig heeft God ons op zulk eene afstand van elkander daargesteld om elkander op te wekken en tot kracht te zijn.

'S avonds had ik veel willen werken, maar ziet daar de oude kwaal die al zeer lang weggebleven was, kwam op eens, 't geen ik sedert lang verwacht had. Het was zeker voor mij een grote uitredding daar ik anders ligt ziek had kunnen worden. Het valt moeilijk zich op reis bij uitgangen &C altijd genoegzaam in acht te houden. Dit belette niet dat ik met mijne goede Lina den avond zeer genoeglijk doorbragt en wij ons verheugden dat er door Gods genade meer overeenstemming nog bij ons komt. Eenige artikels uit de Berliner Kircher Zeitung die ik las, kwamen mij hoogst belangrijk voor.

Aug. 3

Intrede van Secrétan

Ik had gedacht dezen ochtend veel uitterigten maar zoo als alle diergelijke plannen mislukte dit ook ditmaal. Met genoegen begon ik nu het N T nog eens te lezen van het begin der Handelingen af, ten einde hetzelve nu nog eens te toetsen aan de denkbeelden die in de gesprekken van ter Borg bij mij, nog meer tot een geheel gevormd waren geworden.

Beeloo kwam mij opzoeken & had mij nog een uitmuntend versje over Bilderdijk hoger licht genaamd, ter lezing gegeven. Zonderling is het hoe onze betrekking aanwakkert. Dezelve is alleen uit het hogere standpunt, waarvan Beeloo eerst zoo verwijderd scheen geboren en hoewel ik in bijna alle andere

 


pagina: 181

zaken, mij met Bosscha zoo veel beter versta en ook zoo veel vertrouwder met hem ben, zoo ben ik op dit punt veel vrijmoediger met Beeloo die ten minste zoo ver gekomen is dat hij de dwaasheid & inconsequentie van de tegenstanders inziet.

Na het vertrek van B. kwam Carbasius & zijne vrouw, die weder eenigzints schenen aan te willen hechten. Afbreken is niet goed, wanneer het geen pligt wordt, doch ik zie menschelijker wijze van deze Conversatie weinig goeds te gemoet. Carb. trancheert mij te sterk, en staat zoo in een soort van volkomene tevredenheid met zich zelve & zijne oordeelvellingen & met dien soort van menschen is de omgang moeilijk.

Bijzonder aangenaam & merkwaardig was mij een brief van dC. geweest waarin zijn gehele ziel openligt & waarin hij zich zoo innig verheugt over een reisje dat hij na Haarlem gedaan had, en alwaar hij zoo veel opwekkende & versterkende ontmoetingen gehad had. Hij verhaalt hoe hij daar bij het koepeltje v Bronkhorst ter Borg dien hij daar geenszints konde verwachten uit het kreupelbosch zag verschijnen & zonderling is het hoe die zelfde natuur, die hem vroeger volstrekt gene bewondering inboezemde zoo het scheen hier thans geheiligd in Christus voorkomt & hoe hij zich ook in haar verheugt. Dien heeft zal gegeven worden.

Stilling heeft veel waars gezien in zijn Heimweh, doch hoe veel heerlijker is het nog als men in zijn leven en dat zijner vrienden de wonderen van Gods genade mag aanschouwen, dan als men dit in een Roman leest.

Nu naderde het uur van den Kerkgang. Secrétan zoude zijn intrede doen. Deze vroegere predikant te Stockholm was alhier eigentlijk zoo het mij voorkomt alleen beroepen dewijl men ten einde raad was, en niet meer wist  


pagina: 182

wie men beroepen zoude. Vernomen hebbende dat hij Gouverneur in een Amsterdamsch Patricisch huis geweest was & dat hij van dien kant voorgedragen wierd, had ik er weinig verwachting van, en hoewel ik innig wenschte dat hier een Predikant mogt komen die men met genoegen zoude kunnen horen zoo durfde ik er bijna niet op hopen. Wij kwamen in de Kerk & 't geen ik hoorde kwam mij voor dat van een getroffen hart getuigde. De aanroeping aan den H Geest in zijn gebed het doen zingen van een lied waarin God als Vader Zoon en H Geest erkend wordt, het kiezen van eene text uit de Profetien Maleachi 2 vs 7 dit alles verheugde mij & kwam mij voor een goed teken te zijn want dit schijnt de zegen te wezen die God op de tegenwoordige opwekking geeft, dat wie eens de Openbaring als Openbaring als boven en niet onder onze rede aanneemt in vele dingen licht ontvangt en langzamerhand leert inzien hoe alles zich aaneenschakelt in de leer des heils en hoe het gehele Evangelie slechts een leerstuk is. Nu stelde Secrétan in drie gedeelten de verpligtingen van een leeraar des Christendoms uit een 1/ als handhaver en verdediger der waarheid 2/ als uitdeler van alle de schatten des Evangelies 3/ als afgezant van God een kristelijk voorbeeld stellende in zijn leven. Nieuws behelsde deze uiteenzetting niet maar er was zoo veel ootmoed in, zoo veel hartelijke betuiging zoo het scheen het Evangelie en alleen het Evangelie te zullen verkondigen, zoo veel ernst in de voorstelling van de pligt zijner roeping en van den gewichtigen aart zijner betrekkingen met de gemeente, dat mijn hart vol


pagina: 182

van dankbaarheid en hoop was dat God zijn werk door dezen man zoude opwekken en bevestigen in veler harten. Er was eene grote eenvoudigheid in, geen tafreelen, er waren hier en daar waarachtige ondervindingen uit het Geestelijk leven. Hij toonde aan zijne toehoorders hoe de oude mensch in hem zelven steeds vijandig tegen de waarheid bleef en hoe hij hem zoude aansporen dien te overwinnen. Hij sprak van het beginsel der Hervorming de regtvaardiging door het Geloof zoo het mij voorkwam niet om zijne Orthodoxie in woorden te tonen, maar om dat hij er liefde voor had. Het was geen verkondiger nog die hoog geestelijk gelijk ter Borg van de middelen tot de oorsprong opklimt & van Gods genade durft beginnen, doch dit is niet alle en zelfs regtzinnige predikers gegeven. Vele zijn de gaven zoo het maar een geest is. Er is behoefte aan mannen die in eene meer middelijke weg de leer der waarheid verkondigen de geloofsbelijdenis duidelijk maken, aan het hart & aan het verstand aanbevelen en als strijders in het gevecht ter verdediging des Evangelies staan. Het zijn de Jozua's en de Calebs die vooruit dringen. T B is meer de Mozes die op de berg nederknielt & door zijn gebed den strijd beslist. T B ziet Christus zonder eenig omkleedsel alle verschansingen, argumenten redeneeringen zijn weggevallen[,] hij is boven dit alles, doch ook op eene ondergeschikte plaats kan men de waarheid krachtig verkondigen en men arbeidt voor een groter publiek. Zoo komt mij voor de Vries zoo Begemann te zijn, die meer ernstig, meer ijverig dan geestelijk schijnen. Vooral beviel mij in Secrétan die eenvoudigheid, die trouwhartigheid, dat gehele gemis van Complimenten over de eer hem aangedaan, over grote


pagina: 183

uitroepingen over zijne zwakheid &C. Ook stelde hij niet met arbitraire kleuren de twee uitersten in den Godsdienst voor, om dan te zeggen dat hij juist den middenweg zoude kiezen't geen toch tegenwoordig altoos de gewoonte is. Alleraangenaamst & stichtelijk was aan mij & Lina de godsdienstoefening geweest & keerden wij met een verheugd hart huiswaards. Bosscha & zijne vrouw kwamen des avonds. Hij was bijzonder te vreden over Secrétan geweest & wij spraken genoeglijk. Ik las hem nog voor hetgeen ik over het Studenten feest genoteerd had. Hij stemde er wel eenigzints mede in, doch begreep dat V d P [Van der Palm] eigentlijk niet als Leeraar des Evangelies aangemerkt kon worden. Ik begrijp echter dat hij als uitgever van preeken, die zo veel gelezen worden, als vertaler van den Bijbel voor geheel Nederland op eene zoodanige hoogte staat, dat hij zich niet van die waardigheid kan afscheiden.

Piet Kerkhoven & Stadtnitski zijn reeds voor Bosscha vertrokken. Zijn Exequatur als Professor heeft hij nog maar niet. Haug schijnt nog moeite te doen om in de nieuwe instelling gebezigd te worden.

De werkzaamheden van de Commissie voor het Studenten feest zijn nog weder door een diner aan het Badhuis besloten. Zoo ik verneem zoude Bilderdijk aan deze Commissie een brief van weigering geschreven hebben die zeer bevallen was.


pagina: 183

Augs. 4. /Maandag/

Vroeg was Braemt bij mij de oude kennis uit het huis der beproefde le Chevaliers. Hij was zeer hartelijk. Toevallig kwamen wij op het grote punt. Wij spraken over Holm. Deze had in Coppenh. geenszints bevallen als te orthodox. Ook in Frankrijk wierd sterk over Methodisme geklaagd. Een Journaal was het orgaan daarvan. Juist lag er van de bedoelde Archives een nommer op tafel. Hij had er in 't kort iets in gelezen over het kristelijk geloof waarin wel veel moois was doch er wierd zoo veel aan het geloof toegeschreven dat men er mede in de war geraakte. Uit zich zelve wil de mensch alles hebben; hij vreest om te geloven.

Ook was Jufr. v Maanen bij ons die wij in lang niet gezien hadden. Wij spraken een woord over haar diner met Capadose. God zij met haar. Ook het gekrookte riet verbreekt hij niet.

'S midd. bij Jane van der Houven die ziek lag, en daar een paar woorden hartelijk gesproken. Hoe gevoelen wij ons steeds vereend als leden van een ligchaam voor allen die geloven. Mogt dat geloof in ons vermeerderd worden. Mogten wij altoos in ijver en liefde staan, hoe heerlijk zoude het wezen.

Ik las in de Kirchliche Zeitung v Hengstenberg de uiteenzetting van het gevoelen der docters die alleen organisatie zien in het geen wij geest noemen, en dus van de gebreken in die organisatie, alle zedelijke geneigdheden doen afhangen. Ik schrikte eerst doch in den naam van God kan ieder Satan overwonnen worden. De ontwikkeling van de geestelijke beschouwing komt eerst in een volgend nommer. En ondertusschen ik zie het licht hierin schemeren, maar kan het nog niet duidelijk genoeg uit elkander zetten.

De nummers v. Jan & feb. 1828 van de bovengenoemde Zeitung las ik met een uitstekend genoegen & vond daar zeer veel


pagina: 184

belangrijks in, zoo als bv. de recensie van eene darstellung der Schotsche Kerk die veel wetenswaardigs bevat. Zij is van een DomCandidaat wien voornamentlijk dit vak wierd toegewezen. De Anecdotes wegens de uitbreiding van het Protestantismus in Ierland zijn zeer gewichtig. De uittreksels van Jacobi's Briefwisseling waren hoogst belangrijk voor mij. Ik zag daarin Lavater & Herder juist zoodanig geschetst als ik mij dezelve voorstel. Op eenige kleine onnauwkeurigheden na, vond ik de berigten uit Holland juist. V d Palm'[s] preken noemt men eene erfrorne Muzik. Het was mij nieuw de wegzending van Hagar als eene beproeving voor Abraham te horen voorstellen en echter ik geloof dat het waar is.

Treffend was mij de tijding dat Nierstrasz overleden is. Zijn ziel ruste bij God & worde in genade aangenomen. Verder wil ik er thans niet over schrijven.

Gerrit gaf ons heden weder veel te doen. Zoo veel verstand zoo veel raisonnement en echter is het moeilijk zijn hart te treffen. Moge ik wijsheid van boven ontvangen. Steven loopt alleen.

In het politieke veel woeling. Een fransche Expeditie gaat na Morea. De Russische troepen trekken vooruit, doch niet zoo snel als men verwacht had. Zij schijnen wederstand te vinden. De pest in Wallachije schijnt voorttegaan. God beware Europa en ons vaderland. De Sultan schijnt nog niet aan wijken te denken. In Marseille schijnt een zeer kwaadaardig soort van kinderpokken te regeeren. Miguel schijnt zijn vervolgings systema door te zetten.


pagina: 184

Aug 5. (Dingsdag)

Eindelijk een stille dag. 'S ochtends wierden mij de nommers Maart & April van de Berliner Kirch Zeitung gezonden. Ik vond daarin het stuk over het geistige erkranken verder voortgezet, waarin zeer veel opmerkelijks was, hoewel ik het nog eens geheel zoude moeten lezen om den zamenhang goed te vatten. De Berigt[en] uit de Nederlanden onze gehele kerkelijke historie uit de laatste tijd bevattende vond ik zeer belangrijk & waar op eenige bijzonderheden na bijv dat Stuart Profr. genoemd wordt. Ook weges de Menisten is Diakens verkiezing met verkiezing van Predikanten verward geworden &C. Mij dunkt dat ik er de geest van Fliedner die indedaad nog al veel opgemerkt had in meende te erkennen. Dit straalde ook in de haat tegen de leer van de Predestinatie welke men bij alle duitschers en zelfs bij de schrijvers van deze Zeitung vind. En echter het blijft eene erkenning die het hart moet doen hoewel het ons niet gegeven is deszelfs dieptens met ons eindig verstand te peilen. Ik las Car. dit alles voor.

Merkwaardig was deze dag door de geboorte van eene Princes Frederiek die door het geschut wierd aangekondigd en waarop nog een soort van vrijwillige illuminatie bij sommigen volgde.

Eindelijk is het Gouverneurschap van Holland bezet & Tets van Goudriaan wordt geremplaceerd door den Heer Tuyl tot nu toe Gouverneur te Utrecht. Daarentegen komt te Utrecht een burgemeester van Antwerpen de ridder & kamerheer Florent van Ertborn en verder heeft er nog eene geheele Carambolage van Gouverneurs plaats. Ik verwacht niet dat deze keuzen vooral die van Tuyl in Noordholld veel te vredenheid zullen vinden. Het is alles menschelijke staatkunde om eene Centralisatie en gelijkmaking te bewerken, die God niet wil na mijn inzigt


pagina: 185

Aug 6. Woensdag

Stilte aan het Bureau. Sch [Schimmelpenninck] is nog op reis om zijne vrouw te gemoet te gaan. Het is tegenwoordig eene stille beek, deze Maatschappij de stormen kunnen echter spoedig op komen.

Met de granen is het volges de laatste berigten uit Frankrijk, Engeland weder iets beter. 'S middags hebben wij meestal goed weder doch 's ochtends & 's nachts zware buyen.

Van Dijk en zijne Filie waren nog eens bij ons dezen dag. Zij is een lief vrouwtje, met wie ik genoeglijk sprak. Eenigermate kwam ik meer uit als anders en toch er liggen zulke hoge bergen vooral met Menisten. Is het niet in ons eigen gevoel als of wij afvalligen zijn, die den afval prediken. Wij waren met hen in het Bosch & ziet daar was op eens de famille 's Jacob met Pietje van Eeghen die in gezelschap van haar broeder & zuster Rochussen Scharf en met hare twee kinderen een reisje na de Rhijn gedaan had. Wij wierden zeer gul gevraagd en ik ging derwaards hoewel eenigzints ongaarne daarom, om dat ik mij in zoo een gezelschap nog niet geheel vrij gevoelde. Het onderhoud was ondertusschen wat de hogere wereld betreft ten uiterste onbeduidend, daar er alleen over de reis & verder zoo over algemene bijzonderheden gesproken wierd.

Over het Badhuis hoorden wij V D nog al spreken. Men schijnt zich aldaar nog al redelijk te vervelen. Aan ontevredenen ontbreekt het niet, en nog minder aan Intrigues en Capales en in het kort aan alle diergelijke kleinigheden waarmede men zich wel moet ophouden, wanneer men zich op eene plaats bevindt, alwaar men geen eigentlijk doel heeft, voor zoo ver de ziel betreft.


pagina: 185

J. L. Nierstrasz Hk Z

In het midden van zijne bezigheden, zijne uitzichten is N afgerukt geworden. Te weinig hebben wij elkander ontmoet om hem eenigermate te kunnen beoordelen. Wat ik van hem ken en van hem weet wil ik opschrijven daar ik overtuigd ben dat er nu weder met zijnen naam geschermd zal worden, iets waarbij het individueele dikwijls geheel over het hoofd gezien wordt. Zoo als ik mij Nierstrasz voorstel, scheen hij mij toe een zeer gevoelig wel menend mensch, die gaarne anderen gelukkig wilde maken, doch die tevens niet ligt tegenspraak konde verdragen, als dan spoedig opstoof en daarbij tevens veel eerzucht bezat. Het eerste wat ik van hem las was zijn Bidden en danken dat in de Muze almanak voorkwam, waarin indedaad veel ootmoed gevonden wordt. Beide versjes hebben bijzonder veel verloren door de bijvoegingen en veranderingen die in dezelve bij de uitgave zijner dichtstukken wierden opgenomen. Toen ik Nierstrasz het eerst zag, ik geloof dat het op de Vergadering der Mij in het badhuis te Amst in 1823 was, trof mij de gelijkheid van zijn reciteeren met Tollens, iets 't geen in dien tijd alle degenen die in Rotterdam reciteerden doch hij het meeste had. Men beschouwde hem toen als een gelukkig navolger van Tollens, doch hij begon eerst algemene opmerking te verwekken door de uitgave van zijn gedicht op John Howard en de oprigting van het Genootschap ter zedelijke verbetering der gevangenen. Dit genootschap wierd van twee kanten bestreden zoo door de ongelovigen aan menschelijke volmaking de mannen van de practijk, die het als een dwaasheid beschouwden, een verharden dief met aanspraken, verhandelingen & schoolboeken te willen verbeteren en de ernstige of volgens


pagina: 186

sommige dweepachtige & overdreven Christenen die van oordeel waren dat dit genootschap eene inrigting in eigen kracht, en niet in de kracht Gods was en dat het tevens een ingrijpen in de wetten en verordeningen der Mij was waardoor de wettige overheid & hare magt in deze voorbij gelopen wierd & door de geforceerde invoering der zoo genoemde verbeterden in de Mij anderen agter uitgezet wierden en derhalve onder het onbeschaafdste gedeelte van het volk de als door instinct bestaande denkbeelden van misdrijf en straf wierden aangetast zoo dat men van dien kant een algemeen en zich langzaam verbreidend nadeel tegen over een schijnbaar voordeel zag. Ook beschouwde men deze oprigting als uit een geest van navolging van opwinding voortgesproten. Voor mij ik stel mij de zaak zoo voor dat Nierstrasz geensints op de middelen of derzelve meer of min doelmatigheid in den eerste tijd heeft gedacht maar dat hij opgewonden door het onderhoud zijner vrienden aangevuurd door het lezen van Howard's leven ook nuttig heeft willen zijn en misdadigers tot Christenen heeft willen maken. Wie heeft dit niet met hem gevoeld wie dit niet gewenscht & het komt nu alleen op de beantwoording van deze vraag voor den Christen aan. Mag ik & moet ik overal waar mij slechts gezegd wordt. Wij doen goed wij stichtten nut toetreden of medewerken of moet ik de tijd der roeping Gods afwachten ten einde in zijn naam alleen dat niet & dat goed te doen. Door die roeping versta ik geenszins eene buitengewone Openbaring maar de weg Gods en de roepstem der pligt en de dagelijksche leiding der gebeurtenissen welke alle naar mijn geloof door zijnen wil & toelating geschiedden. De pligt van den Christen is handel, ondersteun, troost, vermaan


pagina: 186

alles in den gelove dat is in het ootmoedig vertrouwen dat God die pligt oefening zal zegenen, doch mag hij doch moet hij zich in alle genootschappen steken en er deel in nemen die hem voorkomen nog eenig ander fundament als Christus te hebben, en komt daardoor niet dikwijls in gevaar van van zijn Christendom een en ander te moeten toegeven aan de wereld en van ofschoon denkende in den strijd des lichts te staan tot de uitbreiding van het rijk der duisternis mede te werken. Deze vraag verdient wel een uitweiding. Waar bijzondere zegen op dergelijke inrigtingen is zien wij dezelve meestal uit een of weinige mensch[en] bouwende op het ware eenige fundament voortspruiten. Hoe heeft Howard die in het ampt hem door God gegeven aanleiding vond in te zien hoe onmenschelijk met de gevangenen wierd omgegaan, en dien het pligt wierd om te verbeteren niet meer gedaan als geheele genootschappen zouden kunnen doen. Voorts is het zonderling hoe vele dezer inrigtingen in Engeland en op andere plaatsen juist uit eenen opgewekte geest van het herlevend innig Christendom zijn voortgesproten, terwijl dezelve bij ons meest alle in navolging zijn aangenomen en doode werken zijn & blijven. Men vergelijke bv eerst de Amerikaansche Zendeling genootschappen alwaar te New York op eene Vergadering 70/m dollars bijdragen wierden ingeschreven met ons Zendeling genootschap waarvan men zo nu en dan eens hoort, ons Bijbelgenootschap dat over het algemene geheel zonder inwerking op het burgerlijke leven des volks gebleven is met het Engelsche dat toch in vele opzichten den weg des Evangelies schijnt voorbereid te hebben. Wat zijn onze Tractaatjes die van den eene kant maar half stichten,


pagina: 187

en de ongelovige maar half ontstichten. Dit staat alles in verband met den staat van onzen Godsdienst alwaar bij de Gereformeerden vooral alle de woorden, de leer der vorige dagen zoo het schijnt uiterlijk bijgehouden worden zoo dat men van liefde Genade Heilige Geest & wat dies meer zij, gedurig hoort spreken zonder dat echter, de kracht in de woorden veelal gelegd wordt, die zij volgens de innige overtuiging van den Christen bezitten moeten om eene kracht Gods ter zaligheid te worden. Zoo gaat het dan nu met alle die Genootschappen waar over het algemeen dezelfde personen invloed hebben. Zoude eene kerk een land alwaar zoo alles goeds geleerd alles goeds onderhouden worden afgeweken kunnen zijn. Dit zij verre. Wie zich hiertegen durft verklaren is een overdrijver een dweper een Obscurant. Men zegt u, hebt gij een afkeer van de Neologie wij niet minder. Hebt gij het Geloof aan Gods genade aan de Verzoening door Christus, wij niet minder. Wij zijn juist de Christenen zoo als gij die zoekt. Niet alleen houden wij ons aan den Bijbel, maar zoo gij nog aan iets menschelijke waarde hecht zoo weet dat wij orthodox nog daarbij zijn terwijl die menschen waar gij mede op hebt juist kettersche gevoelens prediken, door de kerk zelve verworpen. Waarlijk het is moeite hier vast te staan velen worden verleid, en zoo God ons niet een inzicht geeft, kunnen wij het ook niet inzien, want hoe moeilijk is het niet woorden en denkbeelden af te scheiden vooral wanneer gelijk wij durven hopen dit dikwijls ter goeder trouw geschiedt. En echter wie weet het niet uit de ondervinding, wie ziet het niet uit de vruchten, men hoort het niet dikwijls uit den toon waarmede men hem aanspreekt dat dit niet uit de waarheid is.


pagina: 187

Het grote waaraan het de Nederlandsche Kerk als persoon en vele personen in dezelve ontbreekt is de erkentenis van zonde en hierop rust de geheele kristelijke leer want daardoor alleen heeft men behoefte aan een Verlosser aan Verzoening aan Genade. Men denkt dat deze erkentenis alleen bestaat in het algemene gevoel dat men toch wel beter konde leven dat men zich hier eens aan onregtvaardigheid daar aan ontucht schuldig heeft gemaakt, maar het Evangelie eischt dat wij ook in onze goede daden het onvolmaakte het zondige het buiten God zijn erkennen. God weet of wij in Christus en in zijne rechtvaardigheid zijn, wij moeten alle het bruiloftskleed aantrekken zonder, dat het meer of min zondige in de oogen der wereld ons tot verontschuldiging verstrekken kan, of eenigzints aangenaam voor de oogen van God kan maken. Dit te erkennen en den gene die meer voor de oogen van de wereld gezondigd heeft wanneer wij zien dat de Genade of het geloof groter bij hem is[,] uitnemender dan wij te achten, dit is dunkt mij de Christelijke ootmoed, en deze wordt dunkt mij thans dikwijls verwisseld met de natuurlijke ootmoed die zich bepaalt met in de gewone zamenleving geene trotscheid te tonen. Ook met het woord weldadigheid wordt veel geschermd. Ware weldadigheid ten minste die Gode welbehaaglijk is, kan dunkt mij geene plaats vinden, dan daar waar dezelve in den gelove geschiedt, waar het tegenovergestelde plaats heeft is zeker die overbrenging van geld voor den ontvanger aangenaam doch God kan het waarlijk niet aanrekenen dat wanneer men duizenden guldens voor Equipagien duizenden voor allerlei uitspanningen geeft men ook eens eenige honderden al waren het duizenden voor de armen


pagina: 188

of noodlijdenden ten beste heeft. Van den anderen kant is ook het penninkske der weduwe geheiligd in Gods oog zoo dra het door een hart gegeven wordt dat erkent dat het eene gave Gods is dat men mag geven. Nimmer kan dies een weegschaal opgerigt worden, waarin men in de eene schaal geloof in de andere weldadigheid werpt. De weldadigheid toch die tegen het oordeel roemt is eene vrucht van het Geloof, doch geenszins met hetzelve in strijd.

De wereld nu die het heerlijke des Christendoms inziet, wil deszelfs uitwerksels navolgen, zonder de basis aantenemen. Bij ons is dat alles zoo met Christelijke namen en gevoeles vernist, dat men dit niet wel gewaar kan worden. In de fransche Société de morale Chrétienne ligt dit doel zeer duidelijk voor oogen, en schijnt deze maatschappij tot nu toe ook nog weinig zegen ondervonden te hebben.

Wat nu het Genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen betreft, de titel alleen duidde het aan dat ofschoon men een Christelijk genootschap wilde oprigten, men daarin de zaak wilde inrigten op eene wijze dat ook bedaarde redelijke Christenen of waarheidlievende wijsgeeren er zonder ergernis deel in zouden kunnen nemen. De Christen is nu terstond met deze zaak verlegen. Gods woord legt hem twee verpligtingen op ten eerste alle[en] het Evangelie te verkondigen met wijsheid na mate van tijden en gelegenheden en ten 2e arme gevangenen of wat dies meer zij waar hij zich daartoe geroepen ziet of in de gelegenheid vindt van ligchamelijke nooddruft te verzorgen. Hij weet dat den mensch ten tweden male geboren moet worden dat is dat de schuldige gevangene die daar voor hem zit eene geheele verandering van zin moet ondergaan, dat hij door het denkbeeld van zijne schuld en Gods genade in Christus innig getroffen moet worden bevorens hij


pagina: 188

eenige vrucht aan den dag kan leggen waarbij dan steeds in aanmerking moet genomen worden dat het terugvallen in de zonde voor sommige oogenblikken zelfs van de zoodanigen die reeds beginnen te luisteren, in onze verdorven menschelijke natuur geen ongewoon verschijnsel is. Gaat men nu echter aan het werk, dan is er geloof ik geen middeling meer & moet het uit het standpunt van het Christendom of uit dat van hun eigenbelang aansporten en Gods herscheppende genade in Christus, of het aardsche belang dat er in ligt om zich goed te gedragen moeten hun voor oogen gesteld worden.

Nu heet het Christelijk te zijn doch zoo ik eens vernam had een meester die derwaarts gezonden wierd order om de leerstukken van het Christendom onaangeroerd te laten, doch het Christendom is een leerstuk[:]de mensch die zich zelve verloren door Gods ondoorgrondelijke genade in Christus met hem weder verzoend, voor tijd & eeuwigheid zalig en voortbrengende vruchten der dankbaarheid en liefde. Zal men nu alleen de vruchten gaan prediken zonder den grond te bereiden waaruit deze vruchten moeten ontspruiten. Men polijst aan de buitenzijde en waartoe kan dat voeren?

Ik ken het Genootschap niet genoeg en zijne practische werkzaamheden om hetzelve daarin te beoordelen. Dat God in den middelijke weg er niet iets goeds kan uit doen geboren worden, wie loochent dit. Maar dit heeft geen invloed op deze instelling zelve. Het invoeren der verbeterde misdadigers in de Mij heeft dunkt mij vele zwarigheden. Nierstras [Nierstrasz] verhaalde mij van een man dien zij gedurig met geld moesten helpen en die terstond weder in misdrijf verviel zoodra men de hand van hem afviel. Ook verhaalde hij eene alleszins treffende geschiedenis van een meisje die als kindermeid zich ten einde hare moeder te redden, vergrepen had en door het Genootschap


pagina: 189

weder in een goede dienst bezorgd was. Het vergrijp was dat van één oogenblik geweest en met zulke omstandigheden vergezeld dat het er hier meer op aan kwam de gevolgen der veroordeling te verhoeden als opzettelijk te verbeteren daar zij zelve gedurende de daad reeds tot volkomen heldenmoedigen inkeer gekomen was, en de gelegenheid om de straf te ontwijken niet had willen aangrijpen. Wie dit door God's genade, doen kan heeft ook geen schoolmeester meer nodig.

Wat Nierstrasz nu eindelijk weder betreft deze ging met goede trouw dit pad in. Hoe ver hem de lof hierover moge gevleid, hoe ver de aanval van daCosta hem mogen verbitterd hebben weet ik niet. Ook deze dit weet ik heeft nog om menschen haat nog om menschen eer maar uit overtuiging geschreven zonder persoonlijke bitterheid. Nierstrasz nam in zijn vers aan da Costa een hogen toon jegens dezen aan, die ondertusschen wanneer men de verschrikkelijke verguizing waaraan deze toen overal blootgesteld was, en de vloek door alle tijdschriften op hem uitgesproken in aamerking neemt nog zacht was. N zag in dC slechts aanmatiging, trotsheid, verblinding. Hadden zij elkander gekend, ik geloof dat de toon anders geweest zijn zoude. N zond geen Exemplaar aan d C van een vers aan hem gerigt, deze zoude hem gelijk hij toen zelf zeide zonder bitterheid geantwoord hebben als hij er een had ontvangen.

Ik voelde mij toen gedrongen om te antwoorden aan N. ter verdediging van d C. Dit eerste was goed ontrent N. ging ik in dit vers van mijne zijde te ver. Wij correspondeerden er over. Ik heb het vers nimmer laten drukken en N schijnt het ook niet euvel opgenomen te hebben, ten minste ontving ik naderhand present exemplaren van zijnen Naerebout & zijne gedichten.


pagina: 189

De Naerebout v N. [Nierstrasz] had in de verschillende voorlezingen uitmuntend bevallen. De voorlezing van een zang was onderhoud[en]d niet te lang de beschrijvingen waren hier en daar gelukkig, en de feiten kwamen minder voor als bij de gezette lezing. Toen de Naerebout uitkwam was echter de grote drift voor de Rotterdamsche beschrijvende soort van poezij reeds vrij wat afgenomen en het stuk wierd gelijk meest alles wat voor den druk zoo hoog geprezen wierd vrij koel ontvangen.

De gedichten v N. kwamen vervolgens uit en toen men daaruit zag dat hij Tollens ook in zijne lyrische en zoogenaamd verheven poezij die reeds lang uit den smaak was had nagevolgd wierd men attent op de te overdragtelijke en opgezwollen uitdrukkingen. Hetgeen mij het meest hinderde in deze bundel was het gevoel van zoogenoemde eigenwaarde en eigengeregtigheid dat ik er zoo bijzonder sterk in vond uitgedrukt en dat vooral in het vers op het twede huwelijk van Resema zoo zeer doorstraalde. Ik las dit Boek niet geheel, maar wel de voorrede waarop Nierstrasz eenen toon aannam die dunkt mij hem niet voegde, en waarin hij dat kleine hoopje dat de zaken dan anders als hij inzag tot het ware Christendom wilde doen overgaan. In het voorkomen was dit vrij wat liefderijker geschreven dan de werken van daCosta en echter in den grond niet want deze  stelde de waarheid of de zaken die hij voor waarheid hield tegen die gene die van hem verschilde, over. N bragt er zijne persoon meer in. Ik geloof toch niet dat voorrede N. met iemand in onmin bragt. Mess [Messchert] had naderhand eens een onderhoud met hem en scheidden zij, wel niet met dezelfde overtuiging toch in liefde. Van den andere kant zelfs wierd bij sommige hevige tegenstanders de zaak ongunstig opgenomen, daar er toch wezentlijke genegenheid tegen de andersdenkenden in doorstraalde en nam men het voorts van dien kant van N euvel op, dat hij, al was het dan maar ook in de spelling zich na Bildk [Bilderdijk] gerigt had. 


pagina: 190

Nierstrasz had misschien & wel waarschijnlijk niet op dien toon geschreven, indien niet de lof hem in alle tijdschriften toegezwaaid als Dichter & Philantroop hem eenigzints bedwelmd had, en zoo gaat het toch met ons allen. Was dit indedaad zoo dan moest zeker de hevige aanval in het Nieskruid hem zwaar daarvoor doet boeten. Veel waars staat er zeker in dit boekje dat ik niet geheel gelezen heb, maar met zoo veel bitterheid scherpheid & persoonlijkheid gepaard dat het eene schicht was die gewis eene zeer gevoelige smart moest achterlaten. God weet welke indruk het op N gemaakt heeft en of het onder zijne zegen niet heeft mogen strekken om zijn hart het iedele van alle wereldsche lof en smaad te doen gevoelen, en hem te bereiden voor de eeuwigheid.

N. wiens Vader een man van een ongemaklijk humeur een soort van manufactuurhandel of winkel heeft had geloof ik nog al met moeilijkheden in zijne financieele betrekkingen te worstelen en moet zoo als ik wel eens gehoord heb in die dingen iets zoekends iets onrustigs gehad hebben. Eindelijk was hij nu, zoo ik geloof ook door zijne Vriendschap met den Heer Ganswijck geemployeerde aan het Gouvt van Zuid holland Schout zoo als men thans zegt Burgemeester van de rijke gemeente v Aarlanderveen geworden, waarbij eenige polderbesturen gevoegd waren, en scheen hij daar zeer wel te voldoen. Slechts zeer kort was hij daar geweest. Hij had vroeger moeite gedaan om Agent der Mij te worden doch Kerkhoff had den voorrang verkregen.

Terwijl ik gisteren het begin dezer aanmerkingen schreef maakte men mij opmerkzaam dat de regels die de Jonge in zijn Courant


pagina: 190

aan den lof v Nierstrasz gewijd had juist volgden op de berigten wegens den afloop der Assises en wel bepaaldelijk op dat gedeelte waarin de veroordeling vermeld was van Wap & van der Linde chefs van een Kassiers huis in Rotterdam, die door speelzucht in de Loterij verleid een frauduleus bankroet gemaakt hadden. Wap tot schavot straf & gevangenis veroordeeld is voortvlugtig. Tusschen deze twee berigten kon ik geene betrekking vinden toen mij wierd opgemerkt dat er thans verhaald wierd dat de zoon van dezen Wap de schrijver van het Nieskruis was. Eens had men daarmede Prof Visscher & zelfs Wiselius maar vooral Witsen Geysbeek gedoodverfd & deze laatste vooral dewijl onverschilligheid wegens de openbaring, en hatelijkheid jegens Yntema in deze Recensie doorstraalde. Deze Wap zoude zoo ik hoor Kinker eerst nog over de uitgave geraadpleegd hebben. Na het ongeluk van zijnen vader wierd hij (Roomsch zijnde) geattacheerd aan het departement van roomsche eerdienst waar het hem echter bijzonder misviel zoo dat hij thans waarschijnlijk aan de Academie van Breda geplaatst zal worden.

Nierstrasz had een aangenaam voorkomen. Zijn portrait staat in de Muzen Almanak v. 1828 geloof ik. Hij laat een weduwe en vier kinderen na. Hij was slechts 32 Jaar oud.

Nierstrasz leeft reeds bij God las ik in een briefje van een zijner Vrienden. De Vriendschap hoopt & vertrouwt dit natuurlijk altoos en ook de Christen mag dit hopen en vertrouwen doch alleen met dit onderscheid dat hij op Bijbelsche gronden alleen aanneemt dat de zaligheid alleen aan diegenen beloofd is die zichzelf verzakende willen gevonden worden in

 


pagina: 191

Christus het zij dat dit bewust zijn zich in de blijmoedigheid des geloofs ook voor anderen ten toon spreidt, het zij dat deze over gave van het hart aan God tusschen hem & den zondige mensch geschiedde. Niemand mag dies ontrent anderen wanhopen maar niemad kan zalig spreken. Wij vertrouwen dies ook N [Nierstrasz] aan de Genade van zijnen God en ve[r]losser maar kunnen, en mogen hem niet zalig spreken om dat hij in ons oog zijne pligten als man & vader volbragt & een genootschap stichtte. Mogten wij in die innige liefde die alles hoopt, aan hem denken en mogt ons hart door God bereid worden om eens in Christus te ontslapen. O hoeveel wereld is er nog binnen in ons.

Aug. 19 Maar wie ik dit voorlas maakte mij vooreerst de opmerkingen dat ik de genereusiteit van dat meisje om toch de straf te willen lijden te sterk geschetst had daar N. die ook de zaak aan hem verteld had met zijne gewone geestdrift dit te interessanter had voorgesteld dan het wezentlijk geweest was. Nog opmerkelijker echter was dat hij mij tevens verhaalde dat dit zelfde meisje van N. die haar in zijnen dienst genomen had, had moeten weggezonden worden daar zij bij hem op diefstal betrapt was geworden. Dit trof mij dewijl het toont al het ijdele en beschamende, dat er in onze wegen met de menschen ligt. Mogten wij toch alleen in God goed willen doen. N. deed dit geloof ik met zeer goede intentie doch op Gods zegen komt het doch aan.

Het schijnt


pagina: 191

7. 8 Augs.

Stille maar aangename dagen, veel genoegen met de kinderen. Met Gerrit ging het veel beter.

Hogendorp was weder hier, ik  sprak met hem met liefde & gevoelde mij nader bij hem dan de laatste maal.

Feldhoff heeft bij Cap. [Capadose] gelogeerd. Over de punten waarover zij nog niet tot eenheid konden komen hadden zij niet gesproken. Feldh had volgens Hog. veel innemends. Hij had te Berlin gestudeerd & scheen met Straus [Strauss] zeer bekend te zijn.

Cap. schreef mij zeer hartelijk.

Mess. [Messchert] sch. dat t B [ter Borg] over Jacob 1 v 23 & 25 gepredikt had. In de Kerk en in den familien cirkel scheen nog weinig van den invloed van t B te bespeuren te zijn doch dit gebeurt op Gods tijd niet op de onze.

St. [Steven de Clercq] schr. over veele zaken, weinig over de groote. Ik wilde hem gaarne eens zien, doch wil hem nu niet weder nodigen.

Hog. had gehoord dat de Synode eene deputatie aan den Koning zoude gezonden hebben en dit wel Dermout om hem te verzoeken Molenaar te willen dwingen zijn werk te herroepen ten einde de invloed die hetzelve op de gemeentes vooral ten platte lande oefend te kunnen fnuiken daar zij anders hunne gemeente niet meer regeeren konden.

Ik las nog vele stukken met belangstelling in de Zeitung. Het scheen dat da Costa en zijne Vrienden dezelven niet kenden.

Er zal weder eene doopplegtigheid zijn. De Minister van Kerkelijke Zaken nodigde ons uit om dezelve te zien. Ik hoop dezelve niet te zullen bijwonen, daar mij die v Amst nog voor oogen staat. Om nu echter mijn naam niet te doen opgeven onder alle diegenen die van de Mij de plegtigheid zouden bijwonen, dit kan toch niet want van den kant van den Koning en den Minister is het toch eenen beleefdheid en eene plegtigheid waarvan alleen de wijze van behandeling afgekeurd kan worden.


pagina: 192

9 Aug

Stil aan het Bureau. De oom van Schim [Schimmelpennick] die nog het feest der oude studenten had bijgewoond, doch zich toen eenigzints ongesteld gevoelde, was overleden. Hij was gehuwd met eene Jufv Gulcher [Gülcher]. Schimm was nu in eens in het midden van die beslommeringen en was nog al getroffen daar hij in weinig Jaren zijn Vader & drie ooms verloren had en nu aan het hoofd stond eener famille van welke hij toen de jongste was.

Pieters is met de Minister v Binn zaken na Brussel.

Op eens zag ik Gideon voor mij staan die met J de Vos Jr Nepveu & een Heer Van de Walle een reisje na den Rhijn hadden gemaakt. N & V d W hadden over Luxenb[ur]g en de boorden van de Moezel de weg na de Rhijn genomen. In Trier moeten schone overblijfsels van Romeinsche bouwkunde zijn.

Voorts was het weder over het algemeen slecht geweest. Koo de Vos zeide dat de boorden van de Maas tusschen Namen & Luik hem nog meer getroffen hadden dan de Rhijn. Deze Heeren vroegen mij in het Badhuis waar wij genoeglijk aten. Het gezelschap van ongeveer 30 personen was stil. In eene zonderlinge stemming komt men toch met dat reizen om te reizen en om te zien. Men zweeft over de landen heen, ziet wijnbergen en rotsen, woont table d'hôtes bij en leert diligences en herbergen beoordelen, zonder eenigzints met het intellectueele leven dat zich op deze zelfde plaatsen ontwikkelde, bekend te worden.


pagina: 192

Henry schreef mij openhartig over de zaak van Ida en over Cris & Florida. Ik was met het denkbeeld van dien laatste nog al ingenomen. Ik zag er nog al energie in. Bij het nadenken gelove ik echter wel dat er veel zwarigheden zullen zijn.

Eene wed Meyer klaagt zeer over Uloth.

10 Aug.

Op nieuw eene verrassing. 'S ochtends onder den ontbijt stond Claudio op eens in zijne Cales voor mij met zijnen broeder. Hij kwam mij na Schev. vragen 't geen ik niet kon bijwonen. Wij wandelden echter nog zamen. Hij had eene zeer genoeglijke reis p stoomboot na Hamburg en toen van daar over Kiel na Copenhagen gedaan terwijl hij van daar weder een zeer schone uitstap over de Sond na het vaste land van Zweden had gedaan. Wij spraken voorts veel over handel W.I Mij &C even als de vorige keeren doch kwamen toch nader tot elkander. Hij was zeer vriendschappelijk. God geve dat wij eens weder in nadere betrekking ook naar de ziel mogen komen, en onder zijn Genade zie ik hiertoe dunkt mij wel den weg geopend. Nu is er ondertusschen nog geen weg tot spreken, en met Claude moet men niet half spreken. Het moet alles zijn of niets. Ter zijner tijd zal ook hierin licht komen. Nu zie ik het nog niet in, hoe zonder van toon te veranderen een diergelijk gesprek met hem aantevangen is en als de toon verandert is de mooglijkheid van uitwerking voorbij.

Deze morgen waren wij bij Secrétan. De kerk was zeer vol, ook wijl de grote kerk voor den doop wordt gereed gemaakt. Eene orthodoxe en opgewekte prediktrant die reeds nu scheiding maakt


pagina: 193

is het naar mijn inzien nog niet, doch mij dunkt dat hij met veel hart preekt, en dat hij spoedig den naam van mystiek zal verkrijgen. Hij staat dunkt mij bijna daar waar zich ter Borg vroeger bevond ofschoon hij verder in het Evangelie is. Gied had er nog even iets van gehoord doch vond het sentimenteel. Als men zoo op reis in gezelschap van de eene herberg na de andere en van de eene merkwaardigheid na de andere dwaalt moet men geen gedeelte van preeken gaan horen.

Ik begin meer lust tot het geestelijke leven te hebben maar gevoel sterker hoe hetzelve den natuurlijke mensch & mij zelven in vele oogenblikken dwaasheid moet zijn. Die oude banden die oude betrekkingen hoe aangenaam van de eene zijde hinderen ons van den andere kant in vele opzigten. Mogten wij in die zaken altijd wijsheid ontvangen.

Ik las met belangstelling in de Evang. Zeitung über Abraham's Nachkommen waarin er de vervulling zoo van den zegen als van den vloek des O T krachtig is voorgesteld.


pagina: 193

Sermon de Secrétan sur St. Jean 6 v. 40

Et c'est ici la volonté de celui qui m'a envoyé, que quiconque contemple le Fils & croit en lui, ait la vie éternelle. C'est pourquoi je le ressusciterai au dernier Jour.

La sagesse du monde accuse le Christianisme de se servir de motifs peu nobles pour exciter l'homme à la vertu savoir la crainte & l'espérance. Il faut d'abord demander qu'est ce que c'est que cette vertu et sans entrer en discussion si ce sage même n'attend pas comme récompense ou comme résultat de sa vertu un état de repos et de bonheur, attente qui peut-être influe plus qu'il ne croit lui-même sur ses actions je demande si cette vertu même n'est pas une fantôme de l'imagination de l'homme aussitôt qu'elle a un autre principe que celui de l'amour envers l'être souverainement bon & juste et le désir d'obéir à ses commandemens en un mot quand elle n'est pas en Dieu.

L'idée de Récompense de punition se trouve chez tous les hommes et chez tous les peuples. L'application la plus naturelle et la plus charnelle qui en a été fait a été celui de la récompense des Justes dans cette vie même, et lorsqu'on est allé plus loin qu'on a différé ses récompenses jusqu'à une autre existence après le tombeau les peuples dans l'état de nature ont transporté dans les cieux les mêmes genres de félicité qu'ils attendoient sur la terre.  De là les idées bizarres qu'ils se faisoient de cet avenir. Dans un des plus anciens livres de nos écritures celui de Job nous voyons ses amis dans la persuasion que les malheurs sur la terre devoient être la suite naturelle des péchés commis, mais lui seul fixer ses régards


pagina: 194

sur une récompense après la mort. Dieu prenant égard à la dureté de coeur des Israelites dans la révélation de Moise leur promettoit des récompenses charnelles et qui devoient s'accomplir dans cette vie. L'Evangile a spiritualisé, ces Idées temporelles qui eurent tant d'influence sur les Juifs & qu'ils étendirent sur la manière dont ils se envisageoient le règne du Messie. L'Evangelie peint l'état des âmes après la mort sous des images qu'il ne faut pas prendre à la lettre parce qu'elles contiennent dans une langue humaine l'expression de choses immaterielles mais quoiqu'il admette ces récompenses et ces punitions il donne plus & cela puisqu'il contient à la fois du lait pour les enfans et de la viande pour ceux qui sont forts. Si ces récompenses donc peuvent être les motifs de ceux qui posent les premiers pas dans la carrière du Christianisme ceux-là apprennent bientôt à connaître un autre principe qui les guide puisque ils apprennent à reconnaître que cette vertu & ce bonheur si nous voulons conserver le premier de ces mots au lieu de piété et obéissance ne sont point deux choses différentes mais sont essentiellement la même chose puis que le pouvoir d'exécuter la volonté de Dieu est en même tems le plus grand bonheur auquel un être puisse aspirer. C'est là cette vie éternelle dont parle le texte, qui est un don de Dieu à celui qui croit.

L'esprit a comme le corps un état de vie et un état de mort. L'état de mort n'est pas un état de non-existence comme la mort du corps mais d'ignorance d'insouciance enfin un sommeil mais dont on doit indubitablement se


pagina: 194

réveiller. La vie c'est de connoître Dieu et d'être réveillé par lui et retiré de l'esclavage du péché qui nous force à faire ce que notre conscience condamne pour être appellés à la liberté d'aimer Dieu et de faire sa volonté. Cette vie éternelle ne commence donc pas seulement après la mort, mais la doctrine de l'Evangile c'est que nous la reçevons, dès que nous y participons par la foi. L'amour de Dieu et du prochain pendant qu'elles forment tous les devoirs du Chrétien répandent en même tems une calme céleste dans son âme aussitôt qu'elles deviennent le principe de ses actions. Cette vie éternelle ne commence pas de l'autre côté du tombeau mais on peut déjà la posséder ici aussitôt que la connoissance de Dieu est en nous et que l'amour de Dieu devient le principe de toutes nos actions. Jésus dit lui-même que celui qui mange sa chair et qui boit son sang a la vie éternelle. C'est une jouissance du présent et non une promesse pour l'avenir. Le résultat de ces considérations, c'est que pour le Chrétien la vertu et le bonheur ne sont qu'une seul chose et que c'est là cette vie éternelle qui est un don de Dieu en Jésus Christ qui lui-même s'est révélé comme étant la vie éternelle.

Cependant si l'on compare le sort du Chrétien et du Mondain le sort du dernier paroît souvent préférable et l'on ne dirait pas que le bonheur fût le partage du premier. Cette considération n'est jamais juste puisqu'on ne connaît ni voit pas l'intérieur de l'homme. Le Chrétien quoique dans la misère voudrait-il jamais changer sa sort contre celui du dernier dans la prospérité. Il est vrai le Chrétien souffre surtout à cause du reste de péché qu'il trouve en lui. Il y a des chagrins que le mondain ne connaît pas, il partage avec

 

 

 

 

 

 

 


pagina: 195

lui les malheurs fruits de la débilité du corps qui ne sera régénéré qu'au jour du Jugement. Mais il sait que les afflictions qui lui surviennent ne sont pas seulement permises par Dieu mais sont une preuve de Son amour. Il en boit le calice amer avec conviction que c'est une médecine salutaire pour son âme. Il voit mourir ceux qu'il aime, il meurt lui-même, mais la mort ne lui apparoît pas comme un spectre hideux dont la faux tranche toutes ses espérances mais comme un ange consolateur que le conduit auprès de Dieu. Quelle consolation-là le juste verra Jésus tel qu'il est. Ici il doit vivre par la foi. La rédemption qui commence ici son oeuvre en lui dès cette vie ne sera achevée que dans l'autre, mais pour quitter cette joie il faut que cette vie éternelle fruit de la foi habite en nous dès cette vie. Si Dieu ne nous la donne dans cette vie-ci il ne nous la donnera pas dans l'autre. La mort pourroit-elle nous donner cette vie Eternelle. Jésus dit que celui qui l'a reçu ne verra point la mort. C'est donc ici que notre sort se decide pour l'éternité. Si nous mourons sans Dieu la vie future ne pourra pas nous rapprocher de lui. Mais comment parvenir à cet état si désiré. C'est par la prière que nous nous approchons de Dieu. C'est pas des oeuvres qui sont faites en lui par amour pour lui, et que s'il nous est donné de le faire sont si essentiellement utiles à affirmer notre foi. Travaillons donc pendant que le tems nous est donné.


pagina: 195

13 Augs

Deze dagen waren stil doch genoeglijk. Maandag had ik zulk een oogenblik van ontmoediging doch gisteren ochtend stond ik met kracht weder daar. Wanneer onze dagelijksche werkzaamheden niet druk zijn, hebben wij meer ondersteuning nodig, dan wanneer alles zijnen gewonen gang gaat en daar het Corresponderen over godsdienstige  onderwerpen en het beantwoorden der deswegens nog liggende brieven een geestelijker werk is, dan het opstellen van brieven en Rapporten voor de Mij. heeft men er ook minder lust in, en alles wat wij denken eenigermate pligt te zijn is ondertusschen het werk Gods. Daar wierden er echter de gelegenheden van deze dagen toe besteed en ik mogt vrij wat af doen.

In de politique wereld blijft Don Miguel tyrannisch regeeren & schijnt Spanje hem bij te vallen. Madera & de Azores schijnen nog van Pedro te houden. Brazilië en Buenos-ayres blijven in oorlog. De Russen rukken op den Balkan aan, en staan in het gezicht der vestingwerken van Schumla. Paskewitch schijnt over de Turksche grenzen in Azië getrokken te zijn. De landbouwende provintien in Noord Amerika schijnen zeer ontevreden over het nieuwe tarif

Over den invloed van de regens wordt veel gesproken. Nu schijnt het weder of de oogsten in Frankrijk weinig zouden geleden hebben maar daartegen in onze noordelijke provintien wel. Het weder blijft steeds koud & regenachtig zoodra het eenige uuren schoon weder geweest is valt er op nieuw regen, en 's nachts zijn er zware stormen.

In de Apollo staat een vleiende hulde aan Nierstrasz waarin hij als Christen geprezen wordt op eene wijze, die


pagina: 196

niet in den geest des Evangelies naar mijn inzien is. Hierin heeft Voltaire dunkt mij gelijk als hij zegt On doit des égards aux vivans, on ne doit aux morts que la vérité!

De Staatscourant haalt als een bewijs van het toenemen der verlichting, de redevoering van een Joodsch Rabbijn in Beyeren aan, die zijn hoorders op het feest der verwoesting van Jeruzalem de dwaasheid der plegtigheden, die op dien dag bij hen gebruikelijk waren onder het oog had gebragt en hen bewezen had, dat ook andere rijken gevallen waren weshalve zij zich nu maar als rijksburgers moesten beschouwen.

Wat preekt ge onzaalgen over de aarde.

Een nietige verdraagzaamheid.

Zij heeft voor 't Joodsche hart geen waarde

Dat op eene andere toekomst beidt.

Daar waar het geestelijk Israel geheel verdwijnt, ja daar moet het vleeschelijke eene dwaasheid worden.

Zonderling dat men den luchtreiziger G[onl] en zijne vrouw zoo het mij voorkomt in eene onzer zuidelijke provintien van wegen het gemeene volk te lijf wil, als door zijne toverkunsten en luchtreizen de gedurige regens die thans vallen bewerkende.


pagina: 196

Maandag 18 Augustus

Messchert verlaat mij zoo even na het zamen zijn van eenige dagen dat weder in vele opzichten gezegend was. Ik heb weder veel door hem geleerd, doch dit zie ik meer & meer in dat in het spreken over de zaken des geloofs verstand & hart te gelijk bezig moeten zijn. Is het alleen redenering dan wordt de ziel koud, dan spreekt men in ongeloof.

Bevorens hier nader over dit verblijf te spreken wil ik nog even de tekenen der tijden doorlopen en de wereld volgens de staatkundige berichten overzien.

Engeland. Gedurig vallen van regenbuyen. Klachten over de gewassen. Ongedurige staat van het weder. Vermoeden bij sommigen dat het vermenigvuldigen der Stoomwerktuigen waarvan 10/ m c in Engeland in werking zijn hiervan oorzaak zoude wezen dewijl de dampen die uit alle deze machines rijzen weder gecondenseerd na beneden moeten dalen en hierdoor het evenwigt hetgeen er met opzigt tot het oprijzen dier dampen & de nederdaling derzelve in de natuur bestaat verbroken wordt.

Nieuwe aangelegde IJzerweg in Engeland. Gebruik van een nieuw locomotive engine, waardoor verschillende aan elkander vas[t]gehechte rijtuigen op zulk een weg bewogen kunnen worden. Voortgang der stoomwagens.

Uitvinding in Engeland gedaan om gewoon hout anders voor den scheepsbouw ongeschikt zoo hard als eiken hout te maken.

Veel geruchtmakend Proces van Corder die met een meisje levende hetwelk hij niet wilde huwen, haar om het leven


pagina: 197

gebragt en het ligchaam in eenen stal begraven had. Deze moord is een jaar geloof ik daarna ontdekt, en de moeder van de vermoorde heeft voor den Jury haar vroeger getuigenis volgehouden dat het een drie maal herhaalde droom is, die haar de vaste overtuiging gegeven heeft dat het ligchaam daar begraven was. Corder verdedigde zich door te zeggen dat deze Mari zich zelf van kant geholpen had. Na ter dood veroordeeld te zijn geworden bekeerde hij zich zoo het schijnt en kwam openlijk voor zijne misdaad uit. Hij had naderhand eene andere vrouw getrouwd op een aankondiging in de nieuws papieren waarop hij 42 antwoorden ontvangen had.

In een Engelsche Menagerie beroemt men zich onder andere hundred deadly rattle snakes te vertonen.

In Londen wordt nu het meisje getoond het welk men voorgeeft dat Napoleon empereur op hare oogappels heeft staan en waarop men deze woorden ook flaauw min of meer vermeent te kunnen onderscheiden. Zij heeft zegt men dit te danken aan de bijzondere indruk die een Vijf Francs stuk op haar moeder gedurende hare zwangerschap gemaakt heeft.

De hertog van Clarence heeft zijn afscheid als opper admiraal genomen.

Frankrijk Hier zijn de voornaamste questien van het oogenblik

a/ de Expeditie na Morea

b/ de weigering der bisschoppen om de Koninklijke ordonnantie ontrent de geestelijke scholen ten uitvoer te brengen.

Portugal Don Miguel schijnt steeds verbeurd te verklaren en ter dood te doen veroordelen. Van den eene kant derhalve despotismus en van den andere het lofgezang op de Goddelijke Constitutie.

Madera & de Azores blijven tot nog toe aan Pedro getrouw.

Men rust te Lisbon ene Expeditie tegen dezelve uit.


pagina: 197

Turkijen. De Russen staan bij Schumla. Ibrahim capituleert om Morea te verlaten. In Wallachije schijnt de pest nog te bestaan. In Bosnië hebben de krijgsbenden geweigerd om zich ingevolge de nieuwe verordeningen te gedragen. In Servië staan de beide partijen tegen elkander en is het nog niet tot eene ontploffing gekomen.

In Azië heeft Paskewitch kans genomen & zoude hij op Trebizonde aanrukken.

America In Noord America moet de gisting vooral in de zuidelijke provintien over het nieuwe Tarif zeer groot zijn. Bij de daaruit gevolgde vermindering der loonen op de scheepstimmerwerven te New York heeft er een muiterij plaats gehad. Sommige bladen raden de staten zelfs aan, om de band der gezamentlijke vereeniging te verscheuren.

Sterk is de voortgang der roverij en gruwelijk de overmeestering van een schip met uitgeweken Spanjaards uit Vera Cruz na Bordeaux bestemd, waarop al de Passagiers vermoord zijn geworden.

Bolivar verbiedt een werk van Jeremias Bentham op de hooge school van Columbia.

De oorlog tusschen Buenos ayres & Brazilie werd voortgezet. Opstand onder de Braziliaansche troepen.

Bousquet. Vrijdag's middags was Bousquet hier aan gekomen, die voor zijne gezondheid een reisje zoude doen. Zijne gezondheid scheen nog al te lijden door het zitten op een bedompt kantoor & hij wenschte gaarne dat er zich eenig uitzicht voor een verder bestaan voor hem mogt openen. Hij beviel mij over het algemeen veel beter als de vorige keer, wij waren zeer eensgezind, hoewel zich alles bij hem weder in geheele andere formen dan bij mij ontwikkelt. Hij is bijzonder vurig. Hij kent da Costa nog eerst sedert drie jaren doch komt veel bij hem aan huis. Hij schijnt veel liefde voor het Evangelie te hebben.


pagina: 198

Messchert. Ook deze bijeenkomst met Messchert was zeer gezegend. Hij heeft veel ontvangen. Eene grote ontwikkeling die bij hem plaats gehad had, was dat hij nu inzag dat zelfs de leeraars die hij niet alleen voor regtzinnig hield maar wier preeken hij zoo vlijtig bijwoonde de waarheid die zij kenden, maar gedeeltelijk maar half durfden preeken en er dies bij de menschen die hun gehoor uitmaakten, volstrekt geene verandering plaats had. Toen ter Borg nu weder bij hem geweest was, was hem dit nog duidelijker geworden, want hij had nu gezien hoe deze zelfde ter Borg die voor twee jaren zoo sterk tegen Van den Ham opzag, nu in betrekkelijke kracht tegen de zwakheid van dezen overstond. De geboorte van den nieuwen mensch dit is het grote punt waar aan Mess. zijn inzicht van het Evangelie bindt. Er moet geheel iets nieuws in ons geboren worden niet meer wij maar Christus moet in ons leven, Christus alles, wij niets. Dit is zeker dat gelijk bij ons allen ook bij M. de leer het leven vooruit gaat en dat deze begeerde vastheid, door hem met zijne wijsgerigen en redeneerenden geest voorgedragen eene grote strengheid verkrijgt die ik wel wil bekennen dat in een oogenblik waarin wij geen eenheid in den geest hadden, en waarin alleen verstands argumenten van de eene en andere zijde gewisseld wierden het mij niet wel in het hart was, want er is een geest van vijandschap in ons tegen dengeene die ons eene waarheid verkondigt die wij nog niet kunnen verdragen. Daarna ging Messchert zijn valies pakken, ik kwam bij hem & voelde toen dat alles tusschen ons weder in kalmte was. Hij gaf mij toen een klein Testamentje dat hij in den zak droeg en hetgeen hij gezien had dat mij bevallen had. Zoo eene kleinigheid


pagina: 198

een bewijs van gemeenschap tusschen den eenen broeder en den ander doet dikwijls goed. Ik gevoel wel dat dit mijn grote punt van strijd is dat ik vraag Wie kan er dan zalig worden, en dat het antwoord van Christus, Strijdt gij om integaan, mij niet genoegzaam is. Dit is eene aanmatiging van ongeloof want het is als of God onregtvaardig zoude zijn tegen velen mijner vrienden, die na mijn oppervlakkig en menschelijk oordeel, nog niet gegrepen zijn. Dit gevoel ik wel dat deze tegenwerping[en] niet uit geloof maar uit ongeloof komen en dit wordt mij dan ergernis dat velen geroepen zouden zijn maar weinigen uitverkoren. God geleide mij in zijne waarheid. Bousquet wilde beginnen met de vraag Heeft Christus eene gemeente op aarde. Zoo ja dan spreekt het van zelve dat zij alleen uit de gelovigen bestaan kan. In het antwoord op de vraag van de Catechismus ontrent de onzigtbare Kerk is dit denkbeeld het duidelijkst uitgedrukt waarvan nu onze vrienden en vele Christenen onzer dagen uitgaan. In zijn wereldsche betrekkingen ziet M [Messchert] ook nog al verandering te gemoet. Hij kan een krachtig werktuig worden want hij heeft veel vastheid ontvangen.

Zaturdag ochtend deden wij met Bousquet & Messchert eene genoeglijke wandeling na Scheveningen en spraken over vele zaken zoo toen als gedurende het diner. Bousquet had veel inzigtin het Hoogelied hetgeen Messch en ik betuigden nog een gesloten boek voor ons te zijn.

Corr. tusschen Van Lennep en daCosta. Bousq. had voor Messcht medegebragt de Correspondentie tusschen VL & dC welke aanleiding gegeven heeft tot de scheiding tusschen hen beiden.


pagina: 199

V L [Van Lennep] begint deze Correspondentie die ik des avonds met M. [Messchert] las, door aan dC te melden dat hij zich gedrongen voelt hem zijne begrippen omtrent den Bijbel medetedelen. De grond van alles de ingeving der heilige schrift is de hoofdspil dier geheel Corr. en nog nimmer had ik zoodanig het gewicht van deze waarheid in gezien waarop toch waarlijk alles aankomt. Het is een gegeven geloof zoo als M. wel zegt om de Openbaring als Gods Woord te beschouwen. Hiertegen komt dan ook V L op en brengt al de bezwaren zamen welke hiertegen bestaan de menschelijke uitdrukkingen wegens God, de verschillende lezingen in de texten, de menschelijke wijze van bewaring en verkiezing der Schriften, schijnbare vergissingen &C. Naar mijn oordeel wordt alles door daCosta met kracht & liefde beantwoord. Op deze lange uiteenzetting antwoord V L ten twede male en draagt zijn denkbeelden nog eens voor met eenige meerdere bijvoegingen. Ook hierop antwoord dC krachtig doch nu schr v L dat hij ziet dat deze briefwisseling slechts tot onaangenaamheden aanleiding zoude geven en breekt hij dezelve af na nog eens zijne denkbeelden kortelijk geresumeerd te hebben. Het is er mede gelegen als met de twee Vrouwen die voor Salomo kwamen waarvan de een wel het kind gedood wilde zien mits de ander het niet bezat. VL spreekt gedurig van liefde voor den Bijbel, voor de geopenbaarde waarheid in denzelven verkondigd, en ondertusschen breekt hij de gronden af, waarop alleen de Bijbel indedaad troost & kracht kan geven. Men ziet dat het er V L om te doen is om als een advocaat zijn stelsel vast te houden doch dat er gene liefde werkzaam in hem is. Veel leerde ik uit deze Corr. & hoop dezelve nog eens nader te herlezen.


pagina: 199

Zondag 17. Augs

Wij begonnen den dag door eene bijwoning van den Vroeg preek alwaar Molenaar preekte over 1 Joan. 4 v 13. Daaraan kennen wij dat wij uit hem zijn, dat hij ons van zijnen geest gegeven heeft. Hij ontwikkelde de verschillende kenmerken die dezen Geest moest hebben, en dit was waarlkijk met kracht en ijver voorgedragen. Messchert was er zeer van gesticht en ik was echter niet zoo opgewekt als ik wel gewenscht had.

Onze twede kerkgang bij Secrétan was minder gelukkig. Hij handelde over de 1e Zondag & was hierin bijzonder flaauw. Ik vond het zeker nog minder, om dat Mess er volstrekt geen genoegen in gehad had, want zoodanig zijn wij & zoo groot is de invloed die het gevoelen van anderen steeds op ons maakt. Mogten wij toch steeds zelve nadenken, zelve ons hart beproeven doch dit is ons te veel moeite.

'S ochtends hadden wij een alleszins aangename en eendragtige wandeling over Waasdorp gedaan. 'S avonds kwamen Bosscha & Beeloo bij ons & het gesprek was nog al levendig.

Nierstrasz. Van Beeloo vernamen wij dat Wap die voor den schrijver van het  Nieskruid gehouden wordt, en die het in zoo verre schijnt te loochenen dat hij namentlijk niet erkent er de schrijver van geweest te zijn ofschoon hij niet zegt er niets van geweten te hebben, het te Amst. op de Vergadering van het Nut van het Algemeen alwaar hij als Afgevaardigde van Gent verscheen zeer hard te verantwoorden heeft gehad, ofschoon hij eigentlijk niet Personeel aangevallen wierd. Warnsinck ofschoon Wap nog bij zich gehad hebbende en met hem niet over de zaak hebbende gesproken, had aan het bestuur


pagina: 200

van het Nut v 't Alg geschreven, dat hij met de vermoedelijke schrijver van het Nieskruid niet te zamen wilde komen. Robidé van der Aa had op het Diner eene Conditie aan de gedachtenis van Nierstrasz gewijd, die tevens een Pereat voor deszelfs hekelaar zijn zoude. Met een donderend applaudissement wierd deze dronk opgenomen. Er was zulk een geweld dat de Pres eindelijk rust moest gebieden. Dit is genoegzaam om den geest des tijds te doen kennen. 'S ochtends had ik een brief van Tollens ontvangen om medetewerken tot een bundel met Lofverzen voor Nierstrasz die uitgegeven zoude worden. Ik excuseerde mij deswegens en betreur eene zoodanige onderneming.

Alles wordt nu weder aangewend om van Nierstrasz een Afgod te maken. De Apollo bevat ene brommende en ongepaste hulde en een niet minder brommend vers van Van Harlingen.


pagina: 200

Maandag 18 Aug

Doop der Jonge Princes.

Dit was de gebeurtenis die den gehele dag innam. Ik had een kaartje, doch geen lust om te gaan. Ik vreesde zeer lang te zullen moeten zitten & dan nog ontsticht te worden. Wij zagen tweemaal de trein, juist zoo als hij in het Programma beschreven staat. De juichtoon was niet groot. Naar het geen ik hoorde bestond er geen rede van berouw dat ik de preek niet gehoord had die eene zeer grote loftuiging over Prins Frederik zijne weldadigheid &C inhield en die mij zeker geergerd zoude hebben. Sp 3: 4 is de text v Dermout geweest.

'S middags verstond ik mij minder met Messchert. Ik vond hem te beperkend, te beslissend en meer afsnijdende als het Evangelie eischt. Mogt ik toch Christus en geen mensch tot voorbeeld nemen! Naderhand kwamen wij weder tot elkander en ik nam hartelijk afscheid van hem.

Ik was deze avond moede gelijk op alle avonden van dagen waarop ik weinig uitrichtte. Ik schreef de voornaamste staatkundige gebeurtenissen op.

Gerrit is zeer gehoorzaam sedert eenige dagen en ik heb indedaad vreugde van hem.


pagina: 201

Dingsdag 19 Augs

Zeer onverwacht had ik een onderhoud met Schim [Schimmelpenninck] over de godsdienstige waarheden, dat mij veel leerde. Ik zag hoe ik in het begin koud en doodsch sprak en slechts tegen het einde wat levendiger wierd, en hoe ene verstandsovertuiging van de leer der Verzoening nog niets is, zoo men niet gelooft dat men zonder Christus verloren is. O goedertieren God geef mij dat geloof des harten. Hoeveel ontbreekt mij nog.

In eene behandeling van zaken weges onze kindermeid leerde ik nog kennen hoe moeilijk de practijk is, indien wij ook daarin gene wijsheid van boven ontvangen. Ik had den zegen niet driftig te worden.

Wij hadden weder eene grote ontmoediging heden, door dat onze goede Daan, na vier maanden gezondheid, nu op eens weder door de koorts aangevallen was geworden. Ik beschuldigde mij zelven wat te hard tegen hem in de laatste week te zijn geweest ferm moest ik zijn, doch er loopt altoos drift tusschen.

Steven antwoord mij heden op de Memorie wegens S & P dC die hem nog al getroffen heeft & wiens inlevering hij ten hoogste afraad. Ik kan nu ook deze zaak niet forceren. Mogt ik goed geantwoord hebben. Geheel zuiver zijn wij in alle deze zaken waar ons eigen belang bij komt, nooit.

Nu moesten wij nog uit op een Souper bij Huet waar wij alleen de Bosscha's & Mirandole's [Mirandolle]en de famille Pols vonden. Deze laatste echter geheel onbekend bij ons zijnde zoo bestond er volstrekt gene eenheid van geest en het discours sleepte zich eenige uuren langs de allergewoonste topics. Zulk een onverschillig gezelschap is zeer moeilijk. Gelukkig dat dit zoo zelden gebeurt.


pagina: 201

Woensdag 20 Augs

Eindelijk een dag in alle opzichten rustig. De veiling te Amst was allezins goed afgelopen waarontrent men nog al gevreesd had.

Betsy Rappard vierde haar Verjaardag. Dit paar menschen leeft indedaad zeer idealisch en gelukkig met elkander, Zij leven zoo in den trant van onze Coterie voor eenige jaren van het Love & friend[s]hip for ever. God opene hen meer en meer het oog.

'S avonds eindelijk stilte. Wij zaten genoeglijk te zamen en ik exploiteerde de Revues Britanniques der laatste tijden.

Donderdag 21 Augs

Ik las in de Quart. Rev. belangrijke stukken vooral over de laatste ontdekkingen in de Sterrekunde.

Ik kocht gereedschap om te diocletianiseeren en te beproeven of ik niet zelve het tuinieren zou kunnen leeren.

Om een uur ontvingen wij de zeer aangename tijding dat Mimi Gildemeester op dien ochtend allergelukkigst bevallen was, en ziet van eenen zoon van eene Adriaan. Daar staan nu die twee viertallen over elkander.

S [Steven] schrijft hartelijk & zal nu met lust de oude zaken aanvatten.

V d H [Van der Houven] beschrijft satyrisch de uitbundige angst & vreugde der Agenten voor & na de veiling

'S middags zoude ik bij den H. Hogendorp eeten. Ik vond daar twee dochters de Heer & Mevr. Clifford, den H van der Poll, Palland Fagel, Van Ewijck, Quarles v Ufford, en eindelijk een Heer Van Waalwijk die alleen fransch sprak. Met den


pagina: 202

Heer Quarles mijn buurman sprak ik hartelijk & genoeglijk, de toon was overigens al zeer koud. Na het diner sprak ik nog eenigen tijd over Statistiek &C met de H Hogendorp, die de schuld van al het kwaad wat er in de wereld gebeurt alleen in de Verbods Stelsels[?] vindt & van oordeel is dat indien men opnam hoeveel menschen er thans van de katoenhandel leven en hoe groot dit getal in vroeger tijd geweest was toen deze fabricatie door gene bijzondere regten beschermd was, de balans ten voordele van den ouden tijd zoude overslaan. Hij was 1783 in America geweest, had bij Washington gelogeerd in den tijd dat deze zich uit de zaken terug had getrokken en zeide dat er toen bij de schrandere koppen van dat land geen twijfel bestond dat niet vroeg of laat de Noordelijke provintien zich van de Zuidelijke scheiden zouden. De bevolking was toen 3 millioen zielen.

Ik hoor dan dat de zaak door Dermout bijzonder vleiend behandeld is geworden, en dat hij onder andere de weldadigheid van Prins Frederik zeer breed had uitgemeten. Hoe kan dit nu in een bedienaar des Evangelien opkomen.

Bij Hog. aan tafel wierd D. zeer geroemd dat hij de zaak zoo als de Graaf gehoord had, zoo eenvoudig behandeld had.

De feesten geven dit Jaar ongeluk op ongeluk, nu valt de Konings verjaardag juist op een Zondag. Nu zal zoo ik hoor den avonddienst niet gehouden worden. Enfin waar eens "a" gezegd is volgt men ligtelijk tot het einde van het abc.

'S avonds spraken wij nog bij Bosscha een uurtje zeer genoegelijk met Bax en Mansfeld die daar waren.


pagina: 202

Vrijdag 22 Aug

Van Arnhem vernemen wij dat onze goede zuster Cato te Rozendaal aan de koorts ligt.

Mess [Messchert] is gelukkig overgenkomen in den Bijwagen. Tweemaal zag ik hem gedecideerd weigeren om in de Diligence te gaan & juist van deze is de Disslboom gebroken, en liep zij een oogenblik gevaar in het water te storten.

Warnsinck is de geen die de initiative genomen heeft van de Lofbundel op Nierstrasz, aan wiens hoofd Tollens schijnt te staan. Mess. had ook geweigerd en afgeraden.

Ik greep Tacitus weder eens aan daar ik sedert een geruimen tijd mijn latijn verwaarloosd had.

Daar kwam Bosscha mij verhalen dat ik tot lid van het bestuur der Holl[andsche] Mij benoemd was. Ik kan en mag het niet aannemen. Wat heeft de goede Jan Ret. [Retemeyer] mij nog gewaarschuwd voor deze zaken. Alles schijnt kalm wanneer men er in komt, maar naauw komt er eenig verschil van denkbeelden over de eene of andere zaak of men is indedaad niet meer vrij en moet uit beleefdheid uit ontzag dikwijls anders handelen als men volgens de inspraak van zijn geweten doen zoude. Die Maatschappijen zijn dood tegenwoordig en met veel moeite wordt hun leven nog gerekt. Moeilijk is het een goed voorwendsel te vinden zoo geheel raauw toch schijnt men de zaak niet te kunnen zeggen.

Wij hadden er zware onweer dezen dag. Schim [Schimmelpenninck] die op de jagt was bevond zich in het midden van hetzelve.

Met ons ver uit ziende Scheveningsch Canaal schijnt


pagina: 203

het niet zeer voordelig te gaan. Men zegt dat de Koning hetzelve niet voor zijne rekening heeft willen nemen maar alleen aan de stad een zekere toelage voor de aanlegging van dit grootsche werk verleend heeft. Nu staat het Kanaal en het schijnt nu aan den Waterstaat te zijn overgegaan die het opgenomen en geoordeeld zoude hebben dat het ten minste dubbel zoo breed zijn moet.

Zaturdag 23 Aug.

Mess [Messchert] schreef mij dezen morgen over eene zaak van Goude[?] in wiens naam ik hem verzocht had, om een goed woord te willen doen ten einde dezen Agent te maken van een zeker genootschap van denzelfden aart als het heil der Vrouwen dat te Rott wordt opgerigt. Dat Mess. wanneer hij tegen zoo iets is er ook niemand voor kan recommandeeren, begrijp ik duidelijk, maar hij veroordeelt dunkt mij diergelijke inrigtingen veel te algemeen en laat niet genoeg Christelijke vrijheid over,dat ieder namentlijk in die zaken kan doen, wat hij in den gelove meent te mogen doen. Op deze wijze dunkt mij wordt ook het nemen van Intrest ongepermitteerd en bijna alle kostwinningen behalve die van Predikant ongeoorloofd.

De Christen moet dunkt mij in maar niet buiten de wereld leven. Het is mij een strijd der dingen, doch God leere mij om alleen van hem en niet van eenig vriend afte hangen. De geest voert ons te zamen in de dingen des geloofs doch niet in alle der verschillende betrekkingen des levens.

Met bijzonder veel genoegen zag ik heden de walvisch van de heer Kessels die 85 voet lang is, die te Ostende gestrand zijnde aldaar door die Heer & zijne Vrienden ontleed


pagina: 203

is geworden, en wiens geraamte thans in een zeer keurig paviljoen waarover geschreven staat Hotel des Koninklijke walvisch ter bezichtiging wordt aangeboden. Het is een ontzettend gezicht zulk een zeemonster te zien. Van den eenen kant verheft het ons door dat ons de overmagt over zulk een dier is gegeven, van den andere kant vraagt het ongeloof waartoe is dien walvisch geschapen. Dit  weet God de Schepper alleen, maar gij o mensch zijt geschapen om hem lief te hebben en zijne bevelen te volgen. Verschillende delen van dezen walvisch zijn afzonderlijk bewaard geworden. De ontleeding wordt op platen afgebeeld. Alles is bij uitstek zindelijk en in het binnenste van het geraamte zijn banken gemaakt zoo dat men dan met eenig regt kan zeggen dat een zeker aantal muzikanten in den buik van de Walvisch een Concert geeft.

Het verstaat zich dat men niet over de walvisch spreken of denken kan of Jonas komt weder voor den dag en waarom zal ik niet openhartig bekennen dat de Joodsche geschiedenis mij nog al veel te doen gegeven heeft, dezen dag. En toch hierop komt het neder dat Hij die dit monster der zeeen geschapen heeft toch ook de magt heeft om in dit of een diergelijk het leven van een zijner profeten te bewaren. Ik las er Coquerel over doch dit beviel mij niets want of nu Jonas onder in de zee of in een hol is bewaard geworden of in de visch zoodra wij een wonder Gods aannemen, dan maakt dit al weinig onderscheid. Zeker is het zonderling zoo als deze gehele geschiedenis met de bekering van Ninive daar midden onder alle de bijbelsche Geschiedenissen ligt, maar neemt


pagina: 204

men het typische van het O Test aan en ziet men in deze geschiedenis de voorafschaduwing in de drie dagen en drie nachten die Christus in het graf doorbragt dan staat alles dunkt mij, in een heerlijk verband en wordt dan deze geschiedenis door de woorden van Christus krachtig bevestigd. Met Coquerel aantenemen dat deze gezegden van Christus alleen zouden betekenen of bewijzen dat te dien tijde de Joden aan de geschiedenis van Jonas geloofden, dit is al zeer zwak dunkt mij. Christus mag zich hier of daar op Joodsche gewoontes beroepen hebben ten einde het een of ander duidelijker te maken, maar hij de mond de waarheid heeft zich ter bevestiging van het waarachtige der bekeering die hij aankondigde, van de waarheid zijner opstanding op geene fabel beroepen. Hem zal geen ander teken gegeven worden dan het teken van Jonas den propheet.

Coquerel verwondert zich dat indien Jonas in de Visch geweest is, uit zijn lied niets iets desweges zoude blijken.

Maar wie onzer in een oogenblik van zoodanige benaauwdheid en uitredding het zij op den grond der zee, zoude er aan denken om aan zijn verhaal voor de volgende eeuwen iets meerder waarschijnlijkheid te geven.

Jonas hief het lied ter eere van God in denVisch. Muzijkanten zullen er nu op den rustdag in spelen.

Er is nu een Zendeling aan de Joden Pauli genaamd te Amsterdam die zeer ijverig in de bekering der Joden is en die hen zelfs in Synagogen in wandelingen &C aanspreekt om hen de waarheid te verkondigen.


pagina: 204

Een artikel in de quart Review las ik met zeer veel belangstelling. Het handelde over de tegenwoordigen toestand der Joden.

Zondag 24 Aug

Ik had gehoopt dat wij bij Bosscha met ons vieren nog eens hartelijk zouden spreken. Het is misschien de laatste keer in ons leven dat wij met ons vieren bij elkander waren, en ziet daar kwam opeens broeder de Kruif die in Limburg woont, een goed mensch zoo als ik geloof doch die nu onze eenheid geheel verbrak.

Deze morgen hoorde ik een zeer machtige preek van Molenaar over Spr. 8 v 15 & 16.

Door mij regeeren de koningen ende de vorsten stellen gerechtigheyt.

Door mij heerschen de Heerschers ende de Princen en alle regters der aarde.

Eerst bewees hij dat deze wijsheid geen geIdealiseerde menschelijke Wijsheid was maar dat het de wijsheid Gods de geopenbaarde wijsheid dat het Christus was, die hier sprekend ingevoerd werd. Het gehele beloop van zijn preek leidde daarheen om te bewijzen dat de magten uit God zijn, dat de Godsdienst derhalve hunne leiddraad moet zijn bij hunne regering, dat er geen volks geluk te hopen is zonder godsdienstigheid, dat de vorst gelukkig was alleen wanneer hij volgens de beginselen van het Evangelie mogt regeren en het Volk dat ook alleen zich als volk gelukkig kon beschouwen. Hierop was nu eindelijk de toepassing waarvoor wij te danken waarvoor wij te bidden, en wat wij te zoeken hadden.

Alles was in een mannelijken toon, de zonde des Volks


pagina: 205

werden niet verbloemd, de eere wierd aan de Koning gegeven doch nog meer aan de Koning der Koningen. Er was geen vleitaal en gene allusie en ik moet zeggen dat ik Molenaar zelden zo krachtig hoorde. God verhore zijn en ons aller gebed. God doe vergiffenis nederdalen over de zonde ook in dezen dag. Nu is er geen avond Kerk om dat er illuminatie is. Nu wijkt God voor den Koning. Ik wil niet zeggen dat zij dat doen willes en wetens, maar de zaak is toch maar zoo, het is een allergevaarlijkst begin.

Capadose schrijft over de verhandeling van Van der Palm zoo als ik wel denken kon dat hij daarover zoude spreken. Hij spreekt sterk doch ofschoon er strijd in mij was ik heb toch hetzelfde gevoeld.

Bij Kruseman zagen wij ene heilige famille door een innig bekeerd Christen onder de Protestantse heilige famille schilder, ik gelove het niet. Toen het Protestantismus bij ons krachtig was bloeide ook onze schilderschool doch wij hadden zeegezichten landschappen &C, nabootsing der natuur, doch niet van het geen boven onze natuur verheven is. Het kind Christus kan door de kunst niet uitgedrukt worden. Deze schilderij bevalt mij zeer goed doch die passiebloem en de lely in dat flesje wil er bij mij niet in. Had het kind Christus met een passiebloem gespeeld, en dezelve in zijn hand gehad, dan was het dunkt mij beter geweest. Hoe merkwaardig is die sluier die een enkel voorval uitgezonderd over de jeugd van Christus ligt.

Wij vonden een brief van Margo die over de gebeurtenissen van den dag schrijft. Ida gaat trouwen, schijnt thans reeds min of meer algemeen bekend. Er is nog geen Jaar verlopen. Wat is toch de wereld.


pagina: 205

25 Augs

De dag was stil & wij waren des middags bij Schim[Schimmelpenninck] met de Ragay's zonder iemand vreemds zoo dat ik indedaad mij zeer genoeglijk gevoelde & daarom toch hier & daar de waarheid gestand durfde doen. En echter wanneer ik nu mij zelven na ga dan zie hoe of ik afgewend ben om mij eenigzints te laten medeslepen, doch zie teves hoe zwak ik ben en in hoevele opzichten ik nog niet geheel en al Christen ben. Goede God, gij kent mijne zwakheid wees gij mij genadig. Hoe hoog staan wij van den eenen kant, hoe zwak van de andere. O mogt het ons doch levendig voor oogen zijn wat wij door ons zelve zijn & wat wij door uwe genade in Christus zijn kunnen.

Plotseling stond Bowring voor mij. Ik ontving hem hartelijk, doch schrikte er nog al van, daar ik mij nog niet de kracht gevoelde om overal en tegen allen in vrijheid te staan. Had ik dat eens ontvangen dan zoude ik ook met een gerust hart mij overal kunnen bevinden.

26 Aug

Het was gisteren een avond van strijd. Ik had bij Schim mij meer overgegeven als ik in sints lang gedaan had en toen kwam gister avond op eens physieke en moreele benaauwdheid over mij. God gaf mij echter weder kracht en ik sprak genoeglijk met mijne vrouw, doch het was zoo een oogenblik duister. God beware mij in alles. Geloof is de eenige leiddraad.


pagina: 206

Ik las eene Verhandeling over de Droomen van  Dom de Koning & las daar over het eens door zeker schrijver gedane voorstel om een droomenboek te houden. Ik zoude daar geen plan op hebben daar ik gewoonlijk niet zeer merkwaardig droom. Deze weken was ik echter sterk aan het droomen. Zoo was ik eens druk in gezelschap met de Prins v Oranje en overtuigde hem geheel van den staat des lands waarop hij verschrikt zeide welke de manier was om dit te verhelpen. Ik zeide stel twee à drie menschen op hunne plaats & de zaak is goed.

Deze nacht droomde ik dat ik om de gevoelens van ter Borg gevat was geworden, en dat ik zoo ik mij herinner voor een regtbank kwam alwaar Müller dunkt mij de dood tegen mij eischte zoo dat ik uitriep O Menno Menno had gij dit ooit kunnen vooruitzien. Ik gevoelde mij vol van kracht en bijna onverschillig over leven of dood. Deze droom vind ik toch merkwaardig hoewel ik nu zoo denkende hartelijk hoop dat het niet uit moge komen.

Mogten wij alles in betrekking met God beschouwen eerst het koningrijk Gods zoeken. Dan zoude waarlijk alles ons toegeworpen worden.

Mijn droom had mij zwaar vermoeid, en ondertusschen om zeven uur kwam mij Bowring afhalen met zijn Vriend Thomas W Reid met wie hij reisde. Ik hoorde nog al belangrijks hoewel het mij niet gemakkelijk was alle de Engelsche aardigheden spoedig genoeg te verstaan. Bowring komt hier nu door het Engelsche Ministerie en voornamentlijk door Herries [Herris] gezonden om de wijze van het boeken der publieke rekeningen alhier nategaan. Hen worden alleen de


pagina: 206

reiskosten vergoed. Hij schijnt ook nog grote plannen te hebben om goede veranderingen in onze Commercieele betrekkingen met Engeland in tevoeren en wel een Articul voor de foreign Quarterly Review maken over de hollandsche letterkunde.

'S avonds verhaalde Bowring mij zijn wedervaren. Er was hem voorgelezen het oordeel van Vrienden over de doorsnijding van den Isthmus, en het blijkt dan maar duidelijk daaruit dat onze Koning indedaad het plan daartoe heeft & menschen derwaarts gezonden heeft. B heeft met de president v Guatemala over deze zaak gecorrespondeerd doch zegt dat dit Gouvt zoodanig is dat zelfs de Engelsen geen consul meer derwaarts willen zenden. Hij zeide dat nu reeds de geheele zaak aan een Americaan was afgestaan geworden.

H van Dijk die met B in de Anthology schreef is in zeer ongelukkige omstandigheden in Engeland gestorven. Hij was van eene Demerarysche famille.

Ik ontving een br v Mess [Messchert] die mij zeer aangenaam was, & waaruit zijn goede hart nog weder op nieuw bleek. Zijne berigten over Tollens zijn ook indedaad zeer verheugend.

27 Woensdag

Eindelijk eens weder een heerlijke dag, en uitmuntend weder. Ik deed met Car een van de aangenaamste wandelingen die ik deze zomer gedaan heb. Het bosch was indedaad verrukkelijk.

'S avonds was ik verdiept in het werk van Oscander über die Handlungsfreyheit und Verbot system 't welk indedaad belangrijke opmerkingen behelst, hoewel het te weinig tot


pagina: 207

Resultaten komt.

28. Eindelijk dat Diner van de Directie hetwelk wij zoo lang uitgesteld hadden, en hetgeen reeds in den beginne van het Jaar plaats zoude gehad hebben. Bowring Beelo[Beeloo] Ragay & Kruseman waren gevraagd met Pieters Schim [Schimmelpenninck] 'S Jacob & hunne vrouwen. Het liep alles zeer wel af, waarover ik mij verheugde. Aan tafel geraakte ik nog al in discours over de Vaccine, en verdedigde de partij van Capadose of liever zijn Systema zonder zijn naam te noemen. De argumenten der tegenstrevers bevielen mij niet, en echter ik heb toch niet de overtuiging dat het ongeoorloofd zijn zoude. God weet wat er van deze zaak is. Bowr verhaalde veel belangrijks over de Quipes die zich thans in Londen bevinden.

29 Deze dag grotendeels aan Valcke de Knuyt gewijd, die ik nog al inlichting over de zaak te Batavia gaf & die bij mij at. Veel uitgaan en gastiseeren is voor mij in gene opzigt goed. Hoe ligt ben ik nog in alles medeteslepen.

'S av. visite v Heldring een doofstomme met wien Gerrit regt veel plezier had en die gehele geschiedenissen met gebaren uitdrukt, waaronder de geschiedenis van den Verloren zoon. Daan zeide dat hij nog nimmer iemand gezien had die een mond had en toch niet sprak. De arme Steven is vol puisten. Aan het Bureau had ik weder iets meer werk. Tegen den Apollo is nu weder een Argus opgestaan. Gerrit leert Engelsch bij Bowring. Ik ben dezen dag aan het lezen der Apocryphe boeken begonnen. Men zegt dat Keizer Nicolaas te Schumla sneuvelde.


pagina: 207

30 Aug.

Het bureau leverde eene eenigzints vermeerde werkzaamheid op. De uitzichten blijven nog treurig.

Ik begon mijne uittreksels weder eens te herlezen. Had ik de moed die doortezetten; het zoude mij vele aangename oogenblikken geven, doch ik moet altoos nieuws hebben.

Ik voelde dat ik mij deze week, nu en dan meer aan het zinnelijke overgegeven had als ik moest om God boven alles lief te hebben, en er in alle opzigten dat te kunnen doen wat ik wenschte. Dezen dag was ik weder bij Schim [Schimmelpenninck] gevraagd & dit met Valcke [Valcke de Knuyt], met wien ik na de vorigen dag reeds uitgepraat was geweest. Ook kwam er Wijnbeek bij met wien ik mij nimmer in overeenstemming gevoeld heb. Ik had nu echter de moed en ofschoon het discours mij geenszins medesleepte veel te kunnen laten voorbijgaan ging vroeg heen en was des avonds zeer opgewekt om nog eens van alle kanten de zaak der Mij te beschouwen en daarvan opteteekenen en ook nog genoegelijk met Caroline uit de Bijbel te lezen.

Bosscha ontmoette ik. Eene finantieele zaak die vele moeilijkheid scheen te zullen veroorzaken zal zich nu zoo als het zich laat aanzien door de vriendelijke medewerking van Van der Houven geheel laten schikken. Hoe aanbiddelijk is de weg die V der Houven Bosscha & mij weder tot elkander heeft geleid. Nu wordt de eene weder afgezonden om God geve dit, nog meer tot sterking van het hart op te doen. Bosscha heeft ook het half jaar huur dat hij aan zijn huis nog lopen moest tegen een verlies van slechts Vijf en twintig guldens overgedaan, het geen ook voor hem een grote zegen is.

Valcke de Knuyt liet mij een brief van een zekere


pagina: 208

Meuron lezen die in Bahia woonde en aldaar ene tabaksfabriek had. De staat van zaken moet elendig wezen want behalve dat het slechte kopergeld dat kwansuys door het Gouvt. zoude ingetrokken worden, nu geremplaceerd wordt door papier dat volstrekt geen waarborg bezit en nog gemakkelijker natemaken is. Zoo groeit het getal van niets bezittende banditen zoo zeer aan dat daar in volstrekt geen policie is, daar er nooit gestraft wordt en daar de eenige publieke magt bestaat in eenige soldaten die slecht betaald en behandeld worden, de mate van misdaden slechts afhangt van de moed of liever kwaadaardigheid der misdadigers.

V d K[Valcke de Knuyt]  verhaalde mij dat in eene Processie hij het Kind Jezus te Bahia gezien had met ene driekante hoed Epauletten & een degen op zij. Welk een verschriklijk denkbeeld wanneer men zulk een volk het welk dan buitendien aan alle misdaden overgegeven moet zijn in aanmerking neemt. Het zij eene beproeving des Geloofs ook in Bahia toch zal God zijne kinderen hebben.

De Russen staan nog voor Schumla en schijnen vooreerst niet verder te komen. Een Engelsch dagblad had hem £1000 aangeboden indien hij zich derwaards wilde begeven om van daar berigten medetedelen.


pagina: 208

31 Aug

Ik droom tegenwoordig alle nachten met apperceptie. Deze nacht kwam op eens Cénie terug, die ons verklaarde dat hij weder genezen was, en dien wij nog al met zonderlinge oogen aanzagen. Vervolgens dineerde ik in een Stoomboot met de gehele Koninklijke famille & zat naast Princes Marianne. De Koning sprak over Bilderdijk.

Te laat opgestaan deze morgen.

Van Cato is nog weder geen tijding heden.

Met veel genoegen was ik bij Secrétan ter kerk. Het was er ontzettend vol. De voordragt van de man heeft niets innemends of bijzonder welsprekends en toch houdt hij mij ten minste bezig van de eerste volzin tot de laatste. De flaauwe preek die ik voor 14/d van hem hoorde had mij eenigzints ontmoedigd, en had hij weder zoo gepredikt, zoo geloof ik waarlijk dat ik afgeschrikt zoude geweest zijn. God zij geloofd dat het anders was. De text was Gen 3 v 9/10. Over dezelve had hij weinig te zeggen, daar hij zeide te begrijpen dat dit verhaal de aanleiding tot lange strijdvragen kon geven welke het verstand zouden bezig houden zonder het hart te verbeteren. Deze geschiedenis droeg echter de grootste blijken van waarheid en menschkunde. De Mens is goed geschapen door God, de mensch is gevallen maar er is herstel door den zaligmaker. Hij ontwikkelde de verschrikkelijke gevolgen der zonde, eerst, ontwijking van God, dan verdoving van het gevoel van schuld en eindelijk de Spreuk des oordeels in eeuwigheid gevlucht te zijn van God. Dit is de straf die onder zoo verschrikkelijke beelden ons voorgesteld is geworden. Zonder erkenning van schuld bestaat er dies geen behoefte aan Christus zonder de erkenning dat de wet alle veroordeelt. En hoe zal hij nu


pagina: 209

zijne hoorders aanspreeken. Zal hij de bedreigingen der wet de belofte des Evangelies voorhouden. God alleen kent de harten. Maar laat ieder zich toetsen en vragen of hij het ideaal van menschelijke volkomenheid getrouw is gebleven. Dit ideaal vindt hij a/ in 't geen nog van de wet der natuur in ons overig is gebleven b/ in de voorschriften der wet in het beminnen van God boven alles & van onze naaste als ons zelve. c/ in het voorbeeld van Jezus Christus die onzondig is gebleven daar wij allen reeds uit de natuur zondig waren, en bovendien gezondigd hebben. Kennen wij ons nu zondig o dan is Christus daar die ons alles zal geven wat hij bezit, wat hij voor ons verworven heeft, en die Christus eens aan zijnen vader zal aanbieden met die woorden die Joannis ons bewaard heeft. In het stuk van den wil was hij niet duidelijk, doch hij erkende dat alles gift van God was hij wees op het gebed als het eenige middel om waarheid te ontvangen. Het was het abc des Evangelies doch hoe gezegend wanneer dit abc maar verkondigd wordt want dat is het geen waartegen onze oude mensch het meest strijd. Erkenning van zonde, Genade om niet. Dat er geen geloof zonder heiligmaking is, daar heeft hij gelijk aan. Waar kent een gelovige eene andere begeerte dan om Christus gelijkvormig te worden, dan om niet meer te zondigen. Treffend was het geen dat hij zeide over het verschriklijke de verwerping van God, hoe Christus dat ook gedragen had Mes frères avez vous jamais medité les paroles de Jésus Christ. Mon Dieu mon Dieu pourquoi m' avez vous abandonné. Die dit gevoelt met dien is God. Dit zeide hij ook krachtig dat men een gevoel moest hebben van een schuld die straf met zich sleepte om eene Verlossing te begeeren of


pagina: 209

lief te kunnen hebben. Mijne goede Caroline was er ook zeer door getroffen. O God mogt ook dit woord der prediking aan ons beider hart gezegend zijn. Het is heerlijk te zamen t'huis te kunnen komen & te mogen zeggen dat men gesticht geweest is dat wij waarlijk het woord des Heeren ter onzer vernedering maar teves ter onzer opbouwing hebben horen verkondigen. O hoe goed is het voor ons als wij in die wereld en die verstrooying geleefd hebben gedurende eenige dagen. God & Heer gij laat u niet onbetuigd in ons hart. Ja daar is een paradijs & een hel. Mogten wij toch meer en meer met elkander vereenigd worden in Christus. Hoe heerlijk zoude dat zijn.

Ik deed een gezegende en aangename wandeling met Gerrit. In de beeklaan zaten wij neder. Ik las hem voor uit de handelingen en kinderlijk verlangde hij na meer terwijl hij teves bramen zocht. Leyd hem leidt alle de ander in uwe waarheid o God, uw woord is de waarheid, bewaar hen in reinheid des harte.

Zoo te huis komende vond ik twee? brieven. Cato Gildemeester is zeer onverwacht in het midden van eene grote verwarring bevallen van een Jongen. Moge het lieve kind dat nog al teer zijn behouden worden, en het zij dan aan de borden van de Keizersgracht, het zij op de verschroeide velden van Florida tot Gods eer opwassen.

Weder eene invitatie van Mev Schimmelpenninck tegen morgen. Hollen of stilstaan is het met deze Connectie. Ik zie er tegen op en toch zoo ik mij geheel aan God overgeef kan hij mij ook daar bewaren ook daar zegenen. Aan hem behoren de tijden en gelegenheden, doch het Ongeloof is in ons.


pagina: 210

'S avonds hadden wij Bowring & Bosscha en spraken genoegelijk voornamentlijk ook ontrent onze nieuwe poeeten waarvan Bowring Specimina wenschte te geven in zijn boek over de Holl litteratuur 't geen hem voor de foreign quarterly Review gevraagd was. Bowr. is indedaad een man van genie, hij ziet veel met een eerste blik doch is dan ook wel eens oppervlakkig. Hij kan zich ondertusschen zeer goed in de positie plaatsen van iemand die niet van zijn gevoelen is en daardoor kan men gemakkelijker met hem spreken als met iemand met wie men veel meer overeenstemming heeft.

B. kende iemand in Engeland die £100.000 gegeven had om Lid van het Parlement te worden. Vaerzen door Southey in zijn jeugd tot lof van de regters van Karel I gemaakt. Southey zegt iets in zijn recensie van de historie van de hertogen v Bourgondië in de foreign quarterly Review ter eer van Bilderdijk dat echter zeer algemeen moet zijn.

Bil had aan Bowr gezegd dat de Van Harens die gene geweest waren onder onze dichters waaraan hij het eerst eenig denkbeeld van dichtkunst was verschuldigd geweest.

Siegenbeek schijnt op de Konings verjaardag eene Cantate tot eere van den Koning in de Menniste Kerk te hebben laten zingen, zeer tegen den zin van zijne gemeente en zelfs van zijn eigen vrouw.

Het moet ieder ook de Vreemdeling treffen dat er hier in ons gehele land slechts een naam die van de Koning is en dat er indedaad geene opposition


pagina: 210

de fait geen tegenwigt hoegenaamd bestaat.

Ziedaar nu een maand afgelopen die nog al vele gebeurtenissen opleverde & waarin ik veel ontving. God doe mij dankbaar zijn en behoude mij in zijne waarheid. Indien Secrétan zoo mag blijven preeken heb ik ten dezen opzigte een allerbelangrijkste zegen ontvangen.


pagina: 211

[leeg]


pagina: 211

September

1.

Heden was het Diner bij Schim [Schimmelpenninck]. Ik vond er een Heer d'Ossen Ambassad v. Zwedn, Bowring, Schulz, Secrétaire d'ambassade v Pruissen de Bibliothecomanus Westreenen [Baron van Westreenen van Tiellandt] die tegenwoordig zeker de belangrijkste bibliotheek in het vak[?] der oude drukken in ons land heeft & Pieters & zijn vrouw. Het was mij nog al belangrijk Westreenen te leeren kennen daar ik wel eens verlang te zien wat hij bezit. Ik imp. 's middags over de Boeken in harmonie met de opgegeven onderwerpen van het Beleg v Leyden & de komst der Keizerin van Rusland te Odessa. Ik had wel weder wat verleiding grootsch te worden, want dit ging nu weder voor de wind en ik had indedaad goede oogenblikken. Goede God bewaar mijn hart, want ik gevoel hoe ligt ik mij mede laat sleepen.

Met Bowring was ik heden bij den Graaf v Hogendorp met wie hij in begrippen nog al goed overeen moest komen. Deze goede man droomde van eenen tijd over eenige eeuwen waarin er geene tollen &C &C meer zijn zouden. Dit zal zeer gelukkig zijn, jammer maar dat wij het niet zullen beleven. Laat ons ondertusschen de hoogere belangens maar niet verzuimen. De Gouvernement[en] zullen toch altoos de kosten goed moeten maken, en die moeten toch uit de breedte of uit de lengte gevonden worden.

Bowring sprak veel over Spanje alwaar hij lang


pagina: 212

geleefd heeft en verhaalde daarbij dat Spanje nog volmaakt het Spanje van den Don Quichot is en dat men zelfs het onderscheid van de verschillende Provintien zoo als het daar aangegeven is nog volkomen kan wedervinden, dat ieder Provintie geheel op zich zelve staat; dat alleen in Castilien van Madrid gesproken wordt; dat de geheele fransche usurpatie geen enkel woord uit het fransch in de Spaansche taal had doen overnemen, en dat de van buiten ingekomen denkbeelden geen invloed hoegenaamd op de zeden maar wel op de gevoeles gehad hadden. Hij verhaalde ook dat de drie Biscaysche Provinzien zelfs tegenwoord[i]g nog geheel zonder soldaten, zonder tollen, en zonder eenige te betalen regten gebleven waren zoo dat dan ook de Constitutie hen eer deed verliezen en winnen. Onder grote boomen kwamen de oudste[n] bij elkander en spraken over de handhaving hunner regten. In de Balearische eilanden (op Ivica) had Bowring een soort van Jury aanwezig gevonden. Er wierd aldaar geen vonnis wettig erkend voor dat vijf personen uit het volk daartoe hunne toestemming gegeven hadden.

Geestdrift ontrent de Boheemsche & Hongaarsche talen opgewekt nadat de Keizer v Oostenrijk gedecreteerd had, dat dezelve met 1830 moesten ophouden.

Finland onregtvaardig aan Rusland gekomen. De keizer van Rusl. ziet volgens B niet zonder genoegen de brand van Abo, en weigert subsidie te geven daar hij


pagina: 212

nu de jonge Finnen genoodzaakt ziet op de andere Russische universiteiten te studeeren waardoor de nationaliteit meer & meer verloren gaat.

B [Bowring] beklaagt zich zeer hier over de wijze van collecteeren in de kerken als ook over de gewoonte om in de kerk de hoed op te houden.

Wegens de Test & Corporation act zegt B. dat de Dissidenten in hunne staatkundige positie eigentlijk niet veranderd zijn, daar zij de fait door de act of indemnity die jaarlijks uitgegeven wordt dezelfde voordelen als de ande[ren] genoten, daar zoodra men de test & Corporation act eigentlijk in uitvoering wilde brengen bijna alles wat in Engeln]d gedaan wierd van nul & geene waarde zoude zijn, daar er zich over de 4 mill. Dissidenten in Engeland bevinden. De Test & Corporation Act zijn met goedkeuring zelfs der dissidenten ingevoerd daar men hierin toen het eenige middel zag om de Roomschen buiten alles te houden. Toen eens de kracht van de Dissidenten zich vertoonde, kon het Gouv. er niet aan denken om de toetreding te weigeren, daar het grootste getal van zijne aanhangers door steden in het Parlement was gezonden, waarin de dissidenten de overhand hadden en daar reeds bij de eerste stemming in het lagerhuis het Ministerie een minderheid van 40 stemmen gehad had terwijl nog velen ministerieelen verklaard had[den] dit maal voor het Ministerie te zullen stemmen, doch niet verder indien de zaak weder ter baan kwam. Ook met de Catholieken zoude men moeten toegeven daar nu de kracht der Cath. gehoord was geworden. Het was hen gelukt in een graafschap iemand niet weder te doen


pagina: 213

herkiezen die tot nu toe altijd populair en tevens Minister geweest was, en het Ministerie liep nu gevaar om 80/. van de tegenwoordige Representanten v Ierland die meest allen zijne partij hielden door Protestanten van de Oppositie vervangen te zien. Practisch had men nooit geweigerd de Cath. te laten stemmen hoewel zij echter volgens de Constitutie daartoe geen regt hadden. Een verlies van 80/ aanhangers kan het Ministerie niet lijden.

B.[Bowring] verhaalde van eene Engelschman die verscheide Jaren onder de Bedouynen verkeerd had, en aldaar onder andere de Oostersche kunst van vertellen, zoodanig had aangeleerd dat hij eene vertelling zelfs op een eenigzints aangegeven onderwerp kon doen in alle de kleuren der Oostersche weelderigheid gehuld. Toen hij weder in Engeland gekomen was, was zijne eerste visite bij Sir Walter Scot [Scott] geweest die over deze bijzondere gemakkelijkheid zeer was getroffen geweest.

Eindelijk had ik heden een brief v Steven. Hij was in Gelderland en heeft dies mijnen brief niet voor zijne terugkomst gevonden. Ondertusschen is Cato toch veel beter.

Valcke de Knuyt nam heden afscheid om zich op de Hortense van de Cock na Batavia inteschepen.

Hog. [Hogendorp] kwam er voor uit dat men in Frankrijk uit vrees voor de Jezuiten grote onregtvaardigheden deed.


pagina: 213

Sept 2

Ik had Stillings Heimweh en dit met veel genoegen over het algemeen hoewel het mij wat lang viel uitgelezen. Sedert eenige dagen heb ik de Schlussel begonnen en daaruit leer ik indedaad veel. God geve dat ik het ter rechter tijd leze om er uit te leeren want veel wordt mij duidelijk. Ik heb deze week meer verleiding als ik in langen tijd gehad had. Ik hunker na de vleeschpotten van Egypte alles draagt daartoe bij. Het komt mij dan weder zoo gemakkelijk zoo verleidelijk voor om Christus en de wereld te vereenigen. Ik heb zelfs een diner gehad ben verschillende malen bij Schim [Schimmelpenninck] geweest. Alles schikt zich nu naar het uiterlijke wel, men is te vrede met mij en zoo langzamerhand sluipt het mij in het hart dat mijne Vrienden toch veel te ernstig zijn en te streng, dat het toch zoo slecht met de wereld niet gelegen is. Hierbij heeft de omgang met Bow. [Bowring] veel gevaarlijks voor mij. Het is natuurlijk een man die mij in veel opzigt[en] bevallen moet. Hij heeft eenen zeer levendigen geest en uitgebreide kennis & daarbij een zekere vriendelijkheid en iets famillaars dat mij natuurlijk bevallen moet. In erkenning van vele zwakheden van het geen om ons heen te zien is, en van de magt van het Genie zijn wij het volkomen eens[,] er is een natuurlijke edelmoedigheid en billijkheid bij hem, die niet anders als aangenaam kan zijn, en toch moet ik weten dat wanneer men dit alles als eigendom van den mensch beschouwt, wanneer men niet gedurig de kracht Gods en eigen verdorvenheid erkent, men veel gevaar loopt. Er is toch maar een

 


pagina: 214

punt waarin een Christen het hier met een ander Christen geheel eens kan zijn, dat is, wanneer men zegt wij niets Christus alles, doch hier is het geheel anders een zoodanige Connectie brengt ons spoedig in verleiding om, als naar onze manier van zeggen de mensch maar braaf is op geene bron der braafheid te zien. ik heb Bowr. [Bowring] ernstig gewaarschuwd, en nu betrouw ik mij hier op, vinde dat ik mij al zeer kras gekweten heb, en laat mij des te geruster aan de verleiding overgaan. En het is zeker dat met al het brillante van den man, er iets in hem is dat een donkere zijde nog oplevert, dat mij duidelijk is dat mij niet bevalt. Als ik mij zelven onderzoek dan vinde ik dat het denkbeeld van lof mij misschien weder meer wegsleept, dan vinde ik dat dit juist verleidend voor mij is dat een man van veel vernuft juist mij opzoekt en mij apprecieert. Dan leze ik in mijn hart dat ik blijde was dat de brief dezen morgen van da Costa ontvangen niet langer was. Dan zie ik dat dit gevaarlijk is dat Bow. als man van Genie juist da Costa zoo wel als Byron in hunne waarde erkent, dat hij eene vertaling van de Israel van den Krijg en vrede maakt, zonder zich juist of misschien zelfs wel eenigermate met de daarin vervatte gevoelens te vereenigen, maar alleen door het talent, om zich geheel in de plaats van eenen anderen te kunnen stellen. Wat is er nu in dezen te doen. Oplettend te zijn, God om wijsheid te bidden


pagina: 214

vriendelijk beleefd voorkomend zelfs te zijn doch met een zeker quant à moi, mij niet overtegeven. Hoe onvoorzichtig en onverstandig ben ik in vele dingen. Hoe ligt neemt de ijdelheid in een week weder toe wat zij in een Jaar verloren heeft!

Sept 3

Komst v Pauly & Margo  Eindelijk ontvingen wij dezen dag het berigt dat deze vriendjes ons zouden komen opzoeken. Nu dit plan was lang in de maak geweest, en dit gevoegd bij de voorbereidingen voor het feest van Caroline maakte dat deze dag voorbij ging zonder dat er veel uitgerigt wierd. Eindelijk kwamen zij des avonds en nu was het terstond als of wij elkander een dag van te voren gezien hadden. Veel viel er over de gebeurtenissen van den dag te spreken, vooral over het huwelijk van Ida en de voornemens van Cris ontrent Florida. Hoe meer ik van deze laatsten hoor spreken, des te gewaagder komen zij mij voor.

S d C. Hartelijke brief van Steven. Zonderling hoe hij mij verzoekt hem in den godsdienstige toon, waarin mijn laatste weder was, verder te schrijven maar teves opmerkte hoe hoewel hij in theorie toegaf de brieven waarin hij practisch in dien geest geschreven wierd dikwijls de grootste bitterheid bij hem verwekt hadden. Zo ging het mij ook met de brieven van da Costa & anderen.

Sept 4.

Verjaardag van Caroline. Naauw was het licht of ik verlangde al reeds op te staan ten einde mijne verrassing voortebereiden die waarlijk uitmuntend afliep. Ik had van onzen huisheer een koepeltje te leen gevraagd dat achter onze tuin ligt en van waar het gezicht indedaad uitmuntend was. Daar was het ontbijt gereed gezet en eenige Vrienden de Bosscha's Huet's

 


pagina: 215

en Van den Houven's genodigd. Ook Bowring was er bij. Caroline had van niets gemerkt. Zij wierd tot een wandeling in de tuin geleid en ziet daar was op eens het huisje bezield, en weldra kwamen nu aldaar de kinderen, de Cadeaux de gasten de verzen zoodat wij aldaar een paar uur zeer genoeglijk doorbragten ofschoon voor mij altijd de voorpret groter dan de pret zelve is. Ik had in mijn Vers aan mijne goede Caroline doen opmerken hoe juist in zulke oogenblikken van aardsche voorspoed, het ons meer en meer behoefte moet zijn om ons aan God en zijne genade vast te houden en innig te gevoelen niet alleen met de lippen te zeggen dat wij dit alles onwaardig zijn. O indien ik zoo met oude Vrienden in de dagelijksche betrekking voluit over Christus konde spreken zonder een deftiger of geleerder gezicht dan gewoonlijk te zetten dan ware ik veel verder als thans. Eene zeer korte ongesteldheid van Caroline een kleine mic-mac aan het Bureau gaven een kleine check op dien dag het geen ook zeer goed was. O God wat ontvang ik veel o mogt mijn hart toch geheiligd worden. Mogt ik meer om mijzelven denken, mij zelve beschouwen en minder altoos zien op anderen.

Bowring. Deze was 's avonds nog bij ons. Wij spraken over vele dingen. Sonnet v Milton op zijne blindheid. Zuiverheid (Purity) van Milton's character. Over de grote Telescoop in Engeland. Grote Microscoop die 2.200.000 maal vergroot. Bow ziet daar in in een druppel water een dier van zes voet zeer woest en wild die er een van twee voet verscheurt. Draaiende diertjes waaruit er zich weder andere ontwikkelen die ook altijd ronddraaien zij worden bij den oorsprong der fontein in het water gevonden. Schrik en akligheid die ons bevangt bij het ontwaren dier oneindigheid. Ontdekking met de Microscoop


pagina: 215

van de Monaden waaruit een ligchaam is zamengesteld en dan na onze dood weder tot andere ligchamen over gaan. Dit verhaal 'twelk van de eenen kant aklig is deed bij mij van den ander kant een levendige begeerte ontstaan om in naauwe betrekking met God te staan. O mogt mijn zucht daartoe standvastig zijn.

5. Vrijdag

Vaccine Heden wierd Gideon gevaccineerd. Ik heb sints de laatste vaccine v Steven er wel veel over gedacht, doch ben tot geen bijzonder licht gekomen. Dit trof mij dat de ontdekking van deze zaak toch iets geheel natuurlijks was, dat het eene observatie was dat degen[en] die veel met de koeien omgingen die kinderziekte niet kregen. Bow [Bowring] zeide dat daar waar zijn vader woont ik geloof te Exeter dikwijls de bedienden nog de natuurlijke koepokken hadden. Ik geloof derhalve dat het misbruik dat er van deze zaak gemaakt wordt het gebruik niet uit moet sluiten. Alle de middelen worden immers door de niet gelovenden als behoedmiddel[en] tegen God gebruikt. Ik ben innig overtuigd dat God zich niet aan dit middel behoeft te binden, dat hij mijn kind op duizende wegen kan wegnemen, doch zoo lang als toch het goed gevolg dezer bewerking bij beschaafde en onbeschaafde volken door de ondervinding bevestigd wordt, en daar ik volstrekt geen onderscheid tusschen het moreele en physique der al of niet gevaccineerden kan opmerken zoo lang geloof ik het onder Gods zegen te mogen gebruiken. God geve dat dit gene huichlarij zij maar dat ik het in den gelove moge gedaan hebben. Hij vergeve mij wat ook hierin zondigs is. Gideon wierd ingeënt van een kind van den heer Verwey Megeren[?] hetwelk door Mirandolle als een zeer gezond kind wierd opgegeven.

Wandelingen de dag was genoeglijk het weder heerlijk. Wij zaten des avonds aangenaam bij elkander. Pauly scheen mij toch innig van de waarheid des Christendom als fait overtuigd te wezen.


pagina: 216

Wij lazen van de oude verzen van 1815-1816 en moesten toen bekennen dat wij al zeer dikwijls in het rijk der verbeelding gezweefd hadden, en het een zegen van God was dat alles nog zoo gelukkig was afgelopen.

6 Zaturdag

Deze dag leverde al de genoegens op van het fraaye weder eene fraaye wandeling & het gezellig verkeer en toch de geest had geen spijze & dit werkte ook op het ligchaam. Ik had een aanval van geestelijke loomheid en traagheid waardoor ik de zegen van deze dag eigentlijk niet genoot. Er behoort eene zekere kracht toe, al is het maar om eenen courant te lezen[,] er behoort eene vaste overtuiging dat iedere dag al is het zelfs in de minste kleinigheden tot onze eeuwige opleiding behoort en in dat licht beschouwd moet worden. Het is elendig ons van alle groven zinlijke genoeges, en alle fijnere zoo als Comedie &C te speenen indien de Comedianten nog in ons hart blijven, en wij niets beters hebben. Ik heb voor de rust mijner ziel en om in haar de behoorlijke geschiktheid tot het aanvatten van hogere waarheden te behouden werk nodig & dit werk ontbreekt mij wel eens doch ook hierin zal God voorzien. Met Pauly's historische geloof schijnt het zeer wel te zijn, doch ik gevoel toch nog hoe geheel anders het is om Christus als onzen Verlosser te kennen en hem lief te hebben, door wie alle onze zonden vergeven zijn. O mijn God hoe vreemd is dat denkbeeld nog dikwijls aan mijn vleeschelijke hart[?] Hoe geheel ben ik dikwijls nog in het tegenwoordige verzonken, hoe veel trotsheid is er bij mij nog van alle kant. Mogt deze dag U geheiligd zijn als een dag des heeren niet door nu juist aan te nemen, om geen woord anders als Bijbel of Theologie in handen te nemen, maar door U in alles


pagina: 216

te zien, en alles met ijver aantevatten.

Bij het laatste gesprek met Bow[Bowring] verhaalde deze onder andere van de ontdekkingen en waarnemingen die er kort geleden gedaan werden over de geluiden der dieren, hoe bv. de cicades (ik geloof een soort van krekel) door menschen die eenen zekeren ouderdom voorbij gekomen waren niet meer konden gehoord worden en er verschillende dieren schijnen te zijn die een geluid voortbragten hetwelk niet geschikt is om door menschelijke organen opgevat te worden. Ziedaar dies nog een geheel concert van weze[n]s waarvan wij niets horen. O mogt de mensch dan toch een concert aanheffen ter eer van zijn God van zijnen Verlosser en niet slaperig daar neder zitten. Helaas ieder dier beantwoord aan zijne bestemming en hoe beantwoorden wij aan de onze. Daar zit ik nu met mijn broeder & zuster die ik hartelijk lief heb. Wij kunnen beide zamen over alles spreken behalven over Gods liefde in Christus waardoor onze zonden vergeven zijn. En ziet toch beiden geloven wij daarin. Doch zoo lang ik nog zoo vleeschelijk ben en dan in het Ongeloof dan in het Bijgeloof verval, hoe zal ik spreken zonder godsdienstig pedant te schijnen, want het is nog geen vleesch & bloed bij mij geworden. Laat ik niet willen vooruitlopen. Met het bidden en lezen gaat het trots mijn ongeloof reeds goed; hoe zoude dit ook niet in andere zaken met het vervolg het geval kunnen zijn, zoodra het vertrouwen op ons maar niet verloren gaat. Wat zal ik waakzaamheid nodig hebben als ik na Amst ga. Ik kan er tegen aan schrikken en toch met Gods hulp moeten al deze duivels overwonnen worden. Met onze zwakheid eens bekend zijnde, gevoelen wij welke behoefte aan kracht er bij ons bestaat.


pagina: 217

7 Zondag

Bijzonder stil zoude naar ik mij voorgesteld had die dag geweest zijn. 'S ochtends was ik met Gerrit bij Molenaar. Hij predikte over Enoch handhaafde de wegneming van Enoch door God, behandelde zijne geschiedenis naar aanleiding van 't geen daar van in Genesis staat, in verband met de twee plaatsen den Aartsvader betreffende uit den brief aan de Hebreen en die van Judas en sprak daarover op eene toepasselijke wijze. Het was goed zonder bijzonder krachtig te zijn. Daarin munt  Molenaar dan alleen uit wanneer hij meer bepaaldelijk de zonden des tijds aanvalt zoo als in zijn preek op den 24 Augs.

Thuis komende vond ik weldra Bowring met een vracht Engelsche Courant[en] & zie daar stond op eens Henry Gildemeester voor ons. Voor deze die hier sedert anderhalf jaar niet geweest was moest ik een uitzondering maken en hem toch eens het badhuis wijzen.

Wandeling met H D Gildemeester. Deze was bijzonder genoeglijk. In lang hadden wij elkander niet gezien en er viel dies veel te spreken. Ook hier waren Florida de zaken van Rett mey [Retemeyer], het huwlijk van Ida, het beheer onzer huishoudens hoofd zaak doch dit gaf wel gelegenheid om er hoge zaken in tebrengen waarin indedaad veel zamenstemming was. Henry is een geestelijker mensch als Pauly en echter geloof ik dat indien wij in ene stad woonden, ja dat al bleef hij hier maar 8/d er al spoedig gelijk in vorige dagen kleine botsingen zouden komen. De zaak van Chris zie ik nog zoo zeker niet in, ten minste hij schijnt van het denkbeeld om eene plantagie op te rigten reeds eenigermate te hebben afgezien. Henry herinnerde zich met veel genoegen zijn verblijf te Doorn en zijne kennis met Ds Slotenmaker [Slotemaker] die nu te Maassluis beroepen is geworden.


pagina: 217

Diner met Bowring & Henry. Nu liep alles geheel anders als wij vermoed hadden, en aan Secrétan's middagkerk wierd nu niet gedacht. Over de Spaansche Litteratuur sprak ik nog al met Bowr. Hij zeide dat Schlegel ofschoon weinig Spaansch verstaande, na zijn denkbeeld met veel tact had gevoeld het dramatische en geheel bijzonder & dramatische dat er in de Spaansche litteratuur lag, dat hij toen Calderon genomen had om deze tot bewijs daarvoor te doen strekken en aldus eene nieuwe Letterkunde aan zijn vaderland te geven. Hierdoor had hij van Calderon te veel doch niet te veel van de Spaansche letterkunde gezegd. B hield Niebuhr en A W Schlegel voor de grootste mannen in hun vak die hij in Duitschland kende.

Hy [Henry] vertrok na Delft. Er was te veel gebeurd en gesproken op dien dag om denzelven bij Bosscha te kunnen besluiten met eenige bijzondere opwekking van geest. Het discours liep dan ook derhalve over zeer gewone onderwerpen gelijk het altoos gegaan is, wanneer er meer dan ons gewone quatuur zich bij Bosscha bevond.

9 Maandag

Collectie van den Baron v Westreenen [Van Westreenen van Tiellandt]. Deze Collectie is niet gemakkelijk te zien vooral niet de boeken doch na de kennis die ik met dien Heer bij Schimm [Schimmelpenninck] gemaakt had, nodigde hij mij uit om het een en ander te komen in oogenschouw nemen het geen zich dan dit maal voornamentlijk tot zijn Antiquiteiten bepaalde. Het belangrijkste dat ik daar zag bestond zeker in twee papyrus rollen door hem bij Dena gekocht waarvan de eene vooral die men zien kon dat uit de


pagina: 218

allereerste en allereenvoudigste tijd afstamt en uit blote lijnen bestaat, de inwijding, het gezicht & de Apotheose van eenen Egyptenaar voorstelt. Wanneer alle de Resultaten van deze ontdekkingen eens in 't Geloof zullen onderzocht worden, zal er zeker door dit alles nog veel te vinden zijn. Zie hier nog eenige zaken die ik mij herinner.

Een fraaie Porceleine schotel in Italie geschilderd. De Faun[onl] en Baigneuse in papier maché. Schoon gewerkte Vasen in koper met relief. Een Johannes beeldje v yvoir, overblijfsel van Byzantijnsche kunst, waarin nog vele gelijkheid met de oude Vlaamsche school te vinden is. Een zeer oud Maria beeldje waar men haar nog vind afgebeeld op eene halve maan staande. Het drinkglaasje van Christina v Zweden. Een anticq Vertumnusbeeldje Eene Thalia. Een schone marmeren Buste van Livia. Een Lector denkelijk op het voorste gedeelte van een graf gestaan hebbende 't geen W [Van Westreenen van Tiellandt]  zeide te Carthago gevonden te zijn, een Serie Russische penningen waaronder ook eene op de verdeling v Polen. Schone stukken in borduurwerk een St Hieronimus kop van de Gobelins; een beeldje van Erasmus waarin hij zeer oud voorgesteld wordt. Een yvoiren kunststukje waarin zich de Portraitten der Stichters van de Ernestijnsche & Albertijnsche familie v Saxen met hunne Vrouwen bevinden. Een reeks famille Portraiten waaronder er zeer goede waren. Mozaiken schilderijen en Scagliola schilderijen uit kleine stukjes marmer zamengesteld & de schilderstukken v Herculaneum & Pompeji

 


pagina: 218

nabootsende.

Henry was teruggekomen, wij aten regt broederlijk en vriendschappelijk met elkander. 'S middags moesten wij bij Bowring Thee drinken die een ouderwetsch holland[sch] Accompagnement van Thee, ten minsten zoo als Sara Burgerhart het nog beschrijft had doen opzetten. Ten minste wij vonden er broodjes, een tulband, trommeltjes en thee Banket alles heerlijk in een tijd toen men nog niet om half vijf uur at. Hij las ons zijne vertaling van den Starrenhemel die indedaad zeer goed is nog eens voor. Hij toonde ons de Collectie die hij reeds voor zijne Hongaarsche Anthologie gemaakt had, en die al zeer volumineus was. Eenige volksliedjes die hij ons voorlas in het Hongaarsch waren indedaad zeer geestig. De Hongaarsche dans moet iets zeer onderscheidens van de dansen van de overige volken van Europa hebben. De Hongaarsche taal moet geheel verschillend zijn van die van alle de Slavonische natien en eigentlijk met gene andere Europesche taal volgens B eenige verwantschap hebben, dan misschien met het Finsche. Sa[?] een Pool die volgens B een uitmuntende dichter zij en die onder de nieuwere waarin men Horatius het meest wedervindt (Hij heeft in het Latijn gedicht). B had aan een professor Haman geschreven dat een bundel Illyrische gedichten die hij zoo ik mij herinner uit het Fransch vertaald had geheel contrefaçon was, 't geen deze in een brief die ik van dien Prof las al zeer goed opneemt.


pagina: 219

Ik vond daarin ook eene aanhaling van Goethe waarin deze zich zeer gunstig over B [Bowring] uitlaat voornamentlijk uit hoofde van zijn Russian Anthology en ook van de Servische. B was van oordeel dat Goethe zijn uitmuntendste gedachten genomen had uit de Ecclesiasticus van Jesus Syrach, volgens hem een zeer verheven boek.

In het Album v Bowring vond ik nog vele nieuwe Inschrijvers onder anderen Prof Schwartz de schoonzoon van Stilling, Prof Paulus, Niebuhr, Walter Scot [Scott] , Milman, Th Moore. Eene zekere Hook die ook op B eenige Coupletten heeft gemaakt wordt door dezen als de geestigste der Engelsche dichters van onzen tijd beschouwd.

Te huis gekomen zaten wij nog aangenaam bij elkander neder & las ik nog uit mijne Annotatien van vroeger Jaren voor. Het zoude niet goed zijn dit dikwijls te doen. Mijne oordeelen waren toen dikwijls te [onl] en te satyrisch en het is niet goed om iets van eenen derden voortelezen 't geen men dezen derden zelf niet zouden durven voordragen. Deze uiteenzettingen over personen waarop ik toen veel waarde stelde kwam mij nu veel min belangrijk voor dan de facta's die ik hier en daar had opgetekend .Zoo is alles voor den tijd waarin wij leven en wij willen alles voor de toekomst doen strekken. Behalve God lief te hebben en zijne geboden te bewaren is toch alles maar ijdelheid. Henry vertrekt dezen morgen. Wij waren allerbest zamen, doch had ik in Amst gewoond, zoo zouden onze kinderen toch een twistappel geweest zijn.


pagina: 219

9 Dingsdag

Heden zagen wij met Bowring de Collectie glazen van Lady Baget de vrouw van den Engelsche Ambassadeur. Ongelukkig was de persoon die de sleutel had niet bij de hand, daar vriend B zijne afspraken zoo wat vluchtig gemaakt had. De kasten waarin alles gerangschikt stond wierden ons ondertusschen getoond, door den Secretaris zijnde de Heer Tierney, een zoon van eenen beroemden Engelschman van deze naam. Men zag nu daar veel fraaye geschilderde gegraveerde glazen &C staan doch men moet de man met het stokje bij zulke verzamelingen om zich hebben daar men anders niet weet wat men bewonderen moet.

In de Staatkundige wereld blijven aller oogen op het Oosten gerigt. De Russen liggen nog steeds voor Schumla en de terugkomst van Keizer Nicolaas te Odessa is door velen als een slecht teken voor den toestand zijner armée beschouwd. In alle geval schijnt toch de macht van de Turken veel groter te wezen dan men dit vermoed had. In Portugal schijnen de verbeurdverklaringen voortgezet te worden, en indien maar de helft waar is van 't geen van de Koningin moeder verteld wordt moet het een monster van wreedheid zijn. Medina schijnt nog op de hand van Pedro.

'S avonds zag ik de Isographie die te Parijs uitkomt alwaar men handtekeningen en hier en daar ook belangrijke brieven van de voornaamste historische personen vindt. Ook eenige Nederlandsche zijn er onder dezelven. Een der pikantste is zeker die van Herault de Séchelles die als belast met het ontwerp eener Constitutie om de Wetten van Mimis[?] vraagt.


pagina: 220

Met schrik & afkeer las ik eenige nommers van het Harmony Journal, het welk door eenen zekeren Americaan Maccullock uitgegeven wordt. Deze is zeer rijk was vroeger in Spanje alwaar B [Bowring] hem heeft leeren kennen en besteedde een groot gedeelte van zijn fortuin om Spaansche geestelijke goederen toen onder het beheer der Cortes aangeslagen te kopen welke kopen echter sedert vernietigd zijn geworden. In Engeland kocht hij voor £6000 modellen van machines om na zijn vaderland gezonden te worden. Nu richt hij in America in Indiana eene soort van gelijkheids republiek in den trant van Owen's Parallelogrammen op. Men vindt in dit Journaal de Disseminator genaamd, de eerste beginselen van sommige wetenschappen als Geometrie &C en tevens recepten voor allerlei huislijke zaken, en eindelijk uit Mirabeau's Système de la Nature verschrikkelijke materialistische dingen. Het geloof beschouwt hij als een zeer onaangenaam ding dewijl het de rede gedurig hindert en belet dat er menschen in eenheid handelen in alle zijne daden. Geloof zegt hij begint waar rede eindigt. Alle de zaken die ons geestelijke beginsel betreffen beschouwt hij als het gevolg der verbeelding. De beteugeling van de huwelijksdrift door de instelling van het huwelijk beschouwt hij als een der grootste tyrannien die op het menschdom uitgeoefend zijn geworden. Dat een man in deze Harmonie school na een zeker noviciaat opgenomen wordt is geen reden dat zijne


pagina: 220

vrouw of kinderen ook daarin zouden worden opgenomen. In het kort het is onder voorgeven van den mensch gelukkig te maken antichristendom in alles. Het is zeker goed dat zulke zaken maar eens practisch in werking gebragt worden, dewijl dan toch deze luchtkasteelen der deugd zonder eenige grond dit onderwijs zonder eenig motief spoedig in niet zullen moeten vervallen. De ongelovigen zijn aldaar ten minste consequent. Bij ons nemen zij de schijn van gelovigen aan, en zoeken zich op ene halve hoogte te houden zonder echter te onderzoeken wat zij geloven.

Reeds sedert deze ochtend had ik de Roos.  Dezelve nam toe en 's avonds midden in een zeer genoeglijk onderhoud moest ik na bed al waar ik nog al pijn had en weinig denkbeelden bij kon houden, daar ik koortsig was, niet slapen kon en niets als de Harmony school, en het heerlijk leven van Westreenen [Van Westreenen van Tiellandt] voor mij zag.

10 Woensdag

Laat stond ik op. Bowring kwam, over vrijheid van drukpers. Het eenige middel volgens hem is de zaken te laten lopen. De waarheid drijft boven. Zoodra Carlisle vervolgd en in de gevangenis werd gezet kwamen er van alle kanten inschrijvingen te zijnen voordele. Zijn werkje dat niet gevraagd was geweest wierd tot 30/m Exemplaren verkocht. Naderhand heeft men de zaak laten lopen


pagina: 221

en hij is nu in de gevangenis gekomen voor schulden.

Met de werken v Payne moet het hetzelfde geval zijn. B.[Bowring] verhaalde dat er honderden ongelovigen in de gevangenis waren geweest, die gereed waren voor hunne gevoele[n]s eenen marteldood te ondergaan.

Vrijheid v handel. Het grote Palladium volges B het eenige dat Holland redden kan. Aan Capitalen ontbreekt het niet bij ons. Het Systema werd steeds door ons aangenomen. Het is in belang voor ieder Natie zoodra zij iets goedkopers ontvangt. Na de opening der Engelsche havens voor de fransche zijde stoffen zijn er honderden zijde fabrieken in Engeland ontstaan. Een groot getal werklieden van Manchester zijn uit de katoen fabrieken in zijde fabrieken overgegaan. Handel kan niet door Compagnien gedaan worden. Uit de kleine Capitalen moet de winst ontstaan de grote Capitalen kunnen gene zaken doen die met hunne grotere middelen in evenredigheid staan. Volges B. is het een voordeel voor de Natie die openstelt of belemmeringen wegneemt. Hij is dus tegen het stelsel van reciprociteit alleen volges hem door H[onl] aangenomen, ten einde te gemoet te komen aan de denkbeelden van sommige scheepsreeders en fabrijkanten.

B toonde nog dezen morgen eenige verzen die hij tegen Bolivar had gemaakt. Hij verhaalde mij dat Baring die lang in Colombia geweest was hem verteld had dat zich deze Libertador aan vele vervolgingen en gruwlen had schuldig gemaakt.


pagina: 221

Arensburg. Pauly was met Br [Bowring] na Arensbg geweest doch had daar weinig bijzonders gezien. Een opgegraven skelet schijnt het merkwaardigst te zijn. De andere oudheden zijn niet zeer merkwaardig. De gevonden munten zijn zeer gewoon. Aan het muurwerk is weinig te onderkennen. Sommige schijnen van oordeel te zijn dat in de nabijgelegen plaats van den Heer Caart alwaar de grond zeer hoog is veel meer op te sporen zijn zoude. Prof. Reuvens is nog altijd op Arensburg en bestiert aldaar de opdelvingen.

Dezen avond had ik het nog al benaauwd door de gevolgen van de Roos doch de nacht gaf weder uitkomst & genezing.

Donderdag 11 Sept. 1828

Er zouden bij v d H [Van der Houven] een afscheidsmaal aan Bosscha gegeven worden en nu konde ik juist niet komen. P & M [Pauly & Margo] trokken daar heen, en daar ik mijne gezondheid beter gevoelde innerlijke rust mogt smaken en de kinderen zeer lief waren had ik ook ruime dankenstof.

Maatschappij. Er is weder ene nieuwe Mij opgerigt te Amst voornamentlijk om Stoomwerktuigen te vervaardigen en in verband met de Stoombootmaatschappij te Amst hare werktuigen bij ontstane gebreken weder te herstellen. Paul van Vlissingen en een zoon van Van Heel zijn aan het hoofd der Mij. die weder de deelneming inroept doch waarin ik nog niet veel heil kan zien. De Aandelen der Stoomboot Mij. staan zoo ik hoor in de publieke opinie niet hoger dan 50 p geschat.

De Mij. ter verspreiding van draagbaar gas heeft in Amst na veel verliezen gehad te hebben geheel opgehouden en haar karretje rijdt niet meer.


pagina: 222

De WIMij schijnt eindelijk te zullen beginnen en rust twee schepen een na la Guayra en een na Vera Cruz uit. Ik kan mij nog van deze ondernemingen niets goeds voorstellen, daar ik weet hoe slecht onze eerste Expedities zijn afgelopen en daar ik in den tegenwoordigen staat dier landen nog in de Mij zelve geen waarborg van eenen beteren uitslag zie.

Volgens B [Bowring] zou het indedaad bij ons Gt. ernst zijn om nu nog weder eene Mij tot doorsnijding van den Isthmus van Darien opterigten. Dit geloof ik nu toch waarlijk dat eene dolheid zijn zoude want hoe zou Nederland in de positie zijn kunnen, om zich daar bij een zoodanige Gouvt als dat van Guatemala genoegzame magt te verschaffen om eenig beheer over deze vrucht zijner industrie te behouden.

De lezing of liever het doorzien van de Monthly repository van Unitarianismus gaf mij nog al aanleiding om daarop te denken en ik geloof dat dit goed is want rusten moet geen roesten bij ons worden. God zij gedankt wanneer ons de oogen geopend worden en wij beginnen te gevoelen wat Jezus lijden voor ons is en hoe het vrij wat meer is geweest dan eene bezegeling van zijne leer en leven. Men gevoelt dan dat wij nog meer dan de dode letter dan de redeneering nodig hebben dat Gods geest met onzen geest getuigen moet dat wij kinderen Gods zijn en dat wij ongelukkig zouden zijn indien de openbaring bij den dood van den laatste Apostel was opgehouden. Ook deze ketterij moet ter eere van


pagina: 222

het rijk Gods uitlopen en ter bevestiging strekken van het leerstuk van de voortdurende werking van den H Geest het welk in onzen dagen zoo zeer miskend wordt en tevens alle pogingen opwakkeren om het leerstuk der Drieeenheid voortestellen niet als een abstract dogma zonder inwerking op het menschlijk geloof en leven maar als de grond van het geloof en de sleutel tot de Openbaringen des O & N Test en om verder dit leerstuk te tonen niet in eenige weinige betwiste texten, maar in de gehele zamenhang van het O & N Test en in zoo vele plaatsen alwaar men hetzelve tot nu toe niet heeft kunnen vinden. Het moet een levend beginsel geen dode vorm zijn & het schijnt dat het bij de Engelsche Kerk wel nog al het laatste geweest is.

Letterkunde. De Critiek is er de laatste tijden nog al zeer levendig geweest. De Verhandeling over de Muziek van Oom de Vos moet in een Rotterdamsch Journaal zeer hevig aangevallen zijn geworden, en hij zelve voor een domoor zijn uitgescholden, 'tgeen toch indedaad niet zoo is, want het is iemand die indedaad veel smaak heeft en vele zaken weet, hoewel voor zoo ver wij menschen zulks beoordelen kunnen meer in de Classike zaken dan in de weg der waarheid.

In een soort van wijsgerig Journaal dat men hier uitgeeft is 'S Gravenweert met zijn Verbond der edelen voor den regterstoel gekomen. In de Letteroeffeningen heeft men de preeken van Coquerel nog al sterk aangevallen. Een advocaat te Steenwijk schrijft tegen de Permanente Commissie en de Directie der Koloniën.


pagina: 223

Visites waren er in menigte heden. De oude Hogendorp zelve kwam om mij wegens eene uitnodiging te spreken. Pietje van Eeghen kwam ons opzoeken VerVoort Assurantien Makelaar zijn zoon voorstellen die te Leyden zoude gaan studeeren.

Wanneer men van de kruin van de mensch een driehoek trekt op de kin van de eenen en de nek van de andere kant zoo vindt men het menschlijk verstand meer ontwikkeld naar mate de lijn des gezichts meer een perpendicular op de voorste lijn van den driehoek maakt. Bij sommige zeer diep gezonken volken is de gezichtslijn bijna gelijk met de voorste lijn van den driehoek. Dr Riemer moet eene uitmuntende Collectie van schedels bezitten die hiervan onder andere ten bewijs verstrekt.

Spiritus Mindereri  is overgehaalde Sal Ammoniak. Uitgekookte graswortel wordt veel in de Apotheek gebruikt en geeft zelfs een soort van stroop.

Gall is te Parijs overleden, heeft niet gewild dat zijn lijk in de kerk zoude aangeboden worden. Of hij Roomsch was weet ik niet. Zoo hij het was vinde ik het al zeer dwaas dat de Staatscourant dit als een bewijs van Verlichting aanhaalt. In deze StaatsC. heb ik nog nooit het bewijs gevonden dat zij in God of Christus geloofden.

Py [Pauly] heeft uit het snuffelen in de oude historie van de Waalsche Kerk gevonden dat bij zijn verblijf in Amst Leicester in de Waalsche Kerk ging.

Dezelve vond op verscheiden onzer oude Kluchten de vermelding dat zij op Zondag gespeeld zijn geworden.

Rouge antique en verne antique twee verschillende spetien waarvan ik vasen bij Westreenen [Van Westreenen van Tiellandt] zag. Devanture naam aan het voorste gedeelte van een graftombe gegeven.


pagina: 223

De nu gesepareerde vrouw van de Baron v Westreenen [Van Westreenen van Tiellandt] was eene dochter van eene Westreenen, die hare moeder in het kraambed verloor. Haar vader huwde naderhand de gesepareerde egtgenote van Bilderdijk doch liet zich echter daarna weder van zich scheiden.

Men had Bowr. [Bowring] in Haarlem verhaald dat Bild [Bilderdijk] zijne vrouw (tegenwoordige) sloeg. Hoe kunnen toch zulke praatjes in omloop komen.

Westr. is nog in bezit van onuitgegevene werken van Meerman waaronder een vrij uitvoerig stuk ter verdediging van Genesis.

Laatst las ik in eene Courant dat Champollion de geschiedenis van Sesostris zoude gevonden hebben op eene ontcijferde Papyrus.

Sept 12

Corr. S[Steven] schreef mij dat de jongen Siblesz Bousquet voor ƒ 8/m heeft opgeligt door een schandelijk bedrog. Men brengt dit nu weder in betrekking met daCosta's gevoelens daar men zegt dat Sibl die ook aankleefde en dit aanleiding tot het vertrouwen hem door B. gegeven, daarin gelegen is geweest. Dus leiden de gevoelens van dC zeggen de Amst. niet alleen tot razernij & zelfmoord maar ook tot frauduleuse bankroeten. Belle conclusion! Ik schreef daarover met kracht & innigheid aan dC en ook aan Stv.

De goede Mie Bosch is overleden. Zij was van de ouderdom van mijn ouders leefde eens nog al in grootheid als zuster van Jan Bosch toen deze in volle bloei was, doch heeft sedert nog al gesukkeld en vele droefheid in hare famille beleefd. Haar uiterlijk was ongunstig. Op Rupelmonde vond ik haar toch een goed meisje.

In de Isographie vond ik een belangrijke brief van Boileau.


pagina: 224

aan Racine in ziekte geschreven waaruit bleek, dat zijne bewondering voor Lodewijk 14 echt en geen vleierij was. Ook blijkt daaruit insgelijks dat het waarachtig geloof was dat Boileau en Racine verbond. De Satiricus schrijft aan zijn vriend: Il me faut de la Grâce et de la Grâce plus que suffisante.

B [Bowring] had P [Pauly] & M [Margo] ook nog sterk onderhouden over de pest en dat dezelve niet overerfde. Zonderling hoe of dit tegenwoordig ook bij de liberale gevoelens schijnt te behoren ten minste in Frankrijk schijnen de liberalen van oordeel te zijn dat deze ziektens niet overerven terwijl de Ultra's het tegenovergestelde beweren, gelijk dan ook door dezen het Cordon sanitaire ontstaan is, het welk aanleiding tot de bekende Spaansche Expeditie gegeven heeft. B. scheen zelf die Oostersche pest slechts aan een plaatselijk Miasme toeteschrijven, daar volgens hem de Oosterlingen weder de kleden hunner aan de pest gestorvenen afgestorvenen aantrokken en desniettemin de pest nu en dan geheel ophield (NB dit is waar dat wanneer er zich gedurende veertien dagen geen geval van pest vertoond heeft men blank paspoort geeft gelijk dit tegenwoordig met onzen Koning der Nederlanden die v Smirna komt, het geval is). B verhaalde van eenen vriend die zich de pest had doen inenten en dezelve echter niet gekregen had. Deze onovererflijkheid komt mij onwaarschijnlijk voor daar toch zoo vele bijzonderheden en het algemene gevoelen op de plaats waar deze ziekte heerscht (getuige het gemelde der P[onl]) het tegenovergestelde schijnt


pagina: 224

te bewijzen doch dit is zeker niet minder waar dat indien onze quarantaine maatregelen het gevaar moesten afweren er al zeer weinig waarborg zijn zoude.

B [Bowring] scheen nog zeer in het oude Meniste denkbeeld weges den wapendienst te zijn dat zich ook zeer goed verdedigen laat indien men op deze wereld onderstelt hetgeen hier nog geene plaats kon hebben eene verzameling namentlijk van  bekeerde Christenen. Hij haalde het voorbeeld aan van eenen veroordeelde Moordenaar in Engeland, die gevraagd zijnde of hij nog iets ter zijner verdediging te zeggen had zeide dat het hem wonderlijk voorkwam dat hij eerst door het Land betaald was geworden om onder den hertog van Wellington menschen te vermoorden die hem nimmer eenig leed hadden gedaan en dat nu hij in zijn zaak vermeend had dit regt te mogen gebruiken men hem ophing. De zaak komt hierop neer Is de oorsprong van[?] dit regt der overheid in de Maatschappij van goddelijke of van menschelijke oorsprong. In het eerste geval heeft de overheid regt om te bevelen behoudens de grote verantwoording voor God. Indien men dit inziet is het een ontzettende verantwoording te regeeren.

B was ook ten sterkste ingenomen tegen de fooytjes aan de dienstbode, zeide dat zij in Engeland bijna afgeschaft waren, en hoopte dat men het hier ook nog zoo ver zoude brengen.

Py [Pauly] zag heden nog de kamer der Modellen van het Ministerie v Marine & zeide dathetzelve indedaad fraaie modellen bevatte.


pagina: 225

B [Bowring] zeide dat hij sints twee dagen aan de studie van het oude friesch is. Hij zegt dat hij dertig eigen friesche namen genomen heeft en er daarvan twintig gevonden heeft die Angel saxisch waren of daarmede in het naauwst verband stonden.

Afscheid v Pauly & Margo. Dezen verlieten ons heden. Genoegelijk waren de dagen met hen daarheen gevloden. Mijn ziel gedenkt hen met innige vriendschap. God zij hen genadig op dat wij ons allen in de oude de eeuwige gelukzaligheid weder mogten vinden. God bereide hun & onze harten.

Sept 13 (Zaturdag)

Weder aan het Bureau geweest al waar nog al veel merkwaardigs was, vooral door de aankomst van brieven v Batavia tot den 16 Mey. Het was mij regt genoeglijk mij weder in het midden mijn[er] werkzaamheden te bevinden.

Op het schilderij der heil famille van Kruseman staat een fles met bloemen waarin zoo ik meen ene passiebloem en een lelij. Ik had begrepen dat deze zich daar als allegorie op het leven van den Zaligmaker bevonden doch had toen die fles geheel afgekeurd. Nu verneem ik door Bowring & Py. dat dit zijne oorsprong heeft in de gewoonte der Romeinsche school om steeds bloemen bij St Joseph te plaatsen doch dezelve uit zijn staf te laten afhangen en dit overeenkomstig de traditie wegens de uitdaging die door de wetgeleerden in den Tempel bij de besnijdenis v Christus aan Joseph geschied zoude zijn waarop deze zijn staf ter neder geworpen had, welke bloemen voortgebragt zoude hebben. De plaatsing in de fles is dus in alle opzigten ten uiterste ongeschikt.


pagina: 225

Kruseman zoude na Parijs gaan. Men vreest dat de fransche school hem bederven zal daar reeds zijne tegenwoordige manier iets kouds heeft.

Te Amst. zullen eenige oude Bijbels drukken &C verkocht worden welke een gedeelte van de verzameling van Jac Koning schijnen uittemaken. Deze Koning die de eer van Laurens Koster handhaafde is Griffier bij een Vredegerecht te Amsterdam. Over Koster wordt dan nog zeer getwijfeld. Het blijft steeds opmerkelijk dat Erasmus die de drukkers van Meynts allen lof toezwaait geen gewag hoegenaamd van Koster gemaakt heeft en dat hij die er het eerst van sprak Junius zich geheel en al op het bericht van Cornelis de Boekbinder beroept. Tijdens het Koster feest wierd er een tijdschrift uitgegeven de Bij genoemd waarvan maar twee nummers bestaan hebben en dat alleen het doel schijnt te hebben gehad van eenige bedenkingen tegen de uitvinding door Koster optegeven en aantetonen zoo ik mij wel herinner dat er vroeg zoodanige Donatussen in Braband bestaan hebben.

Quipos. Bow. [Bowring] verhaalde ons dat de Quipos der Peruanen op een zonderlinge wijze in Engeland weder gevonden zijn. Een Franschman die bij een der Caciques die op de bergen van Peru of Chili gevlucht eenige tijd had doorgebragt wierd door hem in het geheim dier Quipos ingewijd. Naderhand met de zoon van deze Cacique getwist hebbende vluchtte hij met de doos naar Buenosayres kwam daar in eenen geheel berooide toestand aan en verruilde zijn doos aan een Engelsche matroos tegen de nodigste kledingstukken. Deze bragt de doos te Londen in een [onl] in een der minst bekende buurten alwaar dezelve eindelijk voor eenige £ door een timmerman gekocht wierd die er zich geheel aan toewijde om dezelve


pagina: 226

te ontcijferen en wien dit indedaad ook gelukte door middel van een soort van uitlegging door Latijnsche woorden welke een spaansch Priester die der Cacique waarschijnlijk het geheim ontdekt had nevens dezelven geschreven had. Deze timmerman is sedert met Bow. & andere geleerden bekend geworden en waarschijnlijk zal er wel iets van in het licht komen. De geschiedenis begint met eenen twist tusschen de Zon en Maan daarop volgt de Zondvloed & uit de verdere knopen zoude blijken dat reeds voor de Spaansche inval het land verscheidene malen door vreemden bezocht was geworden. Er zijn vele duizende van knopen, op eene wijze waarvan B. een denkbeeld gaf en kort de geschiedenis met die van Garalaso de la Vega [onl].  De draden waaruit deze knopen zamen gestrengeld zijn hebben drie kleuren gelijk dit ook door de geschiedschrijvers die van deze quipos gesproken hebben vermeld is geworden. Een der kleuren duidt geloof ik data's[,] een andere namen aan. De doos is bijzonder schoon gewerkt en bevindt zich binnen in dezelve ene uitmuntende afbeelding van de groten Tempel en voorts nog afgodsbeelden.

Bosscha vertrekt reeds voorlopig na Breda. Zijn definitief vertrek zal komen eer men denkt & mij misschien nog meer kosten dan ik gedacht heb.

Groen v Prinsterer bezocht mij. Hij is nu geheel aan de [onl] administration vastgehecht.


pagina: 226

Zondag 14 Sept

Een nieuwe week begon. God geve dat dezelve in zijne vreze doorleefd moge worden. Gister avond kwam de roos weder opzetten, en ik durfde dies heden niet na de kerk gaan. Ik verlangde er ondertusschen na hoewel niet zoo zeer na den leeraar. Ik had bij D Huet moeten gaan, daar ik eigentlijk gedwongen ben geworden om met dezen, den tegenwoordige middag te eeten bij zijn broeder Huet die mij zoo drong dat ik niet kon weigeren en dan zoodra men bij zichzelven het besluit nog niet heeft opgemaakt om nooit Zondags uittegaan & er dies nog gene bepaalde zonde in ziet hoewel men liever niet zoude willen mag men niet onbepaald weigeren want men kan niet weten waartoe het dienen moet in Gods weg.

Veel genade ontving ik deze ochtend. De herlezing van Krummacher Volksschule gisteren en ook deze ochtend is mij ten grote zegen geweest. Ik zag nu veel meer het geheel in & het wierd mij alles veel duidelijker als toen ik de vorige reize las. In de loop dezer week wilde ik Unitarians & wijsgeeren gelijk op door argumenten des verstands bekampen nu gevoel ik dat men in het geloof boven hen moet staan. God geve ons dit. Onder het geen mij het meest trof noem ik het volgende: De gedachte dat de gehele Openbaring van God eene vernedering eene demoediging (Demuth) is en dat gelijk Christus zich om ons zalig te maken tot een knechts gestalte vernederde alzoo ook de H Geest zich onder pen der heilige schrijvers verdemoedigde, de opvoeding der Apostelen door Christus


pagina: 227

en hoe hij zelve daar maar alleen om zijn wonderen geloofd wilde zijn, waar dezelve een innerlijk leven te weeg bragten p. 128-131, het gehele hoofdstuk over het Unterricht in der biblische Geschicht p. 249-268 en dat over de Natuurkunde over de ware en overdreven schatting der natuur voor een Christen. Zij wordt hier voorgesteld als een prenteboek ter opheldering der waarheid waarop God & de H G wijzen, doch het geen niet meer noodzakelijk is wanneer Christus eene gestalte in ons heeft verkregen. p. 275 Belangrijke uitlegging van de steen die het beeld v Nebucadnezar in stukken slaat en van de raden van Ezechiel die steeds vooruit lopen als beide op Christus slaand. Zoo even heb ik die geschiedenis nog eens gelezen van den droom van het beelt. Hoe heerlijk hoe waar is alles. Wat geeft een beter denkbeeld van Rome dan dat alles in kracht overwinnende ijzer. Kr. [Krummacher] toont hoe Müller zelfs in de philosophische en niet in den gelovige geest overal de voorbereiding des Evangelies zag. O mogt ik in deze week blijven in de overtuiging en in de kracht Gods.

God heeft ons het grootste bewijs zijner liefde gegeven door de verzekering dat niemand degenen die geloven zouden uit zijne macht zoude rukken. En wij gebruiken deze troost der Openbaring alleen om over het niet geopenbaarde dat niet tot de Kerk v Christus behoort, te vorschen. Wij willen van den eenen kant door geloof zalig worden en van den ander kant die zonder Geloof zijn zalig spreken, dat kan immers niet.


pagina: 227

Drie brieven v B [Bowring] over Holland staan er in de Morning herald. Het is alles wat hem in de laatste weken door het hoofd gegaan is. Waar & valschheid hetgeen hij gezien heeft & hetgeen hij vermeend heeft te zien. Het oneindige der natuur & de veelheid van [onl], de behoefte aan vrije handel en de stoven der dames. Deze brieven zijn te bont, en er is al veel systema en vooroordelen in voor iemand die zonder beiden denkt te schrijven.

Van de Machien v stoomwerktuigen zie ik weinig goeds te gemoet. Seraing heeft kolen & ijzer in de nabijheid & van alle kanten der bescherming van de magtige arm des Gouvts.  En wat zal deze inrichting daar tegen hebben. Met de Stoomboot Mij te Rott. schijnt het ook zo glansrijk niet te gaan als dividenda's en publieke opinie deden verwachten. Men zegt dat zij aan de fabriek te Seraing tonnen Gouds schuldig is.

'S middags waren we bij Huet en vonden daar zijnen broeder de Dominé v Rott & de faml V d H [Van der Houven]. Het gesprek was hoogst onbelangrijk & wij kwamen t'huis zonder iets gehoord te hebben dat meer aandacht had opgewekt zoo dat ik te huis komende nog niet regt weder in mijn Element was & niets bij de hand kon nemen. 'S avonds las ik nog het allerverwonderingwaardigste 9 Capitel v Joan in 't Grieksch. Dat is eenvoudigheid. Voorts las ik in Petrarca en Tasso. Hoe helder is de laatste. De eerste vond ik zeer gezocht. Een paar Sonnetten tegen Rome zijn al zeer merkwaardig door hunnen sterke toon.


pagina: 228

15 Sept. Maandag

Br. v Mess. [Messchert] In zijne theorie sluit hij de kring wat digt & naauw & toch in zijn handelen, doet hij wezentlijk zoo als hij handelen moet. Ik spreek theoretisch meer van liefde jeges ande[ren], doch blijf zeker in de daad zelve bij Mess achter uit. De brouwerij zal verkocht worden. Van daCosta ontving ik gisteren een krachtige brief die veel opbeurends behelst & onder anderen zijn denkbeelden over de Unitarians, Greenback &C.

Vis aan Bowring. Gisteren heeft hij mij zijne vertaling van het begin v DaCosta's Voorzienigheid voorgelezen. Het begin & einde zijn indedaad al zeer gelukkig. De geest is wel gevat ofschoon de Melodie van het Origineel niet overtebrengen zij. B las Heemskerk geheel op een ogtend in de Bibliotheek.De beschrijving die hij er van maakt in het stuk voor de Review is nog al geestig. Hij wil nu vooral na Friesland gaan. Hij roemde zeer Spenser en geloofde dat het wel een autheur was om in het Nederduitsch te vertalen.

Vis v Everaert Deze is thans weder terug & verhaalde nog eenige bijzonderheden v Haiti & Curaçoa. Van deze laatste plaats zag hij niets goeds te gemoet en ook de eerste thans nu de retouren over de 30 p verlies geven moet geschuwd worden.

'S midd. drukke visites v Bowring Tollens & Ragay De twede was zeer hartelijk & zijne komst was mij bijzonder aangenaam. God geve dat wij nog eens in nadere betrekking mogen komen.


pagina: 228

Hij sprak zeer hartelijk over Messchert. De weduwe v Nierstrass bevond zich thans in betere omstandigheden dan die waarin hij zich immer bevonden had. Hij lachte om het denkbeeld dat Nierstrass zoude gestorven zijn aan het Nieskruis.

Bowr [Bowring] was verontwaardigd dat men gisteren in de kerk zoo veel over de deugden van den Koning den Prins &C gesproken had & zeide dat hij daarover Rapport na Engeland gedaan had. Een Engelschman die bij den Doop tegenwoordig geweest was had dan de opvijzeling der vorstelijke deugden aldaar aller belachelijkst & hinderlijkst gevonden. N B de Princes der Nederlanden deed gisteren haar kerkgang.

Nadat men Bowring de belangrijkste daarvan heeft laten zien, schijnt men nu niet te vreezen om hem dat te tonen het geen nog overig is, en hetgeen in vergelijking met het vroegere weinig betekent.

Gerrit leert dapper Engelsch bij Bowring. Daan wordt een snaakje en is niet zeer gemakkelijk te regeeren. Steven is een aardig kind en belooft veel maar dat hij vol puisten is en niet praten kan maakt hem thuis minder gemakkelijk. De goede Gideon had gisteren wat diarrhé doch was heden beter.

Huet verhaalde mij terwijl wij van aanbestedingen spraken in het kort in Wagenaar te hebben gelezen, dat Burgemeesters v Amst de grote kosten van het stadhuis naderhand daardoor gejustificeerd hadden, dat alles ten naauwste berekend was en zelfs aanbesteed was geworden en hieronder zelfs de schilderijen.

 


pagina: 229

B [Bowring] verwondert zich zeer dat men hier in de kerk de gewoonte heeft de hoed optezetten en driemaal in de zak moet tasten.

Ik deed dien morgen eene visite bij Secrétan; ik had verlangen dezen man te leeren kennen, en geloofde dat er aanleiding genoeg bestond om dat te mogen doen. Hij was niet te huis.

16 Sept.

Met moed & lust opgestaan om te doen wat God mij te doen zoude geven. Met Gerrit in de Fuiter gelezen. Met bijzonder genoegen in Neander & in de brief aan de Romeinen gelezen.

Bowr. at deze middag nog bij ons[,] gespr. over veel zaken hij toonde mij brieven van de Zweeden met dankbaarheid voor 't geen hij voor de Hooge School van Abo deed, van Willems over de Vlaamsche litt wien hij deswegens had geschreven. B is eens in de Bothnische zee ingevroren geweest met geen ander denkbeeld dan om daar te sterven & is twee keer onder de Banditen in Spanje geweest. Anecdotes van de Bandit Gainez die zich bij Carthagena ophoudt gedurende twintig Jaar door het Spaansche Gouv vogelvrij verklaard geweest is & zich ondertusschen steeds staande houdt. Niemand heeft hem willen overleveren daar hij veel goeds deed. Hij neemt het geld aan de rijken af & geeft het weder aan de armen. Hij schenkt aan een arme bode met wie hij medelijden heeft 200 Ps om er een muilezel voor te kopen van een priester en neemt naderhand van dien priester de Piasters weder af


pagina: 229

Bow [Bowring] eens brenger van eenen brief van dezen Gainez aan den Koning v Spanje. G. geducht vijand der Franschen. B heeft veel over G geschreven in de London Magazine in eenige articulen die over de oude Spaansche poezij handelen.

Over Fransche Litt spraken wij nog veel. Phrases d'apprêt bij de Franschen. Benjamin Const [Constant] wel een man v phrases doch daar echter gedachtes achter zijn. Eenige (een stuk of zes) wezentlijk superieure menschen levert Parijs op, bv Cuvier, Silvestre de Sacy. Langles had volgens Bowr. geusurpeerde roem, sprak altijd met iedereen over de zaken waarvan deze niet wist.

B ziet van Wijn die echter niet in de gelegenheid is om hem eenige Explicatie meer te geven & wien[s] kracht geheel vervlogen is. Door Westreenen [Van Westreenen van Tiellandt] wordt hij bij hem ingeleid.

17 Sept

Een heerlijke schone dag gelijk wij dan een uitmuntende herfst hebben. De gezichten in onze nabuurschap waren allerverkwikkendst. Het bureau had weinig nieuws.

Men schijnt meer troupen na Indie te willen zenden. Er is eene Commissie van vijf personen benoemd om de zaken van Indie te beoordelen. In dezelve bevinden zich Baud, de Colonel Melville Bischof Van Wijck, & de vijfde ben ik vergeten. (NB de Salis)

Ik gevoelde lust om Secrétan voor een twede maal op te zoeken, en nu vind ik hem t'huis. Het eerste oogenblik bij een zoodanige kennismaking is zonderling doch er kwam spoedig meer nadering tusschen ons en wij geraakten


pagina: 230

weldra in gesprek over belangrijke onderwerpen. Sec.[Secrétan] is uit het Pays de Vaud en schijnt vele menschen te kennen die in de laatste godsdienstige onlusten aldaar eene rol gespeeld hebben of liever want het geen ik hier schreef was immers een elendig Gallicismus die zich onder diegenen bevonden hebben die zich in gemoede verplicht hebben geacht zich van de nationale kerk aftescheiden. S zeide dat hij de gevoelens van die mannen deelde, dat hij eene opwekking in de Godsdienst als hoogst noodzakelijk beschouwde, doch dat zij niet wijsselijk hadden gehandeld door deze afscheiding dewijl zij daardoor de kerk die zij Eglise Nationale noemen in hun oordeel geheel buiten Christus gesteld hadden, dat zij door hunne bijzondere bijeenkomst veel kwaad gesticht hadden, dewijl nu diegenen die zoodanige bijeenkomst niet bijwoonden, als ongelovigen wierden beschouwd en de trotsheid of liever de geestelijke hoogmoed veel deel in dit alles verkregen had. Hij noemde echter van den andere kant het gedrag der Regeringen allerafschuwlijkst. In Genève zeide hij was volkomen onchristendom gepredikt geworden, doch in Lausanne was zulks veel minder het geval geweest, maar er had aldaar meer een zeker soort van slaap geheerscht. Chavannes kende hij zeer wel zeide dat deze medegesleept was geworden en door eene omstandigheid zich vooral had laten zien namentlijk door menschen aan zijn huis te vereenigen welke bij het uitgaan, door het volk gehoord waren geworden. Hij begreep dat er geene preek moest zijn waarin de grote waarheden des Christendoms niet gebragt wierden,


pagina: 230

doch tevens dat men niet alleen de dogmas er steeds op dezelfde wijze moest voordragen daar het hem dikwijls voorgekomen was, dat personen die gedurig predikers van de nieuwe opwekking gehoord hadden, dezelven op het laatst eentonig hadden gevonden. Hij beschuldigde ook deze mannen dat zij zich te veel aan de Engelsche Methodisten die natuurlijk eene soort van secte geest hadden medegebragt aansloten en dat ook dit de afkeer tegen hen vermeerderd had.

Hij zeide dat in Zweden nog veel zuurdeessem van Duitsch ongeloof heerschte, dat er zeer schone prekers waren die echter het Evangelie niet verkondigden die wel uit Luthers Catechismus leerden doch echter de geest van Luther niet in de woorden legden. Er was thans echter een tijd in Zweden geboren waarin velen behoefte aan de waarheid toonden zoodat hij er van die kant wel gaarne gebleven was.

In de Hierarchie die in Denemarken & Zweden heerscht zag hij de bron van veel kwaad, dewijl de Geestelijkheid die toen met de regeeringen gecomponeerd had, nog te veel wereldlijke voordelen behouden had, waardoor nu het gehele streven der Geestelijken zich bepaalde tot intrigues om tot hoge macht te geraken en zich aangenaam te maken bij de magthebbenden en hierdoor hunne hogere roeping geheel op de agtergrond geplaatst wierd.

Over betrekking van Kerk en staat. Overtuiging van S [Secrétan] dat de staat Kristen moet zijn, dat alle godsdiensten vrij moeten beoefend kunnen worden, doch daarin niet alle


pagina: 231

gelijke regten met de kristelijken moeten hebben. De grote liberaliteit van onze Constitutie ten dezen opzigte. Hieruit vloeit het beginsel voort om de scholen buiten het Christendom te stellen. Verkeerdheid daarvan. Geheele verandering van het Stelsel van opvoeding naar mate men in het kind het goed ziet dat ontwikkeld of het kwaad dat beteugeld moet worden, na mate men het tot zelf volmaking of tot vernedering of verzoening door Christus leid (het woord Rédemption bevalt mij hier nog beter en drukt het denkbeeld beter uit.) Het is een groot onderscheid zeide hij met regt of een tuinman een boompje ontvangt uit zijn natuur reeds goed het geen alleen verzorgd en begoten moet worden of wel de wilde vruchtboom waarin de goede tak ingeent moet worden om de zelve waarlijk vruchten te doen dragen.

Zoo liep dan ons eerste gesprek met genoegen af. God weet of het zoo bij ene blote kennis blijven of tot een verder doortasten moet. Ik wenschte het laatste, maar ontveins mij niet dat er vele moeielijkheden zijn. Geheel in de vrijheid stond S [Secrétan] nog niet en al ware dit het geval geweest zoo zoude dunkt mij Christelijke wijsheid het nog verboden hebben om zoodanig met mij te spreken. Het kwam mij echter voor dat hij liefde had voor de waarheid en een geestelijk inzigt. God zegen hem en zoo het goed voor ons is ook onze vriendschap.

Coosje Bosscha is ongesteld. Jan is te Breda en heeft daar reeds in den Raad midden onder al de mannen met Epauletten, zitting genomen.


pagina: 231

18 Sept

De politieke tijding van den dag is de overgave van Madera dat zich zonder slag of stoot schijnt te hebben overgegeven aan de Miguelisten.

St [Steven] schr. dat de Westendorpen geweest zijn in het Paardenspel toen er eenige banken invielen, doch gelukkig geen letsel gehad schijnt te hebben!

Het was diner bij den Graaf v Hogendorp ter eere van Bowring & ik had al zeer weinig lust om er na toe te gaan daar ik dol gaarne bij mijne kinderen was gebleven doch het liep alles wel af daar er juist door Bowring meerdere levendigheid als gewoonlijk was. Op het laatst zelve kwam zijn poetische mensch geheel boven en ik schrikte toen ik hem met Enthousiasmus van zijne vertaling hoorde spreken van de Voorafspraak van de voorzienigheid en zeggen hoorde, dat dit een van de verhevenste stukken van de moderne Poezij was.

Ik vond hier den heer Money terug, gewezen Directeur zoo ik geloof van de Oost Indische Comp & thans Engelsch Consul te Venetien. Ik had hem in 1824 ontmoet eens bij mijne audientie op het Loo, eens bij daCosta, waar hij zich met zijne famille bevond, en eens ik weet niet met regt meer wanneer. Deze sprak zeer hartelijk over daCosta en zeide dat het hem leed gedaan had niet verder zijne reize te kunnen uitstrekken dat hij hem anders zeker was gaan zien. Hij was hier gekomen om te spreken ter zake van zijne bezittingen op Java.

Als staaltjes van de Oostenrijksche Censuur verhaalde ik


pagina: 232

dat een Nummer van het Journal des débats, waarin men verhaald had dat Prins Metternich na zijn huwlijk gek geworden was, geheel uit de Circulatie gehouden en gearresteerd was en dat men alleen de druk van Walter Scots [Scott] Napoleon had toegestaan met weglating van alle passages die ter eer of tot lof v Napoleon strekten.

De overige gasten waren de heer de Bie zoo ik vermeen de gewezen administrateur der gevangen[en] de Colonel of Generaal Trip die in Spanje gediend heeft, een Neef v Hogendorp & den heer Pols]?].

M [Money] verhaalde dat er een Spaansche vertaling van den Bijbel door den Aartsbisschop v Barcelona was uitgekomen, dat die daarover met eenen Engelsch Protestants Geestelijke zoo ik mij herinner Cheap genoemd had gecorrespondeerd en dat de Aartsb zich in zijn brief ondertekend had Votre frère catholique. B [Bowring] was te Barc geweest toen er de gele koorts heerschte, en verhaalde veel van de opoffering der Spaanse geestelijken die alles gedaan hadden tot ondersteuning der menigte en van huis tot huis waren gegaan zijnde er velen het slagtoffer hunner menschenliefde geworden. Zelfs van de monniken die in een klooster op een berg nabij B. gelegen woonden en die dies om dus te spreken daardoor vrij van de Epidemie waren waren er vele in de benaauwde stad nedergedaald en hadden daar ten koste van gezondheid & leven dikwijls hunnen pligt volbragt. B verhaalde dat in Barcelona de eerste vertaling v de Bijbel in Spanje gedrukt was maar niet in het Spaansch, maar wel in het Catalaansch. Deze taal


pagina: 232

moet veel gelijkheid met die van Langue d'oc hebben en ook vooral met het Latijn zijnde onder andere daarin de latijnsche Conjugatie van amo amas at geheel bewaard.

B [Bowring[ & Trip kwamen in hunne opmerkingen over Spanje zeer overeen. In Andalousie heeft alles volkomen eene Aziatische physionomie en zelfs de taal verkrijgt dezelve. Men vermeent volstrekt in Azie verplaatst te zijn. Schoonheid der overblijfsels uit de moorsche tijd. Geen oude muur of er vloeit een bron bij.

Bij het spreken over Engeland, kwam B spoedig op een zijner stokpaarden op Cromwell en Milton. Hij vond dat Hugo Cromwell niet begrepen had. Hij zeide dat de Puriteinen veel bijgeloof maar ook veel geloof hadden gehad dat het gebed nog bestond hetgeen Cromwell gedaan had voor dat de veroordeling v Karel 2 had plaats gehad en dat hij geloofde dat hij toen, eer de macht hem nog had bedorven[,] ter goeder trouw was. Ik zeide daarop dat daar waar een stellig gebod is, geen gebed te pas kwam, en dat gelijk er gezegd was, gij zult niet stelen en ook gezegd was alle ziele zij de machten onderworpen. Nu viel men mij op het lijf & B zeide Hoe dan te handelen als een tyran nu eens honderd à tweehonderd hoofden wilde laten afslaan waarop ik het beginsel der zelfverdediging aanhaalde. De oude Hog. [Hogendorp] was gevoelig, beriep zich met eenige drift op de verantwoording van Willem de 1e & zeide dat er geboden waren die maar voor sommige tijden waren. Ik ging niet verder, uit de verschuldigde eerbied voor een man van Jaren, en verder daar deze gehele zaak bij mij


pagina: 233

nog duister ligt. Het beginsel van Paulus neem ik aan, het is zoo en het gezegde van Hogendorp als of het maar voor een bepaalde tijd zijn zoude komt mij voor valsch te zijn. Mijn systema van de zelfverdediging was echter alleen een overneming van daCosta en hierin zie ik geen licht want ik heb toch eene innerlijke overtuiging dat God geen wetteloze dwinglandij wil, en dat de willekeurige en te grote magt den mensch innig bederft. Het Christendom is het zout dat alle onze andere begrippen doorzouten moet, en dus moet ik ook hierin licht verwachten wanneer ik meer innig Christen zal zijn.

Over Milton sprak B met veel verrukking, hoe hij hem altijd voorkwam in Gods nabijheid en boven deze aarde te zijn hoe hij ook hoewel republikein echter zoo weinig met het materieele zinnelijke gedeelte der omwenteling was gemengd geweest, dat men hem na Karel den tweden's herstel geheel in rust gelaten had. Hij zeide dat daC zich zeer hoog verheven had in zijn Voorafspraak maar dat juist daar waar hij nu zingen zou, hij niet hoger kon dewijl hij anders te hoog voor deze aarde zoude zijn & dies vallen moest.

Over taal wierd nog veel gesproken. B. zeide dat de Hollandsche taal hem meer & meer beviel mits zij maar niet door het invoegsel van fransche woorden besmet was, of dat men ten minsten aan deze fransche woorden een hollandsche uitspraak moet geven dat hem het woord plezier bijzonder hinderde & hij begreep dat wij op dit spoor verloren gingen. Hog. [Hogendorp] trooste hem door te zeggen dat men in zijne jeugd tien maal meer


pagina: 233

fransche woorden gebruikte. Hij had een friesch woord gevonden dat met een Saxisch overeenstemde waarvoor nu penultima gebruikt wordt en toen verhaalde hem de heer Trip dat dit woord op het platte land v Groningen nog gebruikt wierd.

Veel zoude ik nog kunnen bijbrengen om te tonen dat veele zaken voor de dag kwamen en ik voelde lust om te improviseren en misschien ook wel vrees dat er eene algemeene stilte kwam en het laatste woord dat er was uitgesproken geworden daCosta was geweest. Ik geloof dat ik met kracht & welluidendheid sprak. Het was in de daad met eenige geestdrift & zonder opwinding des ligchaams daar ik zeer matig geweest was. Ik getuigde in de toepassing van de magt der dichtkunst en de verzen waarin ik Milton vertoonde zich stellende in de oogenblikken toen de wereld nog niet wereld was, waren gelukkig hoewel het mij nog aan gehele overgegevenheid en richting in het hart tot God ontbrak. Meer zweet als het Improviseren koste mij het voordienen van een tarbot. Jaren lang sints ik eens een zeker gedierte verscheurd heb was ik van alle order tot voorsnijden bevrijd geweest, en daar komt nu de knecht en geeft mij een Instrument in handen, waarmede ik volstrekt niet gewoon was omtegaan.

Met V d H [Van der Houven] sprak ik nog ernstig heden. O mogt mijn hart geloven, zoo als mijn verstand het ziet, hoe alles de gehele rigting tot God ook van hem moet komen en hoe wij de ranken in Christus moeten zijn terwijl alle denkbeeld om zich zelven te polijsten en zoo tot Christelijke volmaaktheid te komen, niet uit God is. Mogt toch ons hart innig bedenken dat wij een Verlosser nodig hebben Zoo Christus niet opgestaan is zijn wij nog


pagina: 234

in onze zonden.

Terwijl ik deze schreef kwam De baron Westreenen [Van Westreenen van Tiellandt] eene Visite doen en verhaalde mij dat dezen avond de bekende Hieroglyphist Seyffarth bij hem geweest was met Prof Reuvens, en zijne papyrussen gezien had. Over de eenvoudigste der twee welke hij ook voor de oudste hield, was hij vooral verrukt geweest. Hij had terstond een gedeelte van het geen op de twede stond gelezen en gezegd dat dit betekende dat de voornoemde persoon gedurende 12 Jaren de voorsmaak of iets diergelijks van de onsterfelijkheid gegeeten had. Over de daar staande koe had W hem nog de autoriteit van Pauly aangehaald doch hij had volgehouden dat het Apis was. In de twaalf kruisjes met een soort van zonnetjes had hij twaalf zonnejaren gevonden. Ik herinner mij wel dat alles wat ik over dezen man gelezen heb mij van dien mededinger van Champollion niet veel bijzonders heeft doen verwachten. Hij schijnt echter Coptisch te kennen en het Hieroglyphen schrift zeer met het Hebreeuwsch in betrekking te brengen. Hij had deze hieroglyphen zeer vluchtig even bij kaarslicht gezien doch zoude over een Jaar weder komen.

In een vers van Maerlant dat v Wijn in zijne avondstonden had aangehaald stond tyckt van tien. Niemand wist wat het was en de goede v Wijn wien B [Bowring] het gisteren liet zien wist hetzelve niet meer. Eindelijk in een boek wiens naam ik nog nimmer hoorde vond W dat het verwijten beter kent.

B eens te Vittoria voor de Inquisitie gebragt, uit hoofde van een boek met Engelsche poezij. De persoon die tot het onderzoek gesteld wordt & die men opgeeft


pagina: 234

allerlei talen te kennen begrijpt niets van het Engelsch en uit de gelijkheid van een woord maakt hij hem diets dat het een Itinerarium is.

B [Bowring] meldt aan Ballesteros dat de koning Ferdinand de Cortes verraad en het met de Franschen eens is (NB hij bevond zich toen in Madrid.) Ferdin. verzoekt hem daarop te spreken, doch hij is niet genegen om zich er aan te wagen.

Ik las de verzen v Byron, de laatste bijna die hij geschreven heeft, zo niet de allerlaatsten welke B zegt dat door hem aan het licht zijn gekomen. Dezelve zijn indedaad schoon. Dezelven zijn te gelijk met zijn lijk in Engeland gekomen. De begraving in Westminster en in St. Pauls aan Byron geweigerd.

B maakt kennis met Immerzeel, en leert aldaar de verhandeling v Willems over de Belg! dichters kennen die uitverkocht is. Een lierzang v Willems aan de Belgen dien ik niet ken bevalt hem zoo goed, dat hij terstond dezelve begint te vertalen.

Verandering der Eng zeden in vijftien jaar. Vermindering van het wijn drinken, kortere tijd die men aan tafel doorbrengt. De Heer Money is na een verblijf van twaalf jaar in India bij zijne terugkomst hierdoor zeer getroffen.

B. kan niet begrijpen dat Vondel gelijk ik gezegd had Milton zoude vooruit gelopen zijn. Hij houdt Burns voor een der verhevenste Engelsche dichters.

B. heeft driehonderd vertalingen van de Elegy van Gray op het Kerkhof, bij elkander vergaderd.

B heeft veel op met Spenser. Verschillende manieren van spreken, die als Americanismen door de Engelschen beschouwd worden vindt men in Spenser.


pagina: 235

B [Bowring] zegt dat het leven van Columbus door Washington Irving een zeer aangenaam boek is, dat hij echter hetzelve nog veel nuttiger en belangrijker zoude hebben kunnen maken indien hij tot Sevilla gegaan was alwaar hij een bijzonder grote schat van Manuscripten over America zoude gevonden hebben.

In de Eng Couranten vinde ik dat er een Journaal half Engelsch half Cherokees bij de Cherokezen is uitgegeven geworden.

19 Sept.

Meer bedaardheid & stilte heden. Bowring vertrok na Leyden om de Mij. v Kunst & Wetbijtewonen. Ik deelde hem nog het een & ander over Friesland mede. Bij hem maakte ik kennis met den Engelsche Consul te Rotterdam den Heer T[onl] volgens v d H [Houven] een hupsch man en die thans de gewezen plaats van den Minister Elout gehuurd heeft.

Privinx zag ik hier gisteren. Hij gaat nu naar Vera Cruz en van daar na Mexico met eene lading van de nieuwe W I Mij. Ik ben nieuwsgierig wat de slotsom der operatien zal zijn. Het kan beter als de onze en toch nog slecht wezen.

De dag was heden nog heerlijk en bij eene wandeling in het Bosch stonden wij nog verbaasd over de schoonheid van het oord dat wij bewonen. Mogt nu het denkbeeld van innige dankbaarheid voor alle de weldaden die de ziel en dies het ligchaam genoten levendig bij ons zijn.

Ik gevoel mij in deze dagen wel opgewekt, doch ben bang voor het uitsluitende. Van den andere kant is ook de man der eeuw die in ons allen is, in mij ook werkzaam.

Voor wie schrijve ik dit alles[,] mijne kinder[en] zullen het bezwaarlijk nalezen. Het wordt te lang en als men te kort schrijft is men niet openhartig.

 


pagina: 235

Daar las ik de preek van ter Borg op de Bededag. Dezelve is doordringend, krachtig waar. Strenger prediker als ter Borg ken ik niet, hij laat niets over en rukt het laatste vijgeblad weg. Naakt staan wij daar en erkennen het. Alles wat buiten Christus is, is zonde en ongeregtheid. Wat zullen wij doen. Maar wat brengt nu deze preek in mij te weeg? Eene zekere moedeloosheid. Een afkeer om zaken niet onmiddelijk met Gods rijk in verband staande bij de hand te vatten. Ik gevoele mij meer terug gezet als bij den brief aan de Romeinen. De Bijbel toont mij het woord Gods in de wereld werkzaam toont mij den Vader geregtvaardig die alleen zeide Heer komt mijne ongelovigheid te hulpe, maar hier zie ik nu alleen dien gebragt in de nabijheid Gods, in wien ik om dus te spreken de bekering reeds werkzaam zie. Nu wordt mij de omgang met vele mijner Vrienden geheel ijdel in wien ik een vonk van de hogere waarheden meende te zien opkomen. Mistroostig zit ik dan neder en durf nergens mijne hand aan slaan! Deze stemming is niet uit God. Laat ik den grond onderzoeken.

Eerst schuld bekennen en erkennen dat ik in de laatste weken weder te veel in veel dingen ben medegegaan, en te veel heb willen vereenigen wat niet vereenigbaar is. Dit is mijn oude gebrek. Idealiseeren, tot God brengen wat niet uit God is.

Bij het lezen van deze voordragt van anderen bestaat er steeds een dubbele werking bij mij & misschien wel bij ieder een. Ongeloof en bijgeloof. Ongeloof is het wanneer


pagina: 236

wij de kracht Gods miskennen in diegenen die geroepen zijn om zijne waarheid te verkondigen, wanneer wij de eene opinie met de ander gelijk stellen en bv de opinie van ter Borg en die van Bowring over de hoogste zaken twee gelijke opinies noemen die beide waar kunnen zijn, daar ondertusschen de geest Gods in ons hart getuigt dat t B gelijk heeft.

Bijgeloof is het wanneer wij zoo nu op eens en dit is zoo dikwijls mijn gebrek, alles willen veranderen en op eens een ter Borg willen worden, alles willen afsnijden 't geen God in ons hart nog niet afgesneden heeft, om[?] daardoor dikwijls van het eene kwaad in het andere te vallen. De waarheid komt ons door het woord der prediking, maar onzer aller behoefte, character is verschillend. Wij hebben allen onze betrekking met God geopend, moge hij ons licht geven.

Sept 20. (Zaturdag)

Het was gisteravond zulk eene zedelijke reiniging. Wij gevoelen het best wat de genade van God voor ons is, wanneer er oogenblikken zijn, waarin wij dit zoo duidelijk niet voor oogen hebben. Deze morgen stond ik weder met vertrouwen op.

Bij v d H  [van der Houven]deed ik heden een bezoek en vond er den Heer & Mev van Oort die ook met Messchert bekend zijn. Zij is eene grote vriendin van Naatje van Lennep en vernam ik met deelneming dat de tering van deze zulke vorderingen gemaakt had. Ik heb haar te Almelo


pagina: 236

als eene lieve eerbiedwaardige Vrouw leeren kennen en ben ook in vertrouwen zij in den gelove sterft. Haar man wilde niet dat men met haar daarover sprak. Hij vreesde dat men haar den troost zoude ontnemen die zij had, en ziet wat groter troost is er dan dat wij om niet geregtvaardigd worden, dat Christus alles voor ons wil zijn hier en eeuwiglijk. O mogt ons hart er toch innig van doordrongen zijn.

Bij v d H [Van der Houven] lag een boek over het houden van dagboeken door Kakebeen waarachter een geheel dagboek in blanco volgt. Hetzelve is mij, voor zoo ver ik opsloeg te geestig. Men sprak nog over het houden van een dagboek, het verbranden van hetzelve. Of deze bladen mij moeten overleven weet ik niet, maar ik schaam mij niet dat mijn kinderen dezelve zullen kunnen lezen of ten minste dat opslaan waarna zij nieuwsgierig zullen zijn. 'T geen er kwaad in is zullen zij bij hen zelven ook wel vinden en particuliere intrigues van anderen, zoek ik er uit te houden. Dit zijn alle zaken die vervallen.

V Oort heeft mij zeer eenige blaadjes aanbevolen door Dom Frühaüf [Frühauf] te Zeist over de Opvoeding onlangs uitgegeven als ook een werk de Koningszoon genaamd.

Er wierd gesproken over iemand die zijne gehele affaire had laten verlopen en toen alleen van de genade van God had geleefd. Ik schrik nog altoos van zulke dingen, en toch er kunnen buitengewone roepingen komen, wanneer zoo iets pligt wordt doch anders de gewone roeping is om te arbeiden in het geen ons is aangewezen. Stilling zelve ondervond er


pagina: 237

naderhand de nadelige gevolgen van toen hij de Voorzienigheid verzocht had, daar waar geen roeping bestond en toen hij alle zijne Medicamenten voor niets gaf.

Gerrit zeide mij deze ogtend dat de historie van de toveresse v Endor toch niet waar was en ik was zoo terstond niet op mijn kantoor om te antwoorden.

In Engeland is voor eenigen tijd een boek uitgekomen waarin de verschijningen geadmitteerd worden maar geheel aan de ligchamelijke toestand van den ziender worden toegeschreven. Nu staat er in de Courrier 13 Sept. een verhaal uit het Phrenologie Journal waarin een Metaphorius getuigt van een zoodanige verschijning die hij gedurende zijn ziekte gehad had en die na zijne volkomen herstelling gedurende sommige oogenblikken zelfs midden op de dag weder komt, en omtrent dewelke hij alle mogelijke Experimenten gedaan heeft.

21/ Gister avond bij 'S Jacob met David & Jans Rahusen oude Vrienden die het mij aangenaam was weder te zien. Zij is indedaad eene regt lieve Vrouw. Mirandola [Mirandolle] & zijne Vrouw waren er ook. Ik imp nog over de Albigenzen en het Wederzien dat mij echter maar half beviel & minder dan de imp bij Hogendorp.

Bij het spreken over V d P's [Van der Palm] verh bij het feest zag ik nog hoe velen uit een geheel ander oogpunt de zaak beschouwd hadden en hoe vele die daarin alleen eene herinnering aan hunne eigen Academische leeftijd zagen[,] daarin de zonde niet gezien hebben, en het is dan moeilijk om hunne oogen te openen. God geef mij in alles wijsheid op dat uw naam verheerlijkt worde, en er gene meer ergernis worde geboren als nodig is! Over het Entrepot spraken wij nog veel & schijnt het dat vooral voor de Granen deszelfs nuttigheid nu reeds bewezen wordt.


pagina: 237

Zondag 21 Sept 1828

Deze morgen opgestaan met gevoel voor dankbaarheid, doch hoeveel luiheid is er nog in ons.

Ter kerk was ik bij Secrétan. Hij predikte over 2 Cor 5 v 7. Wij wandelen hier door het Gelove en niet door aanschouwen. In het begin had ik een innige overtuiging hoe God mij gezocht had en uit de zonde die de schijn van godsdienstigheid had, had teruggeroepen doch dit zelf bragt mij op meer gedachten als ik gewenscht had. In de preek van Secrétan was veel waars doch het was zoo helder zoo Christelijk niet als zijne laatste. Hij schilderde na waarheid hoe de Apostelen geheel andere dingen hadden moeten vertrouwen als die zij zagen om de moed te kunnen opvatten van te gelijk tusschen Jodendom & Heidendom en dan nog tegen hun eigen vleesch, hunne eigene driften te strijden. Waar was ook de beschouwing, hoe geheel geheimzinnig, hoe zonder eenig doel en hoop ons leven was indien wij op niet anders vertrouwen wilden als het geen wij zagen. Het was het geloof der Patriarchen en het geen hen beloofd was en het geen zij niet zagen, waarmede hij begonnen was. Over het algemeen was er meer iets flaauws in minder toepasselijk op den tijd waarin wij leven minder Christus en zijne Genade op de voorgrond stellende. De gebeden waren echter hartelijk & kristelijk.

Wij deden vervolgens met Mev Schimmelpenninck een tour na Arendsburg om aldaar de opgravingen te zien. Prof Reuvens ontving ons zeer heusch en wees ons alles naauwkeurig aan. Bij de opgravingen zelve vindt men eenige overblijfsels van kolommen een soort van kamer en keldertjes, bewijzen van dubbele vloeren tusschen welke men vermeent dat de Romeinen plagten te stoken, en


pagina: 238

die Hupocausta genoemd worden. Eindelijk is er een geraamte opgedolven dat nog gedeeltelijk wat namentlijk het bovenste gedeelte betreft, zeer goed bewaard is. Men vindt er ook eenige putten waarvan er eene vooral zeer goed bewaard is. In het koetshuis vindt men allerlei Specimina waarvan het een & ander hoewel geloof ik zeer gewoon nog al belang inboezemde. Zoo waren er allerhande soort van Romeinsche potten en pannen waarop het merk der Pottenbakkers gedrukt was of ook Jagers Goden &C zeer grof waren afgebeeld. Een soort van geschilderde kalk waarmede stukken muur overdekt waren, gaf nog al eenig denkbeeld van de fresco's. Veel merkwaardigs heb ik toch in dit alles niet gezien, de nieuwsgierigheid kan er zich mede op houden, doch ik kan niet zien dat de wetenschap er veel bij winnen kan en een pagina van Cesar of Virgilius leert ons zeker meer ontrent de Ouden dan al deze kast van gebroken pannen en potten zoo dat ik niet kan zien dat daardoor indedaad veel gewonnen wordt zelfs op een ondergeschikt standpunt. Reuvens die er sedert twee Zomers woont en wiens huis nog vol met potscherven is, heeft er bijzonder veel mede op doch ik geloof niet dat zijn Enthousiasmus door velen gedeeld wordt. Hij is zeer schroomvallig in zijne verzekeringen en een zoodanig onderzoeker moet eenigzints door zijne verbeelding dat gene het welk ontbreekt schilderachtig weten aantevullen. De Vrouw v Reuvens is eene Jufv Blussé.

Bij Pieters zag ik nog eenige belangrijke boeken zoo als onder andere Le combat de trente door Capelet.


pagina: 238

zoo ik geloof naar een oud Manuscript uitgegeven. Ook de Disciplina Clericalis is een manuscript dat alleen ten behoeve van de Société Bibliophile is gedrukt en uitgegeven geworden. Van Schavije te Brussel, zag ik uitmuntende banden die de fransche op zijde streefden en met een soort van Mozaik ingelegd waren.

De kinder[en] zijn heden nog al druk. Zonderling hoe spoedig wij dezelven lastig vinden, en hoe wij dan niet zelden onregtvaardig zijn, wanneer hun wil tegen de onze inloopt.

Hoe vele dingen verstrooien ons niet. Een week loopt heen zonder dat wij het een of ander met eenige aandacht bedacht hebben. Het is niet juist om die vermeerdering van kundigheden, als wel om dat het mij nuttig is om eens op iets mijne denkbeelden te vestigen daar het wel eens mijne gewoonte is, om uit luiheid alle wezentlijk doordenken te ontvluchten of wel mij te veel aan een zeker onbepaald gevoel overtelaten. Plannen heb ik voor het oogenblik al zeer weinig. Neanders 3e deel en de Apocryphen liggen mij zoo voor de gedachte om dezelve te lezen. Ik zoude gaarne de oude talen nog eens bij de hand nemen, en het een & ander recapituleeren doch ik gevoel dat men ontrent deze dingen voor zich zelven niet wel iets bepalen kan.

Hoe weinig bezeffen wij de waarde der weldaden van God hoe weinig leven wij bedenkende de dingen der toekomst hoe veel houden wij ons altijd op, met het beoordelen van anderen, met uitziften van zoo vele kleinigheden terwijl onze ziel dikwijls verre van God is.


pagina: 239

Mev van Oort waarvan ik gisteren sprak is de zuster van Dom Gobius [Gobius du Sart].

In het huisgezin van den ouden 's Gravezande is het allerakligst gesteld. Een der meisjes die reeds vroeger in het hoofd ontsteld is geweest is weder krankzinnig hetgeen allerdroevigst is.

Hoe meer ik er over nadenk hoe meer ik vinde dat de preek v Secrétan van heden veel meer Coquerelliaansch was dan de vorige en daarin moet hij dan zeker achter dezen blijven, doch het was de ongehuichelde toon van godsvrucht die mij zoo zeer in hem beviel. God geve dat geen zoogenoemde goede raad invloed op hem moge hebben. Menschelijkerwijze zal hij hier moeilijk een raad hooren die hem niet aftrekt doch God die de begeerte tot zijn heil in hem deed geboren worden, is machtig hem te bevestigen en te doen staan tegen de gehele wereld. Wat er van onze verdere betrekking komen moet, is in Gods hand.

Willer[?] vertrekt met het schip Rotterdam na Bat om aldaar zijn dienst aan de fij aantebieden, hij is nog al losjes geweest hier zoo als men mij ten minste wel verhaald heeft, echter scheen hij nu toch wezentlijk gevoel te hebben van den gewigtige stap die hij doet.

V der Ven boekv hier is in eene boete van ƒ 400 en gevangenis van 6/m veroordeeld uit hoofde van eene lastering tegen Petrus Faassen de Heer uitgegeven. Een Prof Heyne zal een Orthopedisch Instituut tusschen de Haag & Schevening oprichten. Le Chevalier de geleerde reiziger na Troas was zoodanig in zijn astronomische Studien verdiept dat toen hij het Kanon der Geallieerden voor Parijs hoorde, hij niet wist wat dit betekenen moest en zich verbeelde dat Nap. [Napoleon] nog druk bezig was met het voortzetten zijner veroveringen in vreemde landen.

Te Amst is Rogge v Zweden aangevoerd in het Entrepot voor Noorsch verkocht.


pagina: 239

Sept 22. Mg.

Aan Teodor Egge begonnen Brieven over Niebuhrs Geschichte. Het is zeer duister. Ongeloof aan de afstamming van een menschen paar een oogenblik verwekt. Ook dit moet ons door God gegeven worden.

Br. v Amershoff zeer belangrijk over Japan & d Japannezen. Ik schreef hem openhartig daarover dat zijn brief over Willem wel zedelijk maar niet Christelijk geweest was.

Bowring is terug. Het Holl. was hem nog nooit zoo goed bevallen als in de mond van V d P. [Van der Palm]. Deze had gesproken over Kent u zelven. Het diner was genoeglijk geweest. Velen hadden hem na mij gevraagd. Dit trof mij nog al.

Trotsheid is er nog veel in mij. God beware mij dat die in het geestelijke zich vertone.

Dr. Strehler is een Beyer en door Hoboken als Docter op de jonge Adriane aangenomen. Hij sprak verstandig over zijn vak. Verschijning der pokken [onl] of zoo als men dezelve noemde in zijn vaderland. Hij laat zich met verschillende andere jonge docters inenten. Hij die de kinderziekte gehad had, weet van niets af; de anderen hebben koorts en ook puistjes hoewel in geen ergen graad.

Hij kende de orthopedist Heyne een man die vroeger scharen en messen fabriceerde, doch op wiens geschiktheid in het maken van instrumenten men opmerkzaam wierd en die men toen Anatomie &C liet studeeren, Zijn instrumenten moeten beter als de Parijsche zijn. Hij wint ontzettende sommen doch geeft dezelve even spoedig weder uit.


pagina: 240

Met de genezingen v Hohenlohe moet het nu overig zijn & hoort men daar niet meer van spreken.

Grote godsdienstige verdraagzaamheid in Beyeren.

Aklige en elendige twisten over de godsdienstige gevoeles van De Gall waarin ieder partij zijn deel neemt.

Een fransch advocaat verdedigt bij gelegenheid van iemand die een moord gedaan had duel en zelfmoord.

Berigten wegens uitval en verlies der Russen te Varna. De zoo brommend aangekondigde veldtogt schijnt weldra afgelopen te zullen zijn. Maria da Gloria wordt te Falmouth verwacht.

Sept 23. Dg.

Gister avond was ik genoegelijk met mijne Vrouw. Ik las in de reis v Clapperton & Denham & vervolgens in Paradise lost hetwelk veel verhevens bevat & dat mij aanspoorde eenige verzen over het Geloof te schrijven, die echter dat niet uitdrukten hetgeen ik wilde zeggen.

Deze ochtend was ik bij Bowring alwaar ik ontbijten zoude met Beeloo, Wap & Van Ba[onl]. ik vond Bowring zoo het mij voorkwam in een neergedrukte toestand. Hij sprak zeer weinig & beklaagde zich naderhand dat hij zich hoegenaamd niet wel had bevonden. Zonderling was mij dat Bilderdijkianismus bij iemand als Wap die geen blijke droeg iets voor het Christendom overig te hebben.

Ik zag een afdruk van een penni[n]g of liever een Conterfeytsel van een penning Bilderdijk voorstellende en in Braband geslagen. Teves waren aldaar de twee eerste


pagina: 240

afgedrukte bladen van een bundel v Bilderdijk die te Brussel gedrukt wordt, en die er typographisch regt goed uitzag. Bowr [Bowring] was met deze twee heeren na Haarlem geweest ll Zondag en had hen nog aangetroffen sprekende over allerhande zaken, hoewel hij hen eerst niet herkende. Zij hadden daar nog een proef weggenomen van ene Nieuwe vertaling v. Ovidius Metamorphosen door Bild. waarin dan weder veel heerlijks voorkomt. Welk eene gave heeft die man. De gedachte viel mij in hoe Bild thans om dus te spreken tot Braband overgaat, en hoe veelligt thans diegenen die Christus nog niet schijnen te kennen, spoediger tot de erkenning kunnen komen dan zij die in schijn veel nader bij hem zijn. O mogten wij toch altijd in opmerkzaamheid en in het Geloof zijn. Ik sprak dunkt mij niet veel dezen ochtend. De drie Heeren waren vervolgens bij Walré geweest & zeiden dat het Contrast tusschen dezen en Bild zoo groot was dat men het wel Jean qui pleure en Jean qui rit konde noemen.

Het wierd een heerlijke ochtend en daar de werkzaamheden aan het Bureau van zeer weinig betekenis waren en er 21 Pinkjes ter haringvangst v Schevening zouden afvaren, gingen wij derwaarts met Bowrg die ook weder bekomen was van zijne ongesteldheid, en wiens oog & hart ophelderden toen wij daar het allerlevendigst gezicht op het strand en het bont gewoel van zulk eene menigte menschen zagen terwijl de helderste blaauwe herfst hemel zich over onze hoofden welfde. Wij deden eene visite bij Gebel die ons zeer hupsch ontving. Hij had een mooy vrouwtje, en las


pagina: 241

ons op mijn verzoek, een Zamenspraak voor in het Scheveningsch over de reden waarom het Strand voor een storm gewoonlijk zoo zacht is. Er kwamen aldaar vele zonderlinge woorden in voor sommige die wij met de Schotten of andere natien geme[en] hebben zoals Joe voor makker 't geen ook door Burns gebruikt wordt, en voorts vele woorden uit eene Verbastering van fransche woorden ontstaan, zoo als boco voor veel.

Wij spraken nog over veele zaken. Grootheid van Australasia. Uitzichten van de markt die dat land zal verkrijgen deszelfs ligging zoo gunstig voor den wereldhandel. Een Engelsche Mac Carthy zet zich daar neder. Gemakkelijkheid van 't Gouv. om voordelen te verlenen aan alle fatsoenlijke lieden die zich daar neder willen zetten.

Drie schepen bezorgen aan deze Macarthy eene kudde die hem nu een groot inkomen geeft. Hij voert een zeer groot getal Europesche gewassen aldaar in. De jonge Macarthy heeft het land doorreisd en is vijftien maanden uit geweest. Hij heeft vijftig Indiaansche Stammen gevonden die alle eene verschillende taal hadden. Die vlak bij elkander woonden verstonden elkanders taal doch die van de verdere stammen was hen geheel onbekend.

Schaarsheid van vrouwen in Nieuw Holland. De gemeenste vrouwen die derwaarts gaan doen er uitmuntende huwlijken. De kwakers bieden aan om aldaar eene kolonie te stichten mits het despotismus er niet heersche, en het Jury ingevoerd worde. Het Gt.


pagina: 241

belooft hen, dat dit aan hen zal verleend worden doch zij weigeren indien het niet eene algemeene verordening wordt. Inboorlingen v Australasien met goed gevolg door de Polici gebruikt, ten einde de misdadigers die gedurig in de bosschen ontsnappen te achterhalen. Vele woorden uit het patois der dieven in Londen reeds in de Australasiaansche taal overgegaan.

Kwakers Moeilijkheid om in hunne gemeente opgenomen te worden, zijn meest rijk. Muzijk ongeoorloofd, houden zich voornamentlijk met de verkrijging v rijkdommen en de zorg voor de gevangenissen op.Thans bevinden er zich vijf dichters onder de kwakers. Die iets in de kleding veranderen worden strengelijk desweges verweten, die eene vrouw van eene andere gemeente huwt, wordt uitgesloten. Morgen en avond gebeden in het huis v Bowring's vader (Puriteiner). Grote rijkdommen der Engelsche Geestelijkheid. De laatste Aartsbisschop v Canterbury hoewel een zeer groot inkomen hebbende, betaalde nooit zijne schulden zoo dat hij zelf geen Crediet meer had om op de markt te kopen. De Priester keert zich nog na het Oosten.

Bij het aflopen der wandeling kwamen wij op Johnson en B liet zich zeer over de beklagenswaardige toestand van dezen uit als hebbende gevreesd voor den dood en Gods liefde miskend. Wij ontvingen toch van God zoo veel. Dit woord bragt eene verleiding in mijn ziel. Is dan God buiten Christus ook niet vader. Is hij het niet reeds in de Natuur. Nu kwam ik op allerlei verleidende Gedachten. Tegenwerpingen van allerlei aard stroomden door mijne ziel. 'S avonds wierd het beter. God is een Vader in de natuur geweest en geeft aan de ligchamelijke mensch de dingen des ligchaams maar de geestelijke dingen geeft hij alleen op die welke denzelven zoeken op de door hem aangegeven weg namentlijk Christus.


pagina: 242

'S avonds kwam Secrétan bij mij en sprak eenige uuren met mij die zeer genoeglijk daar henen vloden. Ik dank God voor deze kennis en durf er nu veel van hopen daar ik meen te zien dat er meer nog in den man is, als hij tot nu toe verkondigd heeft, en daar hij mij niet voorkomt op dien trap te staan dat vleierij of overbluffing van anderen hem veel zullen medeslepen. In de voornaamste leerstukken Godheid v Christus & Verzoening door hem, komt hij mij voor vast te staan, hoewel hij nog niet dien ernst en die ondervinding heeft die alleen Christelijk leven & beproeving ons geven kunnen. Zeer wel sprak hij over de noodzakelijkheid van de H G tot gehele omkeering van ons hart over het onderscheid tusschen den doop des waters en den doop des Geestes, hoe de Apostelen tot aan het Pinxter feest nog niet meer hadden dan de doop v Joannes. Oude Testament openbaring van Gods heiligheid. N Test. van Gods genade. Het N T geen twede wet Zijn preek over 't Geloof vond hij juist dat niet wel onderscheidend was, met opzicht tot de twee standpunten die de text aangaf. IJver van Prof Vinet te Bazel. Onvruchtbare van het werken der zendeling wanneer zij weder na het Oosten teruggaan. Het Christendom treed van het Oosten na het westen. Boek v Benj Constant voornamentlijk zoo het schijnt ten doel hebbende om de noodzakelijkheid van vrijheid van godsdienst daar het zich ontwikkelend godsdienstige gevoel nieuwe vormen nodig heeft. Schone stukken in de hoo[f]dstukken over het


pagina: 242

Sentiment Religieux. Veel zwakker werk van Charles Coquerel waarin een idée religieuse als maatstaf wordt aangegeven.

Schleiermacher een der eerste die het Christendom in Duitschland weder in aanzien wilde brengen. Zijn werken een overgang of vereeniging tusschen Christendom & wijsbegeerte. De nieuwe gaan veel verder & komen tot het Christendom terug. Over de oorsprong van het kwaad. Vele denkbeelden desweges. Denkbeeld dat gelijk licht & duister het eigenaardige van de zigtbare schepping is er ook een zoodanig Contrast in de geestelijke Schepping moet plaats hebben. Denkbeeld van Schelling dat de ligchamelijke wereld door noodzakelijkheid de geestelijke door vrijheid geregeerd wordt, dat alzoo in God zich vrijheid en noodzakelijkheid vereenigen, en er dies bij hem geen onderscheid tusschen kunnen & willen is. Over die beproeving van de gelovigen, dat zij zoo als Fenelon dat aanmerkt nu en dan het gevoel der nabijheid van God moeten verliezen en zich bloot aan het Geloof moeten houden zonder het genot te hebben der gaven die daaraan verbonden zijn. Deze beproeving wordt echter niet gevorderd dan wanneer de Christen reeds ver vooruit gekomen is. Bewijzen van de Godheid v Christus niet uit enkele texten, maar uit het gehele Evangelie uit ieder der woorden v Christus te nemen. Christus een bedrieger zoo hij geen God was. Kracht van zijn antwoord aan Cajaphas hetwelk met de plegtigheid van eene eed uitgesproken wierd. Kracht van het woord de Sone Gods volgens Joodsche begrippen. Van dien aard waren onze gesprekken die allezins genoeglijk waren. O mogt ik mij toch buigen voor God die mij ook weder deze verkwikking bereidde want het was een genot iemand te vinden, met wie men over de staat der Kerk &C eens met een gerust hart & zonder omwegen kon spreken.


pagina: 243

24 Sept Woensdag

Ik nam afscheid van Bowr. [Bowring] indedaad met een getroffen hart want ik heb den man lief & wenschte zoo hartelijk dat wij ons in het hoogste punt mogten vereenigd zien, gelijk wij dit in sommige ondergeschikte punten zijn. God geve dit.

de Jonge was terug. Hij heeft de charterkamers van de voornaamste brabandsche steden gezien en daarin veel belangrijks gevonden. Zeer veel was er echter in wanorde en dien ten gevolge niet wel natezien. Document van de Regering v Lodewijk den goeden zoon van Karel den Grote. Circulaire te Oudenaarde van de Landvoogdes Margaretha waarin deze zich na de hoeveelheid der tapijt fabrijken getal van bazen & knegts &C op den voet der tegenwoordige nijverheid informeert. Belangrijke stukken te Brugge vooral voor de handel & nog meer bijzonderlijk over die tusschen Brugge & Spanje. Overblijfsels van het Rupelmondsche Archief te Gend waarin zich zeer belangrijke Charters bevinden. IJzeren kist te Gend waarin vooral belangrijke stukken over het Oproer te Gent onder Karel 5. Opmerking v de Jonge dat er in Braband volstrekt geen Nederduitsch gelezen wordt. Plan om door plaatsbeschrijvingen en vervolgens door het geven van Provinciale Geschiedenis in de Landtaal.

Bij v d H [Van der Houven] waren wij gevraagd met de fam Leembrugge. Aan hem mogt ik niets weigeren en vond deze fam. met den Heer Jongkindt die met een der meisjes gaat trouwen en een Heer Rouffaer van Rotterdam. Het gesprek liep over onverschillige zaken, alleen werd er nog al over Nierstrasz gesproken. In de Arnhemsche Courant staat een


pagina: 243

Artikel over Wap waarin gezegd wordt dat deze door het Nieskruid vermoord was, & dat het schande is dat zulk een man benoemd is tot onderwijzer in de Letterkunde.

Men verhaalde ook dat een ander dichter groot Vriend v Nierst. [Nierstrasz] die met een braakwortel bedreigd was door een Prof had laten verzoeken dat men hem van de toediening eener portie welke zijne zwakke gezondheid niet kon verdragen, goedgunstiglijk mogt willen verschonen. Of het waar is weet ik niet, even min of het waar is 't geen men zegt, dat de grond van de verontwaardiging van de schrijver van het Nieskruid daarin lag dat hij gehoord zoude hebben dat N om het lintje had gevraagd. Dit laatste wordt echter door de Vrienden van N. stellig tegengesproken. Hoe vele ijdelheid in de Letterkunde en wij vervallen er ligt in zoo wij niet bewaard worden. Dit een & ander schijnt niet waar te zijn.

Over Polemiten hebben wij niet alleen gesproken maar zelfs heb ik daarover geimp wezentlijk met kracht en zegen. De gehele geschiedenis der Nijverheid kwam er eenigzints in en ik was wel daartoe opgewekt, hoewel ik er weinig lust in de gehele partij gehad had, doch wij weten niet altijd waar wij nut kunnen strooien. Altijd kiezen wij onzen eigen weg. Ik sprak nog al het een & ander met v d H & Jane, en had een genoeglijk herdenken van den dag.

September 25 (Dg.)

Deze morgen stond ik op met een gevoel van dankbaarheid. God bepaalt alles maar hij is liefde. Diepte des rijkdoms het geen wij niet inzien moeten wij vertrouwen. Mogt ik nu maar niet afdwalen en in ijver blijven. Mijne officieele werkzaamheden zijn gering. Mogt ik maar in het rijk Gods werkzaam zijn.


pagina: 244

Wanneer ik zoo hoor van lijden van sommige personen & sommige huisgezinnen, hoe diep moet ik niet beschaamd zijn over mijne ontevredenheid bij de minste kleinigheid die mij tegenvalt.

Nicolet v Nieuw Orleans was heden hier. Reeds drie en een half jaar is het geleden sedert wij hem het laatst bij ons zagen. Zijne zaken schenen zeer goed vooruit te gaan. Het tafreel dat hij mij van de Florida's ophing was geensints gunstig. Het Climaat moet zeer onvoordelig en de geele koorts aldaar verre van vreemd zijn. Met jaren opoffering kan men indien men aan het Climaat wederstand kan bieden veelligt eenig goed gevolg verwachtten doch hoe vele bezwijken niet in een land alwaar nog zoo weinig ontgonnen is, en alwaar de middelen tot vervoer van 't geen men geteeld heeft nog zoo volstrekt ontbreken. Veel sprak ik nog met Nic over Mij en Zeide hij dat het zijne overtuiging volkomen was dat alleen kleine Capitalen in de handel groot konden worden en dat grote daarentegen altijd het gevaar liepen van klein te worden.

Secretn [Secrétan] zeide mij dat de godsdienst tegenwoordig volkomen eene individueele zaak geworden was dat men zoo als het scheen geconvenieerd was om sommige zaken en gevoelens te eerbiedigen, maar dat men de menschen op zich zelven moet kennen eer men over hun godsdienstige gevoeles eenig oordeel kan opmaken.

Gerrit heeft een dikke wang en zit daar naast mij te lezen even als ik vijfentwintig Jaar geleden zat te lezen. Vijfentwintig jaar en wat heb ik nog geleerd in wereldsche dingen & in hemelsche. O mijn God laat mij toch een wijs harte bekomen.


pagina: 244

Ik studeerde in de Asiatic Journal en las mijne Vrouw met genoegen uit vorige aantekeningen voor!

Sept 26.

Mijne betrekking met Steven is mij eenigzints tot beproeving. Ik heb nog al veel gedaan om hem te gemoet te komen en vinde dat hij mij wat negligeert, doch God zal dit ook ten beste leiden.

Met veel genoegen de Archives v July & Aug gelezen. Die twee stukken. Du mérite des bonnes oeuvres en den liber arbiter zijn waarlijk met kracht en overtuiging geschreven. Veel genoegen deed het mij om dit stuk zoo goed behandeld te zien. Het vermeerdert het licht bij mij, hoewel er hier en daar nog wolken hangen.

O hoe weinig offer ik nog op. Hoe zoek ik nog mijn gemak & genot in alles.

Rappard gesproken. De Notulen van het Consulté[?] van Oorlog in 1795 gevestigd gezien. Beginnen met een aanspraak waarin het volk aangemaand wordt God de eer te geven en de vaderlandsche deugden natevolgen. Gezien de Lijst waarop toen al de officieren hebben moeten tekenen en waarbij zij een voortdurende afkeer hebben moeten zweeren aan het Stadhouderschap de Aristocratie het Federalisme en de Regeeringloosheid

de Jonge gesproken. Veel verhaalde hij van de voorbeelden van bijgeloof die hij op zijn reisje vooral te Brugge & Kortrijk gezien had, en hoe de mensch daar kruisgewijze geknield lagen voor de akeligste poppen & schilderijen. In Gend en Antwerp vindt men dit veel minder.

Aan Messchert openhartig geschreven over verscheide zaken zonder een zoodanige openhartigheid kan zulk een Correspondentie geen nut opleveren.


pagina: 245

Wiselius zendt mij de twede druk van zijne Staatkundige verlichting. Ik moet er dies op antwoorden en dit zal nog al moeilijk zijn. Ik hoop het maar kort te doen & zonder te tonen dat ik het met zijn boek eens ben.

Reuvens verhaalde mij dat Seyffarth & Champollion het ontrent de uitlegging der Hieroglyphen in de hoofdzaak eens zijn.

De Russen schijnen door den moed der Turken en ziekten verhinderd te worden, om verder voort te rukken en de Balkan schijnt op nieuw de grens hunner togten te zijn. De fransche expeditie is in Morea ontscheept; de jonge koningin van Portugal wordt te Falmouth verwacht. Columbia is zonder orde of crediet Bolivar wil Simon 1 worden.

Sept 27.

Ik las het vierde boek v Esdra's, een zonderling boek. Heerlijke beschrijvingen komen er in voor en treffende aanmerkingen. Ik kon niets over het boek zelve vinden. Secrétan had er mij van gesproken. Het trof mij zeer eenige uitdrukkingen in hetzelve te vinden die ook in het nieuwe Test zijn.

Deze morgen las ik de Archives waarin het leven van den Jonge de Staal dat mij trof. Ik had een hartelijke wensch om werkzaam te zijn in het rijk Gods zoodra mij enen weg geopend wordt. Mijne dagen vliegen daarhenen en hoe ijdel dikwijls.

Aan het Bureau drukte tijdingen v Batavia. Nu komen weder de veilingsweken.

Een hartelijke Visite van Prof Tidemann [Tydeman]. Constant Dirckinck wenscht een plaats en wil trouwen. Hij kan in Denemarken geen bestaan vinden. Nu wil hij iets over de Deensche Mythologie uitgeven. Zijn vader is gestorven.

Bild.[Bilderdijk] heeft weder de broederhand aan Tidemann gegeven en hem een hartelijken brief met kristelijke ootmoed geschreven.


pagina: 245

Het baart opzien dat Bild.[Bilderdijk] zoo dikwijls in den Argus met lof wordt aangehaald.

Een boek van een zekere le Jeune over de talen viel mij in de hand. Dit moet een zeer geleerd mensch zijn die hier op een bureau werkzaam is. Ik heb lust dit werk in overeenstemming met andere werken over de taal te lezen, & daarbij aanmerking te maken doch laat mij steeds denken dat dit alles bijwerk is.

In de loop van deze week had ik veel reden tot dankbaarhd. Nu en dan gevoelde ik mij daartoe opgewekt. Ik had oogenblikken van geestelijke neerslachtigheid, doch ook vele vooral in de laatste dagen van opwekking.

De werkzaamheden waren niet zeer druk, ondertusschen bragt iedere dag het zijne mede. Het heerlijke weder gaf nog aanleiding tot veele aangenaam genot.

Gerrits ongesteldheid verhinderde veel oefening met hem.

Van de ochtenden had ik weinig gebruik stond meest te laat op. Mijn advisaria hield ik trouw bij. Lezen deed ik veel, minder dan ik gedacht had te zullen doen. Aan Neander kwam ik niet.

Drie avonden waren bezet. Zondag bij de Bosscha's. Dingsdag zeer genoeglijk met Secrétan. Woensdg bij Van der Houven. Van de overige was er één aan de Asiatic Reviews, een aan de Archives en voorts aan het voorlezen aan Caroline gewijd.

Van Bowring nam ik afscheid. Nicolet, Tidemann [Tydeman] en eenige andere zag ik. Wap leerde ik kennen.

Briev. schreef ik aan Messchert, Amerhoff & eenige andere doch ontving er zeer weinige.

Het huislijk leven met Lina was aangenaam doch de kinderen nog al druk. Veel dat ik wilde bleef ongedaan. Aan vastheid ontbrak het mij in vele opzichten.


pagina: 246

Zondag 28 Sept.

Een nieuwe week. Mogt ik dezelve ter eere Gods doorbrengen en niet zoo dikwijls door allerlei zaken afgeleid en verleid worden.

Gister avond las ik nog een articul in de Ed. Rev. N. 94 the Romance of history genaamd, waarin een overzigt vervat was van 't geen in de voornaamste historieschrijvers van vroeger of lager tijd uitmunt & ontbreekt. Zelden las ik iets dat, hoewel ik vermeen in sommige opzichten van den schrijver te moeten verschillen zoo rijk in denkbeelden, zoo krachtig in uitdrukking is. Het komt mij voor dat het van dezelfde hand is als het artikel over Machiavelli en dat over Milton in vroeger nommers. De lezing van een zoodanig goed geschreven en goed gedacht stuk in Proza is voor mij eigentlijk een hoger genot dan van Poezy dewijl daar meer omslagtig schijnt en meer aangelegen om Effect voorttebrengen.

Ik begin heden den dag met mijne kinderen. Gerrit hoort met veel lust in de bijbel lezen. Er ontbreekt mij nog de eenvoudigheid in de uitlegging.

Het trof mij in 2 Sam 5 v 2 te lezen dat de Oudsten Van Israel met David die toch reeds door Samuel gezelfd was een verbond in het aangezicht des Heren sloten en toen hem tot Koning over Israel zalfden. Dit geeft toch eenigzints het denkbeeld eener Constitutie die echter nimmer op de Souvereiniteit des volks gegrond kan zijn. Het beginsel blijft vast dat de magt uit Gode is maar dat de uitoefening dier magt geschieden moet volges


pagina: 246

wetten, en waarom zouden deze wetten niet met overleg van het achtbaarste gedeelte der natie kunnen geschieden. Wij vinden dit nergens, en integendeel in de landen daar God de meeste Christenen zend vinden wij dat een dergelijk soort van overeenkomst en wetsbepaling voor de uitvoerende macht plaats heeft. Een stelsel kan ik van dit alles nog niet opmaken. Het is gelijk in alles de vereeniging van eene middelijke en onmiddelijke werking van God. Despotismus, willekeurige magt ligt niet in de weg van God, volksoppermagt nog minder. Er is dies een midden dat gevoel ik maar ik kan het nog niet ontwikkelen en het zal mij misschien gegeven worden, wanneer ik van alle menschenvrees ten dezen vrij ben.

Bij Molenaar hoorde ik een zeer gezegende preek (over de genezing van den Geraakten die op het beddeke nedergelaten wierd door Christus). Deze wierd dan voorgesteld als de Vergever van onze Zonden en de noodzakelijkheid voor allen om door hem vergiffenis van Zonden te verkrijgen. Krachtig en bemoedigend was deze toespraak. De voordragt was eenvoudig, en hartelijk en ik was indedaad met veel stichting ter kerk. Jammer maar dat wanneer mijn gevoel getroffen wordt ik te veel mede ga zonder dat mijn verstand den juisten indruk behoudt waardoor ik naderhand minder het geheel terug kan geven aan anderen.

'S avonds bij Bosscha genoeglijk doch hun aannaderend vertrek werpt toch een zekere sluier op onze tegenwoordige bijeenkomsten die nu zoo veel doellozer als voorheen schijnen. Wij menschen moeten altoos op iets sturen 't geen ons voorkomt geen einde te hebben.


pagina: 247

Maandag 29 Sept.

Ik stond tamelijk bedrukt op, daar Gerrits wang nog erger was, en men ons verhaalde dat hij puisten of blaren over het gehele lijf had, die zich tot zweeren schenen te zetten. Bij de komst v Mirandola [Mirandolle] helderde zich dit toch bijzonder op. Ik gevoelde mij getroffen en innig dankbaar. Gister had ik ingezien hoe door Gods genade zoo vele gevolgen van mijne zonden niet tot uitwerking waren gekomen.

Zeer verheugden mij twee brieven van Messchert en Steven. In die van Steven vond ik veel dat mij bijzonder aangenaam was, en zag ik zijn hart weder geheel geopend. Over Bowring schrijft hij zeer belangrijk.

De ochtend was zeer bezig. V d H [Van der Houven] vertrekt morgen na Antwerpen. Ik had veel te doen en dit geeft toch een veel groter veerkracht, dan wanneer men zo na het werk moet zoeken.

Ik had Messchert in zijn vorigen brief niet begrepen. Zoo bij hem het verstand wel eens het gevoel vooruitloopt, bij mij vindt veelal het tegenovergestelde plaats.

De aanval op Wap in de Arnhemsche Courant is sterk & ongeoorloofd hevig Aan den lasteraar v Nierstrasz. Men heeft Vondel willen naäpen. In de beoordeling van deze zaak moet ik voorzichtig wezen.

Mess. schrijft belangrijk & liefderijk over Van der Hoop, T. Goede[?] en V L B [Van Limburg Brouwer. Het is een grote zegen voor mij zulk een vriend te hebben.

De jonge koningin v Portugal is te Falmouth aangekomen. Er is een nieuwe kampvechter opgetreden om Molenaar tegen Verwey te verdedigen.


pagina: 247

Sept 30

Gister avond gelezen in de Canton Register en de elendige regeering v China nog nader leren kennen, toen uit Neander over de vorming van het leerstelsel over de Drieeenheid zeer belangrijk. Het practisch nut van dit gewigtig leerstuk ziet hij juist in. Misschien stelt hij alle de opponenten te veel als ter goede trouw.

Heden morgen weder een brief v Mess [Messchert] over de Geesten, Magnetismus &C. Dit is ook mijne overtuiging doch ik vrees veel daarvan te hebben aangenomen zonder genoegzaam onderzoek. Dat Lavater ook gemagnetiseerd had, was ik vergeten.

De winter schijnt reeds te nadren. De Maand September was heerlijk & liet niets te wenschen overig. Nu wordt het ruw herfstweêr.

Deze avond was ik regt goed gestemd. Ik las Neander weder & ook het een en ander na in andere Brochures waaronder in de Moise sans voile waarin ik nu veel las dat mij beviel, doch het is een boek voor weinig menschen.

Bilderdijk heeft roozen uit den tuin van Sadi gegeven. Veel aardigs is in dezelve, doch ook veel rozen die geene bijzondere geur hebben.


pagina: 248

[leeg]


pagina: 248

[leeg]


pagina: 249

leeg.


pagina: 249

October

1. Woensdag.

Recapitulatie van vorige dingen aan de Mij. Ik las nog stukken van Cénie. Het is mij als of dit al ten minsten tien à twaalf jaren geleden is, en het zijn nog maar een paar jaren. Van Cenie wordt altijd als was gesproken. Hoe zal het gaan als het weder eens is zal zijn. Doch dan zal God zorgen.

Hoe veel geduld moet men nog bij de kinderen hebben. Hoe ontbreekt het mij daaraan.

'S avond bij Rappard ik had gedacht zeer famillair daar te zijn doch vond er eenige menschen waaronder de jonge Mouton die met de zending van den Generaal Van den Bosch uitgezeild is & nu gelukkig wederkwam. Hij scheen mij een zeer geschikt mensch. Het geen mij het meeste belang inboezemde was dat hij verhaalde van St Eustatius dat daar nog al een soort van welvaart was en dat dezelve na de nieuwe verordeningen reeds aanvankelijk had toegenomen. Te Saba waren zeer weinig huisgezin[nen], doch deze voelden zich volkomen te vreden en hadden gevraagd of men zich maar niet met hen wilde bemoeien, dat zij in niets verandering wenschten. De behandeling der slaven was hem in het algemeen bijzonder toegevallen, als ook het Climaat te Suriname mits men zich voor de middaglucht hoedde. Van Bolivar had Mouton op Curacoa al zeer ongunstige berichten gehoord ook wegens zijn Capaciteiten.


pagina: 250

Oct 2.

Het lag mij op het hart dat daCosta & Bowring geene aangename bijeenkomst gehad hadden. Ik stelde mij voor dat wanneer zij eerst in de lagere dingen met elkander vertrouwelijk geworden waren zij misschien in de hogere eenigzints elkander zouden hebben kunnen begrijpen maar indien eens het hoge woord er uit was, wist ik ook dat zij elkander niet verstaan konden. Ware het nu anders geweest zoo had ik vroeger bericht gehad. Maar ziet daar ontving ik nu de brief v Bowring waarin ik dit alles duidelijk zag, hoe het tusschen hen gelopen was. Hoewel B's argumenten niets nieuws hadden zoo schokte mij toch deze brief zeer sterk en ik had geen rust voor dat ik dezelven beantwoord had. Ik gevoelde wel strijd, maar meer strijd om mij zelven mijne begrippen in eene duidelijke orde voortestellen dan om tot B's gevoelen overtegaan, daar ik duidelijk inzag dat ik dan of den gehelen Bijbel moest wegwerpen en mijne openbaring uit een andere bron putten of dat dezelver argumenten bleven bestaan. Zulk een strijd is niet aangenaam. Ziel en ligchaam beide worden geschokt doch God verlaat ons niet. Ik gevoel dat het mij gaat gelijk het de Kerk in hare geschiedenis gegaan is, dat juist die oppositie van beide kanten dikwijls moet strekken, om voor mij zelve de zaken waar ontrent ik slechts een algemeen geloof had met meer duidelijkheid te ontwikkelen.

De brief was nu geschreven, en mijn hart van dien kant gerust, doch nu komt weder een twede verzoeking


pagina: 250

en men schijnt ons in het oor te fluisteren dat wij met zoodanige begrippen niet leven kunnen in de zamenleving dat wij alle menschen bijna als verloren moeten aannemen & duizenderlei Sophismen meer. Hebben wij echter niet Christus & de Apostelen. Heeft Paulus niet gewandeld in het geloof van alle deze dingen en toch met alle bescheidenheid, met alle liefde. Laten wij op zijn gedrag op het schip zien en beschaamd zijn. Tegen de gelovigen spreekt hij als uitverkorenen maar tegen die welke nog geloven moeten begint hij uit de dagelijksche dingen en klimt tot de hogere op. Dit zij ons voorbeeld.

Margo is veel te veel ingenomen met B. [Bowring] hoewel ik mij wel verbeel dat wanneer men in het hoogste geen tweespalt met hem gevoelt men het zeer met hem eens kan zijn.

Dat Claude en hij malkander niet zouden bevallen kan ik mij duidelijk verbeelen. Bow. heeft voor Claude te veel ziel, te weinig toon & fashion, te weinig purismus. Claude is voor Bow. te veel de copij van een Aristocratische Engelschman.

Van de Houven is te Antw alwaar men onze veilingen nog al schijnt tegen te werken.

Varkevisser had ons oesters gezonden. Dezen moesten dien avond geconsumeerd worden, en nu verzocht ik behalve Bosscha die zijne zuster die bij ons was, kwam halen Huet en zijne vrouw, bij wie juist Pennis v Amst gelogeerd was. Deze Pennis was die geen die vroeger inspecteur was voor alle de goederen die na O I & China verzonden wierden en die gaarne dien post ook bij ons had behouden. Het was


pagina: 251

een goed praatachtig Amsterdammer die veel van den ouden tijd verhaalde toen de handel in wollen stoffen te Amst zoo geheel anders was als thans, doch bekende hij echter nooit een tijd beleefd te hebben waarin men niet klaagde.

Met verwondering vernam ik heden dat Doeff die thans waarlijk niet te heldhaftig is, in 1795 of een der volgende Jaren aan het hoofd dier woedende Kanonniers gestaan had, die alles willen removeeren en met de sabel in de vuist het Stadhuis opdrongen.

Oct 3

Stille dag. St.[Steven] meldt mij de verhoging der Graanprijzen en de verkoop van een onzer oude partijtjes. Zoo ondankbaar is de mensch dat ik toen het eerst dacht op hetgeen niet verkocht was. Hoe beschamend zoude de uitkomst voor mij zijn, indien eens alle die duistere zaken uit de weg geruimd waren.

Van der Houven is terug. Hij heeft weder ontzettende dingen van C [Cénie] en van M gehoord. Hoe moet het met de eerste dezer menschen nog aflopen.

In Engeland nemen de zaken van Ierland eene zeer dreigende houding aan. Legers van 20 à 30/m man zonder wapenen trekken door de steden. Over de Blokkade v de Dardanellen wordt ook veel gesproken. De fondsen zijn 2% gedaald, de granen 10 [?] in een dag te Londen gerezen. Ik houde het nog voor speculatie en zie geen reden tot zulk een rijzing geleezen in Neander over de Kerkvaders. Tegen dC denkbeelden van de geheel letterlijke onfeilbaarheid der texten kwamen bij mij bedenkingen op.

Ges aan Chavannes misschien wat stijf. Hoe weinig natuurlijks is er nog in ons als wij over onze geestelijke mensch schrijven.


pagina: 251

Oct 4.

Mess. [Messchert] schrijft weder uitvoerig over het wezen van het Christendom & ik geloof dat hij gelijk heeft, hoewel ik de zaken minder scherp of liever minder vast zou uitdrukken. Bij hem komt het wel uit een opregt levendig beginsel.

De rijzing in de Granen is zeer sterk. Men heeft te Amst tot ƒ30 à ƒ50 meer dan voor een paar dagen betaald. Dit kan dunkt mij zoo niet duuren ik zie er geen reden voor. Ik verzocht Steven om zoo veel het mij aanging opteruimen.

Men schijnt met klem van taal zoo het voorkomt in het Adv blad tegen de wijze van Conversie der Amsterdamsche schuld te schrijven en dit voor eene onregtvaardigheid te houden.

Het nieuwe zoogenoemd intermediaire school dat hier te 's Hage opgerigt wordt neemt kinderen van 11 Jaar aan, waartegen de Schoolmeesters sterk opkomen, daar zij vermeenen hierdoor tot kinderschooltjes teruggebragt te zijn.

Dat wist ik niet dat de Granville's in 1813 geprotesteerd hadden tegen de hulp die Engeland hier tot het oprigten van een koningschap verleend had en de ongegrondheid der Basis waarop de Souvereiniteit was opgerigt.

Te Curacoa heeft men met veel kosten een onwinbare vesting gesticht. Jammer maar dat er tweeduizend man Garnisoen nodig zijn om deze vesting te verdedigen en dat alle leeftogt & zelfs dikwijls het water aldaar gebragt moet worden zoo dat men ook hier zeggen kan Cui bono.


pagina: 252

De Rhijn W I Comp heeft 20 pc van haar Capitaal afgeschreven doch troost de deelhebbers met de dividenden en de Intresse die zij reeds ontvangen hebben.

Oct. 5.

Dezen dag geheel afgezonderd geleefd. Het was het eerste avondmaal dat ik in de toekomende week hoop bij te wonen. Daarbij had ik roos en besloot dus te huis te blijven. De dag vloog om.

Caroline had weder een brief v Margo waarin zich deze met een nieuw enthousiasmus ten tweden male over Bowring uitliet. Ik achtte mij verpligt hierover iets aan haar te schrijven daar ik nu juist het gevaarlijke van den invloed van Bowr. in het Godsdienstige meende intezien. Ik schreef er vrij lang over. God geve dat het op een goeden bodem kome, doch het is pijnlijk iemand een ideaal af te nemen.

'S avonds in den Sleutel op het Heimweh gelezen, 't geen veel belangrijke wenken bevat. Ik zoude gaarne Kruisridder worden en zie ondertusschen hoe veel mij nog ontbreekt en hoe zwak ik nog met opzigt tot de beproevingen ben. Heden bij den brief v Margo stond het mij zoo duidelijk voor oogen wat ik had kunnen zijn en vond ik het nog al eene opoffering. O moeten wij niet alles kunnen opofferen ter liefde van hem die zich voor ons heeft opgeofferd.

Mijn innerlijke strijd en nadenken adsorbeeren mij te veel bv aan tafel en dat is niet goed. Ik kan dan voor de kinderen niet zijn wat ik wilde.


pagina: 252

Oct 6. Maandag

Begonnen te lezen in Neander's Chrysosthomus. De stijl vrij wat gemakkelijker dan van de Kirch Geschichte maar ook langwijliger.

Stev.[Steven] schrijft over de Granen. Mogt ik nu deze zaak geheel aan God kunnen overgeven, terwijl ik van mijnen kant alles doe om de afloop te bespoedigen. Ik zie er nog geen afloop van te gemoet verlangde het ondertusschen gaarne.

Zal ik na Amst gaan & de waarheid verkondigen. Hoe veel zwakheid heb ik in vele oogenblikken.

'S avonds bij Bosscha alwaar ik in een boek getiteld Godsdienst deugd &C een heerlijk brok over de laatste ziekte van Boerhave vond en zijn Christelijke ondervinding & heldenmoed.

Toen kreeg ik een aanval van mijn gewone kwaal en kon bijna niet spreken de gehele avond.

Groot is het gewigt der politieke tijding, Toenemende onlusten in Ierland. Engeland schijnt de Blokkade der Dardanellen te erkennen. Men beschuldigt haar hiervan als van eene lafheid.

Oct 7. Dingsdg

Een dag van innige dankbaarheid mij weder zoo wel te gevoelen en ook een dag van zegen in 't geestelijke. 'S ochtends was ik werkzaam 's avonds gevoelde ik mij al zeer genoeglijk. Ik schreef aan Henry, bedankte Wiselius voor zijn boek en schreef ook weder aan Dom Kersten. Moge deze Connectie voor ons beiden goed zijn.

'S avonds deed ik eene Visite a Scholten [Van Wesele Scholten] , hij is regt


pagina: 253

hartelijk & zijn onderhoud belangrijk als hij maar niet op de Grieken & Russen komt. Hij is gelovig voor zich zelven doch er is geen eenheid genoeg in den man.

Ik wilde le Jeune extraheer[en] en kwam op ontwikkeling van eigen gedachten over vele onderwerpen waarontrent alles toch nog niet helder bij mij is.

Oct 8 Woensdag.

Ik was op de Audientie en sprak er velen. Wap vertelt dat Kheck die allerlei dwaze godsdienstige brieven rond brengt met Brieven v Bilderdijk & daCosta pronkt, en thans bijna gek is. Er moet eerst toch iets goeds in dezen man geweest zijn doch de kinderen des duisternis zijn verstandiger als de kinderen des lichts. De eersten zouden zich zoo spoedig niet compromitteeren.

Bosscha bedankt voor zijne benoeming. Jongkindt en Chijs hadden dissertatien, de laatste eene over het Geographisch gedeelte van de togt v Alexander volges Amianus[Ammianus] 't geen nog al nazoeken vereischt moet hebben. Reuvens was er ook, en had niet veel nieuws gevonden.

Mijn gesprek met den Koning betekende niets en als privaat persoon schijnt hij mij nog te kennen en nog te apprecieeren. Dit is zeer onaangenaam voor mijne eigenliefde en toch zeker goed voor mij.

Ik wilde le Jeune weder geheel extraheeren, doch waartoe[,] dit is mij niet nut, laat ik alleen optekenen 't geen mij treft. Ontrent de Openbaring is hij niet direct vijandig, doch het leidt er toch door Analogie toe. Met het Oude Testamt de middel van conversatie, de historie van de punten ben ik niet genoeg bekend. Stilling heeft gelijk. Wie Creuzritter wil worden (een zwak riddertje ben ik nog) moet ook in de wetenschap gegrond worden om te kunnen wederleggen doch ad aperturam vallen alle zwarigheden niet weg.


pagina: 253

Oct. 9

De dag was stil de uitslag der Theeveiling is bekend en moet als ongunstig beschouwd worden. De koning schijnt de zaak van het te vrezen verlies nog al luchtig op te nemen. Men doodverft den generaal v den Bosch als Gouverneur Generaal v Neerlands Indie. Er wordt eene Commissie voor de Marine benoemd.

'S avonds een soort van Inleiding voor de Geschiedenis van ons land na 1813 geschreven. 'S avonds de Van de Houvens, de drie oudste meisjes bij ons. Belangrijk gesproken ook over godsdienstige onderwerpen.

Oct 10

Grote zegen gaf mij God heden, hoewel ik weder eenig zints innerlijk opvliegend bij een paar gelegenheden was, en mij weder deze dagen op een & ander betrapte dat geenzints liefderijk was.

Capadose schreef gul. St[Steven] meldde mij de goede tijding dat er weder een parijtje van de oude zaken gevlogen was.

Bog[Bogaerts] nodigde mij tot het waarnemen eener spreekbeurt.

'S avonds bij Molenaar met veel genoegen ter kerk geweest over 1 Cor. 11 v 23. Het was zeer opwekkelijk, geleidelijk & practisch. Zonderling is het hoe juist diegenen die de leer verkondigen dat God in ons het willen en werken werkt ook degenen zijn, die ons het best practisch leeren hoe wij onze eigene zaligheid kunnen werken. Hij schetste het avondmaal als het blijk van de voortdurende invloed


pagina: 254

van Christus op zijne Gemeente van zijne voortdurende betrekking met dezelve. Van daar dan ook het grote gewicht dezer instelling die de Apostelen zelve nog niet begrepen toen zij door Christus ingesteld wierd, & het onderwijs dat Paulus onmiddelijk desweges van den Zaligmaker had ontvangen gelijk hij dit dan ook in dezen text bepaaldelijk getuigt. Dit was dan het geen dat wij volges M. [Molenaar] aan de tafel des Avondmaals moesten zoeken de gemeenschap met Christus die daar indedaad aanwezig was. Wij moesten weten of wij wilden dat hij met ons Avondmaal zoude vieren en wij met hem. Het was niet genoeg historisch terug te zien op het lijden voor Agtienhonderd Jaren door Christus geleden maar om hem teves thans in zijnen verheerlijkte toestand te beschouwen, ons de vruchten van dat lijden toeeigenende. Het was der halve niet genoeg de tafel te naderen met eene stemming door gebeden & overdenkingen opgewonden, en geheel in zich zelven gekeerd om op deze wijze ons Avondmaal te vieren maar wij moesten er komen met eene stemming geschikt om de troost de kracht alle de gaven te ontvangen die Christus ons zoude willen geven, en om de stem te horen die hij daar voor ons hart hoorbaar zoude maken en de uitdeeling der tekenen te ontvangen die hij als bewijs van zijne tegenwoordigheid van zijne voortdurende genade uitdeelt. Eenige denkbeelden over de ware practische voorbereiding niet door overdreven naauwgezetheid maar nog minder met achteloosheid waren hartelijk & de voordragt der vragen treffend. God verhore zijn gebed. Veel is mij duidelijk geworden dat mij


pagina: 254

in de laatste Avondmaalsvieringen voor de oogen schemerde. Mogten wij onzen Zaligmaker aan den tafel des heeren vinden en daar voorbereid worden en uitgerust met kracht tot onze voorgenomen reize na Amst. op dat wij daar door zijne Genade Kracht mogen vinden om met Kristelijke wijsheid maar tevens met Kristelijke moed de waarheid waarin God ons onderwezen heeft niet ongetrouw te worden.

Oct 11 & 12

In vele opzigten waren deze dagen gezegend, en hadden wij kalmte om te kunnen erkennen hoe veel God naar ligchaam en ziel voor ons gedaan heeft. In vele kleinigheden en bijdingen ging het beter dan voorheen doch hoe veel ontbreekt mij nog. Ik ben wel innig overtuigd dunkt mij van de waarheid der zaken die mij verkondigd worden doch ik ben niet doordrongen genoeg maar te koel & heb te weinig behoefte.

Goudz [Goudzwaard] had mij een brief toevertrouwd dien hij aan zijn oude dove maar godsdienstige moeder over zaken des geloofs schreef & wenschte mijn gevoelen daarover te vernemen om te weten hoe ik dit inzag, daar hij juist zich verwonderde dat ik na Molenaar in de Voorbereiding kon gaan.

Ik las met aandoening & stichting de brief aan zijne moeder & schreef hem openhartig over een & ander 't geen met het lezen in den Bijbel en het herlezen van mijne optekeningen bij vroegere avondmalen onze Zaturdag avond innam.

Bij Secrétan hadden wij Zondag ochtend eene krachtige preek uit het standpunt van eenheid tusschen Oud & Nieuw Testament. Zijne aanspraken aan tafel waren


pagina: 255

indedaad treffend. Nu eens herinnerde hij aan het verbond tusschen God & het Israelitisch volk gesloten waarbij het volk zijne toetreding aan de wet te kennen gaf, dan wees hij op de noodzakelijkheid onze harten met het bloed van Christus te besproeien gelijk de Israellers bij het voorbij trekken van den wraak Engel aan de posten hunner deuren met het bloed des Paaslams hadden moeten doen, dan toonde hij Christus als de goede herder die het verloren schaap opzoekt, en op zijne schouders neemt.

Deze aanspraken deden mij eene goeden indruk ik was vol van eerbied en vertrouwen, doch hoe veel meer helderheid had ik nog kunnen hebben, hoe meer innig gevoel van het heerlijke het Goddelijke van de plegtigheid had ik nog kunnen hebben. Dit toch is genade dat ik deze plegtigheid als eenen pligt pleegde bij te wonen, en dat ik nu meer en meer begin intezien hoe de Christen daarna verlangt, hoe het hem eene hoge zaligheid is aldaar te mogen verschijnen. Ik pleegde deze plegtigheid te beschouwen als waar alles van den mensch moest komen nu begin ik te zien hoe aldaar alles van God komt. O ik gevoel hoe vele dingen door Gods genade mij zelven nog duidelijker moeten worden en hoe ik dikwijls in voorbarigen ijver vooruit ben getreden daar waar zulks nog niet genoeg op vaste grondbeginselen rustte. Liefderijke God, o versterk mij, wees mij nabij, stem mijn hart tot nederig, tot aanbiddend, tot blijmoedig geloof. Mogt ik toch alles met opzien tot u mogen doen. De inwendige bitterheid moet geheel verdreven worden.


pagina: 255

Leerrede van Secrétan bij gelegenheid van de Avondmaalsviering op den 12 Oct 1828.

Text 1 Pet. 3 v 16 Want Christus heeft ook eens voor de zonden geleden, hij regtvaardig voor de onregtvaardigen.

In de Geschiedenis vinden wij de bewijzen dat die zaken die wij als waarheid geloven zulks indedaad zijn, daar men alleen door deze waarheid de daadzaken die wij in de Geschiedenis vinden, kunnen oplossen. Merkwaardig is de bijzonderheid dat men bij alle volkeren offerhanden en zelfs bij de meeste volkeren behalven bij het Volk Gods menschlijke offerhanden vindt. Deze laatste offerhanden door de Wet v Mozes op doodstraf verboden. Wij vinden dezelve ook dan alleen bij de Israeliten wanneer zij van de waarheid afwijkende tot de afgoderij over gingen, en de gruwelijke eerdiensten der volkeren die hunne naburen waren aannamen. Denkbeeld dat de geschiedenis der offerhande van Abraham, behalven deszelfs hoge betekenis met opzigt tot de beproeving van Abraham, en de prophetische voorspelling van Christus ook in den middelijke weg het doel gehad hebben om te toonen dat God geen menschenbloed maar alleen het offer van den ram verlangde.

Hoe hoger wij in de geschiedenis opklimmen wij vinden overal offers, zonder dat ergens eenig gewag van derzelver eerste uitvinder gemaakt worde. Reeds bij de eerste zonen van Adam, vinden wij dezelven en daar zij dit niet buiten kennis van Adam gedaan hadden, schijnt dat reeds eene openbaring aan den Vader aller menschen aanleiding tot de eerste offerhanden gegeven heeft.


pagina: 256

Wettelijke instelling der offers in den dienst van Mozes, die de schaduw was der dingen die komen moesten.

Belangrijk is het derhalven deze offerhanden te beschouwen in betrekking met de offerhande van Christus sedert wiens dood de offerhanden afgeschaft zijn. Men vindt hier drie punten van vergelijking:

1/ de erkenning van schuld en de behoefte aan Verzoening

2/ de openbaring van de regtvaardigheid van God die de bezoldiging van den dood op de zonde gesteld had

3/ de prophetische Voorafschaduwing van het volbrengen der Verzoening door het offer van Christus.

De erkenning van schuld lag in het offer voor den Israeliet. Hij legde zijn hand op het hoofd van het offerdier om te toonen, dat hetzelve het beeld was van de schuld die op den offeraar zelven lag.

Zonder blijk van heiliging en Godsvereering was echter dit offer op zich zelven niets en de Profeten ijveren overal tegen het opgekomen denkbeeld als of God behagen schepte in deze offerhanden & of dezelve hem wezentlijk op zich zelven welbehaaglijk konden zijn.

Het offeren was een zegen voor de geene die het mogt doen, gene zaak om God te behagen.

In het Zoenoffer van Christus vinden wij dezelfde hoofdzaken weder. Wie den regtvaardigen aan het kruis ziet hangen erkent dat alleen op eene wereld van zonde, de regtvaardige tot vervloeking kan worden.

Christus op de wereld komende moest sterven daar hij een aardsch ligchaam had aangenomen, en alles wat van nature tot de aarde behoort aan den dood onderworpen was.


pagina: 256

In Christus is ons volmaakte Zoenoffer volbragt geworden. Door de Wet te voldoen, heeft hij de wereld weder met God in betrekking gebragt. Door zijne Opstanding heeft hij getoond dat hij de laatste vijand overwonnen had. De dood is nu voor den gelovige geen vloek meer, want in Christus heeft hij het eeuwige leven.

Bij de Israeliten mogt niemand van het bloed van de Offerhande gebruiken want de schuld lag op hetzelve dewijl de Offerhande alleen symbolisch was en niet zoodanig dat zij indedaad de zonde weg kon nemen. Christus daarentegen was eene volmaakte offerhande en van daar zegt hij ook dat men zijn vleesch moet eeten zijn bloed moet drinken, dat is niet ligchamelijk drinken maar het geestelijk beginsel dat in hetzelve is voedt ons daar het ons de kracht geeft om de zonde te overwinnen.

De instelling der wet was prophetisch was voorafschaduwend. Wierd niet Mozes de grootste der Profeten genoemd en is het niet in dat geloove op de herstelling in Christus dat de aartsvaders gestorven zijn.

Ik schreef dit bovenstaande eerst een dag naderhand op toen om dus te spreken de bloem van de denkbeelden reeds weder verstorven was. De preek was vooral krachtig uit hoofde van de overtuiging die er in heerschte van de overenstemming tusschen het O & N Testament iets 't geen weinigen thans duidelijk is, & 't geen intusschen zulk een helder uitzigt opent.


pagina: 257

Zonderling is die verleiding tot zondige denkbeelden op dagen van meerder godsdienstigheid. Zij zijn mij minder habitueel maar zoeken mij te verrassen zoo eens in een oogenblik. 'S nachts had ik nog een onzuivere droom met beelden waarin ik nooit gedacht had! Het is toch zeker nog ene geheime trek die in mij zit. Ja in vele kleinigheden gevoel ik dat ik de zinnelijke driften nog niet vernietigd heb maar wel overwonnen. God zij met mij op dat die weer niet vroeg of laat eens losspringen.

'S middags bij Chaufepié over 1 Petrus 4 v 1. Hij gaf hiervan eene andere lezing daar die welke in de text staat moeilijk te verstaan was, en gaf eenige denkbeelden over het zien op lijden van Christus en ons lijden die wel goed waren, doch de preek was niet bijzonder opwekkelijk en ik verlangde dat dezelve gedaan mogt zijn, daar ik 's ochtends gaarne gezien zoude hebben dat dezelve nog langer geduurd had.

Aan Bosscha schreef ik eenige regels tot afscheid, en wij waren genoeglijk dezen avond nog bij elkander. Zeker wierp de aanstaande scheiding eenen zekeren nevel op onze betrekking doch zoo ik in Geloof en vertrouwen afscheid van hem neem, zal God er ook in voorzien, dat het ons hier niet aan toespraak ontbreken zal. Bosscha is drok aan het inpakken en zijn vertrek nadert met rasse schreden. Hij is een opregt edel mensch. O heb ik nog meer genade als hij ontvangen, mogt ik er dan toch aan beantwoorden. Sints mijne komst hier is niets gebeurd dat zoo veel verandering in mijn leven zal maken als dit. Ik zal veel aan hem verliezen. Het is de eenige Vriend hier die mij in mijne kindscheid kende en die om dus te spreken mijne Vrienden te Amst en dezen alhier aan een schakelde. Doch als God wil, zal ook dit tot ons beide[r] nut strekken.


pagina: 257

Maandag 13 Oct. 1828

Met ijver ging ik de wereld weder in, & spoedig bemerkte ik hoe zwak ik nog ben. Ik betrapte mij op schroom om voor de wereld over de zaken des Geloofs uittekomen, op ligtgeraaktheid overijling & ongeduld. Meest herstelde ik mij nog bij tijds, doch ik zie hoe alles nog in mij woelt.

Het grote nieuws is de gedurige vermeerderende berigten wegens de terugtogt der Russen en van hun nederlaag voor Schumla. Hoe is alles geheel anders afgelopen als slechts eenigermate vermoed konde worden. Verder zijn de voornaamste zaken

Sluiting der Dardanellen. Engeland schijnt dezelve toetestaan ofschoon Rusland zoo het voorkomt dezelve slechts pro forma gevraagd heeft. Men beschuldigt Wellington hierin eene grote lafheid te doen. De publieke opinie die de meesteres van vorsten en volkeren is, schijnt thans haar best te doen om overal oorlog en twist aan te hitsen.

Portugal. De zaak van Miguel schijnt door Pedro nog zeer koel opgenomen te zijn & diegenen die ter zijner verdediging de wapens opnamen zullen weder slegt beloond worden.

De fransche Bisschoppen schijnen zich eindelijk aan de Ordonnantien van de Kong te onderwerpen. Moeilijk is het te vinden, wie gelijk heeft bij al de wederzijdsche beschuldigingen die elkander na het hoofd worden geworpen.

In Ierland schijnt het op de proclamatie van de Lord Luitenant minder onrustig. Men spreekt van het ophouden der Catholyke & Protestantsche Associatien.

Hier schijnt men te verhalen dat het huwlijk van Princes Marianne seroit remis indéfinitivement.

De Granen rijzen gedurig. Ik vinde dezelve veel


pagina: 258

te hoog, en de rijzing veel te snel om te kunnen duren, ten ware er een oorlog of andere onvoorziene gebeurtenisse mogt plaats vinden. Het schijnen maar weinige huizen zijn die deprijs zoodanig opzetten en daarbij wierd mij opgemerkt dat het goud aan het rijzen was. Ik geloof wel aan eenig deficit in de oogst, maar niet om eene zoodanige rijzing te veroorzaken!

De Generaal van den Bosch is zoo als men vermeent tot Gouverneur Generaal van Java benoemd. Dit zal nu weder een geheel ander Systhema dunkt mij zijn indien men ten minsten oordeelt na het boek door hem vroeger uitgegeven. Over den man zelven is niet wel een oordeel te vellen, na al het tegenovergestelde wat ik van dienzelve gehoord heb.

Ik ontving het Gedenkstuk van Felix Meritis. Wat heeft men moeite gehad, om van niets iets te maken.

De Bosscha's waren bezig hun schip vol te laden en de droevige voortekenen van een ledig huis vertoonden zich van alle kanten bij hen.

In het Leven van Kolumbus door Washington Irving vond ik veel merkwaardigs. Men wil de inboorlingen van de Antillen als heilige laten paradeeren om dus tegen te spreken dat de mensch van natuur boos is, maar de Spanjaarden zagen vrij wat meer na goud als na moreele hoedanigheden en de reizen van Cock & andere hebben naderhand alle deeze volkeren uit de natuurstaat beter leeren kennen.

Ik verneem dat Dermout bijzonder neergedrukt moet zijn en dat hij hoogst zwaarmoedig moet wezen. Het heet natuurlijk weder verstoppingen. God weet wat het is.


pagina: 258

[leeg]


pagina: 259

[leeg]


pagina: 259

Reis na Amsterdam in 1828 (16-24 Oct.)

Daar stond het rijtuig voor de deur, ik had niet gedacht het zoo ver zoude komen. Met de vier kinderen traden wij daar in. Alles ging voorspoedig. Oom v H [Heukelom] zag ik op Leeuwenhof alwaar men ons al de gemakken en schoonheden der buitenplaats wees. Dit bezelfte ik hoe echter al dit geluk in het eerste oogenblik het meest genoten wierd & hoe weinig er nodig was, om dit alles weder omver te werpen. Ik gevoelde aanleiding nog moed om over hogere zaken te spreken.

Bij T & M [Thijs en Mie] was de ontvangst hartelijk. Th. is echter altijd nog wat onthutst & confuus omtrent mij. Zijne kinderen zijn lief, zijn huishouden goed in order. T heeft zoo als Claudius zeggen zoude eene regt edele natuur. Steven kwam des avonds. Hij is in vele beslommeringen ingewikkeld en ook in zingen met al deszelfs dependentien.

Dezelfde avond gingen wij nog bij de leden der famille van Caroline rond. Waar het meest over gesproken wierd was over het plan van Cris, hetwelk nu reeds eenen zekere graad van waarschijnlijkheid scheen verkregen te hebben. Ieder spreekt er tegen vindt het onberaden, doch hij laat zich niet van zijn plan brengen. Hetzelve is nu veranderd. Hij wil niet meer eene plantage in Florida kopen, doch nu na de Ohio gaan & daar eenen tusschen handel aanleggen waarmede hij dan ook landbouw verbinden zoude. Dit klinkt schoon, maar zal moeilijk in de uitvoering zijn. Van de brief aan Margo over B wierd natuurlijk geen woord gerept, en mijne lippen waren ook gesloten.


pagina: 260

Donderdag 16 Oct.

Ik toog op reis na Amst. Een der eersten die ik omtmoette was Charles le Chevalier die ik na alle de rampen zijner famille niet gezien had. Hij verhaalde mij nog veel van Annette wier toestand verschrikkelijk moet zijn geweest. Zij martelde zich af met de hevigste zelfbeschuldigingen. Voor allen was genade, voor haar niet. Zij was door niets tot eenig bedaren hier ontrent te brengen. De moordenaar aan het Kruis was minder schuldig dan zij. Zij had haar zuster en derzelver ziekte schandelijk verwaarloosd. Huet trachtte vergeefs met haar te spreken. In het midden van deze allerakligste zieletoestand bezorgde zij nogthans de huisselijke zaken. Op de dag van haar dood zeide zij dat zij zich luchtig gevoelde zoodanig als dit in geen lange tijd het geval geweest was en weinig uuren daarna ontsliep zij zacht en plotseling.

Bij Oom de Vos sprak ik eenigen tijd, ik voelde mij geruster dan voorheen, en kon zonder schroom afwachten dat er over t B [ter Borg] gesproken wierd. Met O d Vs was het over de kunst over de tentoonstelling, de tegen zijne Verhandeling op de Muzijk gemaakte Critiek, de denkbeelden van Humbert &C. Daarover waren wij het eens dat Protestanten eigentlijk geen heilige familie konden of moesten schilderen. Ook over Bowring spraken wij nog, die bij hem gegeten had.

Bij oom Piet was weinig veranderd. Hij was lijdende, de Granen iets hoger doch anders volmaakt dezelfde toneelen als voorheen. Ik zat nog al lang bij hem over den ouden tijd te spreken.

Aan de beurs drukke aanloop. Zeer klaagden de Agenten dat zij door de Directie zoo hard behandeld wierden, en niet in hunne eer wierden gehandhaafd. Vele vroegere en latere kennissen ontmoette ik.


pagina: 260

'S avonds wandelde ik met Steven zeer hartelijk, God zal het zaad in hem gelegd verder opwekken hoewel het nu en dan door de zorgvuldigheden der wereld nog schijnt verstikt te zullen worden.

Vrijdag 17 Oct. 1828

Ik was twee uur lang bij F en voelde mij wel in staat om te antwoorden indien men mij over t B [ter Borg] gesproken had doch het kwam niet daartoe en het bleef bij redeneeringen om het plan v Cris de famille S & P de Clercq & de H Mij. Deze man is dan regt hartelijk. O mogt ik hem lief hebben met geheel mijn hart en desniettemin in mijn geheel blijven.

,Nu ging ik da Costa opzoeken die mij met zijne gewone welwillenheid & hartelijkheid ontving. Ik bemerkte meer & meer hoe hij in wezentlijke demoed had toegenomen. Ons gesprek kwam spoedig over de ontmoeting met Bowring, daar ik des te meer bijzonderheden van wenschte te vernemen, daar het mij voorgekomen was dat zoo bij oom de Vos als bij Claude & dit de laatste maal in bijzijn van menschen die niets met de zaak gemeen hadden, en die B voor de eerste maal zag hij zich zeer ongunstig over dC's houding in dit gesprek had uitgelaten & zich zelfs van het woord fanatically bediend had. dC bekende mij dat hij met vreze en beven de komst van B te gemoet gezien had, dat hij als mensch hoegenaamd niets tegen hem had en hem lief had, maar dat hij zich innerlijk na al het gebeurde verpligt had gevoeld om te spreken, hoewel genoegzaam overtuigd dat hij hem niet tot andere gedachten zoude brengen, zijnde hij zich zelven bewust dat hij met bedaardheid gesproken had en meer met oogmerk om getrouw te blijven in de verkondiging dan om een bijzondere indruk op B te weeg te brengen. Drie maal had B hem bezocht. De twee eerste maal[en] had hij in alles


pagina: 261

zijne menigvuldige vragen over letterkunde &C beantwoord. Toen hij de laatste keer vertrekken wilde zeide hij dat zij nu lang genoeg over het schone gesproken hadden, dat het nu tijd was eens over het ware dat van zoo veel meer gewigt was, te spreken. Toen B [Bowring] hem beschuldigde zijne gevoelens aanteranden bewees daCosta hem dat hij degene was die dit gedaan had. Hij toch had het eerst over dC bekering gesproken en toen deze daarop hem over zijn gevoelens onderhouden had, beklaagde B hem dat hij de eenheid van den Jehovah zijner vader[en] verlaten had hem tevens de Unitarian Confession inzendende.

Dit was dus de eerste beschuldiging waarop dC eerst twee Jaren daarna antwoordde door de brief die ik gelezen heb, en die allerliefderijkst en krachtig was. Deze brief wierd door B beantwoord door het zenden van eenige Unitarische Geschriften v Carpenter & anderen. dC begon met B alleen te spreken over het punt ontrent de Godheid des Zaligmakers waarin zij in geschil waren. B was de eerste die daarvan af ging door op de diepte der diepten neder te komen en te spreken van de millioenen die verloren zouden gaan. DC vroeg aan B of hij Den Bijbel als het woord Gods beschouwde waarop deze antwoordde oui en partie. Op de  aangevoerde text Alle schrift is ingegeven had hij de grammaticale uitvlucht Alle schrift die ingegeven is. Op de aanhaling van het eerste hoofdstuk van het Evangelie van Joannes zeide hij dat iedereen aan wie Gods woord gesproken wordt God is. God was goed zeide hij, alle denkbeelden van straf voor zonde waren dus dwaasheid voor zoo ver het God betrof. Van het denkbeeld van God lief hebben om zich zelven kon hij zich geen denkbeeld maken, men had God alleen lief uit belang. Hij zeide dat indien de denkbeelden die dC in den Bijbel meende te vinden er in stonden hij ook den Bijbel er aan zoude geven.


pagina: 261

Bij het afscheid zeide dC Zie daar mijn hand als Vriend niet als Broeder. B[Bowring] antwoordde je n'ai pas des idées aussi rétrécies. dC antwoordde hem daarop dat juist de betrekking van Vriend zich tot zoo veel meer personen kan uitstrekken als die van broeder. Zoo ik mijn pligt doe zeide hij, ben ik genoodzaakt mijn leven te geven als gij daardoor Christen zoudt kunnen worden, doch die zelfde pligt noodzaakt mij mijne hand te laten afkappen eer ik in dit geval een waarheid opgeef. Toen B. afscheid nam zeide hij Quand nous serons réunis dans le ciel je vous montrerai les millions que vous avez voulu en exclure. dC antwoorde Et si Dieu vous fait la Grâce d'être sauvé je vous montrerai la foule innombrable de ceux qui auront été sauvés par le sang de Jésus Christ.

Dit gesprek is des te merkwaardiger daar ik opmerk dat hoezeer men er mij niet van gesproken heeft, er meer van dit onderhoud gesproken is geworden als ik dacht. Volgens het geen St [Steven] bij de Vos vernam zoude B verhaald hebben dat dC hem gezegd had dat juist zulke menschen als hij nodig waren om zijne leer te verbreiden, dat ik nu reeds gevangen was & dat het zoo maar moest gaan. DC herhaalde mij 't geen hij gezegd had, maar dat geheel anders luidde. In de twee brieven aan mij waarvan ik de eene juist bij mijn vertrek van de Haag oontving & die mij nog al schikte spreekt B alleen van de verwerping even als de oude Remonstranten en verwerpt het begrijpelijke het geen ons ter onzer zaligheid geopenbaard is om het niet geopenbaarde, het duistere. Dat er bitterheid in B's hart was, niettegenstaande alle zijne liefderijke uitdrukkingen tegen dC is mij duidelijk en even zeer dat er bij dC niettegenstaande alle zijne harde uitdrukkingen liefde was tegen B.

Ik sprak toen nog verder met dC. & deelde hem mijn geloof ontrent de verkiezing doch mijne bezwaren ontrent de Verwerping mede. Dit gevoel ik echter wel dat wie het eene


pagina: 262

gelooft ook reeds het andere als natuurlijke tegenstelling aanneemt. Hoe weten wat licht is zonder ooit donker gekend te hebben. dC sprak mij over dit alles geenszints dogmatisch maar broederlijk niet gebiedend als voorheen maar overlatend voordragend aanbevelend. Ook hij zeide hoe hem dit stuk langen tijd gehinderd had, maar hij eindelijk daarontrent meer licht verkregen had. Hij liet dit alles aan mijn eigen onderzoek aan de leiding Gods met mij, over maar wilde mij alleen waarschuwen tegen deze philantropen die hij als eene misleiding beschouwde. Onze liefde ging tot de naasten tot hen met wie God ons in betrekking had gesteld en zij bedrogen zich, die waanden dat zij het geheele menschelijke geslacht in hunne liefde omvatteden. Hij had lang aan de eindelijke wederbrenging vastgehouden doch ook dit een illusie gevonden. Maakte het op het praktische iets uit of zouden wij minder trachten onze kinderen, allen die wij lief hebben uit den brand te rukken door het denkbeeld dat zij over millioenen jaren tot de zaligheid komen zouden. Er is eene disproportie zeide hij in alle de werken van God indien men dit dies zeggen mag of liever eene proportie geheel van de onze verscheiden. Christus is drie Jaren werkzaam van de drieendertig die hij op aarde leefde. God openbaart zich, hij de Heer van hemel & aarde in dezen mensch van zes voeten. Vele zijn geroepen maar weinig[en] uitverkoren. Toont de natuur ons niet dezelfde verhouding. Hoe veel duizende zaden zijn er niet in den enkelen papaverkop. Hoe weinig van dezelve komen er tot ontwikkeling, maar wat ontwikkeld wordt, geeft veel. Hoe weinig vruchten, hoe vele bladeren. Hoe doen wij alles, hebben wij alles veil voor degenen die wij lief hebben, maar daar aan de andere zijde des grafs zal hetgeen niet opgezameld wordt, ons even min kunnen


pagina: 262

aangaan, als de bladeren die op den grond verdorren als de vruchten ingezameld zijn. Anders toch zoude de hemel geen hemel wezen en de hemel zal volmaakt zijn; er zal niets aan het getal niets aan het geluk der zaligen kunnen ontbreken.

Het was in deze Geest met innige liefde dat dC sprak doch hij herhaalde teves dat hij aan B [Bowring] gezegd had dat wanneer men bij voorbeeld de gruwel las waarvan de Parijsche [onl] de redenen waarom de menschen in de hospitalen kwamen las, die hij bij Capadose gezien[?] had, men tot het innig besef kwam dat God geen God zijn zoude indien er geen hel was voor de genen die zoodanige gruwelen bedreven. Ook zeide hij dat in tegenoverstelling van 't geen B mij schreef Gods goedheid even zoo onverklaarbaar bleef in de natuur als in de Genade, want zonder van pestilentien en oorlogen te spreken, hoe is het uitteleggen dat de zoon onschuldig lijdt voor den Vader die zich te buiten is gegaan en daardoor aan venerische ziektens lijdt. DC verhaalde mij van een predikant in Elberfeld die tot hem gekomen was alleen om hem te spreken, die zeide dat hij alle de waarheden predikte en ondertusschen tot gene rust kon komen. dC zeide hem daarop dat God ondoorgrondelijk was en dit denkbeeld had den zoekende rust gegeven.

Toen ik heen wilde gaan nodigde mij juist Nancy om de volgende maandag bij hem te komen eeten, dan was het juist het zevende jaar of liever zes jaar geleden na dat beide de H Waterdoop hadden ontvangen. Ik gevoelde mij opgewekt om die feestdag bij te wonen, om met hen dien dag te vieren.

Bij de verkondiging van dC had B. wild door de kamer gelopen & zoo als hij wel meer gewoon is de handen in het haar geslagen.


pagina: 263

'S middags was het Diner bij Oom de Vos alwaar wij zijn Zoons, Gideon Boissev [Boissevain] & Cato Coster[?] vonden. De laatste sprak natuurlijk veel over haar zuster Naatje v Lennep die zich in gedurig doodsgevaar bevindt & aan eene teering ligt waarvan geen opkomen te verwachten is. Cato zeide dat zij ten uiterste welgemoed was, en alleen voor eenige dagen of weken aan het malen geraakt was dat zij hare pligten niet vervuld had &C. Men schreef dit aan haar gestel toe en aan eene vrij ernstige aanbeveling van Dom Muller om toch veel te bidden doch men had dit haar uit het hoofd gepraat. Wat maakt men toch werk van eene valsche gerustheid! Indien er maar vleeschelijke rust is bij den dood, dan is men tevreden & degenade dat men mag erkennen dat men geheel zondig is, doch in Christus verlossing heeft, iets waarna men dikwijls zoo vergeefs wenscht, wordt als een groot ongeluk aangezien. Het onderhoud was verder niet zeer belangrijk. Men sprak ook over de walvisch met betrekking tot Jonas. Met Gerrit sprak ik eenige hartelijke woorden over den dood van Boerhave. Na het diner wierd er gebilliard en toen gespeeld waarbij ik echter aanschouwer bleef & ofschoon niet zeer opgewekt met Oom de Vos over Statistiek sprak. Ik gevoelde echter hoe of deze soort van gezelschappen mij geheel vreemd geworden was.

Zaturdag 18 Oct.

Nu begon ik mijn Cursus bij Capadose die ik in geen jaren bezocht had & met wie ik liefderijk en genoegelijk een paar uuren sprak. Hoeveel verschilt hij van daCosta, men kan met hem veel vertrouwlijker keuvelen om dus te spreken, al is men ook minder met hem bekend. Hij blijft nog steeds met veel liefde de natuur bestuderen. Spoedig kwamen wij op het geval van Jonas. Ook hem had de walvisch en al het


pagina: 263

geen bij die gelegenheid gezegd was aanleiding gegeven om hierover na te denken & had hij ondervonden hoe een nauwkeurig onderzoek het woord Gods in dezen weder handhaafde. Twee Elberfeldsche predikanten hadden hem in dezen weder in zijn voornemen om hier over iets te schrijven bevestigd, daar zij gezegd hadden van eene table d'hôte te hebben moeten opstaan, uit hoofde der Godslasteringen waartoe die geschiedenis aldaar aanleiding had gegeven. Wij spraken over verschillende onderwerpen doch uit hoofde dat het meer eene wisseling van denkbeelden dan bij dC was zijn mij de saillante trekken minder in het geheugen gebleven; dit weet ik dat wij in liefde met elkander nederzaten en hartelijk van elkander scheidden. DC. heeft een paar zeer goede kamers nabij den Amstel en is aldaar een groot aantal boeken gerangschikt die hij van zijnen oom geerfd heeft. Wij spraken veel over den Bijbel van V d Palm die hij als zeer gevaarlijk beschouwde en als strekkende om het geloof te ondermijnen, door dat er alle mogelijke explicatien zelfs voor de zwakste & ongelovigste in gevonden worden terwijl de hoogleeraar niet te kennen geeft voor wie hij partij trekt. C liet mij dit onder andere opmerken in de noten over Jonas en in den inhoud van Ezechiel. Over zijn mystieke geneeskunde en dit beeld van het middelaarschap reeds bij de geboorte van het kind verhaalde hij mij een & ander dat ik niet juist begreep bij mijne onkunde in de ontleedkunde.

Van daar ging ik na Cato Gildemeester alwaar ik in het eerst zeer getroffen was toen ik haar zag daar het toch geene kleinigheid is om zoo alles wat me lief heeft voor eene geheel onzekere toekomst te verlaten. Het denkbeeld van hare opoffering aan den wil van haren man, gaf haar eene zekere verhevenheid, die zij toen men haar alleen als de drukke veel uitgaande vrouw kende geheel miste.

Na eenige mislukte visites zag ik nog Walré den Advocaat die mij zeer wel beviel en in het gevoel


pagina: 264

was van zucht naar werkzaamheid en teves van ligchamelijke zwakheid en mogelijke verergering 't geen hem na eene krachtigeren troost deed uitzien. Hij sprak hartelijk van da Costa.

'S middags kwam Van Eyk bij mij. Hij is een werkzaam en tevens Christelijk mensch met wie ik gaarne spreek. Zoo ik iets op hem moet aanmerken schijnt hij mij te angstvallig in zijne beschouwing van het practisch Christendom met opzigt tot den Zondag bv. Ik geloof dat wij daarin vrijheid hebben. Mogt echter mijne vrijheid maar gene dekmantel tot losheid zijn.

'S avonds was er eene vereeniging bij Pauly & Margo Cris en Claude waren er ook. Wij zagen platen[?] & hadden toen een souper dat vrij lang duurde. Aan een diergelijke wijze van bijeenkomst geheel ontwend, vermoeid door al het spreken en lopen van den dag was het mij niet mooglijk de teugels van het onderhoud dat over vele zaken liep die voor mij geen onmiddelijk belang hadden, weder in handen te krijgen en deed ik er ook geene moeite om. Mieleentje Haakman was er ook en er wierd veel over een opterigten babies school gesproken. In vele der bijeenkomsten die ik in de laatste jaren bij Py had was mij alles te veel gedwongen. Die Coterie vereeniging die wij vroeger hadden bestaat eigentlijk niet meer, wel de famille betrekking. Zeer te vreden was ik dies toen eindelijk het teken tot den optogt gegeven wierd.

Zondag 19 Oct.

Ik was eerst een oogenblik verlegen geweest waar ik dien morgen ter kerk zoude gaan. Zeer had ik verlangd dat ter Borg zoude preeken of ten minsten Doyer en ziet nu was het juist Muller. Ik was verlangend hem eens te hooren na zoo veel jaren doch het was wel zoo als ik verwacht had hoewel ik bekennen moet dat het zeer ernstig & wel ernstiger dan


pagina: 264

voorheen was. De preek stelde Obadja voor, daar hij tot Elias komt. Er was veel waars in in de beschouwing van het nut eener godsdienstige opvoeding, doch het krachtige Gods genade den Zondaar tot zich roepende, dat ontbrak er geheel aan. In het gebed wierden er tytels genoeg aan Christus gegeven Zaligmaker Here Heiland &C doch die gemeenzaamheid met Christus welke wij mogen hebben ontbrak geheel. De gebeden vond ik koud, en het geheel kwam mij voor doodsch te zijn. P v E [Pietje van Eeghen] zat naast mij, en zeide mij Nu schijnt het als of er niets veranderd is, waarop ik toch mij verpligt voelde te antwoorden. Ja, maar daarvoor was er innerlijk en uiterlijk te veel gebeurd. Was het bitter ik hoop van neen! Goede Mennisten indien ik anders geloof als de meesten uwer dan is het waarlijk niet uit den natuurlijke mensch, want hoe zoude ik iets anders willen geloven dan hetgeen gij gelooft indien ik mij daarbij gerust kon nederleggen.

Van daar ging ik na Huid. [Huidekoper] die nog al sukkelt en met wie ik genoeglijk sprak. Veel had hij zijne Meniste Vrienden en famille aan 't verstand willen brengen doch deze plaats wierd op deze dan weder op gene wijze uit zijn verband gebragt. Zonderling dat de Bijbel weder op de Scholen in aanmerking begint te komen. Eerst is dit het geval geweest op de Kweekschool van de Zeevaart alwaar niettegenstaande den wederstand van de Roomsche zijde thans weder de Bijbel gelezen wordt. Ook op een Nieuwe Stadsschool dat opgerigt is, zal de Bijbel in een afzonderlijk uur gelezen worden. Hiertegen hebben de Roomschen ook zeer geijverd. Hunne hevigheid brengt weder eene vereeniging onder de Protestanten te weeg. Deze laatste bijzonderheden wierden ons door Anne Willem Huidekoper medegedeeld uit wiens verhaal mij bleek dat er toch in de Schoolkommissie een andere geest begon te komen.


pagina: 265

Ik voelde mij gedrongen bij Mimi een bezoek te doen alwaar D. Slotemaker gelogeerd was die mij bleek bij Henry een zeer goede indruk te hebben nagelaten, daar deze hem met zijn vrouw & kind te logeeren gevraagd had. Het is nog een jong mensch die ik niet vermag te ijken doch die mij echter voorkwam hooger behoefte te hebben, die zelfs verhaalde hoe hij altijd ernstig gepredikt had, doch een poos door den grotere loop van predikanten die nabij zijn standplaats stonden & die het alleen op het wereldsche & behagelijke voorzien hadden, afgeleid was geworden. Hij gevoelde zich nog al verlegen door dat hij thans te Maassluis beroepen zijnde, aldaar Dom. Brouwer de schrijver van het boek ontrent of liever tegen de Godheid v Christus tot Collega zoude hebben. S. scheen eene bekeering noodzakelijk te achten en het klatergoud der tegenwoordige godsdienstige beschaving niet voor waar goud aantenemen. Dat verbroederde mij met den man, & wij spraken eenige oogenblikken uit dit standpunt genoegelijk te zamen.

Toen ging ik ter kerk bij Begemann die vurig misschien eenigzints te woelig preekte, over het gebod Gij zult niet steelen zonder echter eenen toon te hebben die ergernis konde verwekken. Een geestelijk prediker was het niet en toch zoude ik hem gaarne hooren.

Toen kwam het diner bij Papa aan. Ik gevoelde dat het wenschelijk zijn zoude, indien ik den ouden toon weder op kon nemen. Dat ik dit den vorigen avond niet gedaan had verwekte reeds ergernis & aan het Evangelie kon er ligt de schuld van gegeven worden. Ik hoopte dus dat het mij gelukken mogt weder in den geest des voorzitters en voorsprekers te komen en zulk een famille feest heeft ook zoo iets eerwaardigs dat men zich gemakkelijk in dien geest verplaatsen kon, ten minste toen ik maar eerst weder een schel had ging alles.


pagina: 265

Papa ontving een gouden potlood van zijne kinderen en was bijzonder getroffen. Cris & Cato waren aanwezig en het was vooral na aanleiding van hun plan dat ik op de Patriarchen improviseerde. Er heerschte veel deelneming en eenheid. God zij met hen, en geleide hen op zijnen weg. Ik geloof dat onder zijnen zegen, ook deze bijeenkomst weder veel goeds te weeg kan brengen. Eerst laat in den avond kwam het tot scheiden.

Maandag. 20 Oct.

Ik bezocht ter B [ter Borg] met wie ik slechts zeer kort kon spreken. Zijn vrouw bevond zich weder in eenen elendigen toestand. Zij had volstrekt geen geloof en zag als tegen een muur. Openhartig moet ik bekennen dat dit mij wat ongeloof aan ter Bg inzicht in het rijk Gods gaf. Met verder spreken zoude de hemelsche eenvoudigheid van den man mij wel weder anders gestemd hebben, doch wij zoeken altijd beschuldigingen in ons hart tegen hen die naar Gods genade wandelen. B Klijn wilde ik nog eens opzoeken. Hij neemt af. Er is veel edels in den man en toch, zedelijkheid dit blijft ideaal dit is zedelijkheid van een mensch zonder Christus. De Jonge van Lennep was een voortreffelijk mensch. Hij had in de bundel van Nierstrasz geschreven hoewel hij op het horen van het gerucht dat N om een ridderorde gesolliciteerd zoude hebben in dat geval zijn vers terug had gevraagd zijnde N dan volgens hem onder het peil der zedelijkheid gezonken. Een Christen zou liefderijker oordeelen. Ik zag geen weg om tot hem te komen en zeide hem alleen met meer dan gewone nadruk bij mijn vertrek dat ik hoopte dat wij elkander in liefde zoude gedenken. Bij de Mullers in de Kalverstraat wierd ik vriendelijk ontvangen. Zij hadden den wensch om met mij te spreken, vooral over t B dat deze de betrekking met  hen afgebroken had, nu maar zeide dat het gene hij hen vroeger geleerd had & waardoor zij toen kracht & zegen hadden verkregen


pagina: 266

dwaling was & niet in verdere uitleggingen kwam. Hierbij kwamen toen van die personeele zaken waarop men niet antwoorden kan. Ik stelde eenige hoofdpunten van mijn geloof doch zeker niet krachtig genoeg uit elkander. Hierin stonden zij over een zeiden zij, doch vreesden voor de overdrijving en de gevaarlijke gevolgen in het practische. Jufv. Schouten over wie zij met niemand spraken, was nog Zondags bij t B [ter Borg] geweest. Jufv. M ... was het geloof, naar haar oordeel,(zoo begreep ik het) niet kunnende vatten van een schuit bijna in het water gesprongen. Ook dat spreken van zoo lang of zoo lang na mijne bekeering hinderde hen. Ik begon over dit een & ander te antwoorden, hoewel ik gene bijzondere kracht gevoelde toen juist Mev. Muller (de Dominés vrouw) binnen kwam, en ik beloofde om weder te komen.

'S middags tegen eetenstijd was ik in de Zaal van daCosta daar zeker eene bijeenbrenging van natien en menschen was die niet door menschen handen bij elkander was gebragt. Daar waren dC en C [Capadose] in broederlijke eendragt eene eendragt niet uit de mensch maar uit God. Daar was Mess. [Messchert] juist toevallig wegens de zaak zijner brouwerij aanwezig, Chevalier met zijn meisje Bousquet & Dirk Hogendorp & Smit. Onder de nieuwe bekenden vond ik Pauli een gewezen Jood in Engeland tot het Christendom overgegaan, de jonge Schouten die ik zeer weinig hoorde spreken, Kohlbrügge [Kohlbrugge] de bekende Beschuldiger van Uckermann in de Luth. Herstelde Kerk. Na verwelkoming en eenig door elkander spreken namen wij plaats. Ik zat tusschen Smit en Pauli, Kohlb. & Hog aan de beide zijden van Caroline. DC droeg het gebed voor, harteljk krachtig doordringend doch tusschen beide zijne stem te veel willende uitzetten, 't gene gene aangename indruk maakte. Het gebed kwam mij voor te lang voor plaats en tijd. Het middagmaal was eenvoudig, zonder iets uitgezochts 'tgeen mij goede beviel. Het was mij heerlijk met zoo velen aantezitten


pagina: 266

voor wien schoon behalve K. [Kohlbrugge] geen van allen nog tot den geestelijke stand behoorde, het Evangelie hoofddoel van het leven was, en waarvan vele reeds zoo veele panden van hunne verkleefdheid aan de leer der waarheid gegeven had. Met Pauli die mij goed beviel sprak ik belangrijk. Hij vroeg mij Wat ik van de wederkomst van Christus hield. Ik moest belijden dat ik daar nog nimmer zoo gezet aan gedacht had, hij verhaalde mij dat dit een zijner eerste denkbeelden geweest was waarover hij veel had nagedacht, dat in Engeland daarvan veel werk wierd gemaakt. P. had de overtuiging dat eer de dag der terugkomst Christi kwam, er eerstelingen uit het volk der Joden voor hem gewonnen moesten worden. Hij zocht de vriendschap van de Joden te winnen, zonder het echter eenigzints te verbergen wat hij zocht en wie hij was. Over Irving sprak hij doch vooral over Mac Neill die zijn grote man scheen te zijn. Aan tafel was echter over het algemeen het discours niet levendig, doch ook niet verdoemend. Over V Lennep's poezij werd zelfs een woord gesproken zonder dat hij zelve in het gedrang kwam. Ik hoorde vragen [onl] Capadose wil noch ja noch neen zeggen. Capadose zou danken. O hoe duidelijk is het dat dit weder op den duur zoo God niet gedurig is, zelfs wat geestelijk is weder met wereldsche eigenliefde behandeld wordt. Wij kunnen niet ons van de wereld uitsluiten of zij dringt op eene andere zij weder in. Zoo geheel vrij sprak men die middag toch niet. Capadose dankte innig en dit moet ik zeggen eenvoudiger treffender nog dan dC. Nu zouden wij bij C gaan, waar zich spoedig ook het grootste gedeelte van ons weder vereenigde. DC sprak nog hartelijk met mij over Bow.[Bowring]. Hij gaf mij een heerlijk denkbeeld over de Drieeenheid. Daarin is God zodanig geopenbaard dat waar wij hem nodig hebben, wij hem gedurig aangrijpen, na mate onze behoefte


pagina: 267

zulks medebrengt. Zoo riepen de Apostelen dan Christus dan den H G. aan. Midden onder dit gesprek hoorde ik vragen of men niet zoude beginnen, dat het anders zoo laat wierd en nu zag ik dat men zich gereed maakte eene Oefening in forma te houden. Ik schrikte hiervan eerst, daar ik altijd vrees voor die bijeenkomsten gehad had, doch zag nog meer op toen K. [Kohlbrugge] wiens uiterlijk mij niet bijzonder ingenomen had, voor een grote Bijbel ging zitten ook aan ons wierden Bijbels uitgedeeld. Wij zongen eerst een Psalm dat mij wel beviel toen was er gebed toen preek of Extempore voordragt nog twee maal zingen eens nagebed en eindelijk een zegen. Doch ik loop vooruit. De text van Kohlb was het opwekken of liever het profeteeren over de doode beenderen door Ezechiel. Het onderwerp was zoo als men zich kan voorstellen de Erke[nn]ing van Gods genade dat hij ons uit den slaap der zonde opwekte de verpligting om tegen de doode beenderen te profeteeren. Aan kracht ontbrak het niet of aan welsprekendheid doch het was eene populaire welsprekendheid zoo als die van de Caneronians gelijk Scot[Scott] die schildert, geheel oud Testamentisch, de donderstem van den profeet en niet het suizen des wouds. Ik gevoelde mij wel opgewonden en toch dat gedurig terugkomen der hoere van Babylon van alle diergelijke uitdrukkingen hinderde mij, en ik vond er den toon van Christus & de Apostelen niet in, te lange & te vele herhalingen was het mij. Toen kwam echter het gebed waarbij ik nederknielde en hetgeen dunkt mij geen gebed voor een gemeente was waarin toch een zeker orde en bedaardheid moet heerschen zoo toch hebben Calvinus & Beza niet gebeden. Ik kon op het laatst van dit ontzettend lange gebed waarin zoo veel gezochte uitdrukkingen waren, niet mede bidden en had een indruk dat dit zoo niet goed was. Toen nu het Amen uitgesproken was, was ik zeer nieuwsgierig wat men zeggen zoude en zag dat ieder zeer ja uitermate te vreden was en de hand aan K gaf. Ik had tegen den man niets en te veel menschen vrees & valsche schaamte was in mij, om mijn hand te


pagina: 267

weigeren, doch was echter zoo opregt om tegen K. [Kohlbrugge] te zeggen dat ik een vooroordeel tegen hem gehad had. Deze antwoordde zeer liefderijk zoo het mij scheen en zeide toen nog onder andere Ik ben een arme jongen ben in het strijdperk getreden van alle menschen verlaten en aangehitst zonder een duit te bezitten en echter heeft God het mij in deze twee jaren niet aan het nodige laten ontbreken, doch ik heb ook alleen het nodige ontvangen. Dit beviel mij, ik zocht mijne indrukken weg te dringen daar het mij te veel hinderde daar te staan zonder de gevoeles van mijne vrienden te kunnen deelen. Te huis komende wilde ik deze opwinding voortzetten, doch vond dat Caroline ook dezelfde indruk als ik gehad had, dat wij beide tot aan het eind van het gebed van Cap.[Capadose] amen gezegd hadden, doch dat dan ons medegaan ook opgehouden gehad. Het nadenken heeft mij in zoo verre bevestigd dat ik deze bijeenkomst onschuldig was dat met opzigt tot dC & C den reinen alles rein was, doch dat verder deze bijeenkomsten bij meer uitbreiding aanleiding konden geven tot 1/ geestelijke hoogmoed. 2/ onopregtheid. 3/ vleeschelijke aandoen[in]gen in den Godsdienst. Verder wilde ik dit niet uiteenzetten.

Dingsdag 21 Oct. 1828

Met eenige schroom stond ik bij Prof Muller op stoep. Zonderling  was het mij, die vroeger zoo donkere kamer v Grootp. de Vos met de mij bekende schilderijen in een helder blinkend modern vertrek veranderd te zien. Wij spraken op een meer ondergeschikte grond en verhaalde ik hem over de papieren v Mama over mijne aandoeningen bij een preek v Grootp de Vos, over de usurpatie van 't Gouvt in 't godsdienstige en over vele andere zaken. B. [Bowring] had hem niet bijzonder bevallen. Hij had niet gedacht dat hij eenige waarde op Godsdienst stelde. Bij 't afscheid roerde ik met een woord de punten aan waarover wij maar liefst niet zouden spreken. Ik zeide dat ik hoopte dat zijn professoraat hetgeen hij dan niet als met erkentenis van innige zwakheid en behoefte aan


pagina: 268

hogeren bijstand had aangenomen ons nader tot elkander zoude brengen, doch hij twijfelde hieraan. Hij las ook het een & ander van de andere partij doch wankelde niet in zijne gevoeles. Aan de uitgever der Kirche Zeitung had hij nog onlangs een brief geschreven.

Bij Oom de Vos Senior moest ik een zware aanval doorstaan te weten eene mengeling van verwijten, van hartelijkheid, van hevigheid & vriendlijkheid waarbij ik waarlijk wist niet hoe mij te houden. Dit was de questie dat ik mijne gevoelens moest wijzigen dat God in Christus was de wereld met zich zelve verzoenende dat dit genoeg was, dat ik gene heiligheid van andere moest vorderen die ik zelve niet ten uitvoer kon brengen daar ik anders niet werkzaam moest zijn in eene Mij wier doel het was troepen naar O I over te brengen om aldaar dood geslagen te worden. Molenaar & Bilderdijk wierden bij die gelegenheid duchtig over den hekel gehaald.

Bij Muller de boekv. kwam ik opnieuw, doch voelde mij nu geensins geschikt om te kunnen wederleggen of verkondigen. Een discours als dat van den vorigen dag wordt niet gemakkelijk weder aangeknoopt, doch nu is het ijs voor het vervolg toch gebroken.

Deze dag konde ik niet veel meer doen dan luisteren en had ik gene roeping om te spreken. De Champagne van de vorige dag was misschien te sterk geweest.

Zeer tegen mijn verlangen was het weder een groot Diner bij Thijs geworden. Naast Truitje Westerdorp gezeten die een lief vrouwtje is sprak ik met haar nog al over de opvoedg van kinderen. Over de Hieroglyphen improviseerde ik 't geen beter beviel als ik verwacht had. Oom de Vos had het hoge woord aan tafel en sprak nog al veel over kunst en over het geheel tegen alle kunst aandruischende gebouw aan onze kerk op het Cingel opgerigt.

Met Gerrit zag ik het Panorama van Suhr, waarin men op eene niet onaardige wijze, verschillende hoofdsteden van Europa ziet


pagina: 268

Wij waren ook in de Nieuwe Kerk, waar mij de Graftombe van de Ruiter echter in grootte afviel.

Woensdag 22 Oct. 1828.

Ik begon met de beschouwing van het Entrepot. Alles zal op eenen grote voet zijn doch zal de handel hierdoor herleven. Rochussen onderstelde dat dit onder andere met vlas reeds het geval was. Grote en schone pakhuizen worden er gebouwd, doch vele zullen er ook weder ledig staan. Men was druk aan het bouwen en het was mij strelend weder eens de levendigheid van den handel te zien. Aangenaam is toch de meerdere aanraking van menschen in die gewone wereldsche zaken. Het materieele van het Entrepot te beoordeelen daarvan heb ik geen verstand. De tijd zal veel moeten leeren. Alles schijnt nog al op enen grote voet ingerigt te worden.

Wiselius vond ik thuis. Wij zeilden tusschen de klippen door & spraken veel over Ida. Hij had ook uit beleefdheid een vers voor de lofbundel v N. [Nierstrasz] gegeven.

De middag bij H & M [[Henry & Mimi] was dan alleraangenaamst & in eenige opzigten misschien de aangenaamste die ik in Amst. doorbragt. Wij spraken uit het hart tot het hart, Nimmer mogt ik met Henry zoo openhartig spreken. Ik wil er niet over uitwijden. Gods genade doet alle bloesems in zijn rijk "rijkelijk vrucht dragen. Anny Gildemeester bezochten wij nog des avonds. Het was een heerlijke maneschijn. Trotsch & fier stond Amst daar toch nog.

Donderdag 23 Oct.

Voorbereiding tot de aftogt. Vis bij oom Rahussen bij P v E [P van Eeghen] bij P d C [Pieter de Clercq] Nasporingen over de staat van zaken bij S & P dC. dit waren de voornaamste bezigheden. Ik had de vrijmoedigheid om aan Claude die daarna vroeg, het onderhoud tusschen dC & B [Bowring] te verhalen, doch niet om toen Claude daarop zweeg er nog een woord bij te voegen.

 


pagina: 269

Zonderling zag ik op, toen een briefje van Pauly mij de zoo onverwachte komst v Bow. [Bowring] meldde. Deze was uiterst droevig over de toestand zijner moeder. Ik moet openhartig bekennen dat zijn komst mij niet aangenaam was. Ik wist niet hoe mij ten zijnen opzigte te gedragen. Echter liep alles goed, hij woonde nog eene famille vereeniging bij Papa bij, alwaar ik een improv. had die beviel over mijne reis & waarin zelfs B. ook nog voorkwam, doch ik weet niet hoe ik alles aanlegde, want ik was met de zaak zeer verlegen.

Zie daar dan de hoofdpunten. God schonk mij veel zegen op deze reis, en echter op hoevele plaatsen was ik nog vreesachtig en niet vrijmoedig genoeg. De betrekking in de famille was aangenaam, maar die in de famile v Caroline toch op verre na het natuurlijkst. Aan dC schreef ik nog weges de Maandag avond niet zonder vrees. Het lezen van een stuk in de Christian observer over de American Revivals (van Aug) bevestigde mij ondertusschen. In Amst. zelve heerscht nog een zeker uiterlijk, dat verblindt doch als men de vermindering ja wat zeg ik bijna de vernietiging van zoo vele takken van bestaan beschouwt, als men alle de jongelieden ziet, die vergeefs brood zoeken, dan is het verschrikkelijk. Entrepot (het) de Reederijen en diergelijke inrigtingen zijn de stoommachines waarmede alles voor het oogenblik in beweging wordt gebragt, doch dit kan toch maar eenigen tijd duuren. Aan de Beurs had de rijzing in Koffij & die in Granen eenig goed gedaan, doch verdiend is er eigentlijk al zeer weinig. Over boeken hoorde ik weinig spreken. Alleen schenen de Legenden van Van Lennep nog al opgang te maken. Ik las die van het huis ter Leede die mij wel beviel, doch ik kon niet genoeg V L den dichter van de schrijver der Correspondentien die ik onlangs had gelezen afscheiden.

O, Goedertieren God welk eene verwarring in vele, ja in alle dingen. Leidt ons aan uwe hand op dat wij bewaard mogen worden.


pagina: 269

Vrijdag 24 October.

Eindelijk  was de tijd tot vertrek daar, & met dankbaarheid nam ik afscheid. Gaarne had ik nog met M dC [Mie de Clerq?] een woord over godsdienstige onderwerpen gesproken, doch ik gevoelde dat er gene gelegenheid toe gegeven wierd en zag geene goede aanleiding om te beginnen. Ook gevoelde ik hoe zwak ik nog in vele opzichten was. De Pauly's kwamen Gerrit brengen. Py strompelde aan den arm van Bowring. Wij namen bij Papa waar wij ook dit maal zoo genoegelijk geweest waren, een hartelijk afscheid. De wagen reed langzaam, de kinderen door al het goede verwend waren knorrig, ik was ontevreden op mijzelven dat ik driftig op hen wierd voelde mij vernederd, had weinig lust om zeer geregeld te denken of om mij geheel aan de kinderen te wijden, en sliep of mijmerde een gedeelte van den weg. O God hoe zwak zijn wij. In den Hout waar wij wandelden vond ik het heerlijk, doch nu wierd een onzer kleine wandelaars weder moede, en bleef de wagen uit. Te Lis had ik bijna woorden met den koetsier die niet van paarden verwisselen wilde. Daar haald Bow. ons met de diligence in. Bij zeven uur kwam ik te huis, en was toch regt dankbaar en te vreden ofschoon ontevreden over mij zelven. Ik had Bow gevraagd om bij ons te logeeren, hoewel ik moet bekennen dat ik thans alleen verlangde te wezen. Ik gevoelde nu dat liefde en verdraagzaamheid moeilijker waren als ik vermoed had. B. kwam 's avonds na eene visite terug & was diep bewogen. Hij sprak dan eens met een soort van wanhopige droefheid over zijne moeder, dan weder verhaalde hij hare levensgeschiedenis[,] hoe zij jaren lang had geleden, hare eenige troost in den Bijbel zocht volstrekt gelaten ontrent den dood dacht.


pagina: 270

Haar terug te zien, hierontrent voedde hij geene hoop meer. Hij wist dat zij overleden was maar ook dat zij tot beter gewesten was overgegaan. Hij zeide Je lui parle, elle m'a déjà parlé, elle m'a  dit tout se que je puis espérer. Quel bonheur qu'il existe de pareilles communications. Hij verhaalde veel van den moed dikwijls in doodsgevaar door haar betoond op het punt van van honger en koude te sterven in de Bothnische Golf, of onder de Spaansche Banditen. Zijne vrouw was eene heldin. Zijn zoontje was van een areorisme of zoogenaamd lac de sang in het gezicht geopereerd. Hoe zonderling was het mengsel van dit alles. God kent de zijnen, wat willen wij kennen.

Ik vond eenige regelen v Bosscha en enen belangrijke brief v Molenaar v Crefeld. Duitsche verzen die hij mij zond kwamen mij wat misticq voor.

Aan daCosta had ik nog geschreven omtrent mijn gevoelen over de avond van Maandag. Ik voelde mij genoopt dit ook aan M. [Messchert] te doen. Het lezen v Theobald vooral deel 2 p 140 & sq bevestigde mijne vrees.


pagina: 270


Zaturdag 25 Oct.

B.[Bowring] nam heden afscheid. Hij had nog de verrijkingen van zijn album getoont. Welk een gif ligt daarin voor onze Eigen liefde. Raadselachtig man met wien ik om dus te spreken gedwongen geweest ben kennis te maken. God weet welke vrucht dit verder zal hebben.

Aan het Bureau was al zeer weinig gebeurd. Goud [Goudzwaard] was hartelijk. De stemming ontrent de Agenten v Amst was niet zeer vriendschappelijk. De uitzichten wegens den finantieelen toestand der fij wanneer zij zoo veel ladingen zal moeten afschepen zijn niet zeer gunstig.

Aan Mess. [Messchert] schreef ik nog verder. Merkwaardig was het geen ik bij Zinzendorf in zijn leven ontrent de pietisten las.

Men zegt dat het huwelijk van Princes Marianne af is, daar de jonge Zweedsche Vorst ook nu en dan eenigzints krankzinnig is.

Met de grootste belangstelling las ik nog in Amst. in den Christian observer een articul over de Americaansche revivals en de daarbij plaats hebbende misbruiken, en over de wijze waarop een innig Christen onder andersdenkende bloedverwanten moest leven. Het eerste articul sloeg juist weder op Maandag avond.

Hoe weinig verstandig ga ik nog met mijne kinderen om. Hoeveel heb ik nog te leeren!

Bowr. houdt het plan van Cris voor onuitvoerlijk en nodigt hem om in Engeland te komen ten einde aldaar mannen te spreken die geheel America doorreisd hebben en die in staat zijn hem de beste inlichtingen te geven.

 

 


pagina: 271

De vestiging der intermediaire school hier ter stede wordt door de schoolmeesters sterk tegen gewerkt.

Schim [Schimmelpenninhck] behaalt den eersten prijs bij het schieten in het S Hubers gilde hetwelk zijne bijeenkomsten te Overveen houdt. Op het nagerecht moet het nieuw benoemde lid ter eere van het gezelschap uit eenen groten hoorn drinken.


pagina: 271

Zondag. 26. Oct. 1828

De eerste Zondag na 't vertrek v Bosscha, dezelve liep echter zeer genoeglijk af.

Ter kerk bij Secrétan over Eph. 5 v 6. Bewijs dat la colère de Dieu een oneigenlijke uitdrukking is, dat er bij God nimmer toorn (colère) als drift kan bestaan wel verontwaardiging, dat in het O.T. God nog meer wierd voorgesteld naar aanleiding van de bevatting der menschen in dien tijd dat in het N Test. colère eigentlijk de straf die op de misdaad volgde, te kennen gaf, dat zelfs in een text v de brief aan de Romeinen waar het grond woord van de Overheid gebezigd word men het door straf vertaald, dat de toekomstige toorn eene uitdrukking door Christus gebezigd toekomstige straf was daar men zonder ongerijmdheid niet kan stellen dat God zich eerst naderhand zoude vertoornen over het geen nu geschiedde. Het voorbeeld van Christus in wien de volheid woonde leert ons voorts dat er bij hem geen toorn (colère) tegen de zondaar wel verontwaardiging tegen de zonde of de verleiding ten bozen bestaat. Dit alles was nu tegen eene uitdrukking in de Catechismus waarin staat que Christ est mort pour appaiser la colère de Dieu.

In het tweede gedeelte bewees hij dat hoezeer er dan ook geen colère bij God bestond het lot der zondaars niet minder verschrikkelijk is. In de menschelijke wet wordt de misdadiger gestraft, hoewel er geen toorn nog bij de regter nog bij de wetgever nog bij den uitvoerder bestaat. Zoo is dan ook zonder colère bij God de bezoldiging der Zonde de dood, ten zij dat wij de regtvaardigheid van Christus aannemen die de wet volbragt en dus de Zonde verzoend heeft.

Het eerste gedeelte deed mij te weinig af, daar men toch dit woord niet als een menschelijke toorn kan verstaan en voor velen van het auditorium, de nuance misschien te fijn was, en


pagina: 272

misschien de voordragt verder wantrouwen tegen de Catechismus kon inboezemen. Het twede gedeelte was zeer krachtig en aan het einde van hetzelve was hij innig getroffen zoo het mij voorkwam. De schare was bijzonder talrijk.

Condoleantie Visite bij Nicolai. Wat zal men zeggen als men de mensch zoo weinig kent. Hem vond ik altijd zeer hupsch, zij heeft mij altijd belang ingeboezemd. Dom Donker vond ik aldaar zitten.

De avond liep spoedig voorbij. Veel had ik nog optetekenen v Amst. Wij lazen het begin v Ezechiel. Hoe ontzagwekkend is hetzelve.

DC antwoord hartelijk & liefderijk over de zaak van K. & de oefeningen. Geheel overtuigt hij mij niet. Hij wil dunkt mij reeds het kaf van de Tarwe afzonderen. Dat het werk ter eere Gods begonnen is, geloof ik wel, doch de zaak is maar om te zorgen dat het niet verbastert.

Pauly wenscht archivaris (Provinciaal) te worden.

Maandag 27 Oct.

Recapitulatie van vorige dagen. Ik vergat te melden hoe Capadose in Gods hand het werktuig was, om in daad een roomsch fransche huisgezin onder de merkwaardigste leidinge Gods tot de kennis der waarheid te brengen. 'T geen hen deed inzien dat zij op den dwaalweg waren was de vergelijking tusschen de Bijbel die het aanbidden van beelden verbiedt en hun roomsche Catechismus.

De Jonge was hier. Aan een provinciaal Archivarissch is niet te denken daar de Archiven v Holland hier berusten.

Dingsdag 28 Oct.

Een heerlijke herfstdag; welk een zegen die te mogen genieten.


pagina: 272

Br. v. Messchert. Hij schrijft uitvoerig ontrent het punt waarover ik hem schreef en er is veel waars in. Als men maar gene wetten aan God in de bekering van het hart toe wil schrijven en de menschen niet ijkt.

Secrétan schijnt reeds eenigen aanstoot gegeven te hebben. Beeloo was hier deze avond en verhaalde mij hij hoop had op het lectorschap te Medemblik 't geen hem alleronverwachtst in de mond was gelopen voor eenige dagen.

Een denkbeeld beving Caroline en mij te gelijk, om het terstond aan Pauly te schrijven, na alles wat deze over zijn wensch om hier te wonen & bibliothecaris te worden te kennen had gegeven. Doch van den andere kant heeft hij dunkt mij geen moed tot zulk een stap. God weet het best wat voor hem & wat voor ons goed is.

Bowring had zich nog bij Van der Hoeven beklaagd over de forsche wijze waarop hij door dC aangetast was geworden. De manier waarop hij zich over deze ontmoeting heeft uitgelaten bevalt mij niet. Of het is dunkt mij eenigzints valsch of het is vrees uit de conscientie van meer te moeten geloven geboren. Zaturdag avond was hij bij Tollens met Messchert geweest, doch scheen hun onderhoud niet belangrijk geweest te zijn.

Woensdag 29 Oct. 1828

De winter rukt reeds aan, de werkzaamheden staan bijna stil en toch zoo God eens onze ziel wil opwekken dan staat er niets stil dan is het veld oneindig groot om ons heen, dan is de oogst groot, doch het getal der maaiers gering. Ik sprak nog al met Goudzwd. [Goudzwaard]; zijne beproevingen zijn groot. Hier


pagina: 273

leert God hem om in zijnen weg te handelen. Bosscha schreef mij; hij scheen James zonder ergernis gehoord te hebben. Ik schreef aan verscheidene; de Correspondentie was levendig.

Deze avond een stil huislijk avondje. Het merkwaardigste dat ik las was in de Evang. Kirchen Zeit. Uber das Verhältnis der Römische und Evangelische Kirche 't geen ik uiterst leerrijk vond. O hoeveel hoogmoed schuilt er in mij hoeveel zucht om den moeilijke weg te ontvluchten en het Evangelie aangenaam & gemakkelijk te maken.

Donderdag 30 Oct.

Capadose was bij mij geweest. Ik wilde hem weder opzoeken en  twijfelde nu niet of ik zoude in kennis met de H Zuylen van Nievelt [Van Zuylen van Nijevelt] komen, 't geen ook het geval was. De man was lijdend en doch opgeruimd. Als hartelijk & practisch Christen beviel hij mij zeer goed. Een jong mensch Talma famille v Zuyl beviel mij bijzonder goed & scheen zeer zacht en rond. Capadose was bij de vrouw van dezen geweest om haar het vaccineeren af te raden. Ik bleef wel een paar uur bij van Zuylen. Men sprak genoeglijk, maar zoo dat uitsluiten van zoo vele anderen kan er bij mij niet in en heeft mij ook deze twee dagen nog geheel in het hoofd gelegen. DaC en Cap spreken altijd in een verder verschiet & het schijnt minder personeel te worden.

Cap. sprak mij naderhand over Molenaar met wie hij gegeten had. Deze had met genoegen een preek van ter Borg horen voorlezen. Hij had gezegd dat het hem gespeten had Cap. & dC op denzelfden rang als Vijgeboom gesteld te hebben. DC had in M volstrekt niet de man gevonden menschelijker wijze geschikt om den reus der eeuw te bekampen; hij vond in hem een man die het goed meende maar die meer voor de triomferende dan voor de lijdende Kerk geschikt is en die ook het goede der aarde geniet.


pagina: 273

Ik beantwoorde Zwaardemakers laatste brief. Ik voelde dat ik toch moest trachten hem op het grote punt opmerkzaam te maken.

Aan D Molenaar v Crefeld schreef ik largo over alle onze kristelijke betrekkingen hier, over de doop &C.

Wij moesten bij Mirandolle zijn, ik was in gene stemming om uittegaan; wij vonden er ongelukkig Cris Kool en zijn vriend die wij weinig kennen; ook nog Mev Scheffer (de wed). Het discours was zeer gewoon, en men kwam niet ver.

Thuis komende vond ik nog een brief v. Messchert. Hij schrijft wel broederlijk, maar toch wat strak, en heeft in de brief v d [onl] meer ten voordeele onzer oefening v Maandag gevonden als ik. Cap. was waarlijk op dit punt zeer openhartig.

Vrijdag 31 Oct.

Dit moet ik nog openhartig zeggen dat ik bij Zuylen [Van Zuylen van Nijevelt] een air de protection vond dat mij niet beviel doch mij ondertusschen niet zal terug houden om hem optezoeken. De geest der liefde des N T vond ik te weinig. Zij maken mij te veel ene tweede wet.

Ook moet ik bekennen dat het mij eenigzints hinderde dat Pauly op een beleefdheid & eene hartelijkheid mij niet antwoorde en dat Secrétan mij niet opgezocht heeft in deze week. Beide zijn vermoedelijk toevalligheden, doch zoo gaat het met ons.

Na dagen stilte eindelijk wat levendigheid dat mij een zegen was.

Ida schrijft hartelijk & lang; het hinderde mij dat zij zoo idealiseerde, den oude & nieuwen man te gelijk.

Aan Holm schreef ik over de Election. Hoe sterk ben ik in zulke brieven, maar om alles in applicatie te brengen, dat is de kunst.

Bigel 's Gravesande [Abigail Storm van 's Gravesande] was bij ons, zij beviel mij wel. Het verhaal van de dood van de tweede Vrouw van 'S Gravesande perste mij de tranen uit de oogen. God geeve mij zulk een sterven.


pagina: 274

leeg


pagina: 274

leeg


pagina: 275

[leeg]


pagina: 275

November

1.

Ruw & nattig brak deze maand aan. Wij stonden op 50° na dat wij voor twee dagen op 30° gestaan hadden. Pieters vierde Allerheilige Schimm [Schimmelpenninck] jaagde op de Scheveningsche weg. Het Bureau was ondertusschen nogal levendig v Lobe, het Zaturdagsch Rapport &C zoodat de geheele ochtend genoegelijk besteed wierd.

Niet minder aangenaam echter waren de middag en avond. Ik had in lang met Caroline niet eens doorgesproken over de belangen der ziel & mogt het nu met vrijmoedigheid doen. Wij spraken in eenheid en liefde bijzonder aangenaam. Moge God dit gesprek zegenen aan onze harten.

Met bijzonder veel genoegen las ik haar vervolgens de brief van [onl] voor die de oorzaken ontvouwt van zijn overgang tot de Gereformeerde Kerk en die wezentlijk al zeer belangrijk is. Pauly had mij daarvan het begin en het einde verhaald, doch niet het midden, hetwelk tot krachtig blijke van den invloed van den H Geest verstrekt, 't geen mij had doen denken dat het meer een rationalistische overgang was, hetwelk echter door de lezing van het stuk zelve geheel wierd tegengesproken. Deze [onl] was een eenvoudig zadelmaker.

Aan Steven zond ik nog ene Aria of soort van Cantate over Columbus die ik op verzoek van Oom de Vos gemaakt had.

Met lezen & spreken liep deze avond al zeer genoeglijk voorbij & bragt ons nog weder nader & inniger tot elkander.


pagina: 276

2 Zondag

Ik begon deze dag met lust maar te laat & zag in de Correspondentie met Messchert het een & ander na. Het blijkt mij dat de toon van zijne brieven nog al wat is vooruitggegaan doch dat hij altoos eene zekere stroefheid gehad heeft.

Eindelijk een brief van Pauly hij schrijft hartelijk doch het bewuste plan komt bij hem niet in aanmerking. Over de zaak v Bowr [Bowring] antwoordt hij niets als dat hij zijn adres vraagt.

Bij Secrétan gekomen zag ik Capadose zitten en nam plaats naast hem. Voor een Jaar had ik dit ongaarne gedaan en nu was het mij natuurlijk. Ik was wel bevreesd dat het niet na de zin v Cap zijn zoude doch stond verwonderd toen ik den text hoorde aflezen Spr 17 v 1 en daaruit eene predikaatsie zag voortvloeyen sur la paix domestique waarin eigentlijk het Evangelie niet veel te zeggen had & waarin het geval dat dit Evangelie strijd in huisgezinnen zoude kunnen veroorzaken niet eens wierd voorzien. Sints de middag dat Messch hier was, had ik Secrétan zoo flaauw niet gehoord. Het was een betoog van de noodzakelijkheid van vrede in een huisgezin, en eindigde ook zonder dat eigentlijk eenigzints geloof en bekeering gepredikt was.

Capadose ging met mij na huis & was zoo als ligt te begrijpen was, weinig gesticht. Wij spraken nog een oogenblik over de beschouwing van den Bijbel als het woord Gods en hoe men dezelve dan las ook het historische gedeelte geheel als openbaring. Zoo moet Krummacher de wandelingen der Israeliten in de woestijn uitleggen. Ik zie daarvan wel iets schemeren doch duidelijk is het mij nog niet. In 't midden van het onderhoud & terwijl wij over het geen Holm over de grotere provenientie geschreven had, spraken kwam op eens Secrétan binnen. Ik presenteerde hem Capadose en de ontmoeting was stijf daar wij niet gesticht waren geweest over zijne preek. Ik begreep dat het maar


pagina: 276

best was indien men terstond op een belangrijk onderwerp geraakte, en wij kwamen dan voort op zijn vrede. Het geval wierd gesteld dat in een huisgezin een of meer leden door Gods genade opgewekt wierden en dit door anderen onderdrukt wierde waarvan het gevolg was dat er dan wel wezentlijke tweedragt kon plaats hebben, doch die uit God was hoewel het naderhand weder op vrede kon uitlopen. Hierbij werd het geval gesteld dat bijv. de ouders een kind dat hogere behoefte gevoelde wilden dwingen om wereldsche partijen bij te wonen af te zien van kerkgangen &C. Sec [Secrétan] antwoorde dat men dan misschien in de onderwerping zelve een hogere verdienste kon vinden, doch nu geraakte men spoedig op eenen bijweg en nu kwam het in aanmerking in hoe verre de wereld door een Christen al of niet geschuwd moest worden. Secr beweerde dat men zich niet af kan scheiden dat in de wereldsche vermakelijkheden en vereenigingen op zich zelve geen kwaad was, mits men maar innerlijk Christen bleef, dat Christus niet op dit alles gezien had en wel op bruiloft partijen van tolbedienden &C geweest was, dat de roeping v Paulus gelukkig was om ons te bewijzen dat men vrijheid in alle die onverschillige dingen had, gelijk hij ook Petrus van zijne aanhankelijkheid aan de Joodsche gebruiken beschuldigd had &C &C. Capadose hield staande dat de Christen eens door Gods genade bekeerd de wereld niet meer gelijkvormig kan worden nog zulks mogt zijn, dat er gene onverschillige dingen voor hem bestonden, dat het kaartspel het dansen en de schouwburg juist als tijdkortinge als afleiding door hem niet anders dan als zondig konden beschouwd worden, dat Christus een bruiloft had bijgewoond, doch dat een bruiloft een zaak van eene hoge betekenis was, dat wanneer Christus bij de Tollenaars & Phariseen gegeten had, zulks geweest was om aldaar het Evangelie te verkondigen &C &C. Dit discours liep vrij hoog. Secrétan herhaalde vele mijner vroegere argumenten en vele waarvan nog iets in mij overbleef en echter moest ik bekennen dat Cap gelijk had


pagina: 277

en met veel meer kracht & waarheid dan de Predikant verkondigde. De bekeerde Predik toch is een navolger van hem die zijn leven voor zijne schapen zette & moet dunkt mij beangst en bezorgd zijn over alles wat hun eeuwig welzijn hinderlijk kan wezen. Bekennen wij dat de mensch zondig van nature is dat de natuur alleen door Christus hersteld wordt, dan moeten toch alle bijeenkomsten waar de menschen zonder eenige betrekking op Christus bijeenkomen aller gevaarlijkst zijn en men kan wel zeggen dat men Christus medebrengt, ieder die uit ondervinding dat alles kent weet hoe men die dan in de zak houdt en niet op de borst laat prijken. Een vereeniging van menschen in een verlichte kamer bij een goed vuur met lijfknechts om te bedienen, heeft grote invloed op ons en wij lopen ligt gevaar dat het ons gaat zooals de Eugenius bij de vrouw van [onl] Veele omstandigheden kunnen er na mijn inzien komen wanneer de Christen zich verplicht vindt eens uittegaan door betrekking als andersints, daar waar Christus niet is, en hij kan dit dan met opzien tot God doen, maar hij kan dit nimmer door de zaak op zich zelve goedvindende. Begint men onverschillige dingen te stellen, waar houdt men op?

Gods genade geve dat die beginselen en leer die Secrétan zegt van den jeugd af ingezogen te hebben bij hem leven mogen worden. Hij moge er wat ergernis van hebben, het einde zal toch heerlijk zijn.

Naauw was dit onderhoud afgelopen of de middag kerk begon reeds weder. Molenaar preekte hartelijk over het tiende gebod en over de noodzakelijkheid eener scherpe wets verkondiging om de behoefte aan Gods genade te leeren inzien bij de onmogelijkheid om de wet te vervullen. De aanleiding tot zijn preek was Rom. 7 v 7. Hij verkondigde de waarheid doch ik moet met schaamte bekennen dat mijn hart minder overtuigd was dan mijn verstand, en dat ik er meer nut van had kunnen trekken. Goedertieren God & Verlosser wek gij onze aandacht op, wat zijn wij zonder U! Gerrit was mede en scheen zeer opmerkzaam & te vreden. O mogt zulk een geest op hem blijven.


pagina: 277

Nov. 3

Ik was gisteren vroeg met hoofdpijn na bed gegaan, en voelde mij nu zeer geagiteerd nog over al het gebeurde van gisteren. Na eene wandeling voelde ik mij hieromtrent rustiger. Zie hier mijn resultaat.

In de zamenspraak tusschen Cap [Capadose] en Sec [Secrétan] stond de eerste als Christen veel hooger. De ander hinkte nog op twee gedachten. Het is niet mogelijk zouden wij Christus zoeken, dat wij meer deel aan de eigentlijke wereld kunnen nemen, maar wij kunnen er ons nu en dan eens in begeven niet bang daarvoor zijnde maar echter met Christus in het hart & met zucht om zijn rijk te verbreiden. In het theoretische is het dikwijls moeilijk om zoo iets te beslissen in het practische echter leidt God ons van zelve.

Van de andere kant toch is het oordeel van C. dat Secrétan nog geen beginsel der bekering in zich had, hard en naar mijn denkbeeld ongegrond. Christus bluschte de rokende vlaswiek niet uit Christus nam die genen genadig aan die alleen zeiden Heer komt mijn ongelovigheid te hulp. Paulus schreef aan de gemeente v Corinthe zoo als zij waren uitverkoren en geroepen met elkander & met hoeveel liefde met hoeveel Schönung schrijft hij aan haar. Niemand kan zeggen dat Christus de Sone Gods is dan door den Geest Gods en zou iemand als Secret. die toch krachtig gepredikt heeft hoewel hij in deze dwaalt en toont de ware liefde tot Christus niet te bezitten geen beginsel der Godzaligheid hebben. Neen dit kan ik niet toestemmen. O mogt ik dan toch niet afwijken ter regter nog ter slinker hand niet bang zijn om nu en dan eens als mijne overtuiging spreekt door dC & C verketterd te worden. Ik zie dat God mij op mijn weg nabij is. Laat ik dezen volgen en niet verschrikken als ik in nuances eens van mijne vrienden gescheiden schijn hoewel wij het in de hoofdzaak eens blijven. God heeft mij reeds veel gegeven het ontbrekende zal hij ons ook schenken zoo wij er hartelijk om bidden maar laten wij in ons gemoed verzekerd zijn, en het geen wij doen met vertrouwen doen. Tegen mij personeel zijn dC & C hartelijk en liefderijk zij zien veel meer goeds in mij dan


pagina: 278

er waarlijk in is. Mogten zij dit goeds ook in ander[en] zien dan hebben toch vele menschen nog een vonk van Gods genade. In dit opzigt tegen die genen die buiten zijn, zijn de Archives, de Kirch Zeitung Stilling en Lavat [Lavater] regtvaardiger dan zij. God heeft hen gewekt om de stemmen der bazuinen te doen klinken, maar zij staan in geen verband met iets dat bestaat in de wereld.

Deze morgen een brief v Bosscha. Hij moet een inwijdings redevoerig voor de Academie doen, dit is niet zonder gevaar. Hij moet leerlingen à la Jacotot te Antwerpen examineeren, ik vrees dat Jacotots machine vormige opvoeding nog op de eene en andere wijze zal doordringen.

In de politieke wereld is het vrij onrustig. Het schijnt dat de Ultra Catholiken in Braband ontevreden weges de weg van het Gouv. met de opvoeding zich vereenigd hebben met de Liberalen die zeer ontevreden zijn over de zinsnede van het discours van den Koning, waarbij het gedrag der Provinciale Staten van Luik & Limburg zoo ik geloof wordt afgekeurd. De finantieele staten hebben wel bevallen, maar men heeft het zeer kwalijk genomen dat terwijl van de eene kant de Minister v Finantien veel over de vrijheid van denken en spreken sprak en de verzekening gaf dat eene wet waarover men zich beklaagde buiten werking gesteld of vervangen zoude worden, de Minister v Justitie volges deze zelfde wet eenige schrijvers van Journalen &C deed arresteeren. Men noemt nu de Min v fin le Polichinelle &C.

Ik vernam v Goudzwaard dat in zijn vaderland het Overmasche gedurig branden aangelegd worden. Men verhaalde teves dat zoogenaamde oefeninghouders hiertoe aanleiding gaven. Of het waar is, weet ik niet, maar het is wel te vrezen dat bij het weder opkomen van het rijk v God ook dat van den Satan zich van vele kanten vertone. DaC moge meer dan ooit de geesten beproeven. Met Vijgeboom staan dC & C in hoegenaamd gene betrekking. Men vindt het geen hij geschreven heeft goed doch hij schijnt vele vruchten aan de dag te leggen die niet van dien goede boom getuigen.


pagina: 278

Bowring meldt de dood zijner moeder. Merkwaardig is het dat zij juist op de Vrijdag avond toen hij hier was, en het meergemelde gesprek hield, ontslapen is.

Nov. 4

De dagen blijven tot nu toe werkzaam. De politieke omstandigheden geven nog al aanleiding tot spreken. In de Courrier des pays bas staat een zeer sterk artikel tegen het Gouvt Alles naaperij van de Franschen.

Belangrijk is de brief v Gericke die een schikkelijk tafreel van de zedelijke & godsdienstige toestand v Java ophangt. Dit wierd mij ook nog bevestigd door een Rapport hetwelk wij over de zaak van de Indigo Fabriek v Petel ontvingen. Opmerkelijk is het, hetgeen mij G. van Kte meldt, & hetgeen hij van zijn Character ondervonden heeft. Het kan zijn dat sedert de gebeurtenissen in de Kerk er door Gods genade eene omwenteling in zijn Character plaats gehad heeft. Men kan op alle deze dingen niet aangaan doch het dient toch weder om opmerkzaam te maken.

God geleide mij in zijne waarheid, ik zoek altijd van de eene of andere zijde te leunen.

Met bijzonder veel genoegen las ik weder in de Kirchen Zeitung en vooral het stuk v Hahn over de Leipziger Disputatio en het stuk tegen Ballenstedt's Urwelt

Nov 5

Toen ik 's avonds wilde gaan lezen kwam er juist enen lange brief v Messchert die mij de beide brieven van dC & C over de zaak der bijeenkomst v Maandag geleidde & mij verder over Zinzendorf Stilling &C schreef. Een regt hartelijke geest heerschte in dezen brief. Ik antwoordde hem dezelven terstond met vrijmoedigheid. Toen wij gelezen hadden, was de avond voorbij.

5. S d C schr. over zijne graanhistorie en schijnt indedaad eene te grote verhoging in de Granen te vrezen. De prijzen van


pagina: 279

beste poolsche Tarwe staan reeds op meer dan ƒ 400. Men taxeert de voorraad van Tarwe op maar 8 à 10/m Last doch het is moeilijk om daarvan altijd het naauwkeurige Resultaat optemaken. Van Rogge zoude het dubbel[e] aanwezig zijn. De prijs is nog niet op ƒ200. Van Garst en Haver bedraagt de voorraad maar Lt 2000 voor ieder artikel.

Koffij blijft 4 c. hoger dan voor eene maand ongeveer.

'S avonds kwam Secrétan bij mij & wij spraken genoeglijk, zoo in het algemeen over godsdienstige zaken, over de verschillende beschaving der onderscheiden toneelen die tegenwoordig de Christen wereld aanbiedt en vervolgens over eenige onderwerpen van staat & letterkunde die daarmede min of meer onmiddelijk in verband staan. Dit beken ik dat er een groot onderscheid tusschen de kracht van dC & C & M & die van Sec is, dat de orthodoxie van den laatste meer philosophisch & die van de eerste meer practisch is dat na mijn inzien bij Sec nog niet het geestelijk leven der onmiddelbare betrekking met God in Christus bestaat, die zelf bij meer gevorderden in wetenschappelijke kennis een kracht geeft, die zich na buiten doet gevoelen. Ondertusschen de zon bestaat al is hij nog niet voor 's menschen oog weder opgegaan. Niemand kan zeggen Christus de Sone Godts dan door den Heilige Geest, doch bij hoe velen is het zuurdeessem nog niet zoodanig doorgedrongen dat het gehele deeg verzuurd is. Het is niet zonder doel dat wij een leeraar gekregen hebben die toch met zijn hart de grote waarheden instemt & dezelve wil verkondigen. Hij zeide juist daarom die preek over la colère de Dieu gedaan te hebben, om daarna met meerder vrijheid te kunnen verkondigen Gods regtvaardigheid en dat de bezoldiging der zonde de dood is. Over Zweden sprak hij ook nog al veel. De Dynastie van Karel Jan scheen hij te beschouwen als aldaar zeer vast geworteld, te zijn. Een vriend van hem had een Vertaling van de Edda gemaakt. Het bleek meer & meer dat alle de Mythologien een algemene oorsprong hadden en de eerste overleveringen der wereld daarin afgespiegeld zijn. Groot moet de


pagina: 279

gelijkenis tusschen de Noordsche en de Indische Mythologie zijn.

Malan is een onderwijzer aan eene school te Genève geweest die van de regering afhing. Hij moest daar de godsdienst ook onderwijzen uit eenen Catechismus welke hij niet regtzinnig oordeelde te zijn.  Hij maakt daarover zijn beklag & dit had, daar men natuurlijk niets aan de Catechismus wilde veranderen dat hij uit dien post geraakte. Hij wierd hierop stichter eener afzonderlijke gemeente, die echter naderhand zich weder in tweeen verdeelde. Aan 't hoofd der eene staat een zeeker Heer Bost. Sec. [Secrétan] kan zich wel vereenigen met het geen Malan zeide, doch vond zijn stijl & uitdrukkingen gezocht.

Nov. 6

In onze zuidelijke provintien word hevig geschreven en de iberalen en Apostolieken geven elkander de hand. Het antwoord van de Koning aan de Staten Generaal dat hij ook den troon moet verdedigen is vrij opmerkelijk. De Koning biedt eene wet aan waarbij hij een leening van 15 mil nog voor Indie vordert. De Adstructive Memorie is van weinig belang & bewijst alleen dat er vijf millioen 's jaars aan de oorlog verspeeld wordt.

De Heer de Brouckère een der Brabandsche Oppositielieden die al het fransch naapen heeft vrij ongracieus de Initiatie in de Staten genomen, om voor te stellen dat men een wet zoude nemen om die besluiten v 1815 die de Arrestatie autoriseeren af te schaffen, 'tgeen juist door de Koning beloofd was dat geduurende deze zitting geschieden zoude.

Gearresteerd zijn de advocaat Ducpétiaux en de Heer Coche Mommens [Coché-Mommens] uitgever van de Courrier des pays bas.

Zonderlinge praatjes liepen er deze week dan eens dat de Koning vergeven zoude zijn, dan eens dat hij subiet overleden zoude wezen.

Het schijnt dat het huwlijk v Prinses Marianne niettegenstaande de plegtige verloving in het niet zal


pagina: 280

lopen. Men spreekt veel dat de Prins v Oranje zich sterk daartegen verklaa[r]d zoude hebben, en dat dit reeds op het Loo onaangename toneelen zoude veroorzaakt hebben. Dit zijn echter toch ook niet meer dan praatjes.

In Engeland schijnen de partijen wat meer tot rust gekomen. Niettegenstaande men Shiel den zoogenaamde Agitator uit Ierland had doen komen, is de zoogenoaade Meeting van al de freeholders v Kent goed afgelopen & indien men dit zoo noemen kan heeft de protestantsche zaak daar gezegevierd.

De kostbare Catharine docks die ontzettende sommen gekost hebben zijn in Londen geopend geworden.

De Val van Varna heeft de denkbeelden weder gunstiger voor de zaak der Russen gestemd.

De Franschen in hunne zonderlinge & romanesque Expeditie zijn alleen door eene ferme houding meester van al de  havens van Morea geworden.

Miguel blijft woeden. De zoon van Canning is bij het baden bij het eiland Madera verdronken. Maria de Gloria wordt in Engeland gefêteerd.

Onder den titel van de toetser getoetst is nu weder een boekje ten gunste van Molenaar & tegen Verwey uitgekomen. Er moet daarvan gezegd worden dat het adres reeds zijn 9e druk beleeft, zeker heeft het meer indruk gehad als men verwacht had.

Brieven had ik niet. Met Goudz [Goudzwaard] had ik een levendig onderhoud. Diep gevoelde ik hoe het zinnelijke nog bij mij heerschend was en de behoefte aan Gods genade. O mogt de liefde tot hem toch meer en meer innig bij mij zijn. G zeide mij dat de ondervinding van de gedachten ten bozen die ons zoo dikwijls bekruipen hem van een personeele Satan zoo als de schrift die leert overtuigd hadden. Ik gevoel dat dit zoo wezen moet dat ik het ook zelve ondervind, dat Christus het gezegd, het voorspeld het verhaald heeft, en toch dit is een punt waarin mijn


pagina: 280

verstand zich nog maar niet gevangen wil geven hoewel deze waarheid nodig is wanneer het N T ons een geheel zal worden. G [Goudzwaard] heeft veel beproeving. O God in hoe weinig ben ik nog getrouw.

 Nov. 7.

Gister avond had ik lust gevoeld, bij gelegenheid van het lezen van de toestand der Soldaten die op Java aankomen om eens een tractaatje tot afscheid aan hen optestellen. Dit deed ik gisteren avond. Of het eenig gevolg zal hebben weet ik niet. Klippen zie ik van alle kanten tegen het drukken tegen het ronddeelen doch zoo God er zijn zegen op geeft zal het doorgaan, hoewel ik er nog geen inzicht in heb.

Gelezen de Evangelische Zeitung. Het stuk over het Hoogelied bevalt mij zeer, en geeft mij veel meer inzicht in dat boek, als ik vroeger gehad heb.

Heden was het Bureau zoo stil als een meer zonder rimpel. Wij zijn in het begin van Nov. Een groot gedeelte van het bosch is nog groen. En echter is het heden 27º geweest & overal vind men ijs, zoo dat indien er verdronken land was geweest men misschien zoude hebben kunnen schaatsen rijden.

Margo schrijft heden over al het gebeurende in Amst. Er worden weder feesten gevierd. Een feest van de Koepok-Inenting een feest van Diakonie scholen. Een afscheid feest bij Claude aan Cris & Cato 't geen echter een ordinair diner moet geweest zijn. Zonderling hoe snel dit nu voort gaat, in het midden van de winter zullen zij met een kindje van weinige maanden de reis aannemen onzeker hoe zij daar alles vinden zullen. Men zegt dat Cris de monomanie heeft, doch zeker het is al een zeer zonderling plan & waaraan hij zijne vrouw op eene onverantwoordelijke wijze dunkt mij blootstelt.


pagina: 281

In Braband blijft men steeds Frankrijk naapen; de Courrier des Pays bas waarschuwt de Catholieken om zich niet door het Gouvt in slaap te laten wiegen, de Courrier de la Meuse zegt dat de Redacteurs van de Courrier des Pays bas waarlijk jonge lieden van veel gevoel zijn. De Gazette de France lacht in zijn hart over al het gebeurde en zegt tegen onzen Koning dat komt er nu van dat gij alle vreemdelingen hebt opgenomen om vrij uit op hunne Souvereinen te kunnen schelden. Nu gij begint om eenigzints de tanden te tonen, wordt gij terstond gedeliberaliseerd.

Eene frische wandeling had goed gedaan & ook middag & avond vlogen spoedig om. Ik besloot aan D Slotemaker de brief van daC over Brouwers boek te zenden, en Lutteroth enen oude kennis eens te schrijven over eenige boeken in de Archives aangekondigd. Tot het zenden van beide brieven voelde ik mij opgewekt. Aan Stilling ben ik nog niet begonnen. Secrétan scheen er verre van af om te denken dat 1836 reeds zoo merkwaardig zijn zoude ten minste hij begreep dat de tijden op lange na nog niet vervuld waren en het Christendom eerst weder terug zoude moeten keeren op de plaats waar het het eerst verkondigd was geweest.

Met genoegen lees ik nu en dan uit mijn annotatien in vroeger dagen hoewel ik meer & meer zie dat hier ook veel ijdelheid is doch wie heeft niet de zijne. Over het algemeen voele ik mij tot schrijven veel meer opgewekt dan tot het gedurige lezen. Hoe veel minder doet men op deze winter avonden af als men zoude denken. Mogt ik alles maar met meer ijver met meer kracht en met een oog tot God gericht doen. Aan vele zaken van wetenschap, talen &C daar ik aan wilde doen heb ik nu sedert mijn terugkomst nog niets kunnen verrigten. Doch dit is geen verlies indien ik mijn tijd nu en dan met eenigen zegen heb mogen besteeden.


pagina: 281

8 Nov.

St [Steven schrijft mij weder, hij is nog bevangen in allerlei zaken. Mogt de waarheid hem meer & meer lief worden. Doch hoe veel moeilijker is het voor hem als voor mij om niet door alles wat hem om geeft weg gesleept worden.

Met v d H [Van der Houven] sprak ik nog al ernstig en belangrijk over dien tobbende half geestelijken half ligchamelijken toestand die hij bij vele zijner kennissen opgemerkt had.

In 't staatkundige niets nieuws. Men zegt dat Varna door verraad gevallen is. Silistria zoude ook genomen zijn. De besmettelijke ziekte te Gibraltar blijft nog gedurig door woeden. Shiel heeft een Diner te Londen gehad terwijl zich daarentegen de Brunswickers onder het Presidium van de Earl van Winchelsea [Winchilsea] in een Diner vereenigd hebben.

'S avonds zouden wij de fam Van der Houven & Rappard zien. Men kwam laat, ik voelde mij ook zoo de regte opwekking niet om te spreken & hoewel wij genoeglijk bij elkander waren, maar het bleef zoo meer in het neutrale. Het geen ik van R's vrouw wist maakte mij wel wat beschroomd, doch het was toch geen reden geweest, om niets te zeggen.

9 Nov.

Gerrit was reeds vroeg bij de hand, in verwachting zijner presenten die dan bijzonder na zijne zin uitvielen. O hoeveel heb ik in deze zoon ontvangen zoo eenvoudig neemt hij het Godsdienstige aan & verheugde zich op dezelfde wijze over zijn Psalmboek als over zijn Solitaire bordje. Hij begon den dag al zeer zacht en lief.

Toen ging ik bij Molenaar in de Kerk en had indedaad een gezegende kerkgang. Ik gevoelde hoeveel een kerkgang nog meer kan wezen maar alles preek gezang en gebed boeide mijne aandacht en mijne belangstelling. Het was een gedeelte van de geschiedenis van het onderhoud van Christus met de Samaritaansche Vrouw, v 16-30. Het was de


pagina: 282

voorstelling van de ontdekking van het hart des Zondaars & van het brengen van hetzelve tot Christus. Nimmer had ik nog deze gebeurtenis in hare hoge waarde aanschouwd; nimmer was het mij nog ingevallen dat deze vrouw een bekeerde tot Christus was altijd alleen maar als een getuige van de hemelsche wijsheid van den Zaligmaker. Hoe is men toch volstrekt blind in den Schrift zoo lang tot dat ons de oogen geopend worden. Nimmer had ik de ontdekking van het hart gezien in de aanspraak v Christus aan de vrouw. O alles kwam mij nu in zulk een heerlijk verband voor. In zijn toepassen sprak hij zoo alle de toestanden van het Christelijke geloof en deszelfs trapsgewijze ontwikkeling aan, toonde hoe men jaren lang het woord kon horen, zonder dat het eene zaak van ons hart wordt en moedigde vervolgens ieder aan die bevreesd was door aan te tonen welk een blijk van genade er liefde in deze omkeering des harten te vinden was. Krachtig & opwekkelijk sloot daarop het nagebed. Een der toehoorders scheen hevige gemoedsbewegingen te hebben.

Tehuis komende voelde ik mij regt dankbaar & opgewekt & V d Hs [Van der Houven] waren bij ons. Jane was bij Molenaar geweest. De ande[ren] waren geweest bij Dermout die gepredikt had dat er twaalf uur op de dag zijn en die dus tot het welbesteden van den tijd &C aangedrongen had. Dit alles is wel maar het erkennen onzer zonden en onzer Verzoening met God door Christus het werken & het niet werken zelfs in zijn naam is immers het eerste en voornaamste. Als het nog duister [onl] is wat baat ons werken. Hoe veel heb ik niet in vroeger dagen in eigen kracht gewerkt, en hoeveel van al dat zaad is er, dat niet opgekomen is.

Veel menschen zijn er die van Kerk preeken en Godsdienst spreken, doch hoe weingen zijn er die kunnen


pagina: 282

zeggen en die zich verheugen in te zeggen dat God hen gegrepen heeft. Het spreken met de zulke is verkwikkelijk zoodra er maar niet terstond het oordeel over anderen bijkomt.

Wat dC voorspelt heeft van de vereeniging tusschen Phariseen & Sadducéen blijkt nu weder ten eersten uit de Catholic[e] questie alwaar ongelovige van allerlei kleuren zich met de Roomsche vereenigen en ook in de Brusselsche zaken waarin men de Courrier de la Meuse en de Courier des Pays bas elkander de hand ziet reiken. Deze zaken schijnen in Braband nog al veel indruk te maken hoewel er hier uit de hoogte op wordt nedergezien.

Het is zeker opmerkelijk dat heden 9 Nov. schaatsen gereden wordt & dat gisteren om half acht de thermometer op 21º fahrenheit stond.

Het gebouw der Weduwen fondsen waarop ook zoo veele luchtkasteelen gebouwd waren begint reeds allengs intestorten. Een zeker fonds Voor het toekomende is vooral in grote verwarring. Men betaalde daar ƒ 15 om een jaarwedde van ƒ 2 à ƒ 300 voor te verkrijgen en nu moet men reeds het dubbele betalen en is dan nog niet geholpen. Te Amsterdam is eene algemeene vergadering van dit fonds geweest. Robidé van der Aa heeft al daar met veel ophef gesproken. Het slot is dat het Reglemt door de Directie aangeboden, verworpen is & men er nu een nieuw zal zamenstellen.

'S middags had Secrétan een preek over Exod. 23. Ne suivre pas la multitude pour mal faire alwaar ik vele bestanddeelen van het onderhoud tusschen hem en Cap. [Capadose] in wedervond doch speelde hij veel meer de rol van Cap. hier in dan de zijne. Hij beschouwde eerst wat multitude was, niet alleen uit het zoogenoemde gemeen bestaande maar, uit alle Classen der Mij. Zoo als het ten tijde van Mozes was, was


pagina: 283

helaas ook tegenwoordig. De multitude het grootste gedeelte der menschen ging de verkeerde weg op. Eenige zag men er die het wezentlijke pad der vroomheid en Godsvrucht bewandelden doch hun getal was het geringste. Gering was ook het getal der genen die zich uiterlijk over alle denkbeelden van godsvrucht en deugd konden heen zetten maar het getal der midde Classe was groot. Een der Classen was die welke uiterlijk de hoogste achting voor den godsdienst betoonde doch deszelfs voorschriften in de wind sloeg. Deze soort van menschen was echter min gevaarlijk dan die, welke wel alle eerbied voor godsvrucht toonde doch van den anderen kant de wereld en alle deszelfs begeerlijkheid volgde. Maar zoo men niet de menigte moest volgen om kwaad te doen[,] wat was het kwaad. Er waren dingen die bepaaldelijk verboden waren door de wet en het Evangelie, doch die had hare bepalingen niet op allerlei bijzonderheden der verschillende tijden kunnen uitstrekken, en van daar dat er zoo vele dingen waren die volgens sommigen ongeoorloofd, volgens anderen onverschillig waren. Hoe moest de Christen dan in dezen handelen. Hij moest zijn geweten waarin altijd nog eenig overblijfsel der vroegere waarheid gebleven was en de Schrift raadplegen. De overtuiging die hij echter daardoor, door gedurig nadenken verkreeg moest hem zoo ver brengen dat hij zeide Dit of dat is mij zonde of zoude gevaarlijk voor mij zijn, zonder daarom een ander daarom te veroordelen die of sterker van geloof is, of die er minder over nagedacht kan hebben. Tot rigtsnoer strekke ons de les van Paulus dat het zij dat wij eeten, het zij dat wij drinken, wij alles ter eere Gods moeten doen en dat wij alles moeten doen daarvan verzekerd


pagina: 283

zijnde, zoo dat alles wat wij buiten het geloof doen zonde is. Wij moeten dus geene plaats bezoeken waar wij het oog niet op God gericht kunnen hebben, en waar wij ons overtuigd houden dat de Heer niet met ons zoude gaan, indien hij zich nog op aarde bevond. Maar het is moeilijk om niet met de menigte die om ons zich bevindt met wie wij leven mede te gaan. Wij vrezen uitgelagchen te worden zonderling te schijnen. Indien nu echter eenige van degeen[en] die ons omringen, ja alle, hunne zaken slecht bestierden hun vermogen verspilden of hunne wereldlijke middelen van bestaan verwaarloosden, zouden wij dan hun voorbeeld volgen? Immers niet. En zouden wij dit dan doen in eene zaak van het hoogste gewicht waarin niemand ons van eenig nut kan zijn en het ons geen troost kan geeven met ander[en] veroordeeld te worden. Trekken dan onze vrienden zich van ons terug om dat wij God liever als de mensch hebben wel nu wij verkrijgen andere vrienden die ons hun voorbeeld gegeven hebben[,] de gewijde mannen van het oude & Nieuwe verbond wier schriften de voorbeelden in onze handen en voor onze oogen zijn. Laat ons de menigte niet volgen want het getal der genen die den goede strijd strijden is klein. Christus heeft het zelve gezegd Vele zijn geroepen weinige uitverkoren. Maar zoo wij ons onderscheiden van de menigte zoo zij het niet om te veroordelen (want dan ware deze afscheiding van weinig nut en wij stonden onder het gebied van den Vorst der duisternis wiens invloed de trotsheid veroorzaakt) maar om zalig te maken (pour sauver). Dit zij ons doel bij deze afscheiding om onze eigen zaligheid en tegelijk die van andere te zoeken in den geest der liefde.

Er was dus veel toepasselijks in en ik ben het met hem eens over het rigtsnoer wanneer men zich moet afscheiden en tot wat einde men zich moet afscheiden doch juist zijn rigtsnoer maakt het getal der plaatsen waar wij gaan kunnen vrij wat geringer als hij Zondag ll stelde.


pagina: 284

Gerrit vond ik onder zijn vrienden die ontzettend wild waren. Hoe moeilijk is het op kinderen te werken, zoo God niet op hen werkt.

10 November.

Het was gisteren een dag van opwekking & stichting geweest voor mij, heden liep alles anders. God zij dank dat ik aan tafel nog mijne ondankbaarheid gevoelde en ook kracht ten goede bespeurde.

Suringar schrijft een beleefden brief doch genoeg om mij te bewijzen hoe wij, ook betreffende de beoordeling van Bowring op een geheel verschillend standpunt staan.

Lang sprak ik met G [Goudzwaard] zijn toestand daar hij meer verteeren moet als hij kan, is indedaad beklaaglijk en in eene gesteldheid als de zijne, vrees ik voor gedurige toeneming. Ik moest nu God hartlijk voor hem bidden doen wat ik kan en dan verder de zaak overlaten, maar neen ik wil nu zijne leiding onderzoeken beoordeel[en], en dit mag ik niet.

De vrees dat Cap[Capadose] & dC ligt tot een willekeurige te veel allegoriseerende verklaring van den Bijbel konden komen wierd nog in mij versterkt door het lezen der Recensie van Krummachers preken in de Ev Zeitung v. 1827 Nov).

Ik las dezen avond nog in de Washington Irving's Columbus & in de Revue Brit & de dag was voorbij.

11 November

Het weder is geheel veranderd. Natte wakke dagen hebben wij nu zeker onder de minst aangename dagen van 't Jaar. Als God ons echter maar zegen van binnen geeft, van buiten zal het zich wel schikken.


pagina: 284

Ba. [Bosscha] schrijft mij zeer belangrijk over het volkomen mislukken van de opvoeding eeniger militairen onder de Heer de Seprès te Antwerpen volgens de Jacototsche leerwijze opgevoed.

S d C [Steven de Clercq] schr dat te Amst ook het ongegrond gerucht weges eene vergiftiging des Konings doorgedrongen was.

W M. [Messchert] schr. innig & kristelijk over verschillende onderwerpen. Hij is mij een hartelijk broeder & leidsman.

Met V d H [Van der Houven] innig over verschillende belangrijke zaken gesproken. Zijn  broeder of zwager Van Gennip te Rott lijdt zwaar aan het tic douloureux een ziekte waarover men nu nog al hoort spreken. Mev. Knottebelt schrijft in een regt kristelijke toon. Ook de voormelde lijder die bijna geen voedsel kan innemen moet zich door een uitnemend geduld onderscheiden.

De twee advocaten in de zaak v de Courrier zijn in eene gevangenis van 12/m en de uit gever de Coché-Mommens van 6/m veroordeeld. Allen hebben geappelleerd. Ducpétiaux wiens lot nog niet beslist schijnt moet niet eens eene dissertatie, op den gewonen minder volledige voet der zuidelijke Academien hebben kunnen inleveren en daarvoor dispensatie verzocht hebben, bij zijne promotie. Alle zijn jonge lieden.

In 1824 had P. Vreede het oude lid van ons Directoire een plan ingeleverd volgens hetwelk ons gehele stelsel van in- en uitgaande regten zoude moeten veranderd worden. Het wierd toen als visionnair beschouwd door eenige tegenschriften bestreden & men scheen er verder niet meer over te denken. Nu verneem ik echter dat de Koning eene Commissie tot onderzoek van dit plan en de al of niet doelmatigheid van deszelfs invoering benoemd heeft waarvan Sullivan de Gras, die er weinig verstand van moet hebben tot President benoemd is. Onder de leden bevindt zich ook F. Smeer die zich nog al in alles bevindt, doch zich zeker ook overal werkzaam toont.


pagina: 285

Silistria schijnt nog niet gevallen. De Engelsche Journalen beginnen zo het schijnt partij tegen de Russen te trekken.

V. Royen heeft de regelen laten drukken die hij bij het Graf of de begraving v Appelius had uitgesproken. Classisch is het maar koud, en zoo als dunkt mij Cicero het ook zoude hebben kunnen doen, hoewel hij dan juist misschien Appelius niet voor zijn held had uitgekozen.

12 Nov

Ik had den vorigen avond nog in le Jeune gelezen en een en ander aangetekend en de Avond vlood spoedig daarhenen.

De volgende dag moest werkzaam in het geestelijke zijn waartoe de aanleiding op allerlei wijzen kwam. Ik ontving eerst brieven van C [Capadose] & H [Hogendorp] die ik zoo als altoos schoorvoetend opende. C. schreef natuurlijk over de zaak van S. [Secrétan] doch gematigder als ik had kunnen verwachten. De post was aan het Bureau alleronbeduidendst. Ik ging na S om hem de eerste nommers van de Ev. Zeit te brengen & vond hem alleen, waardoor ik nog al lang bij hem bleef.

Reeds toen hij meermalen gezegd had dat hij het volkomen eens was met de gevoelens der zoogenoemde Mommers in Zwitserland had mij dit verwonderd. Dit is toch eene leer waartoe men niet dan na veele personeele ondervindingen na veel strijd van binnen komt & de wijze waarop hij dit zeide was te ligtvaardig, om een resultaat van overtuiging te kunnen zijn. Na eenig oppervlakkig onderhoud noemde ik de naam van Molenaar en nu zeide hij mij, dat dit adres zoo veel opgang had gemaakt dat hij begrepen had het te moeten lezen, maar dat hij het niet bijzonder naar zijn smaak gevonden had vooral niet dat hij daarin gedurig sprak van calvinistische gevoelens, dat Calvijn niet de gerefor-


pagina: 285

meerde Kerk was, dat deze vooral die v Zwinglius nooit de predestinatie had aangenomen, dat hij alle respect voor 't Synode v Dordrecht had maar ... enfin het bleek mij nu uit het discours dat hij de Predestinatie niet zoodanig aannam als de Kerk dit leerde. Hij nam wel eene Pred. aan als natuurlijk gevolg van betrekking tusschen God & de mensch, maar beschouwde dit als eene zaak meer van metaphysica dan van Evangelie. Hij had Tholuck over den brief aan de Romeinen voor zich leggen, toonde mij daarin aangehaalde passages van Calvinus & Gomarus volgens dewelke God de oorzaak van de zonde wierd 'tgeen alle zedelijke begrip omver zoude stoten. Volgens hen wierd aan allen Christus aangeboden die het niet aangeboden wierd, zijne schuld was het en uit de natuur der zaak kan God hen niet zalig maken. Op mijne aanmerkingen dat hoe of men de Predeste aannam ja of neen altijd nog de schijnbare klacht van onregtvaardigheid op ons bleef, zoo lang er verdoemden overig bleven, antwoordde hij dat men zich altijd een verkeerd denkbeeld maakte van God bij wien kunnen & willen hetzelfde was, zoo dat hij niet anders kan als hij wil en niet anders wil als hij kan. De beste wereld is dies een haissische. God moest scheppen zoo als hij geschapen heeft & het moest ook voor degenen die in de zonde bleven het zelfde noodzakelijke gevolg hebben. Hij zeide nu dat de Pred. voornamentlijk in den brief aan de Romeinen gegrond is dat Esau & Jacob aldaar twee volken beduiden &C &C Een zijner vrienden had hem gezegd dat al streed het geen in de Bijbel stond tegen zijne rede hij het toch zoude kunnen aannemen. Dit kan hij niet zeggen, de Bijbel en de rede waren immers toch uit dezelfde bron dat is uit God ontsproten. Zoo wij de overenstemming niet inzagen, geschiedde dit veelal om-


pagina: 286

dat onze rede niet genoeg verlicht was. Schelling & Cousin waren door de wijsbegeerte tot de erkentenis der Drieeenheid gekomen & de laatste waarvan hij juist een werk las zelfs tot de wedergeboorte. Onderscheid tusschen de Roomsch[en] in Duitschland & de Roomsch[en] hier te lande, die naar zijn oordeel meer met elkander verschillen als Roomsch & Protestants.

Mij dunkt dat mij dit onderhoud veel licht gaf. Mij komt voor dat de man bij hartelijkheid voor het Christendom overtuiging der historische ja zelfs der leerstellige waarheden zijner kennis van de leerstukken nog meer uit de philosophische leerstelsels der tegenwoordige kristelijke Duitsche Metaphyisica als uit het Woord zelve gehaald heeft, ja dat de grond bij hem even als bij Bow.[Bowring] hoewel op een zeer grote afstand nog steeds is het niet erkennen van Gods woord als de eenige bron van de leer der zaligheid boven onze rede verheven. Hoewel ik geen wijsgeer ben kwam mij zijn gevoelen over de noodzakelijkheid der Schepping voor na het Spinosismus te hellen. Uit het hart moet het verlangen na de zaligheid komen & het verlangen na God & om hem in Christus te kennen. Wanneer men met S [Secrétan] spreekt beschouwt men de zaken wetenschappelijk is door een & ander merkwaardige wijze van zien getroffen, doch men zal niet zeggen wat zal ik doen om zalig te worden of zich beschaamd gevoelen gelijk mij zulks na het onderhoud met ter Borg gebeurde. Dit moet ik bekennen dat S er voor uit kwam dat hij andere inzigten kon ontvangen en is het minder om hem te oordeelen, dan om mijzelven te waarschuwen dat ik de bovenstaande regels schreef.


pagina: 286

Ik voelde dat ik de H Zuylen [Van Zuylen van Nijevelt] op moest zoeken doch wierd innerlijk tegen gehouden. Ik gevoelde dat ik wel was blijven staan bij de argumente[n] van S [Secrétan], doch dat ik meerder kracht nodig had. Ik wilde bidden doch het was elendig & ik ging hoewel niet zeer gaarne na V Z. Deze ontving mij liefderijk en zette mij geheel op zijn gemak zoo dat wij genoegelijk spraken. Hij is streng gereformeerd & beschouwt dit als de absolute waarheid is dus tegen het zendeling genootschap als ene onheilige vereeniging der verschillende geloofsbelijdenissen daarstellende tegen het gevoelen van dC dat er een nieuwe Kerk uit alle de secten geboren zal worden, daar na zijn denkbeeld de gereformeerde Kerk geenzints afgedaan heeft, en de welke tot de waarheid moeten komen, al nemen zij geen deel als ledematen aan de Geref Kerk toch deelgenooten van hare gevoeles zijn. Meer de wereld gekend hebbende laat hij zich zoo ligt niet door voorgeven van opwekking medeslepen en is daarontrent wantrouwend. Hij gaat uit de Verkiezing Gods uit, niet om dat dit gevoelen op enkele texten rust waarvoor andere explicatien gezocht zouden kunnen worden, maar om dat hij van Genesis af in de gehele Bijbel Gods souveraine macht geopenbaard vindt. Voor duitsche boeken is hij zeer bang als meest een godsdienst van verbeelding voortbrengende en niet op de vaste rots gegrond.

Nu kwam ik te huis en greep eens na Brakel dien ook hij mij sterk had aanbevolen. Het was mij waarlijk een Medicijn en sedert veertien dagen had ik er tegen op gezien het boek in handen te nemen. De waarschuwing tegen de Pietisten &C trof mij. Het denkbeeld van het onderscheid tusschen de


pagina: 287

godsdienst van de natuurlijke & den bekeerden mensch had ik nog nooit zoo ingezien. Ik gevoelde juist op dit oogenblik waar het onderscheid tusschen den godsdienst van de Mullers in de Kalverstraat & ter Borg zat. In het hoofdstuk over de verlatinge vond ik wenken ter bekamping van de argumenten van hen die aan hunne zaligheid twijfelen die treffend waren. Over de aanvechtingen des Satans gaf mij zeer veel licht. Men heeft niet dikwijls deze werking van buiten ons, die het goede in ons tegenwerkt opgemerkt. Tot nu toe was mij dit geloof aan den Satan slechts een geloof geweest om dat het in de Bijbel stond en om dat regtzinnigen het geloofden, doch ik zie nu dat men dit stuk ook uit de ondervinding moet kennen. Wat hij Brakel over de bevinding en over de liefde zegt is ook zeer opwekkelijk. De Roomsch[en] komen er niet gemakkelijk af. Kragtig bekampt hij ook de zielenslaap die ik nu zie dat een gevoelen van de Meniste[n] ook in vroeger tijden geweest is.

De lezing van dit boek bragt ons tot laat in de avond. Ik las Caroline veel er uit voor en voelde mij bijzonder opgewekt. O God mogt het niet voorbij gaande zijn, mogt het krachtig blijven ook in volgende dagen.

13 Nov.

Alles was even stil aan het bureau. Mijn werk was geheel bij. Onder de invloed van de gemoedsgesteldheid van den vorige dag schreef ik met vrijmoedigheid aan Capadose & Messch [Messchert] & daar ik bij Van Zuylen [Van Zuylen van Nijevelt] vernomen had dat de eerste bij zijn boekje over Jonas ook nog een ferme aanval op Van der Palm de veranderingen op de Academie &C liet volgen begreep ik hem het fortiter in re, suaviter in modo te moeten aanraden daar ik wel geloof dat ten zijnen opzigte men maar een stok zoekt om een hond te slaan.

 


pagina: 287

Dezen avond ben ik veel minder opgewekt, ik voel mij slaperig. Hoe hangen wij toch geheel van het geen buiten ons is af.

Kruseman was hier, verhaalde van zijn togtje na Parijs doch het was mij ditmaal niet mogelijk op eene lagere trap eenigzints enthousiast te worden.

V Heukelom v Leyden was hier. Droevig is het om te zien hoe deze fabrieken gedurig verlopen en waarlijk alles wat men tot derzelver opbeuring doet verloren gaat.

De Gazette liet zich of liever in eenen aan haar gezonden brief sterk uit over tractaatjes door de Protestanten verspreid waarin eene doctrine gepredikt wierd waardig de la place de Grêve dat de mensch zonder berouw zalig wordt.

Kruseman had Quatremère de Quincy een bezoek gegeven en dien geleerde die er al zeer zonderling uitzag zoo bezig gevonden zich over een kat die hem hinderde te bezwaren dat hij niettegenstaande alle zijne Complimenten maar geen goed woord van hem had kunnen verkrijgen. Hij roemde Horatio Vernet als een man van groot Genie die in alle vakken der kunst schone schilderijen leverde.

14 Nov.

Deze dag was ik meer opgewekt, doch minder geestelijk. Ik gevoelde nog wel vastheid, doch meerder gevaar van weder in het gewone weg te zinken. Ik schreef ondertusschen nog al ernstig aan Steven & spoorde hem aan om niet te blijven staan maar te trachten om verder te komen.

Ik ontving de Foreign Quart Review te leen en viel er met veel lust op aan, doch wist mij echter eenigzints te matigen. Na mate men minder uiterlijke genoegens heeft, moet men met het genieten dergene die men meent dat ons vergund zijn voorzichtiger wezen.


pagina: 288

15 Nov.

Deze morgen ontving ik de tijding van het overlijden van Naatje v Lennep. Gelukkig zij die in geloof volstreden heeft. Zij had nog kort geleden aan Mev Van Oort doen weten dat de Godsdienstige denkbeelden die zij van haar vader den oude Gobius [Gobius du Sart] had aangenomen nu haar troost uitmaakten. Ik had haar in 1812 als een regt lieve vrouw leeren kennen. Ik zag haar naderhand minder, daar ik in de tijd van ons commercieel ongeluk het zwetsen van V L [Van Lennep] niet goed kon dulden. Ieder heeft zijn zwak, maar hij kon mij toen diep melancolicq maken.

Van Halteren is overleden. Hij was een man die joviaal in den omgang was & die zeker voor Leyden nuttig was. Verder kan ik hem niet beoordelen. In 1824 was hij weifelende. Misschien waren wij toen te kras. Maar zeer kort is hij ziek geweest.

Aan het Bureau alles zeer stil. Eindelijk was er gisteren toch wat onderscheid van opinie.

Mansfeld was deze middag bij ons. Men moet eerst met de mensch in ander opzicht famillaar worden eer men over de hogere zaken kan spreeken.

Uber unser[en] Ansichten v Heiligkeit & Sünde is een belangrijk Artikel uit de Ev Zeit.

Mogt ik toch minder door bijkomende omstandigheden en meer door wezentlijk vertrouwen en geloof opgewekt worden.

Aan Henry schreef ik heden largo over de opvoeding.

16 Nov.

De avond liep gisteren genoeglijk af. Ik las in de foreign Quarterly & las naderhand met veel genoegen de brief aan de Hebreen uit. De overeenstemming & eenheid van Oud & Nieuw Test is daar heerlijk in ontwikkeld, doch hoe verder men komt, des te groter wordt het


pagina: 288

veld. In hoe veel dingen ben ik nog loom gaperig slaperig. Hoe weinig heb ik aan talen gedaan in de laatste tijd. Gister avond was ik weder slaperig, deze ochtend weder een half uur te laat beneden. Wij deden ene heerlijke verkwikkende wandeling en ik ging toen ter kerk bij Molenaar alwaar ik hoorde een zeer goede stichtelijke preek over de text Saul Saul het is u hard de verzenen tegen de prikkels te slaan. God zond ons prikkels van allerlei aart om hem tot bekeering te nopen door te werken 1/op zijn verstand 2/op zijn geweten 3/op zijn geluksbegeerte 4/op zijn denkbeelden ontrent het toekomende. Indien het alleen verstandswerk was en de mensch geloofde indedaad aan het oordeel, dan konden zij niet uit de kerk gaan zoo als zij er in kwamen maar dit is het[:] het hart moet geopend worden. Ik was wel gesticht maar niet zoo veel als verleden Zondag. Ik wierd afgeleid door allerlei gedachten. Dit is eene grote verleiding om de zaken te horen als of zij tot anderen gesproken wierden, en voorts ook om te denken dat men te gelijk horen en nog om iets anders kan denken. Geen oogenblik is er of wij moeten waken en lopen gevaar in verzoeking te komen.

Dit gevoel ik met V Zuylen [Van Zuylen van Nijevelt] dat kennisse niet genoeg is dat wij eene vastheid moeten verkrijgen[;] deze vastheid ligt zeker in de eerste plaats in het Geloof aan den Bijbel als Gods woord en het onderwerpen van ons zelven aan deszelfs beslissingen en ook aan de overtuiging dat Rom 7. eene waarheid en gene figuurlijke uitdrukking bevat. God behoudt diegenen die [onl] door zijn bepaalde raad zijn Geest in Christus geloven doch laat toe dat zij die niet zalig worden de droevige gevolgen hunner verdorvenheid ondervinden. Maar nu is er voor ons tusschen het bepalen en toelaten van een oneindig wenen geen onderscheid. En echter wij weten dat niemand onregtvaardig veroordeeld zal worden, dat de hoogste regtvaardigheid en de hoogste


pagina: 289

liefde, tegelijk met de hoogste heiligheid in God vereenigd zijn. Wat zullen wij dan doen; de genade aannemen die ons aangeboden wordt en het Evangelie verkondigen aan allen die wij lief hebben wa[n]t tot allen gaat de roeping. Vele gedachten gaan in mij om. Ik zie dunkt mij meer & meer de eenheid de waarheid de HS. doch het geheel kan ik nog zoo niet ter neder stellen. Mogt ik meer licht ontvangen en in alles nedrig en liefderijk blijven maar alle menschen vrees afwerpen en ook niet schrikken voor grote werken ter verdediging van het Roomsche &C. Er is veel dwaling en echter in alle dwaling een kern van waarheid.

S'middags of liever 's avonds waren wij bij Secrétan. Hij preekte over den text van Joannes waarin deze zegt van diegene die zegt zonder zonde te zijn dat de waarheid niet in hem is. Hij had mij gezegd Je leur dirai un peu ce que c'est que le péché en dat was ook het geval. Hij ontwikkelde duidelijk dat ons daaglijksch gebed was Pardonne nous nos dettes (schulden) en eigentlijk niet nos offenses, dat God als onze schuldheer wierd voorgesteld en dat wij dagelijksch schulden maakten, dat het niet alleen in de uiterlijke zonden was dat deze beoordeling bestond maar dat indien wij ons leven verbeterden tot onze eigen eer alleen, de wereld en wij zelven de afgoden wierden waarnaar wij zochten, en dat alles zonde was het geen niet uit het beginsel van de liefde Gods geschiedde. Wij waren dan gelijk de man die zijn talent in de aarde begroef. Het was alles zeer waar maar ik vond het toch niet krachtig genoeg, het was alles nog te algemeen zoo niet dringen jegens zijne toehoorders om de weg der zaligheid te zoeken. Ondertusschen kan zulk eene prediking onder Gods zegen toch tot eene langzame opening der harten veel nut hebben.


pagina: 289

Bijzonder aangenaam waren wij 's avonds bij Van de Houven en spraken ook zeer godsdienstig, doch ik gevoel hoe wij nog anders moeten spreken, hoe wij uit de levendige erkenning van Gods genade aan ons hart moeten spreken en hoe alles nog zoo buiten ons blijft. Dan heeft Dermout[,] de Sluiter eene goede preek gedaan waaruit dit en dat nut te halen was. Alles goed en wel maar de vraag is verkondigingen zij het Evangelie de blijde boodschap dat ik zondaar dat gij zondaar zalig worden door de vrije Genade Gods. God versterke ons meer en meer op dat de waarheid gene geestelijke geene gemoedelijke liefhebberij bij ons worde, maar wij tot de bron gaan en de kracht der waarheid meer en meer aan ons hart mogen erkennen.

Nov. 17.

Onverdie[n]d zijn de genade gaven Gods over mij en echter het minste hindert mij nog. Heden kwam het boekje van Cap [Capadose] over Jonas uit. Wat hij er van zegt is waar en schoon, maar hoewel ik de berisping van V d P [Van der Palm] juist vond hinderde het mij deze in uitdrukkingen te vinden omschreven die mij voorkwamen niet bezadigd genoeg te zijn. Ik vond het niet aangenaam nu misschien gedwongen te worden, om meer uittekomen als ik wilde en dit gaf mij een zekere innerlijke wrevel, want ik ben gaarne voor zoo ver het kan wel met die welken mij omringen en ik moet openhartig bekennen dat ik nu veel verdorvenheid en leven buiten God doch nog niet die dolken en bajonetten zie. Dit alles maakte mij deze middag minder opgeruimd en zelfs neêrgeslagen doch ik beken het en God leide ook dit ten beste van[?] verheerlijke zijne kracht en onze zwakheid en wereldschgezindheid want dat komt toch nog bij alle zulke gelegenheden bij mij op.


pagina: 290

Nov. 18.

Heden wat ontmoedigd. Steph was jarig en regt lief maar met de andere kinderen hadden wij nog al te doen 't geen mij mistroostig maakte. Daarbij kwam nu het nadenken over het boekje v. Capadose. De toon kan mij dan maar niet bevallen, ik kan dezelven maar niet kristelijk vinden. Het zelfde ware te zeggen geweest zonder die verbittering zonder dat menschlijke. Ik voelde mij genoopt om er op dien toon aan Mess. [Messchert] over te schrijven die mij geschreven had dat het boekje kras ontrent V d P was, doch niets te veel. Ik heb ondervonden dat C liefde heeft doch wie hem niet kent kan het waarlijk uit dit boekje niet opmerken. Genadige Verlosser mogten wij tot U komen en gij troost & kracht aan onze zielen geven.

Nov 19

Met bijzonder genoegen las ik heden de brief v Petrus (den 1e) Hoe meer men toch den Bijbel leest hoe meer voedsel men daarin vindt. De uitdrukking Eert een iegelijk trof mij, het Christendom heiligt de menschelijke ordeningen doch werpt dezelve niet omver. Capadose had toch niet moeten vergeten de stand en jaren van V d P en had dunkt mij ook tegelijk met de verdediging der waarheid dit kunnen doen.

Bij de Gr. v Hog [Hogendorp] was ik heden. Hij sprak over zijn Zoon. De Conversatie is altoos eenigzints gedwongen. Hij had op recommandatie van Bowring eenige articles in de British Encyclopedy gelezen. Education Government Colonies &CC alle door Mills den schrijver van de Historie van Engelsch Indien ook gelijk B. een leerling van Jeremy Bentham. Hog. was over dit alles


pagina: 290

wel te vreden, maar dat van de Colonien beviel hem niet hij vond hetzelve op eenige valsche stelingen gebouwd, waarop maar voort wierd geredeneerd. De suppositie dat men met ieder land als het onze Colonie niet meer was voordeliger als vroeger kon handelen beschouwde hij als valsch dewijl de ondervinding gedurig leerde dat zoodanige landen door nieuwe tarieven & douane wetten dikwijls aan de gehele handel met eenige of meer natien de bodem insloegen.

Op den vorigen Zondag is in de Kloosterkerk een Zoon van eene Fagel met Juff Boreel gehuwd gedoopt en is het door dezen dat het geslacht de Fagels hetwelk na zoo veele grote mannen aan ons land geleverd te hebben op het punt scheen van uittesterven, voortgepla[n]t kan worden. Dermout had er dan nog ook iets bijzonders na den doop van gezegd. Vier Fagels waar van een nog p post uit Parijs gekomen was, waar hij Ambassadeur is woonden deze plegtigheid bij.

Men heeft veele aanmerkingen op het Vonnis door den regtbank te Brussel in de zaak tegen de schrijvers van de Courrier des pays bas, gewezen. Men schijnt zich beroepen te hebben en extensie gegeven te hebben aan een Artikel dat gene betrekking hoegenaamd op misdaden tegen de drukpers heeft, en alleen van outrages par faits & paroles spreekt. Ook is de Uitgever gestraft geworden 't geen hier in het Noorden, wanneer de drukker bekend is, nimmer geschiedt.

De zoon van Van der Duyn Gouverneur v Zuid holland, was, dronken geworden zijnde in een studentenpartij medeloper geweest bij het rampzalige geval waarin Casembroot & Van der Vies die aanval op het bordeel waarbij een meisje omkwam hadden ondernomen. Hij wierd tot 6/m gevangenis veroordeeld doch appelleerde na de Haag alwaar hij door Donker Curtius [Donker Curtius van Tienhoven] welsprekend verdedigd wierd, doch die niettemin het vonnis bevestigd zag.


pagina: 291

Over den stand van onzen krijgsdienst wordt veel geklaagd dat de korte tijd volgens welke de Soldaten na de Militaire wet dienen hen gene gelegenheid geeft goed geoefend te worden dat alle bevordering geheel na dienstjaren en niet na knapheid gaat en dat dus er volstrekt niet beloond of gestraft wordt en diensvolges alle naarijver bij den dienst verloren gaat. De Prins v Oranje wil zoo men verneemt, met de geheele tegenwoordige inrigting niets te doen hebben, en dit is zelfs zoo sterk dat toen het kamp deze zomer te Zeyst geweest is, de Prins v Oranje voor dien tijd reeds van daar vertrokken was.

Onverwacht  is te Brussel de tijding van het overlijden der Keizerin Moeder v Rusland aangekomen.

In de Brabandsche dagbladen moeten sommigen onze tijden bij de tijden v Alva vergeleken hebben.

Het is eene grote fout van mij dikwijls te spreken eer dat ik gedacht heb. Onder vier oogen wanneer ik warm worde heeft dit meestal geen plaats, doch vooral wanneer ik met minder in gezelschap ben, en ook in onze vergaderingen zeg ik dikwijls de dingen maar half, of zeg ze half doorgedacht, waardoor Pieters dikwijls voordeel op mij heeft. Mijne verdedigingen zijn dikwijls dan gezocht & daardoor nog zwakker. Ik ben in Amst te veel gewend geworden dat men mij toegaf, en heb altijd op andere geleund.

Met Goudz. [Goudzwaard] sprak ik over de preek v Sluiter v ll Zondag over Jezus & en de rijke jongeling, die gezegd had dat uit dit geval bleek hoe het missen van eene deugd genoegzaam was om ons van de zaligheid uittesluiten. Ik gevoelde dat dit niet evangelisch was, & herinnerde mij wel dat de bedoeling van Christus was om hem te tonen dat hetgeen hij zeide niet waar was, dewijl hij de wet niet kon onderhouden en het hem derhalven aan de behoefte tot schulderkentenis ontbrak. G. was het met Sluiter eens en drong zoo op de strenge zedewet v Christus dat ik een oogenblik vreesde een verdediger der laxen deugds betrachtig te worden. T'huis in den Bijbel echter alles naziende vond ik mijne opvatting ten volle bevestigd.


pagina: 291

24 Nov

Eenige dagen zijn weder zeer snel daar henen gevlogen. Sedert mijn terugkomst van Amst valt mij de tijd kort. 21 & 22 dezer leverden de zaken een & ander op. 'S avonds draafde ik aan de hand van de foreign Review (4e) in de velden der Hongaarsche & Arabische litteratuur.

22 Nov. Wij moesten en wilden ook Sch [Schimmelpenninck] met zijne vrouw eens onder ons zien. De Jonge & zijn vrouw Kruseman en Ragay maakten het overige der gasten uit. Het gezelschap was vrij levendig over alle die dingen die belangrijk zijn tot zoo lang dat men gevoelt dat er nog iets belangrijker is dat de menschelijke geest in beweging brengt. Ragay die nog al aardig praten kan verhaalde van de Expeditie der Engelschen in Noord holland v. 1799 & Zeeland 1806 die hij beide bijwoonde. Het is iets verschrikkelijks, wanneer men het wel bedenkt die oorlogen en vooral de burgeroorlogen. Onder een glas wijn mag men er lagchend over praten door het piquante het belagchelijke dat dit vereenigen van tegenstrijdigheden dikwijls aanbiedt maar het is aklig. Aklig is ook het lot der genen die eens uitgeweken zijn[d] zich aan alle de ondernemingen van den vijand moeten aansluiten, waarvan er sommige op het wezentlijke bederf van het land hetwelk men heet te bevrijden moeten uitlopen. De onderneming in 1799 manqueerde grotendeels door het afzenden van een belangrijk corps om Medemblik Hoorn &C. intenemen en door de koppigheid van den Russische generaal Hermann. Bijzonderheden over de overgave van de vloot. Er was reeds door emissarien uit Duitschland [onl] gewerkt. Storey had terstond weg moeten zeilen. Ontzettend grote verslagenheid in de armée van Noordholland na de gevechten die plaats gehad hadden. In 1809 was Lord


pagina: 292

Chettam [Chatham] de bevelhebber een man die niet wist een besluit te nemen. Men had hier iemand tot regter hand gegeven die Mellet geloof ik heette en naderhand voorgeraden met meer of min grond van Coch[?] af te stammen en de naam van Coch[?] bij nam en eindelijk Coch[?] tout court heette. Men waarschuwde Ch. [Chatham] tegen dezen persoon en dit wantrouwen bragt veel mede tot het mislukken der expeditie. Deze Coch ... naderhand overtuigd van bigamie. Hij ontvangt de Princes v Oranje in zijn huis te Flensburg en doet haar ten doop staan over een zijner kinderen terwijl men naderhand verneemt hij nog ene Vrouw had.

Overgrote zedeloosheid in de pruisische Armée voor den slag v Jena.

Men verhaalde dat de Princes v Oranje gevraagd zijnde of zij alles hier niet op een veel kleiner voet dan in Rusland vond gezegd had dat zij dit verwacht had, doch dat haar niets zoo zeer had verwonderd que de se trouver si près de ses prochaines.

Zij gaat daarom altijd met hare kinderen na de Kerk op dat deze niet zullen opmerken dat zij een andere godsdienst heeft.

Ik had een brief v Mess [Messchert] ontvangen die mij tamelijk dringend nodigde om eens over te komen. Zondag ochtend zat ik in de Diligence en kwam nog eens vroeg genoeg om Dom de Vries te horen. Het was ene preek over Phil 1 v 21 & de volgende verzen. Hij preekt voor alle classen v menschen verstaanbaar voor de min en belangrijk door de onverwachte wendingen voor de meer beschaafden. Het is plain good sense toegepast op de zaken des geloofs. Het is regt toepasselijke orthodoxie uit het verstand nog meer dan uit het hart en zoodanig


pagina: 292

dat hij dunkt mij de menschen nog niet uit de Kerk preekt. Er waren zeer goede aanmerkingen, het geheel was krachtig, maar mijn hart was juist niet bijzonder getroffen ook had ik te veel moeite moeten doen om goed te hooren. Het is iemand die ik gaarne dikwijls zoude horen.

Wij deden een bezoek bij Tollens spraken zoo buiten ons over litteratuur, onchristelijke wijze van doen in inrigting van openbaar nut opvoeding &C doch het innerlijke bleef onaangeroerd. T begint zeer gemoedelijk te worden en let op dingen die hij zeker vroeger niet zoude opgemerkt hebben. Hij heeft een zwaar huishouden, doch schijnt in een goed doen te zijn. Met zijn broeder heeft hij grote onaangenaamheden over de kantoorzaken gehad en staat daarin nu op zich zelve. Zijne vrouw moet ene zeer goede huismoeder zijn. Zij is dochter van een acteur. In zijn eerste liefde zeer tegengewerkt heeft Tollens in een boek met sentimenteele Verhalen in Prosa zijn eigen lotgeval nog beschreven, waarin alles hoogst zielroerend met een zelfmoord eindigt. Hij koopt dit boek op waar hij kan. De tijd van poeetische dromen is geloof ik voor hem vervlogen. God geve dat hij de waarheid vinde. Hij scheen dien ochtend met genoegen bij Van Teuten ter kerk geweest te zijn. D de Vries had hij nog nooit gehoord.

De mist was vrij sterk zoo dat ik v Rott zag. Met F. Smeer zagen wij nog het orgel der grote Kerk dat hij bespeelde en dat zeer schoon bewerkt scheen.

De vereeniging bij de oude Messchert wiens vrouw juist jarig was, was stil doch van zijne zijde hartelijk. De meisjes ken ik te weinig & ken dezelve nog waarlijk niet uit elkander. Het discours liep zoo geheel over bijzaken. Zoodra


pagina: 293

Mess [Messchert] uit de kamer was, begon men over de preek van Ds. van Teuten over de Zondvloed te spreken. Ik nam den Zondvloed als onderwerp v Improvisatie en bragt de Regenboog t'huis op die boog van Genade waartoe wij alle toevlucht moesten nemen. Ik hoopte niet zonder kracht te spreken en vreesde echter om te veel te zeggen. Zoo als ik naderhand van Messchert bemerkte was het hem goed bevallen. Ik gevoelde mij met hem nu ik hem zoo in zijne daaglijksche betrekking zag eenvoudiger & broederlijker als wanneer hij dikwijls hier is en de zaken meer in abstracto beoordeelt. Met Van der Hoop spraken wij nog een paar uurtjes op Messchert kamer zeer hartelijk & wel over vele zaken, zonder bijzondere drukte nog levendigheid, maar op eenen vertrouwelijken voet. In Van der Hoop zijn gelove ik de twee menschen nog werkzaam na mate degene tegen wie hij spreekt. Dit was immers bij mij ook dikwijls het geval en is het nog.

Schomlend halfslapend & half wakend reed ik met eene ruime diligence maar die niet genoeg beladen was na huis en en vond daar alles God zij dank wel, en tevens een brief van daCosta die weder een geheele nieuwe rei van gebeurtenissen in onze Christelijke betrekking opende. Het staat daar waarlijk niet stil. Zoo ooit eene betrekking merkwaardig en door Gods hand geleid wierd, zoo is het d[i]e waarin wij Christelijke broeders ons niettegenstaande, zoo veele verschillen in stand betrekkingen liefhebberijen &C bevinden, daar er indedaad tussen sommige andere natuurlijke antpathie geheerscht heeft. Die gene die buiten zijn schijnt het een Comedie en het is er voor ons ook eene met dit onderscheid echter dat zij menschlijke huichlarij of zoo niet ten minste dweeperij en halve verstandsverbijstering en wij God die de harten als waterbeken leidt als den Autheur aanzien. Hoe treffend toch was deze zoo afgebroken & op zulke gewigtige oogenblikken hernieuwde betrekking tussen daCosta en ter Borg!


pagina: 293

Sints eenigen tijd wist ik door M [Messchert] dat t B [ter Borg] zoekende was met opzigt tot den doop. Nu moest hij juist de Belijdenis preek doen & ik was zeer nieuwsgierig wat hij nu voor een belijdenis preek zoude doen. Het was bijna onmogelijk dat hij dit zoude kunnen, daar thans na zijne begrippen ook voor hem zelve zoo veel duidelijkheid verkregen hebben, het niet wel mogelijk was voor eene gemeente eene belijdenis voortedragen die hij wel wist dat de hare niet was, en die geheel tegenovergesteld was van die belijdenis waarop de jonge lieden die aangenomen wierden tot den doop waren toegelaten. Terwijl ik verlangend dies de uitkomst in dezen te gemoet zag schreef Stev [Steven de Clercq] mij alleen dat V Geuns gepredikt had. Nu verhaalde mij Mess dat t B in den Kerkenraad gezegd zoude hebben dat ook naar aanleiding van een Roomsche die zich bij hem aangediend had om onderwezen te worden, hij over den Doop aan het nadenken was en zich daarover niet gaarne ten deze zoude uitlaten bevores licht van boven, waarvoor hij biddende was, verkregen te hebben. Men zoude hem hierop gezegd hebben dat indien hij het gevoelen van den bejaarden doop opgaf hij niet meer als doopsgezind leeraar beschouwd konde worden hetgeen hij dan ook toegaf. Overigens scheen echter deze verklaring zonder bitterheid ontvangen te zijn, 't geen niet te voorzien was, en was men zelfs overeengekomen dat de zaak geheim gehouden zoude worden. Volges dC nu heeft t B gezegd dat ook naar aanleiding van het gevoelen van mij & Messchert hij aan het onderzoek geraakt was, doch nu ook de denkbeelden van dC  &C wenschte intenemen over dit onderwerp en deshalven niet meer gelijk voorheen hun bijzijn en omgang ontwijken zoude. Het zoude echter kunnen zijn dat deze latere verklaring naderhand


pagina: 294

op den volgende Donderdag geschied was, 't geen mij nu na eene uitdrukking uit de brief v dC. waarschijnlijk voorkomt. Hoe dit zij dC verhaalt dat ll Vrijdag t B [ter Borg] tot zijne grote vreugde aan zijn huis kwam C. [Capadose] kwam toen ook en zij spraken eenige uuren te zamen. Den volgende dag bezocht dC weder het huisgezin van t B & vond zijne vrouw veel beter. Hoe merkwaardig is niet deze leiding. Hoe heeft God deze menschen bij een gebragt zonder dat zij zelve het gezocht hebben hoewel zij het vurig wenschten. God neemt de hoogten tusschen den eene en de ander weg. Moog het zijn op dat het zij eene kudde en een herder. Hoe moet het nu verder gaan. Menschelijker wijze zoude men zeggen dat de zaak gemakkelijk was, dat de Menisten te vreden t B na het geestelijke los te worden hem na het ligchamelijke wel zullen behandelen en dus alles zich schikken zal, en ondertusschen geloof ik dat het geheel anders zal zijn, want ik weet niet of niet t B misschien te teder van geweten zijn zal om indien hij buiten betrekking met de Menisten komt, nog eenige gift van hen aantenemen. God zij met hem in deze gewigtige oogenblikken.

Mess [Messchert] was in de vorige week op nieuw tot diaken gevraagd. Hij zeide te moeten bedanken en verzocht dat men niet zoude aandringen daar dit misschien denkbeelden die nog niet rijp in hem zijn tot eene verhaaste ontwikkeling zouden kunnen brengen. D Messchaart liet zich door deze algemene uitdrukkingen en weigering niet afzetten en daaruit vloeide een zeer belangrijk gesprek over de gewigtigste


pagina: 294

leerstukken voort hetgeen van de zijde van Dom M [Messchaart] met alle gematigdheid zoo het scheen gehouden wordt. Hij nodigt M [Messchert] zijn bezwaren op schrift te geven of hem te komen spreken. Deze laatste zeide dat hij altijd genegen was om hem te spreken doch dat dit telkens vergeefs was geweest. Messchaart zeide hem dat hij een Mystiker was. M. antwoorde dat hij dit misschien eens geweest was doch dat hij nu meer en meer het gewigt van het Dogmatische leerde kennen en behartigen. Messchaart zeide daarop dat het al zeer zonderling was, dat bij t Borg die zulk een poetisch mensch was dezelfde loop van denkbeelden ten dezen opzigte plaats vond.

Ziedaar dan weder de kiem van vele gewigtige gebeurtenissen. God zij ons nabij op dat wij niet mogen vooruitlopen niet agter blijven.

Mijne vrouw hoorde Secrétan over de text Venez à moi vous tous qui êtes travaillés et chargés het geen zeer krachtig moet geweest zijn.

In het staatkundige weinig nieuws. Voortgaande onlusten in Ierland over de exclusieve dealing. Voorgewende vervolging der Roomsche dienstbodes aan welke door Protestantsche meesters de dienst opgezegd zoude worden. De Potter, schrijver van Vie de Scipion de Rizzi wordt uit hoofde van een zinsnede in de Courrier des Pays bas zeggende dat men nu de Ministerieelen te lijf moest betrekken. Ook tegen Coché-Mommens den drukker wordt opnieuw straf geeischt.

Bilderdijk blijft nog rusteloos. Zijn Brusselsche Avondschemeringen zijn zoo ik hoor verschenen. Ook weder ene Nagalm te Dordrecht en het boek over de Perspectief. Onder andere liggen nu  weder vertalingen van de Psalmen en ene van de eerste boeken van Ovidius ter


pagina: 295

perse.

De goede Neef Walré geeft eene Heksluiting aan Bilderdijk opgedragen met allerlei mythologische en Democritische aardigheden. Veel dat in manuscript aardig is kan den druk niet verdragen daar men meestal het gene het meest piquant is te huis moet houden. Doch wat baat alle geestigheid, zonder de bezielende adem Gods. Want wat is dit voor eene heksluiting. Moge de man dit inzien en alles offeren op eene altaar dat boven dit alles verheven is.

Willems geeft eene romance op Maria van Brabant. Le Jeune geeft een verzameling van volksdichters bij ons die ik slechts oppervlakkig ingezien heb, doch die dunkt mij vooral over den ouden belangrijke tijd van onze ridderzangen weinig nieuws bevat.

De Muze Almanak met de portretten van Meyer en 's Gravenweert versierd komt mij voor al zeer weinig belangrijks te bevatten.

De week is reeds twee dagen oud, en dezelve zijn spoedig vervlogen. De avonden waren zeer snel daarhenen gegaan. Heden kwam Beeloo die een paar uur bleef. Er is doch waarlijk veel goeds in hem vrijmoedigheid en onafhankelijkheid mogen dezelve geheiligd worden. Ik maakte uittreksels over de Russische letterkunde. De morgen was heden nog uitmuntend. Gisteren ontving eene uitnodiging om morgen den avond bij den  Hr van Zuylen [Van Zuylen van Nijevelt] met Dom Molenaar doortebrengen 't geen ik echter belet was aantenemen. Wij lazen in Ezechiel die nog al moeilijk is weges de herhalingen. Toen ik gisteren het hoofdstuk las waar Juda zeer krachtig bij eene ontuchtige vrouwe vergeleken wordt viel het mij duidelijk in het oog hoe indien God niet dus sprak en Profeet of schrijver zijn God zoo zeer durven laten spreken en hoe indien het menschen werk was niet het onder de heilige boeken kan dulden.


pagina: 295

26 Nov

Het was een dag die wij thans hier reeds voor de 4e maal mogten vieren, namentlijk de verjaardag van onzen waardige Van de Houven en dit vieren was dan ook weder zeer genoeglijk. Er is geen huis alwaar ik met meerder vrijheid spreek en dit mogt ik ook heden doen, hoewel ik op nieuw ondervond hoe ontzettend moeilijk het is wanneer godsdienstige onderwerpen, uit het oogpunt des verstands behandeld worden, en aanmerkingen op personen gemaakt daarbij komen[,] buiten bitterheid te blijven. Ik impr. over de instelling der Militaire Academie in verband gebragt met het feest van den dag.

De Vestiging der Miltaire Academie heeft plaats gehad en zoo het schijnt is Bosscha er zeer goed afgekomen, en heeft zijn opstel de goedkeuring van Prins Frederik weggedragen.

De Haagsche Regering waarschuwt hare ingezetenen voor het gebruik van ongespeende oesters als zijnde hierdoor vele ziekten in de laatste dagen veroorzaakt geworden.

26-30 Nov

Rustig vlieden de dagen heen sedert onze terugkomst v Amst zulk een tijd had ik mij zeker bij mijn vertrek herwerds niet als mooglijk kunnen voorstellen. Eentonig kan ik hoegenaamd niet zeggen dat de dagen zijn. De korte ochtenden met voorlezen en spreken met de kinder[en] gaan daarheen. De ochtenden aan het Bureau hoewel niet zeer bezet zijn echter door het openen der brieven, het Vergaderen, het doen van vele kleine beschikkingen alles zijn tijd heeft, het voor & napraten & kranten lezen niet te vergeten spoedig genoeg om, en hoe lang de avonden ook schijnen mogen, zij zijn mij veel te kort. Aan Litteratuur & Extraheeren geef ik een


pagina: 296

paar uur, dan komt het lezen en spreken met Lina dan eens ene visite dan bij dit alles de Correspondentie doen, de dagen daar heen vlieden eer men het bedenkt. Te meer kan men dan op zich zelven zien en ik gevoel dan hoeveel mij ontbreekt. Ik bezef dan hoe het mij nog aan vaste begrippen over vele zaken mangelt en aan duidelijkheid om mijn denkbeelden uittedrukken. Tot 1820 heb ik overal de liberale denkbeelden nagepraat omdat menschen dan dezelfde denkbeelden hadden, en waar het zelden tot eigentlijke discussie kwam. De eerste wezentlijke discussien die ik hoorde waren die in de bijeenkomsten met da Costa bij Hartsen Retemeyer &C. Daar zag ik iemand die volkomen vast in zijn opinie stond en bij het overbluffen van Oom de Vos dat ik vroeger zoo dikwijls gehoord had, sterk afstak. In de Jaren die toen volgden heb ik da Costa dikwijls weder nagepraat en de discussie bleef toen binnen de topics van den dag beperkt. Ik was toen te bevreesd om uittekomen en zocht steeds mij in dagelijksche gesprekken te verschuilen en de grote questie met allen die ik wist dat van een ander gevoelen waren, te vermijden. Toen kwam de verplaatsing herwaards. Ik voelde in het eerst een zekere blooheid van geest ligchamelijke zwakheid, wegvalling van alles waarop ik gesteund had, overtuiging dat ik niet op mijne plaats was, dit alles drukte mij neder[,] waarbij dan nog de bejegening van Schimm [Schimmelpenninck] en Cénie kwam van de eerste meer uit de hoogte & vittend, van den laatste lomp en hoonend. Gods genade is met mij geweest en heeft mij door alle deze klippen henen gevoerd. Langzamerhand door al het gebeurende wierd er veel bij mij


pagina: 296

ontwikkeld, en in het Godsdienstige wierd het mij helderder & kon ik met meer vastheid spreken en ook mijne denkbeelden beter dan voorheen uitdrukken. In alle de overige practische zaken der wereld ontbreekt het mij nog geheel aan vertrouwen op mij zelven. Dit komt vooral daaruit voort dat ik hartelijk wensch om in alle deze zaken kristelijk te spreken en te oordelen en dat ik mij zelven mistrouwende gedurig vrees naar de verleidelijkheid mijner natuur van het eene tot het andere te komen en mij op eens geheel ver van mijnen leiddraad te vinden. Ik heb hoge achting voor da Costa Capadose & Messchert ik heb nimmer menschen gezien die zoo consequent in hunne gevoelens waren, ik heb dikwijls ondervonden dat waar ik mij van hen scheidde ik naderhand bevond ongelijk te hebben. Van den andere kant gevoel ik dat bij alle hartelijkheid van wederzij er altijd iets is dat ons hoewel eenstemmig in de hoofdzaak in de nuances zal doen verschillen. Ik zie in de opwekking in Frankrijk Engeland & Duitschland een doel om zonder verloochening van het geloof werkzaam te zijn om in de tegenwoordige toestand der Mij het rijk Gods te verbreiden in grote en in kleine betrekking; bij mijne vrienden zie ik nog mar alleen het Jozuas zwaard dat nedervelt niet de hand die opbouwt. Misschien hebben zij gelijk, misschien moet het werk dat onheilig was weder nedergeveld worden eer het heilige opgerigt word, doch hun standpunt is verschillend. Zij dC, C & H [Hogendorp] staan geheel buiten de zamenleving, die er in is gevoelt toch als Christen zijn pligt en trek om ook hierin met dat Evangelie werkzaam te zijn. Na mate dat ik derhalve deze punten aanroeren moet hoop ik met vrijmoedigheid mijn gevoelen ten neder te stellen.


pagina: 297

De Staatkundige omstandigheden worden van belang. Men heeft dagbladschrijvers ten gevolge van de wet van 1815 gevat & vervolgd. De Brouckère heeft zonder de beloofde intrekking van den troon aftewachten, deze intrekking voorgesteld aan de Staten. Zijne Propositie is te berde gekomen ll Vrijdag en de Liberalen & Apostolieken, thans als broeders vereenigd, hebben deze gelegenheid waargenomen om harde waarheden & hatelijkheden te zeggen. Aan het Gouv wordt verweten dat men de verantwoordelijkheid der ministers ontkent waardoor het de schijn verkrijgt als of de tegenstand tegen de minste administratieve maatregel een aanval op de ontrefbare Majesteit des Konings is. Men beschuldigt den Minister dat hij wetten behoudt die tegen den wil der natie en het gevolg van bijzondere omstandigheden zijn die reeds lang veranderden; dat hij zijn post behoudt & de natie misleid door zijn wetboeken op eene zoodanige verknoeide wijze voortedragen dat zij onaanneembaar zijn. Men voegt nu hierbij de zoogenoemde beschuldiging tegen de vervolging der Catholieken en de zeker meer gegronde van hun Monopolie van het onderwijs. De Noordelijken durven de wet niet goedkeuren, maar zeggen dat het voorstel van de Brouckère afbreekt maar niet opbouwt, dat men van den troon de beloofde verbetering dezer wetgeving te gemoet moet zien &C.

Ziedaar nu een staat van zaken waarbij het Gouvt onvoorzichtig en inconsequent gehandeld heeft en waardoor de Minister zoo hij te kitteloorig was, om het geschrevene van een enkel dagblad niet te kunnen verdragen zich nu de meest honendste uitdrukking van den kant van de volksvertegenwoordigers moet getroosten.


pagina: 297

Hoe beschouw ik nu deze wet. Ik moet hoger opklimmen. Nederland door God als Protestantsch land zoo bijzonder gezegend moest weder een Protestantsch land geworden zijn zonder verdrukkende maatregelen voor de andere gezindheden geene uitsluiting van burgerlijke ampten, wel van regering tot op een zeker hoogte. Eens met Braband vereenigd kon dit niet, doch had de Christelijke Godsdienst die van den staat moeten zijn. Hier komt echter weder eene zwarigheid want ik geloof wel dat wij kunnen beweren dat er onder de Roomschen Kristenen zijn, maar niet dat de Roomsche Godsdienst die Maria dikwijls boven Christus de Paus als den H Geest en de Kerk boven het woord van God stelt, door ons eene vorm van de Christ Godsd genaamd kan worden. Bij de Constitutie is zoo ik geloof het oppermagtige van het volk aangenomen. Dit is tegen het Evangelie dat geen oppermagt van het volk kent maar zegt dat God in de weg zijner voorzienigheid de vorsten aanstelt. Nu is echter de constitutie daar, mag ik niet zoo lang dezelve bestaat als Christen voor mijn land werkzaam zijn. Ik geloof dat zij thans als een gewettigde staat beschouwd kan worden en ik, zoo ik er onder leef, ook  de pligten daardoor opgelegd mag en moet vervullen. Ik moet dus ook deelnemen in het geen dat geschied en dezen staat v zaken. Zoo ik nu zag dat de Koning, door de Administratie een grotere kracht te geven, en de magt der Staten in het geheim te ontzenuwen, tegen deze Constitutie werkte, dan mag ik daar niet voor zijn, al wenschte ik zelfs de vernietiging der Constitutie. Vond hij dezelve niet met zijn geweten vereenigbaar, dan moet hij er rond voor uitkomen want zelfs eene wettige zaak mag met gene onwettige middelen verkregen worden. God is regtvaardig en ook op


pagina: 298

de aarde blijft regt regt. Zoo lang deze Constitutie hoe gebrek[k]ig dan ook bestaat mag ik mij in de heimelijke verkrachting van dezelve niet verheugen, ja mag & moet zulks als eerlijk man in daden en woorden onbewimpeld tegen gaan.

Nu de vrijheid van de drukpers. Het is eene emanatie van hetzelfde denkbeeld waardoor het volk souverein is. Is dit aangenomen dan is dit moeilijk om dezen Souverein binnen zekere bepaalde perken, tot de uitdrukking zijner souvereine gevoelens te besluiten? Ben ik Vorst en vader tevens door God gesteld en naar eene zekere wetgeving, gewoonte (al wil men de Constitutie) te regeeren, dan weer ik alle gift zedelijk en natuurlijk en zeg tegen mijn volk, Hoe wordt Christus geeerd en tegen dien zult gij niets uitgeven. Hier ben ik Koning en tot ondermijning van dat gezag in het hart mijner kinderen zult gij niets schrijven.

Doch wat bestaat hier nu. Niet in Gods naam maar in die eener politieke Convenientie worden de wetten van 1815 gebezigd. Zij zijn in vago en zoo men wil zoo er vervolging en bitterheid opkomt, kan volgens dezelve heden Kinker morgen da Costa gebrandmerkt worden. Deze wet zal de ongodisterij niet weeren maar kan daarentegen de verdediging der waarheid tegengaan. In de tegenwoordige staat van zaken moet ik dus tevens met de wensch dat de breidel bestaan mogt, tegen een zoodanige wet stemmen die eene arbitraire dat is wetteloze magt in handen van een minister stelt.

Dat het beste practische middel om het schrijven te doen ophouden zeker is om te laten schrijven komt mij duidelijk voor doch wat is nu mijn pligt als Vorst en wetgever


pagina: 298

Moet ik niet dat doen wat ik oordeel dat ik ter eere van God en na mijn geweten doen moet. Doch dan moeten ook mijne wetten de overtuiging inboezemen dat zij om de zaak niet om personen gemaakt zijn.

Zondag. Dit was een gezegende dag.

'S ochtends hoorde ik Molenaar de 4e Preek over de Samaritaansche vrouw. Dezelve beviel mij minder dan die voor 14/d. Er is ook wel eene zekere eentonigheid in zijne preken. Lang hield hij ons eerst bij deze bekeering der Samaritanen op en beschouwende toen deze bekering als 1/Goddelijk 2/waarachtig 3/uitlokkend. Er waren treffende aanmerkingen in maar ik kwam minder getroffen te huis als de vorige maal. Ik was weder na de Kerk gegaan te veel in de overtuiging dat ik gesticht zoude worden.

Carol was bij Secrétan geweest. Hij had gepredikt God wil dat alle menschen zalig worden. Dienvolge wordt ieder de genade aangeboden maar desniettemin wordt echter het kleinste gedeelte zalig, dewijl de meeste menschen door verharding deze Genade niet aannemen. Zoo wij ze aannemen het is hoegenaamd geen verdienste bij ons. Zoo in dien trant moet het geweest zijn, zeer verheerlijkende de kracht van Gods genade, zeer verheffende zijne regtvaardigheid, en in een woord zoo regtzinnig als het zonder de leer der Voorbeschikking zijn kan. Was deze leer der Voorbeschikking nu bloot menschen werk en was zij niet op den Bijbel gegrond, gelijk men dit thans altijd zegt, wie zou niet gaarne een gevoelen aannemen dat alle onbegrijplijkheid in het raadbesluit Gods schijnt weg te nemen. Schijnt zeg ik, want een trap verder ontmoet men dezelfde moeilijkheden. Het oneindig wezen dat [dit] aanbiedt


pagina: 299

weet dat er niet aangenomen kan worden en de hardheid die wij zoeken te ontwijken vinden wij hier volkomen weder en zij blijft bestaan zoo lang niet alle menschen zalig worden. Het Geloof kan de verdorvenheid van onzen staat inzien en gevoelen dat zulk een staat tot in eeuwigheid afgescheidenheid van God moet zijn zoo Christus niet door den heiligen Geest die God is aan de ziel zijn eigen Goddelijke natuur mededeelt waardoor hij niet anders als eeuwig zalig kan zijn. Waar het verstand het rigtsnoer is, kan nog eene eeuwige gelukzaligheid nog een eeuwige straf geregtvaardigd worden en komt men in de theorie van [onl] waardoor allen de negative menschen die nog goed nog kwaad genoeg gedaan hebben om veroordeeld of gezaligd te worden weder na een ander bestaan worden gezonden. Hoe wij ons in duizend bogten wringen om met ons verstand het verstand van den oneindigen te vatten het is een grijpen in de lugt en zoo Paulus de hoog verlichte Apostel zelf moet uitroepen Is er dan onregtvaardigheid bij God. Dat zij verre, zullen wij het dan beter inzien. Het Woord des Evangelies is een tweesnijdend zwaard. Het is alles zegen, troost, kragt, gemak zelve zoo men dit zeggen mag, voor de Gelovige. Als een kind mag hij toetasten, als een indelicaat mensch mag hij zelfs God lastig vallen en toch zal hij verhoord worden hij is het lam dat de herder op zijn schouders neemt. Niets kan hem uit de hand van God rukken. Tegen de ongelovige de veroordeelde wordt gezegd Gaat van mij gij vervloekten. Maar nu zeggen wij Wie heeft zijnen wille wederstaan? Dus spreekt het ongeloof want het geloof weet dat Christus van wiens liefde ons niets scheiden kan, die voor ons bid, dit oordeel zal uitspreken en dat die gene tegen wie het zelve


pagina: 299

wordt uitgesproken het zelve regtvaardigen zal. Waren er hier lijsten uitgegeven van de gepredestineerden dit ware hard maar even zeer als de verkiezing van eeuwigheid bepaald is geschiedt de uitnodiging aan allen en is beide waar. Maar het is toch een Contrast. De geheele waarheid leeft in Contrast. Is het geen Contrast dat wij een ligchaam in de aarde stoppen en dat de geest voor ons ligchamelijk oog geheel verborgen leeft en met dit ligchaam na dat alle deszelfs deelen duizend & duizend ligchamen bezield zullen hebben, hereenigd zal worden. Is het geen Contrast dat de schepper van hemel en aarde als mensch aan het vloekhout te Golgotha gehangen heeft. Wat is zwaarder? voor hem die het niet gelooft is alles even zwaar, alles even ergerlijk hij zal aan de onsterfelijkheid eer geloven dan aan de drieenheid om dat hij meer verlangt dat het waar is, doch dit geloof is een bedwelming geen vaste grond der dingen die wij niet zien.

Het ligt echter in de mensch om ieder geloofstuk eerst aan alle de krachten van zijn verstand te beproeven en te toetsen of hij hetzelve daaraan niet zoude kunnen accommoderen tot hij zich in het eind gevangen geeft. Zoo hebben menschen en gemeenten en kerkgenootschappen zoo ver niet kunnen rijzen, doch terwijl wij anderen daarom niet veroordelen klinkt het ons in de ooren houdt wat gij hebt. Uit deze reden make ik drie argumenten tegen het gevoelen door Sec [Secrétan] voorgedragen. Ten eersten komt het mij voor dat de text zelve wel niet in de algemeene acceptatie kan worden aangenomen want als hier van Gods absoluten wil gesproken wordt zoo blijkt het van zelve dat daar in gene verandering kan komen, en dat derhalve ook alle menschen zalig worden 't geen ondertusschen niet het geval is.


pagina: 300

Ik heb lang deze text vastgehouden ten einde er hetzelfde Resultaat uit te trekken, dat S [Secrétan] er uit haalt, doch wanneer men in verband de zaak beschouwt zoo geloof ik niet dat men zoo uitleggen kan; de uitlegging allerley menschen van de kantekening wil er nog niet geheel bij mij in. Het is zeker eene troostrijk text, doch men kan hem niet op zulk eene wijze expliceeren waardoor Gods besluit afhankelijk zoude zijn van het besluit des menschen.

ten twede Ik geloof dat het denkbeeld van onze geheele onmagt uit ons zelve door de verdorvenheid der Zonde, ter verkrijging van de zaligheid de hoofdgrond van het Christendom is. Gods genade die ons herschept en dus even almagtig als Gods magt die ons schept en dit vinden wij duidelijk uitgedrukt. Zoo wij nu zeggen dat ons gemoed een grond is die zich sluiten en ontsluiten kan naar ons welgevallen, zoo blijft toch altijd ofschoon niet zoo grof als bij de Rem. de genade Gods ondergeschikt aan onzen wil die dezelve aanneemt of verwerpt, want of deze magt betekent niets en dan is het tegenovergestelde gevoelen waar en Gods genade is onwederstaanbaar of deze macht het zij passief of actief bestaat en dan als er keuze tusschen verwerpen of aannemen is, ontstaat er ook verdienste bij ons. Zeker het glas heeft geene verdienste wanneer hetzelve het licht aanneemt doch wel wanneer het keuze heeft om al of niet deze stralen intelaten.

ten derden Zoo wordt voor de Gelovigen hierdoor eenen grond der zekerheid weggenomen namentlijk het vertrouwen op de vaste roeping in Christus een vertrouwen dat hem nooit zorgeloosheid kan geven, dewijl zoo dra hij willens en


pagina: 300

wetens in de Zonde is, hij ook niet in het Geloof kan zijn maar als hij in het Geloof staat weet hij ook dat zijn schulden hem vergeven zijn, dat Gods geest met zijne geest getuigt dat hij een kind Gods is en dat niemand hem uit Gods hand kan rukken. Voor den ongelovigen kan ik in deze leer geen troost vinden want hoe hij veroordeeld wordt volgens welk stelsel hij zal altijd reden genoeg vinden waardoor hij zelf schuldig zal zijn aan zijne verwerping.

Er zijn dunkt mij zoo veel uitdrukkingen in de Schrif[t] welke de volmaakste wil van God ontrent zijne Schepselen en de volledige bekendheid met hunnen toestand in tijd en eeuwigheid aanduiden, dat dezelve niet wegtenemen is. Voor den genen die gelooft is alles licht maar ontrent Gods regtvaardigheid met opzigt van degenen die niet geloven blijft er een duister bestaan zoo als ontrent alles wat God ons niet geopenbaard heeft en hierin kunnen wij menschen even min de waarheid juist begrijpen als de Zone wist welke de ure was. Maar om dit begrijpelijk te maken, mogen wij niets van Gods almachtige werking op het hart van den mensch wegnemen daar het tegenovergestelde ons duidelijk geleerd is.

Over de preek v Secr [Secrétan] had ik nog al een belangrijk gesprek met mijne Vrouw, die opgetogen uit de Kerk gekomen was. De wijze waarop ik haar uit deze verrukking bragt was menschelijk was niet goed doch het einde droeg heerlijke vruchten want na haar eenige oogenblikken verlaten te hebben vond ik bij mijne terugkomst dat wij nader tot elkander gebragt waren hetgeen mij zeer verheugde.

'S Middags predikte de jonge Chaufepié over het gezegde der Dienaren gezonden om Jezus te vatten. Aucun homme ne parle comme cet homme. Voordragt en taal waren zeer


pagina: 301

goed, doch het geheel deed weinig bij mij af. Er was te veel kunst om gedurig weder op de woorden van de text terug te komen, en ik vond ook de voorstelling hoe de leer v Christus juist geschikt was om de gemoederen intenemen en daarom ook een zoo gereeden toegang vond, niet waar daar men vele plaatsen kan opnoemen alwaar de leer of liever de verkondiging van Christus voor die hem niet aannamen hard was, en ook indedaad als zoodanig door hen beoordeeld wierd.

Allergenoeglijkst onder gesprekken & nazien & nalezen van een & ander bragten wij den avond door die wezentlijk zeer gewenscht was en ons deed zien, dat al namen wij niets anders bij  de hand de Zondag ons nog te kort kon zijn.

In allerhande artikelen der for. Rev. over vreemde Letterkunde zat ik deze week te studeeren ook in de Edda leer die altoos zeer merkwaardig blijft.

Bij Carbasius deed ik een bezoek. Ik dacht dat hij dC &C [Capadose] te A. zoude opgezocht hebben doch daartoe had hij geen tijd gehad. Zijne zuster tegenwoordig zijnde zoo liep ons onderhoud zeer over alledaagsche onderwerpen. Ik hoorde van hem dat hij Bild. [Bilderdijk] opgezocht had, en dezen nog krachtig van verstand gevonden had; dat hij zijn Collegien over de Vaderl. historie, en alles wat daartoe behoorde aan Prof Tiedemann voor ƒ1000 had afgestaan & dat hij aan Immerzeel alle zijne latere annot. over de Geslachten der Naam[en] gegeven had.

H.D.G [Henry Daniel Gildemeester] schreef mij Zat op een zonderlinge toon over redenen van droefheid die hij had, ik wil er ook niet meer dan dit van optekenen.


pagina: 301

December

1 M.

Eenige levendigheid door tijdingen uit W I. In America verwacht men dat Jackson benoemd zal worden. In Mexico is Pedragon een v de Schotsche of meer Aristocratische partij benoemd & is de Gen. S. Anna die in het belang van de Gen Guerrero het hoofd der Yorkisten is, opgestaan met een kleine krijgsmacht.

De discoursen in de Kamer der St Gen zijn belangrijk. De Heer Gerlache[,] Surlé de Chokier [Surlet de Chokier] en andere hebben zeer sterk gesproken. Liberalen en Apostolieken slaan de handen in elkander tegen de gehate ordonnantien v 1815. Aan den Minister V Maanen worden de grofste beledigingen gezegd.

Wij lezen 's avonds Ezechiel. Het is niet gemakkelijk steeds met een opgewekt hart den gehelen profeet te lezen, maar zoo men eens bij die beelden, die onze kiescheid of zoogenoemde kiesheid beledigen bedenkt dat geen Profeet ter wereld zoo hij geen openbaring ontvangen had, God zoo zoude durven laten spreken, wordt het duidelijker. Er blijven ondertusschen veel Steenen des aanstoots voor ieder & dus ook voor mij zelve die niet geheel in den geest gesteld wordt. Den volgende dag lazen wij het heerlijke klaaglied over Tyrus 't geen dunkt mij een krachtig bewijs oplevert dat ook de natuurlijke zin volkomen is want welke schatten der geschiedenis liggen er niet in dit enkele hoofdstuk opgesloten. Zulke schilderingen worden niet après coup gemaakt, maar zij liggen alleen open voor hem die het tegenwoordige beschrijft.

De papieren van de Vrouwe Maria bragten ons eindelijk tijdingen na zoo lang gewacht te hebben van Bata en ook deze zijn niet later dan 15 July.


pagina: 302

Dec 2

B.[Bosscha] schrijft belangrijk over de installatie der Academie en het vertrek v Prins Frederik in het midden der plegtigheid die hij als afgelopen beschouwde. Dit wierd gelukkig nog hersteld. Alles begint goed voor Ba. Moge hij niet medegesleept worden.

M. [Messchert] zal azijn-fabrika[n]t blijven. Op eene zeer belangrijke, mogelijk dunkt mij al te uitziftende wijze beschouwt hij alles wat ten dezen plaats heeft gehad, doch het is in eenen regt goeden geest. Mogt ik mijn beroep ook zoo kunnen beschouwen.

De Avond vlood weder spoedig en gezellig om. Ik was nog uit & ontving bezoek v C [Carbasius?] thans gelukkig vader. Ik heb met dezen een eenheid als Amsterdammer maar verder gaat het nog niet.

Dec. 3

Met Gerrit ontbreekt het mij nog aan wijsheid om zijne gedurige ontevredenheid en gulzigheid intetomen. Als wij zoo te zamen zijn en spreken gaat het uitmuntend. Doch ik ben nog veel te weinig bedaard voor een opvoeder.

Bij V Z. [Van Zuylen van Nijevelt] was ik die aan zware smarten lijdt & dezelve zoo mij voorkomt zeer Kristelijk draagt. Regt eenstemmig spraken wij over vele zaken, doch ik vindt hij wat te veel taxeert en de verkondiging des Christ. uit de Predestinatie wil laten beginnen, 't geen ik in het Evangelie niet zie.

Toen een ander onzer Meniste Dominés de Belijdenispreek v ter Borg had overgenomen, was deze op dien ochtend bij Begemann in de kerk, een zonderling verschijnsel. t. B schijnt over het punt van den doop nog geene volkomen overtuiging te hebben.

Het schijnt dat Kortenhoef Smit die vroeger wel krachtig predikte, doch die sedert laauw moet geworden zijn, op eens


pagina: 302

zeer opgewekt is geworden, en weder met veel vuur gepredikt heeft, het geen dan ook eene grote oorzaak van blijdschap voor dC. & zijn vrienden geweest is. Nu spreekt men ook over andere Geref. Dominés en zelve dat Dermout & Schulz beide Secretarissen, elk van een Synode, door zwaarmoedige ziektens, tot geheel andere denkbeelden zouden gekomen zijn. Dit laatste heeft echter dunkt mij nog geheel geen grond.

Er is een boekje over de ware hervormde leer te Amst uit gekomen van een ongenoemde. Aan V Z [Van Zuylen van Nijevelt] schijnt het niet te bevallen. Het blijkt ook dat er maar gedurig van de oude hervormde leer gesproken wordt, zonder dat zulks eenigzints door aanhalingen gestaafd wordt. Er wierd onder andere gezegd dat Christus zich als mensch ook bedriegen kon en zich derhalve in de keuze van Judas vergist had.

Goedertiere God mogt ik niet in twistvragen blijven hangen, maar meer & meer vastheid voor mijzelven verkrijgen.

Het niet aannemen van het beroep door V d Boon is zeker al zeer zonderling daar men zeker verwacht had dat hij aannemen zoude. Hij moet gezegd hebben dat hij niet na eene plaats zoude willen gaan waar geschillen waren, dat hij niet zoude kunnen nalaten om Molenaar de broeder hand te geeven, en dat de andere Dominés te weinig blijken gegeven hadden van hem gaarne onder hen te zullen zien. De Gouv van Vriesland had getuigd dat v d B een zeer beminlijk mensch was.

De Gazette de France vaart hevig tegen Cousin uit die in zijn Courrier gezegd heeft dat de Hervorming & de Omwenteling beide gebeurtenissen geweest waren waardoor de menschlijke geest vooruit gegaan was. Zij zegt daarbij dat de Hervorming tombe déjà en pourriture.


pagina: 303

Dec 4.

Cap [Capadose] schreef mij waarlijk zeer hupsch. Er is eene naiviteit eene eenvoudigheid eene opregtheid in zijn schrijven, die men in zijne gedrukte schriften niet vindt.

Henry zond mij de Circulaire van zijn kantoor die mij treffen moest. Wie had in die dagen toen Henry & Cris mij in de verrukking der Vreugde hunne Associatie met Retemeyer verhaalden, eene ontknoping als deze vooruit kunnen zien. Henry scheen zware tijden te beleven. Ik antwoorde hem en schreef ook met een vrij gemoed aan Messchert.

'S avonds had ik een hartelijke avond met Caroline. Ik las in de aantekening van vroeger dagen en zag zoo duidelijk hoe God steeds bij mij de zucht tot hem opgewekt had en hoe M zelf reeds in 1815/1816 daarvan merkwaardige betuigingen had afgelegd.

Dec 5

Ik ontving een belangrijke brief v Steven vooral handelend daarover dat ik nu bij alle Menisten over de tong loop en als een dweeper beklaagd wordt zoo dat zelfs sommigen die ik lief heb daaraan toegeven. Deze dingen vallen hard, doch zijn geloof ik nodig voor ons. Ik luchte mijn hart toch nog eens aan Steven.

Verder was de avond geheel aan St. Nicolas gewijd. Er wierd duchtig gestrooid, en Mr Gerrit zelfs was geheel betoverd van vreugde en verbeelde zich dat al de heerlijke prokken bruidsuiker &C op eene zeer ongewone wijze in de kamer kwamen. De gehele avond was aan opredderen en schikken v speelgoed besteed. Hoe gaarne doet men niet alles voor de kinderen.

Dec 6.

Het was vreugde in ons huis. Vier tafeltjes met allerhande heerlijke dingen stonden er nu reeds gereed.

Henry schreef mij belangrijk, hij had de wacht Zondag avond. Als ik nu in Amst was zoude hij mij daar wachten. Ik voelde mij genoopt om te gaan, vooral daar ik als reden op kon geven dat ik afscheid v Cris & Cato wilde nemen, die in de aanstaande week vertrekken. Hun geval trof mij die dag sterk. Ik voelde mij door Gods genade vol kracht en boven de scheve beoordelingen verheven. Mogt ik mij zelven toch geen eer van zulk ene gemoedgesteldheid geven. Molenaar schreef over den Doop der bejaarden niet zeer krachtig. 'S avonds las ik de oude brieven van Cris & Cato na. Veel zoude ik nog kunnen optekenen van al wat mij door het hoofd ging. De finantien namen het overige gedeelte van den avond weg.


pagina: 303

[leeg]


pagina: 305

[leeg]


pagina: 305

[omslag]

Dagboek in Dec. 1828 voor mij zelve


pagina: 306

[leeg]


pagina: 306

11 dec 1828 Liefderijke God mogt mijn ziel toch bezeffen wat zij ontvangt, mogt de gloed van wederliefde & dankbaarheid vuriger in mij zijn. Oh hoe slepen aardsche dingen mensche vrees zinnelijke genoeges mij gedurig weg. Hoe kan ik woorden vinden om dat uittedrukken wat mijn geheele ziel vervullen moest. Ik spreek van deze genade van dezen zegen dat ook mijne lieve vrouw de kracht van uwen geest heeft mogen ondervinden en dat zij juist na dien preek van Secrétan na het gesprek dat wij daarover hielden de kracht van God in haar hart heeft mogen erkennen. Hoe verrassend hoe beschamend was het niet te gelijk voor mij dit te mogen vernemen. Op het oogenblik toch toen ik morde jegens God, toen ik hem om dus te spreken beschuldigde dat nu mijne gevoeles oorzaak zouden worden van onaangenaamheden tusschen mijne Vrouw & mij waart gij liefderijke Vader nabij haar hart. Tot nu toe had zij nimmer deel kunnen nemen in vreugde en erkentenis steeds denkende dat dit alles niet voor haar is, en zich echter beschuldigende van toch onverschillig te zijn ontrent die zaken die zij wist dat waar waren. O hoe zie ik nog meer mijne zwakheid in. Hoe heeft het mij aan waarachtige liefde jegens haar ontbroken hoe heb ik dikwijls hare klachten met koude redeneeringen beantwoord en niet hartelijk genoeg gebeden dat zij tot de kennis der waarheid mogt komen, tot de kennis niet alleen maar tot de toeeigening daarvan. Een geheel nieuw leven gaat voor mij open dat bezef ik wel; ik heb met haar mogen spreken zoo als ik nog nimmer met haar sprak[,] ik zie dat nu eerst de ware vereeniging in den geest tusschen ons kan plaats grijpen en hoe veel mij nog ontbrak. Gister avond deelde zij mij dit alles mede, en wij lazen in de Deux amis met wezentlijke stichting met verheuging onzer harten.


pagina: 307

Te Amst ging het zoo als dikwijls. Steeds geef ik van de eenen kant te veel toe, ben van den anderen kant te bang. Het gesprek met Margo was wel het best; ik sprak uit mijn hart. Bij Henry kwam er te veel nieuwsgierigheid bij. Mijn oude romanesque geest vond in het een & ander ook nog al eenig voedsel. Bij Mie W [Westendorp] had ik niet van P dC [Pieter de Clercq] & de kantoorzaken moeten spreken. Mijne visite bij Cr & C [Cris en Cato] was al zeer onbeduidend.

Deze ochtend gevoelde ik wel alles wat God mij gegeven had. Op het bureau liep alles vrij wel. Bij Schim [Schimmelpenninck] was ik niet overdadig liet mij echter toch door het eeten en drinken eenigzints wegslepen. Van avond wenschte ik meer geestelijke levendigheid doch vond mij zelven koud.

12/ Hoe veel ontbreekt mij. Voor den ontbijt sprak ik regt goed met Caroline. Zij is waarlijk veranderd en ik voelde mij arm, ik gevoelde hoe veel kunst in mij is, hoe veel menschen vrees. O mogt ik ook dat zalig gevoel van de nabijheid van mijn God en Verlosser hebben. Ik heb zoo oogenblikken gehad waarin de dankbaarheid zoo innig was, en nu is mijn hart dikwijls zoo koud.

Hoe gering is de liefde nog bij mij, hoe dikwijls ja hoe bijna altoos zoek ik eigen genot en eigen gemak.

Er moet nog meer geregeldheid in mijne uuren komen.

Aan het Bureau had ik het heden druk. De slechte gewoonte om als ik over den eenen ontevreden ben het aan anderen uittebazuinen, bestaat nog.

Met Gerrit heb ik den goeden trant nog niet. Als hij leeren wil en wij te zamen spreken gaat het goed, maar als hij ontevreden of onattent is op het geen hem gezegd wordt pak ik de zaak niet op de goede wijze aan.


pagina: 307

Ik begon mijn levensbeschr. ik ben bang het mij te veel tijd zal kosten. Dan moet het maar blijven.

Ik las Caroline weder uit de deux Amis voor, ditmaal met veel genoegen vooral het laatste toen het wat minder volstrekte redenering wierd, zoo zijn wij toch altijd.

gelezen twee hoofdst uit Ezechiel wel met stichting doch er ontbreekt nog veel aan mijn Bijbellezen. Het te laat beginnen 's avonds is niet goed. Te tien uur precies moest ik beginnen, te acht uur moest ik beneden zijn. Al ga ik om twaalf uur na bed kan dit gemakkelijk.

Ik moet leven in het oogenblik, dit bijv schrijven maar ook nalezen en niet altijd oppotten.

13 Het was een genoeglijke werkzaame ochtend. Ik heb veel zegen op de behandeling van het werk met Schim [Schimmelpenninck]. God geve mij om in ootmoed dit te genieten, mij niet verheffende.

Cr. [Cramerus] kwam bij mij, hij wilde meer geld hebben. Kwalijk nemen kon ik het hem niet want ik kan duidelijk begrijpen dat hij niet leven kan van het geen hij ontvangt, doch ik zie geen gelegenheid om het verder te brengen.

B? was dezen avond bij ons. Wij spraken indedaad belangrijk over veele onderwerpen. Zij heeft veel goeds, kent de menschen wel, tracht na het volbrengen harer pligten stemt toe wat men in 't Godsd. zegt doch het hart ligt dunkt mij nog niet open.

Ik zie in hoe veel Phariseismus er nog in die zoogenoemde oude Orthodoxie ligt.

14/ Mogt ik toch innig dankbaar zijn. Het grootste dat God mij geven kan heeft hij mij in die vernieuwde betrekking met Car. gegeven. Hoe dikwijls heb ik er na gewenscht en verlangd.

Mogt alles eenheid worden en mijne bezigheden na mate van derzelver waarde en belang in een goede perspectief gerangschikt worden.


pagina: 308

Geen brieven v Amst. ik had die zeker verwacht.

Bij Mol. [Molenaar] had ik op sommige oogenblikken wezentlijke stichting, doch dreef gedurig af 't geen mij bij Mol uit hoofde van de eentonigheid die hij heeft, wel meer gebeurd, & dat hij langzaam is, zoo dat ik hem vooruitliep.

Het beeld v de Sabbathdag als beeld van de Rust des Heeren trof mij. Ik gelove dat ik op dit oogenblik meer licht & vastheid heb als toen Bow. [Bowring] hier in Aug was. Dezen ochtend was ik weder levendiger getroffen.

Car merkte mij heden op dat Christus niet zegt dat hij gekomen is om verdeeling te brengen tusschen man & vrouw. Deze moeten tot één zijn, 't geen God vereenigd heeft zal de mensch niet scheiden.

Secrétan's preek gaf geen schok maar was Christelijk en in eenen goede geest. Veel had ik die avond nog met Line willen lezen, zij was voorbij eer wij er om dachten.

15/ Een dier dagen waarop men zoo door allerlei zaken die kleinigheden zijn bezet is en de dag om dus te spreken geheel versnipperd wordt. De indruk van zulke dagen is niet aangenaam. Daarbij kwam wij hadden taal nog teken uit Amst sedert mijn terugkomst en dit was ook heden het geval. Zeker had ik er op gerekend dat Cr & C [Cris & Cato] bij hun vertrek nog hier zouden aankomen en had daarover nog twee brieven geschreven doch ontving geen antwoord. Nu hoorden wij op eens dat zij dezen avond met de Diligence door zouden rijden. Na het theedrinken kwam AB[?] Liever was ik blijven lezen doch onderwierp mij er aan en sprak nog al krachtig met hem. Om tien uur gingen wij na de Diligence doch C & C waren er niet.

16/ Geen brieven, dit kwam mij vreemd voor. De avond was voornamentlijk aan Caroline gewijd. Ik las haar voor uit de deux amis en het begin van V Lennep's huis ter Leede. Ik sorteerde Pauly's brieven, welke overdrijving vindt men in dezelve vooral met opzigt tot de oude C. Ik schreef aan Cap [Capadose] en gevoelde meer opwekking in vele opzigten.

 


pagina: 308

17/ Wij hadden dezen avond de V d H's [Van der Houven] bij ons en waren zeer genoeglijk. Ik sprak nog al geanimeerd aan tafel over de hogere waarheden. Mogt het maar niet uit mijn verstand maar indedaad uit mijn hart zijn wanneer ik zoo spreek. De volgende morgen zeide V d H mij dat hij zeer getroffen was geweest, dat het hem aan zijn vader en moeder die altijd in dien geest spraken herinnerd had dat hij echter niet genoeg vooruitkwam. Het was veel zeer veel dat een man van deze Jaren tegen eenen Jongere zoodanig eene bekentenis afleidde. God zij met hem. Mogt hij en zijne vrouw toegrijpen de genade die hen aangeboden wordt.

18/ Het was goed dat mijne reis na Rott niet aangenaam was, ik leer dan eens iets voor een ander doen. Als ik zoo buiten mijn gewone doen ben leer ik het best de arglistigheid van mijn eigen hart kennen. Hoe egoistisch ben ik toch. Toen met dat onverwacht gebeurende op de Stoomboot gevoelde ik hoe ik voor mijn eigen bezorgd was. In het schuitje had ik weder gene vrees meer. Ik was niet aangedaan nog weemoedig toen ik afscheid van Cr & C. [Cris en Cato] nam en ondertusschen toen ik het eerst met Cato sprak, was ik zoo geroerd dat mij de tranen uit de oogen liepen. God schenk mij een waarlijk gevoelig harte. Met Hy [Henry] sprak ik wel doch het had nog veel beter kunnen zijn. Hij was regt goed gestemd, indedaad broederlijk.

19/ Op de reis herwaarts leerde ik nog mijne zwakheid en onopregtheid kennen. Ik trachte eerst het gesprek tusschen den Jood en een andere persoon die tamelijk gek redeneerde afte leiden en te ontwijken. Deze student die zeide dat hij geloofde aan alles wat Goed was en dat dat het het beste geloof was, ging er te Delft uit. Ik gevoelde toen dat ik spreken moest, en deed dit ook maar.


pagina: 309

ik moet in de opregtheid van mijn hart getuigen, dat ik blijde was dat wij niet langer reden en dat Henry dien het leed was dat onze togt reeds gedaan was het vrij wat beter meende dan ik. O hoe vele onopregtheid heb ik mij aangewend. Ook sprak ik niet krachtig en stotterend, doch dit is meer een gebrek van mijn spreken als een gevolg van mijn wil.

Met Hy bragten wij den avond zeer genoeglijk door. Hij verhaalde nog vele bijzonderheden aan Caroline wegens het geen hij mij had medegedeeld. O hoe veel arglistigheid ontdek ik in mijn hart God beware mij.

20/ Ik las in de Bijbel Hy voor. Wij waren aan het 3e en 4e Capittel v Ruth. Moet ik niet bekennen dat het met ongeloof was.

Met mijne vrouw was het deze week wel tenminste tusschen mij & haar. God houde ons levendig & doe ons niet afvallen. Hoe vele gevaren loopt men.

Het gebeurde met t B [ter Borg] trof mij ook in betrekking op den brief die ik in Maart 1827 aan Steven schreef over het aanbod toen aan t B gedaan, een brief die onder de Papieren van Jan Ret [Retemeyer] gekomen zijnde, mij juist voor oogen lag daar Henry mij denzelve onder een pakje brieven v Ret bragt. In dezen brief zeide ik dat het twijfelen aan den bejaarde doop de eenige wettige grond zijn kon, waarop men van t B eene nederlegging van zijn ampt kon vorderen. Ondertusschen het was nog meer een verwonde[ri]ng een verbazing die mij aangreep dan dankbaarheid. Het deed mij leed t B van de Menisten gescheiden te zien, en daarom kon ik in het triomflied dat d C. p zijn brief dien ik s avonds ontving, aanhief, niet instemmen. Wat bewijst mij dit, 1 dat mijn overgang tot de Kinderdoop bij mij nog eene zeer bevlekte zaak, veel op autoriteit afgaande en geensints


pagina: 309

de vrucht van een waarachtig biddend onderzoek geweest is. 2/dat ik mij geensints genoeg getroffen gevoeld had door de zaak van t B en daarin veel te weinig deel had genomen tijdens zijne onzekerheid. O hoeveel is er nog dat hervormd moet worden. Wij bidden dan wel en wenschen en verwachten oogenblikkelijk verhoord te worden. Doch iedere nalatigheid heeft in het Geestelijke zijne gevolgen zoo wel als in 't wereldlijke.

20) Veel genoegen deden mij de brieven heden ontvangen ook die van ter Borg. Er is echter in de phraseologie van t B voor mij altijd nog iets zonderlings iets dat hem geheel eigen is. Car vergeleek het met de stijl der profeten vooral die v Ezechiel. Ik bewonde[r] de stemming van t B zie als tegen een hooggezegende tegen hem op en gevoel ondertusschen dat mijne stemming wanneer ik mag geloven nog weder iets anders is. Voor een man zoo door God gezegend vreest hij dunkt mij den bozen nog te veel. Bij Paulus en de overige apostelen na hunne bekering vindt men het[?] dunkt mij niet als de gelovigen kunnende schaden. Mogten wij echter hierin geen valsche zekerheid verkrijgen. Wat zal nu gebeuren met T B wie kan dit beoordeelen.

Mol [Molenaar] bediende heden middag krachtig den Kinderdoop; het scheen mij als of hij eenige kennis van de zaak had. Op het laatst was ik zeer opgewekt bij hem in het eerst eenigzints loom. Secr. [Secrétan] hoorde ik met veel genoegen, hoewel ik zoo innerlijk gevoelde dat er nog iets aan ontbrak en dat zoo dat iets er bij was zijn toehoorders niet zoo talrijk zouden kunnen zijn. Bij Baller[Bähler?] vond ik meer eenheid en vastheid.

Aan V d H [Van der Houven] deelde ik het gebeurde met t B mede


pagina: 310

22 Deze dag gaf nog weder eenige discussie met het resumeeren v t Proc Verbl. Ik had niet gedacht dat Ro op deze wijze eene nota zoude inleveren waarbij de FvA zoodanig beschuldigd wierden wegens 't gewicht, eene beschuldiging die na mijn inzien op zeer losse gronden steunde. 'S midd schreef ik brieven tot de hoofdpijn mij noodzaakte uittescheiden. Aan S [Steven] schr. ik in eene eenigzints misnoegden toon daar in deze zaken waarin ik nog aandeel heb, alle mooglijke zwarigheden zamenspannen. Aan d C. en t B [ter Borg] sch. ik dunkt mij met een vrij gemoed. Ik had niet den moed op te blijven gevoelde echter hoe deze ongesteldheid mij na de ziel goed was. 'S middags had ik over eene kleinighede te veel reflectie gemaakt.

23 Ik was God dank weder beter. Er war[en] nog al moeielijkheden met Nu over het Proc Verb doch het was nog meer op Ro gemunt. Ik moet bekennen dat ik geheel impartiaal het P V. opgemaakt had, doch ik had eene grote onvoorzichtigheid gehad door iets intelasschen dat niet implicite door de Verg. aangenomen was[,] dat ik wel gezegd had gisteren doch waarvan mij in mijn geweten niet gebleken was dat het zoodanig aangenomen was. Het was iets dat niets betekende dat ik geomitteerd had bij het opmaken, doch dit doet niets, hierin had ik ongelijk. Het zij mij eene les voor de toekomst. Hoe moeilijk is het geheel regtvaardig te zijn, zoo God niet met ons is, zelfs in overschillige dingen[,] te veel spreken wawelend spreken voorbarig spreken, kwaad spreken zie daar nog alle klippen waarop ik strand. Tegen Ro maakte men nog al aanmerking dat hij gisteren alleen om gelijk te hebben de FvA om dus te spreken, had willen opofferen dit heeft hij niet bedacht doch als hij driftig over een zaak is ziet hij te weinig op de gevolgen. Ik schreef aan Claude op den oude toon, aan Mol [Molenaar] over t B


pagina: 310

24 Deze dag wierd genoeglijk & 's avonds ook onder aangename gesprekken doorgebragt. De geheele thee & koffy winkel wierd na den Koning gezonden. De brief van M. [Messchert] over C & C [Cris en Cato] maakte het aandenken over hun vertrek nog aandoenlijker.

25 De Preek van Secrétan hoorden wij beiden met veel stichting. Hij is minder regtzinnig en vast dan Molenaar, doch daarentegen heeft hij van die stralen die midden door zijne prediking door schieten en die treffen. Deze ontbreken geheel bij de anderen bij wien alles van te voren zich laat raden en bij wien wel de gehele indruk meer dan eenig bijzonder gedeelte treft. De geheelen dienst had mij gesticht en veel valt er altijd over S natepraten juist om dat men zich niet geheel aan hem durft overgeven hoort men meer met gespannen aandacht en het geen evangelisch is treft meer.

Op den dag was ik nog al afgeleid, maar 's avonds hadden wij weder veel zegen.

Ik schreef aan Merle d'Aub [Merle-d'Aubigné] over de Vacc. & stelde iets over t B [ter Borg] op. Ik begon Duvallon[?] en kreeg grote lust om ook mijn leven tot meerder eenheid te brengen Christus tot hoofd hebbende.

26 Moliere was bij mij, wij spraken genoeglijk. Hij is weder in enen geheel andere stillen geest. Chev [Chevalier] ziet hij nog al. Hij zegt dat hij wel met dC & C [Capadose] zijn mag als zij alleen zijn, doch dat zoo dra als er anderen bij komen er te veel vreemd vuur bijkomt. Zonderling dat bijna ieder die met hen eerst geheel wegliep naderhand tot meerdere zelfstandigheid is gekomen. Thelw [Thelwall] was eerst niet zeer tegen de stoomboten Vaccine &C doch schijnt er bij het laatst van zijn verblijf alhier toe te zijn overgegaan. Nu schijnt hij echter niet zeer druk aan hen te schrijven en is ook getrouwd.

Py [Pauly] schijnt nog al zeer uitsluitend te zijn.

V. Straten mijn huisheer kwam mij zeggen dat ik het huis niet kon inhuren dan tot ƒ 100 meer. Ik wilde zoo gaarne er in blijven en begrijp toch dat, ik de ƒ 100 meer niet mag geven. God geve ook mij hierin wijsheid.

'S av genoeglijk bij V d H [Van de Houven]. Ik las uit mijne annot. voor. Jammer dat de meisjes bij die gelegenheden zoo weinig spreken.


pagina: 311

27 Drukte aan het bureau door de aankomst van de Fanny. 'S av. Visite v Wap die mij nog al bijzonderheden van Breda meldde. Ik zocht mij niet te verlochenen en getrouw te blijven, doch hier en daar geeft men nog altijd meer toe als men moest.

geschr. aan Bosscha onder anderen ook over de inwijding der Roomsche kerk.

28 Deze Zondag vlood heen. Over Chaufepié was ik het met Car. zeer eens. Bij Sec [Secrétan] bleef ik zeer lang praten en 's avonds schreef ik ontrent dat discours op. Ik had veel strijd weder over het punt der verkiezing gehad.

29 Het was mij daarmede weder veel duidelijker heden en ik kan mij overgeven. Wij zagen dit nu met veel kosten opgemaakte twee huizen onder een dak over ons. De Hr. Van der Tak & zijne huisv. schenen deze huizen lief te hebben als of het hunne kinderen waren. De vraag was veel te duur. Een klein huis beviel ons even min (Noordeinde).

'S av Huet & zijn vrouw & Beeloo & Mouton. Wij spraken algemeen zoo over koetjes & kalfjes ik voelde mij geensints regt op mijn aise eerst wel maar toen Huet kwam niet. Met dezen durf ik nog niet doorspreken.

30 Een regt goede brief v Steven. Waarom hij echter in het geheel niet bij mij komt en mij geen R C zendt begrijp ik niet. Met V d Houv  [Van der Houven] sprak ik ernstig en over de verkiezing was men bij hem ook aan het spreken geweest. 'S avonds las ik nog al veel in Duvallon[?]. De eerste deelen zijn indedaad zeer nuttig. Naderhand heeft het te veel van een Roman. In de beschrijving van de tempel v Ezechiel zag ik nog geen licht. Met Gerrit had ik veel genoegen dezer dagen jammer dat hij gulzig en ontevreden is. Bij de Jonge wordt zeer geleden.


pagina: 311

31. Deze dag is de laatste van een Jaar waarin ik zoo veel ontvangen heb, maar ik wil den tijd niet wegnemen om er nog over te spreken en het ons met een dankbaar hart te herinneren. O God hoe zijn wij ongevoelig voor alle uwe weldaden in het rijk der Genade gelijk in dat der Voorzienigheid. O mogten de eerste zich bij mij en mijne lieve vrouw meer & meer levendig doen gevoelen, op dat ons hart meer is bereid en Christus waarlijk voor ons een God & Verlosser zij. Amen.


pagina: 312

[leeg]


pagina: 312

                                                                                                                                                               (4)

En om dat de kerk was het Volk uit Israel, zo was het Israel Gods of de Kerk altoos een door God gekocht en besneden volk en de massa van kinderkens was in elke eeuw het nieuwe uitspruitsel uit Jacob, en moest getekend worden, als bestemd om Gods volk te zijn in den volgenden tijd.

De in 't graflegging van het vleeschlijk ligchaam eens gelovigen is heden en altoos het afbeeldsel van het ter helle werpen van het vleesch, het natuurlijke, het ongelovige dat in de kerk het zalige en uitverkorene omvat, gelijk het ligchaam de ziel.

Maar wie weet niet dat God eene hemelsche Kerk en eene aardsche Kerk heeft op aarde en dat hij deze aardsche Kerk zelf afscheid van de heidenen en alleen van de kinderkens der kerken verorderd heeft, het zegel en teken dat zij tot iets bijzonders geboren zijn en onder eene bijzondere liefde zorge in Christus komen op den schoot der moeder reeds.

Als wij alzoo de zaak in dzee diepte doorgronden, dan was eigentlijk de Kerk ten tijde van Jacob niet van Jacobs lendenen, maar van Jezus lendenen als Schepper en God en Jacob was alleen de zichtbare schaduw.

Het Zion Davids is geen ander als het geen is en zijn zal. Doopt dan de Kinderkens, uw geslacht want den Heere is de God van uw geslacht. Leert uwe kinderen de inzettingen opdat zij na u hunne kinderkens den Heere dopen want Zion is altijd in baringe, en het kind (elk nieuw geslachte namentlijk dat het voortbrengt) is een bij God voorbestemd kind zijner bijzondere liefdezorgen, en moet van


pagina: 313

jongs af het Sacrament ontvangen, gelijk het Zion Davids. Wat onderscheidt u, o Zion Davids. Wat onderscheidt u v Zion dezer tijds. De Heere is uw God, o eeuwige Gemeente, van geslachte tot geslachte. Hij opent heden de ogen der blinden en geeft de gevangenen des duivels, loslatingen. De Heere onze Heere, en de Heere Davids zal in eeuwigheid regeeren. Wat zult gij o mensch door uw zedelijke verbetering en verlichting de kinderen Zions tot de doop der bejaarden geschikt maken. De Heere regeert zijne genade is genoeg.

Ps 147 v 3. Hij telt het getal der starren.

Doop en teken dan alle kinderkens der Kerke, alle kinderkens van het aardsche Jeruzalem, dat was en dat is en dat zijn zal. De Heere bouwt Jeruzalem op. Hij kent het getal der starren. Hij noemde de starre Jacobs, het kindeke Jezus, bij name vele eeuwen voor deszelfs Opgang uit de hoogte.

Gij zijt mijne, zegt de Heere, als de doopende hand op het kindeke rust. Voor eeuwig de zijne? De zijne, leden van de Kerk op aarde, bestemd om voor eeuwigheid bij name geroepen, om onder het geklank der stemme Gods te verkeeren, 't overige is den Heere alleen bekend. De Heere weet wie de zijne zijn alleen voor deze tijd en wie de zijne zijn voor de eeuwige Kroone. Maar hij legt op alle kinderkens der Kerke zijne hand op dat zij gebragt worden onder 't woord der Genade, en onder de zegeningen der belofte.


pagina: 313

Jes 43 v 5-7

En nu, heeft God u, o gemeente onzer dagen reeds in Jesaias tijd als een zaad der Kerke gekend, en tot zonen en dochteren der Kerke bestemd, eer gij geboren waart, zoo moest gij dan ook in den doop van de geboorte af, het teken van den vader en van den Heer der Kerke dragen.

Is dan het kindeken der Kerke reeds in den buik der moeder geschapen tot Gods eer, doop het dan met dien eernaam bij de geboorte.

God heeft Israel in den buik van Egypte reeds gedragen gelijk een zwangere vrouw het kind. De Heere heeft Israel uit de baarmoeder der roode zee opgenomen gelijk eene moeder het gebaarde kind in den schoot. Dit is waar vleeschelijk en geestelijk, individueel en nationaal tijdelijk en eeuwig.

Jes 54 v 5/6 Uw maker is uw man. Den man komen alle de kinderen toe, en moeten zijne naam in den doop over hun uitgesproken, ook ontvangen als ze gebaard zijn door derzelver moeder, de Kerke.

Daarom wil hij dat zijne verkregene kinderkens zijn zegel in den doop ontvangen, als afgescheidenen uit de overige wereld. Wat hem nu de Vader uit deze Kerk geeft om te behouden en toetebereiden voor het eeuwige leven dat verzegelt hij inwendig door den Geest. Ziedaar het inwendig doopsel.


pagina: 314

Luc. 9 v 48 O mogt de Gemeente des Heeren in 'S Heeren naam de kinderkens, alle de kinderkens die haar geboren worden, kunnen ontvangen, niemand zou dezelven den doop onthouden, want die een kindeke ontvangt in 'S Heere naam kan niet nalaten, hetzelve naar het Waschbad te brengen waar de hand van de Heere zelve in de hand des Evangelie dienaar op het kindeke gelegd wordt.

Zoo plaatste zich Jezus hier in het midden tusschen een kindeken en God den Vader. Hij is het kindeke gelijk, hij is God gelijk.

En nu, nu zou een kindeken niet moeten gedoopt worden, 't welk Jezus zelve stelt in zijn Koninkrijk boven ons, opgewassenen in vreemde wijsheid, welke uit den duivel is.

Dunkt het ons dwaasheid Kinderkens die nog nergens van weten, te doopen zoo dat wij meer in de mening zijn, der genen die uit eigen gedachte wijsheid het kinder zegel verlaten. Denkt dan dat juist het kenmerkende van Gods wijsheid is, dat ze ons van nature schijnt dwaasheid te wezen.

Geeft zijne genade licht voor een oog om in zijne wijsheid de dingen aan te zien, dan worden zij immers ons eerst wijsheid. Zoo is het ook met den doop.

Heerlijke beschouwing van een gelovig Israeliet die Christus in de dagen zijns vleesches ziende in hem gelooft, maar nu zijne kinderen naar de besnijdenisse ledematen niet zoude mogen dopen, en het zaad zijns Zaads niet zoude mogen zien met het teken der vervulling.


pagina: 314

Privatim                                                         (5)

1828. Dec 7, Vertr na Amst. Belang. disc met Henry op de wacht.

Dec. 8 Verblijf in Amst. Ontmoeting met Chevalier. Gesprek met Margo over het briefje weges Bowring, & over mijn Ann. Genoeglijke vereeniging bij hen.

Dec. 9 Terugkomst. 'S avonds begonnen mijne Ann af te scheiden.

Dec 10 Berigt Bat Cath Elu. Visite aan Immerzeel Vis aan Wijnbeek

Dec 11 Diner Schim. [Schimmelpenninck] Fam Scholten Gregory, Directeur Bake de jonge Elout

Dec 12 stil t'huis, gel deux Amis met C.[Caroline]


pagina: 315

[leeg]


pagina: 315

[leeg]


pagina: 316

[leeg]


pagina: 316

[leeg]


pagina: 318

[leeg]


pagina: 318

Kleine aantekeningen over Staatk & Lett Geschiedenis &C sedert 7 dec 1828

De schijnbare vrede die bij de St. Gen. tusschen Noorden en Zuiden bestemd is door het gebeurde met V Maanen te Brussel geheel verbroken. Het schijnt dat er thans eene grote scheure bestaat & dat men nu V M zoo duidelijk verklaard heeft van niet verantwoordelijk aan de Natie te zijn deswegens eene uitlegging in de Constitutie wil provoceeren. De eerste aanleiding van al het gebeurde is de vervolging van Bellet & Jades geweest, twee fransch[en] die in de Courrier des Pays bas schreven en die veroordeeld zijn geworden tot een Jaar gevangenis. Geapelleerd hebbende aan de Gratie des Konings ontvingen zij na driemaanden gevangenis te hebben ondergaan het berigt dat hun de straf was kwijtgescholden, maar dat zij tevens gebannen wierden. Hieraan hebben zij zich niet willen onderwerpen. Twee jongelieden beide advocaten Claes & Ducpétiaux zijn vervolgens gearresteerd. Naderhand nog de Potter schrijver van verscheide werken tegen de Roomschen zoo als Vie de Scipion de Ricci Lettres de Pape Pie à Charles 9 &C. Men is ten uiterste gebeten op V M. in het Zuiden en in het Noorden oordeelt men dat hij onvoorzichtig gehandeld heeft. Sasse v IJsselt is de eenige Noordelijke die met de zuidelijke gestemd heeft voor het voorstel van de Brouckère. Acht Zuidelijk[en] stemden met het Noorden.

In het Letterk maakt de Argus veel oproer. Wap wordt voor een der Redacteurs gehouden. Er komen hatelijke persoonlijkheden in voor; de Staatscourant en deszelfs Redacteur Serrurier worden bij alle gelegenheden aangevallen. Ook Prof. Meyer te Leuven en voorts Yntema. 'S Gravesande [Storm van 's Gravesande] is zeer onregtvaardig, onder het voorwendsel dat hij plagiaat gedaan had over den hekel gehaald, daar hij geenszins gezegd had dat zijne luimige stukjes alle origineel waren.

Bilderdijk begint zich weder te releveeren op eene onverwachte


pagina: 319

wijze doch zijne Bundels worden te talrijk. Er was een tijd toen niemand meer zijne verzen wilde drukken en Yntema zoodanig den scepter der Critiek zwaaide dat men dezelve bijna niet meer kocht. Nu zweeten weder vijf à zes persen te gelijk de kopien nemen toe en  bv Immerzeel die mij zelfs bekende dat hij vervaard geworden was, en niet meer van hem had willen drukken, verwachtte nu in het volgende Jaar twee bundels vaerzen van hem.

Imm. verhaalde mij dat de ijver die de Brabanders zoo het scheen getoond hadden om de werken van onze dichters te kopen, de aanleiding geweest was die hem had doen besluiten tot de goedkope uitgave der gedichten v Tollens doch dat van de 10/m Exemplaren die hij er van verkocht had, er geen 100/ na Belgie gegaan waren. Van alle der kleine dichters te zamen waren er 125/m gedrukt. Hij had reeds 2/m. Ex van de Muzen Alm verkocht eer de Belgische uitkwam.

Ik maakte kennis heden met Imm. Het is een lang mager man die mij zeer vriendelijk ontving. Wij spraken eenige oogenblikken over litteratuur. Hij had veel achting voor DaC als dichter eer hij nog aan deze malligheden gekomen was. Men verzoent zich veel eer met Bild [Bilderdijk] dan met DaC, daar hij de zaak meer in het hart getroffen heeft. De Boekverk. zijn altijd zeer boos op DaC. V Bild valt nog wat te verdienen. De aanleiding van mijn kennis met Imm was een brief v Bowring. Imm. zoude het twede deel der Ant uitgeven.

Van het geen dat Py [Pauly] mij zeide bleek mij dat de toespraak van daC op Bow. meer invloed had gemaakt dan ik gedacht had doch nu kan ik als ik nadenk uit de kracht der reactie in zijne brieven gevoelen dat de actie sterk geweet is. Iemand merkt mij hier op dat B. te veel door de oogen van ander[en] zag, en hij die het laatst met hem sprak altijd veel invloed op zijne denkbeelden ontrent eene zaak had. Dit had

 


pagina: 319

ik niet opgemerkt.

B. [Bowring]zeide onder anderen aan P [Pauly] dat behalven de twede komst v Christus er nog eene derde Verlossing zoude plaats hebben.

Zonderling het geen B mij nu weder schrijft over de verbindtenis tusschen aarde en hemel. Hij blijft een raadselachtig en toch belangrijk mensch. Een schilder zeide van hem het bovenste van het hoofd en de neus zijn heerlijk de mond en kin caricatuur.

Iemand op de Diligence verhaalde mij nog eene en andere bijzonderheden van de Engelsche fabrieken die hij in dit Jaar bezocht had. Hij had sommige fabriek steden als Manchester Halifax &C die hij sedert 1816 niet gezien had niet meer erkend zoo was alles vergroot en geheel vernieuwd. Hij beschouwde onze Noordelijke fabriek[en] als bijna niet meer bestaande en de Zuidelijke als pygméen met opzigt tot de Engelsche.

In Batavia is het besluit van Z M. bekend gemaakt waardoor de Vreemden de meerdere regten die zij boven de Nederlanders bij uitvoer van Producten moeten betalen, in Wissels en niet in geld moeten voldoen. Men zoekt hierdoor een middel te vinden om de Indische regering in de gelegenheid te stellen om remises herwaards over te maken. Deed zij dit in Producten zoo was zulks aan veel [onl] en verlies onderhevig en kwam zij met ons in Concurrentie. Wissels zijn er niet. Het Engelsch huis v Thornton schijnt te willen opbreken.

In Amst maakt het Magnetismus weder veel opgang. Meyer van Rott is daar. Het geeft gelegenheid tot veel praatjes en vertelling.

Mollet heeft van het product van een zekere som tot een liefdadig oogmerk bestemd een babies school opgerigt. Margo Pauly is een van de oprichteressen over het zelve.

Elias Burg v Amst is gestorven. Hij is van de famille van de Ruyter. Men wenscht thans in Amst. iemand die op de hoogte van de eeuw is. Het adv blad raadt om du Bus de Ghisignies [Du Bus de Gisignies] er voor te nemen die de Gordiaansche Knopen goed schijnt door te hakken.


pagina: 320

11 Dec. Heden morgen had ik eene Visite van R H van Someren v Rotterdam die mededinger van Tollens als Verfkoper en als dichter is. Hij zeide de eenige fabriek van Berlijnsch blaauw in dit land te hebben waarin hij ook een Voorschot van het Gouvt had ontvangen.

De stilte van alle politieke betrekkingen in dit saizoen geeft aan alle vreemde dagbladen thans gelegenheid, vooral aan de fransche om hunne algemeene axioma's vast te hechten aan al het gebeurde in ons land. In de Globe vooral moeten twee Artikels staan zeer geschikt om de tweespalt aantevuren, de Journal des Débats komt bij deze gelegenheid weder op een vroeger denkbeeld terug dat de Grenzen van Frankrijk ten Noorden nog niet zijn wat zij zijn moeten & de Messager des Chambres, het officieele blad zegt dat door deze toevallige oorzaak een afkeer is uitgebroken die sints lang bestond en bewijst verder de moeilijkheden der twee natien om ineentesmelten.

Verder verhaalt men in het staatkundige dat Mahmoud ijverig tot den oorlog blijft, dat de Dardanellen gebloqueerd zijn, dat de Russen de belegering voor Silistria hebben opgebroken, en worden er vele geruchten verspreid over den beenbreuk van Don Miguel die met zijne zusters rijdende, met hen omgevallen is. Te Bogota schijnt Bolivar met moeite aan eene zamenzwering ontsnapt.

Heden wierd mij aan tafel verhaalt dat Bilderdijk zich zelven uitgelaten zoude hebben dat daCosta's hoofd op hol was! Zoo geloof ik het niet maar dat misschien de een of andere uitdrukking van den grijzen bard hiertoe aanleiding gegeven heeft zoude mij niets verwonderen.

Iemand, die met Ducpétiaux gestudeerd, had zeide


pagina: 320

mij dat deze te dien tijde zich alleen door zijne zondelinge kleeding onderscheidde. Men verhaalt dat zijn werkje over de doodstraf onder zijnen naam zoude uitgegeven zijn door Barrère die zich thans te Brussel moet bevinden.

De preeken van Secrétan schijnen hier over het algemeen veel opgang te maken, hoewel sommigen hem toch eenigzints als mysticq beschouwen. Van dit laatste heeft hij toch waarlijk al zeer weinig.

De Colonel Bake met wien wij dezen middag aten schijnt hier voornamentlijk te zijn wegens de Stoomboot Maatschappij te Rotterdam. Deze Mij heeft in het begin allerschitterendste uitdelingen gegeven zoo dat hare Actien verre boven pari stonden. Thans echter nu zij op alle wateren stoombooten heeft blijkt het dat hare finantien op verre na, zoo goed niet staan als men gedacht heeft, en moet zij aan de fabriek te Seraing eene Som van verscheidene tonnen Gouds schuldig zijn. Daarbij zegt men dat de stoombooten jaarlijks maar met 10 pc verminderd worden, en zij het ondertusschen geen 10 jaar uit kunnen houden. De Colonel Bake staat met de fabriek van Seraing in betrekking en het is naar aanleiding daarvan dat hij de Stoomboot Mij narijdt. Hiermede staat de bouw van den Atlas de grote Stoomboot in betrekking die ƒ800/m gekost heeft, en die thans zoo het schijnt niemand voor zijne rekening wil nemen. Hij gaat 15 Voet diep en men weet niet hoe dezelve nog na Helvoetsluis te brengen. De Heer Röntgen met het werktuigelijke der Stoomboot Mij belast schijnt de grootste schuld van dit werk zoo men zegt gehad te hebben.

De Colonel Bake verhaalde dat de kinderen van een zekere school te Luik gewoon waren alle middagen te drie uuren met een vreeslijk misbaar het geschreeuw


pagina: 321

aanteheffen C'est à cette heure que notre Sauveur est mort

Een zekere Salvador schijnt in Parijs eene brochure uitgegeven te hebben, waarin hij tracht te bewijzen dat het regtsgeding waarbij de Zaligmaker ter dood is veroordeeld, regtvaardig is geweest. De Gazette de France noemt dit stuk een pamplet deicide. Dupin die verklarende dat Christus voor hem homme Dieu is uit Joodsche regtsgeleerde gronden bewijst dat het vonnis ongeregt was wordt niet minder hevig doorgehaald, en betreurt de Gazette dat wij in een tijd leven dat geen enkele verdediger zich meer voor de onschuld van Christus in de bres stelt. Dit is dunkt mij zeer onjuist geredeneerd. Het Evangile moet de onschuld van den Verlosser op alle wijzen, ook met menschelijke argumenten kunnen bewijzen.

Serrurier thans aan het hoofd der StaatsC zoekt allerlei overdreven Purismen in de taal intevoeren. Zoo noemt hij de Liberalen vrjjzinnigen en de Notulen de antekeningen.

In een der Brabandsche diatriben die in dezen tijd uitgekomen zijn heeft men gezegd dat  onze tijden bijna zoo erg als die van Alva waren. de Jonge dit willende tegenspreken heeft zich dunkt mij deswegens in zijne Haagsche Courant onvoorzichtig uitgelaten door te zeggen dat de meesten toch van een ander gevoelen waren. Dit is meer een toegeven dan een veroveren op den Vijand.

Schilperoort moet ook iets ter verdediging van Van Maanen geschreven hebben, doch er ook niet met veel roem zijn afgekomen.

Eichstorf de Vertaler van Nederduitsche Gedichten in het Hoogduitsch, is nu zoo ik hoor Controleur der belastingen te Winterswijk.


pagina: 321

De Nehalennia Kapt. Rijk aan wiens boord zich de Generaal Bischof naar Java heeft ingescheept zeilde voor eenige dagen van Vlissingen uit, doch schijnt door tegenwind genoodzaakt geweest te zijn om gisteren in Texel binnen te lopen.

Door rijzing ten gevolge van vernieuwde orders voor Engeland staan nu de prijzen der Tarwe in Brabd. reeds op 14½ p Hectoliter.

Het leven van Jezus, door Schrant (Prof in de holl taal te Gend is op den Index te Rome.

In de nieuwe om dies te zeggen revolutionaire letterkundige hekel schriften worden de nieuwe gedichten van H van Logchem zeer aangevallen. Meer lof wordt er gegeven aan die van Van der Broeke een jong mensch die zonder bijzondere opleiding nog kennis aan het verzenmaken schijnt gekomen te zijn. De stukken echter die men uitgekozen had, kwamen mij voor zoo in den gewonen trant te zijn.

12 De tijdingen v Bat p Abel Tasman tot 18 aug schijnen eene spoedige afloop van den oorlog te doen hopen. Het blijkt met de tijdingen met dit schip medegebragt, dat er toen nog geen gewag van den Cornelis Houtman gemaakt wierd, zoo dat men vermoeden kan dat de tijding ontrent het vergaan van dat schip valsch geweest is.

Don Miguel schijnt weder beter te worden. De Portugeesche uitgewekenen worden in Plymouth ingescheept. Hutton een quaker is wegens het discompteren van valsche wisselbrieven opgehangen. Men zegt dat hij de eerste van zijne geloofsgenoten is die op het schavot komt.

13 V Alphen heeft in de Staten Gen. gezegd dat de N H M onlangs een schip verloren heeft, t welk niet geassureerd was geworden. Dit is volkomen valsch en is het zeer ligtvaardig van hem om op een bloot gerucht zoo iets in zulk ene Vergadering medetedeelen. Het is uit het praatje wegens den Houtman voort gekomen.


pagina: 322

Preek v Molenaar. 14 Dec Over de Profetie v Jacob ontrent Juda. Er was veel krachtigs in. De uitlegging was eenvoudig de wetgever tusschen de voeten was de doorlopende stok of scepter Silo de Rustgevende. De scepter was ook naar de wereldlijke zin bij Juda gebleven. Wederlegging van de tegenwerpingen desweges gemaakt en gegrond op de Babylonische gevangenis, de Macchabéen die uit Levi, en Herodes die een Iduméer was. De aanspraak aan de Christenen om voorttegaan door de woestijreize daar hunne[?] Silo reeds in Kanaan was, beviel mij zeer goed.

'S avonds hoorde ik eene zeer goede preek v Secrétan over de ware Christelijke liefdadigheid, zijnde de eenige wijze waarop liefdadigheid ten zegen kon zijn namentlijk als men gaf in de naam v Christus uit liefde tot hem en aan hen die hij ons had nagelaten. Bronnen van geven die niet uit God waren of uit een natuurlijke medelijden of om ons geweten te bevredigen dat ons de regtmatigheid van het geven aantoonde, of om voor zich zelven dat genot te hebben dat steeds op geven volgt, of eindelijk om daardoor zonde te bedekken. Al dit geven was uit liefde voor ons zelven, en het moest zijn tot liefde tot Christus. De philantropie is eene deugd van de aarde, de liefde eene deugd van den hemel.

La philantropie qu'on prise tant, est autant eloignée de la charité que la terre est du ciel.

15 & 16 Dec. Het Procès van Beranger [de Béranger] is geoordeeld en het schijnt waarlijk dat alle de Nederlandsche dagbladen bij voorbeeld de Haarl Courant zijne verdediging op zich nemen. Capadose wordt veracht wijl hij V d P [Van der Palm] beschuldigt van geen goed Christen te zijn en zijne ontrouwe voorstelling van het Woord Gods bewijst, Béranger die den godsdienst & de Regering van zijn land aanvalt wordt niettegenstaande hij den tijd v Napoleon een tijd waarvoor wij alle steeds gegruwd hebben in het verschiet als weder herlevende toejuicht, als een martelaar beschouwt.



pagina: 322

De H Mij is nu eens op de spraak gekomen en terwijl de beide officieele Couranten een volkomen stilzwijgen bewaren over het geen de Heer V Alphen gezegd heeft wordt dit door de Oppositie bladen opgenomen. De Belg Ami du Roi & de la Patrie laat aan V A zeggen dat de Mij hare intresse niet meer betaalt waarop dan eene analogue aanmerking volgt. In het antwoord van de Minister van Finantien is al eene zeer zonderlinge zinsnede waarin hij het gezegde van V A met opzigt tot de H M beantwoordt, dankt voor de genereuse aanbieding om den Koning van eenen last te ontheffen, en zich verder op eene zonderlinge wijze uitlaat als of de Koning het regt zoude hebben zijne verpligtingen ontrent de Mij op te heffen wanneer hij zoude willen.

17-20 Dec. V Alph heeft zich jegens Schim [Schimmelpenninck] verdedigd gezegd het nimmer zijn doel geweest was de Directie die hij personeel hoogachtte te beledigen; dat hij alleen gezegd had dat de gronden waarop de Mij opgerigt was, niet goed waren, dat hij onder andere als fout, in die inrigting de verren afstand van Amsterdam eerste handelstad had opgegeven, die dan ook oorzaak geweest was dat de voornoemde Assurantie niet bezorgd had kunnen worden. Hij zoude echter gaarne bij eene voorkomende gelegenheid rectificeeren, 't geen hij ten onregte had gemeld.

Met de famille V d Houven lazen wij in de brieven v Bowring. Er is toch veel oppervlakkigs in, en vele onjuiste oordeelvellingen. B. heeft aan Pauly geschreven Il n' y a rien d'orgueilleux dans la foi de Willem deClercq mais celle d' Isaac daCosta a la fierté d'Aaron. Is het een Compliment voor mij of eene eigentlijke beschuldiging in mijne oogen dat ik hem de waarheid niet krachtig genoeg heb verkondigd.

18. Henri had mij geschreven dat hij dien avond C & C [Cris & Cato]


pagina: 323

na Rotterdam uitgeleide zoude doen en ik besloot hem daar op te zoeken.

Secrétan was deze middag nog bij ons. Ik wilde nu niet te veel theologisch met hem spreken, ten einde geen meesterachtige toon aantenemen, hem geen mistrouwen inteboezemen en eerst meer vertrouwd in bijzaken te geraken. Wij spraken dies veel over de gebeurtenissen van den dag, over hoogduitsche Litteratuur & zijne reize aan de kusten der Oostzee. Het geestelijke inzicht in het Magnetismus had hij niet, beschouwde het alleen als eene wijze van genezing en haalde zelfs het gevoelen van verscheidene Duitsche Geleerden aan, dat alleen een godsdienstig man goed kon magnetiseeren. Hekserijen en toverijen kwamen hem voor zonderlinge zaaken te zijn. Algemeen verbreid geloof aan de toverij, wetten daartegen in de H S. Heksen processen door hem gevonden in een oud Zwitsersch Kasteel. Gelijkheid van alle de bekentenissen. Beginsel bij allen uit ontevredenheid weges hun lot, morren weges de bedeeling der voorzienigheid. Daadzaken met dit alles gemengd. Vele dezer bekentenissen wierden buiten pijn & banden gedaan. Blijken van waanzin leveren de bekentenissen dier menschen niet op. Waren alle de daadzaken valsch, en was het bij allen verbeelding, hoe werkte dan die verbeelding bij alle die menschen op dezelfde wijze en deed hun zoodanige daden en bekentenissen doen, die zooals zij wisten eenen gewissen dood ten gevolge hadden.

18 Des ochtends schreef Henry mij dat Cris Gildemeester dien dag vertrekken zoude & 's avonds om Elf uur scheepte ik mij in eene hossende diligence in, waarin ik alleen


pagina: 323

zat, die het slapen niet toeliet, en die mij door het wilde rijden nog al eenige ongerustheid gaf. Te Delft kwam er nog een huzaar in. Het geweldig rammelen der vensters verhinderde ons te spreken. Eindelijk hield de wagen aan den stoomboot op. Daar vond ik in de kajuit het gehele Reisgezelschap, Cris, zijn Vrouw de Min & de twee kinderen zitten. Henry was bij hen. Het was mij een zonderling gezicht; ik kon mij niet verbeelen dat ik voor altoos van hen scheidde. Ik had reeds zoo dikwijls van velen afscheid genomen. Het was een heldere nacht, maar de storm die de vorige dag woedde begon op te zetten. Men zoude ons waarschuwen & deed dit ook doch nu moest Henry nog afscheid nemen. Ik zag op het dek komende, dat wij reeds in de Maas waren en schrikte er eenigzints van. Henry kwam boven en zag het ook. Men wilde ons niet afzetten zeggende dat dit niet kon geschieden eer wij te Dordrecht waren. Eindelijk liet men ons toch in een schuitje af. Dit oogenblik was zonderling. Spoedig waren wij aan het hoofd, doch nu stuitten wij weder aan eene poort die eindelijk open ging. Wij kwamen nu ver van de Boompjes te land en moesten Rott. doorkruissen. Eindelijk waren wij aan het Hotel des Pays-bas, alwaar men een zilveren Bruiloft vierde. Bloemengeur kwam ons tegen. De tonen der Muziek rolden ons te gemoet. Er viel veel te spreken. Henry hield zich recht goed.

19. Het was een stormachtige nacht geweest. Rotterdam was vol drukte met inpakken & ontpakken van waren welk een onderscheid bij Den Haag. In de Diligence hadden wij een belangrijk gesprek met een zeker heer Polak uit Rott die over godsdienstige zaken veel gedacht scheen te hebben, ook het N T kende doch zoo min het wonderbare daarvan als van het O T konde aannemen.


pagina: 324

Dit was te klein voor God. God was te verheven om eene zoodanige gemeenschap met de menschen te hebben. Hij zoude wel Christen willen worden daar hij het met de zedeleer van het Christendom eens was, indien men niet genoodzaakt was daarbij de leerstukken aantenemen, waarmede hij zich niet kon vereenigen en die hij dies als eerlijk man niet kon toestemmen. Dat God tot in het vierde Geslacht strafte was een ongerijmdheid daar dat onregtvaardig zoude wezen. Voor Mozes had hij veel achting, maar zijne wonderen waren gefingeerd. Dit had hij echter uit best wil gedaan om goede oogmerken. Wel zeide hij dat de Christenen zelven tenminste de geleerdsten onder hen, het met den Bijbel zoo naauw niet namen en alleen het zedelijke gedeelte daarvan aannamen. Daar brengt V d Palm zeide hij, mij zelven in de war. Van de zeven dagen maakt hij zeven tijdperken. Mag men dit nu veranderen waarom mag men dit ook niet met andere dingen doen. Neen dan hebben daCosta & Capadose gelijk (hoewel UE wel ziet dat ik het gantsch niet eens met hen ben). Wil men deze openbaring houden dan moet men die ook aannemen zoo als zij doen, namentlijk zoo als het er staat.

20 'S ochtends terwijl Henry bij mij zat, ontving ik door een brief v Steven de voor mij & voor iedere Meniste treffende tijding dat ter Borg in de Kerkenkamer, bij de eerste vereeniging in het nieuwe locaal opgetreden was en gezegd had dat nu overtuigd geworden zijnde v de wettigheid v de kinderdoop, hij zijn ampt als Leraar had nedergelegd. Dit was onder vele plegtigheden en aandoening van wederzijdsch geschied. 'S avonds had ik nog een brief van dC mij hetzelve meldende. L L Zondag had t B nog in onzekerheid gepredikt over Ps 119 v 5 en toen ook zijne onzekerheid te kennen gegeven. Daarna had hij zich verpligt gevoeld, nog eens met het oog op dit leerstuk


pagina: 324

gerigt het gehele N T door te lezen, en licht op licht was er in zijn hart en dat van zijne vrouw & zuster nedergedaald. Toen had hij in God het besluit genomen om zijne bediening  nederteleggen en met een diep getroffen hart had dit afscheid plaats gehad. St [Steven de Clercq] schreef dat toen hij vertrokken was, er zoo akelig eene stilte in de kerkenkamer plaats vond, als of iemand plotseling een toeval gehad had.

21 Voor eenige dagen klaagde ik over armoede van brieven, doch nu is het rijkdom van alle kant. Ik had gedacht heden aan t B [ter Borg] te schrijven, en ziet daar is een brief van den gezegende man in eenvoudigheid & kracht. De uitdrukkingen behoren geheel aan hem of liever aan de Schrift, maar men moet de eenvoudigheid en de overgegevenheid van t B bezitten om zoo te kunnen of durven spreken. M [Messchert] zendt mij een brief van t B in denzelfden geest. Er is iets apostolisch in zijne brieven zij hebben indedaad de vorm van eenen zendbrief. Indien men zoo met aanmatiging schreef, ware het verschrikkelijk. M zegt dat men t B algemeen als naauwgezet Christen & mensch bewondert (volgens J v O B)[J van Oosterwijk Bruijn]. Ook St schrijft mij dat de bitterheid en vijandelijkheid jegens t B nu veel verminderd is. M schr. de Menisten zullen het wel met geld goed maken, doch kan t B aannemen. Hij merkt zelve op dat dit voorbarig is. St schreef mij heden dat de Commissie uit den Kerkenraad aan t B heeft aangeboden het Tractement als Emeritus onder den naam van rustend leeraar, en dat hij dit heeft aangenomen met dankbaarheid. Sommigen hadden hem nog meer willen geven maar niet als rustend leeraar.

t B schrijft aan Mess. Ik ben ten volle overtuigd van den kinderdoop ja lieve broeder, ik zie in den kinderdoop zoo veel heerlijks dat waar dit Sacrament in de kracht Gods wordt gekend en toegediend het mij een bewijs zou zijn van de kracht der Gemeente, en ik niets meer zou verlangen om van hare inwendige


pagina: 325

heerlijkheid mij te overtuigen.

t B [ter Borg] sch. ik heb nog de laatste dag of drie het geheele N T gelezen op den doop en hoorde zoo luide in het 20, 21 en 22. H van de Openbaring "doop de kinderkens mij geboren in mijne schaapstal, op aarde ja doop ze mij".

+ Polak zeide ook Ik zoek Gods wil om te doen, niemand te kort te doen, en mij bij alle menschen bemind te maken. Ik doe wat ik kan & meer kan God ook niet van mij vergen.

Deze ochtend was ik bij Secrétan. Hij predikte 2 P 1 v 19 over de vastheid van het Prophetisch woord en de verkondiging van Christus in het O T, het een en ander als een voorbereiding voor het Kersfeest. Er was bijzonder veel goeds in. Ik gevoelde nog wel de scheiding tusschen hem & den gene wiens hart geheel door God bekeerd tot de eenheid in geloof en wandel gedachten en woorden en daden gekomen is, doch er was veel uitmuntends en kristelijks in. Logische order is er weinig in zijne preeken, het eene schijnt uit het andere om dus te spreken voorttevloeien en dit maakt zijn voordragt onderhoudend. Zijn gebed was warm. Hij rigtte hetzelve gedeeltelijk tot Christus zelve. Hij beschouwde het O T als een Prophétie continuelle du Christ als om dus te spreken een raadsel waarvan Christus de eenige oplossing was. Het toonde volgens hem de daden v Christus zoo in de voornaamste gebeurtenissen der Aartvaders als in de afschaduwingen der wet. Veel sprak hij over de bestaande verwachtingen van den Messias zoo onder de Joden zelven blijkbaar uit de Geschiedenis van Simeon, uit den lofzang van dezen en van Zacharias, uit de Vraag door de Schriftgeleerden aan Joannis gedaan, en onder de vreemde volkeren blijkbaar uit de komst der wijzen, en uit twee getuigenissen van heidensche schrijvers, die de komst van eenen heerscher uit het Oosten voorspelden. Was deze gedachte

 


pagina: 325

ook met aardsche denkbeelden vermengd, zoo bleef de grond daarom niet minder bestaan, en was dezelve voorzeker uit de boeken der Propheten genomen. Bewijs van de vervulling der Prophetien. Uitlegging van den text plus ferme heeft aanleiding gegeven tot verschillende veronderstellingen (N B de holl text heeft zeer vast. Hij beschouwde het meer als eene bevestiging van het vroege gezegde dewijl de Prophetie daardoor vooral kracht krijgt en dan eerst in volle waarde is wanneer zij vervuld is. Onderzoek van de oorsprong der Prophetien. Zij zijn van God en ten bewijze daarvan niet door de Christenen bewaard, die men had kunnen beschuldigen dezelve uitgedacht te hebben maar door de Joden die de grootste vijanden van het Christendom waren. Maar het weten is niet genoeg maar de toepassing op zich zelven Nous nous réjouissons de vous voir dans un temple mais ce n'est pas assez il faut que vos corps deviennent un temple du St Esprit. Wijzen op Christus als onze regtvaardigheid. Er zijn nog nieuwe prophetien die vervuld moeten worden, en daaronder is die van de grootste de Prophetie die met de meeste zekerheid voorspeld heeft dat hij terugkomen zal om levenden en dooden te oordeelen.

Molenaar predikte over de 51 Zondag. Vergeel ons onze schulden gelijk wij vergeven onze schuldenaren. Krachtig verkondigde hij het arm zondaarsgeloof als het eenige waardoor wij zalig kunnen worden. Hij zeide dat het onze Vader twee gedeelten bevatte, het eene meer betrekking hebbende tot God, het tweede tot de menschen. De schulden die hier genoemd wierden waren minder de schuld waarvoor iedere Christen wanneer hij zich bekeert verzoening in Christus vindt als die dagelijksche zonden waaraan ook de Kinderen Gods zich schuldig maken en waarvoor zij telkens vergeving moeten vragen. In het


pagina: 326

eerste gedeelte behandelde hij deze bede meer als eene belijdenis in het twede als een Verklaring. De noodzakelijkheid, ja de onmisbaarheid dezer belijdenis wierd aangetoond, en het twede gedeelte der bede niet beschouwd als of wij tot God zeiden dat hij ons vergeven moest op die wijze als wij aan anderen vergaven maar wel dat hij ons vergeven mogt gelijk wij ook van onzen kant verklaarden tot vergeven genegen te zijn. Op de waarde dezer verklaring en dezer gezindheid wierd aangedrongen, getoond hoe en wanneer wij vergeven moesten. De preek was zeer kristelijk en krachtig[,] jammer dat er bij Molenaar eene zekere eentonigheid heerscht, en dat hij ons niet genoeg in bijzonderheden de arglistigheid van ons eigen hart doet opmerken en te veel bij het algemeene blijft staan.

'S avonds liep ik nog in bij Bally een zwitsersch Candidat vriend van Secrétan en van wie men gezegd had dat hij een twede Coquerel was. De preek die ik geheel hoorde was echter niet Coquerelliaansch maar eene zeer eenvoudige daarstelling van den misdaad onzer eerste ouders en van de barmhartigheid Gods. De toepassing betrof meer het bestaan en de invloed van het geweten dan het eigentlijke direct christelijke en toch gaf dunkt mij de preek veel blijken dat de verkondiger een Christelijk man was, die minder onderhoudend was dan Sec, doch logischer sprak en veel meer vastheid had zoo dat ik dan ook deze voordragt met veel stichting hoorde.

Westreenen [Van Westreenen van Tiellandt] verhaalde dat hij op een Schutblad van een ander boek een Donatus had gevonden in het begin der 16e eeuw te Keulen gedrukt. Aan de diefstal te Haarlem geloofde hij niet. Hij had met het bewijs v Koning uit de papiermerken weinig op daar het zelfde papier op vele plaatsen gebruikt wordt. Men heeft bij den duitsen Boekenkoper hier de glazen willen inslaan daar hij het Portrait v Guttenberg voor dezelve had gesteld.


pagina: 326

22/23./ Het Budget is er door maar slechts met ééne stem Majoriteit, 't gene nog al op zien verwekt heeft. De populariteit v 't Gouv. in 't Zuiden schijnt geheel verdwenen te zijn.

Het vonnis in de zaak van de Potter is uitgesproken. Men heeft bij V Maanen de glazen in geworpen na dat men reeds in de geregtzaal gefloten had. Ongelukkig woonde de Minister vlak over de Gevangenis. Stass [Stassart] is de held der Vrijheid.

Doyer heeft van de Predikstoel ll Zondag iets over t B [ter Borg] afgelezen, 't geen volgens Steven fraai & liefderijk gesteld was. Men heeft gezegd dat men na het ligchaamlijke voor hem zorgen bleef.

Mr F. van der Poll is Burgemeester v Amst. Hij is lid der Staten Generaal en Lid van vele Commissien. Of Amst. te vreden is weet ik niet.

Wap geeft een brochure uit. Aux hommes égarés de ma patrie en zoekt door het verlenen van de gelegenheid om de kop v Bild. voor de Avondschemering te stellen zijn naam aan die van den grijzen dichter te accrocheeren.

24/ De beraadslagingen over de wet der 15 mill. hebben plaats gehad. Het schijnt dat de inlichtingen v t Gouv. al zeer oppervlakkig geweest zijn. Veel spreekt men hier over de zaken in het algemeen, maar heeft dikwijls al zeer weinig begrip van de bijzondere betrekkingen te hebben. Van de Mij schijnt ook nog gewag gemaakt te zijn. Boddaart[?] heeft gezegd dat men klaagde dat de Kolonien voor de H Mij waren maar dat de H Mij voor het algemeen was.

De nieuwe wet op de drukpers was eindelijk ingekomen.

25 Secrétan heeft heden op den eersten Kersdag gepredikt en waarlijk hij heeft veel goeds veel waarachtig kristelijks gezegd.


pagina: 327

Hij heeft gezegd dat de vereeniging van zoo vele menschen van zoo veele volkeren ter eere van het Kind voor 18/c Jaren te Betlehem geboren, een miracle genoemd zoude kunnen worden indien de ooren der menschen niet zoo kittelachtig op dit woord geworden waren dat zij aan God na dat hij eens de wereld geschapen had niet meer de macht wilden toekennen de faire des miracles, pas même pour nous sauver, comme si nous eussions pu être sauvés sans miracles. Hij heeft de God heid van Christus verkondigd, want was Christus mensch en geen God geweest ook hij had een Verlosser nodig gehad. Hij heeft de noodzakelijkheid van de wonderbare komst v Christus bewezen, daar de gehele wereld bevlekt en zondig was. Hij heeft de oorspronkelijke waarde van den mensch betoogd doch tevens hoe dezelfde verleend was, en de noodzakelijkheid om wilden wij weder tot deze heerlijkheid komen Christus aantenemen hem natevolgen. Hij moet als kind in onze harten geboren worden, wij moeten allen rijkdom en geleerdheid afleggen, en kind worden. De hoedanigheden van het kind & van den kristen wierde vergeleken en eindelijk Christus als de middelaar Gods & der menschen krachtig voorgesteld. Er waren flaauwe punten, er waren lauwe in doch het geheel bevatte dunkt mij veel uitmuntends.

De Magistraat v Brussel heeft zich aan de Koning verontschuldigd wegens de baldadigheden door eenige insensés gedaan.

De wet van de leening der 15 millioen is met eene groote meerderheid doorgegaan. Sommige hebben al zeer oppervlakkig over dezelve geredeneerd, doch sommige Brabanders dunkt mij met weinig partijgeest, en met zucht om daarontrent onderrigt te willen worden.

V Alph. Van Alphen] heeft geretracteerd hetgeen hij over den Houtman gezegd had, doch er bijgevoegd dat le Journalisme d'Amsterdam hem als een daadzaak had doen verzekeren, 't geen hij maar hypothetisch had opgegeven.


pagina: 327

26 Ik ging 's ochtends bij Molenaar die over den Englenzang predikte. Hij verdeelde de zang als volgt Eere zij God in de hoogste hemelen en op aarde. Vrede onder de menschen, Welbehagen. Hij begon dierhalve met het Welbehagen Gods als de bron der zaligheid te beschouwen ontwikkelde in dien geest de Voorbeschikking en de Verzoening en bewees teves hoe wij hier aanbidden moesten maar niet konden doorgronden. De uitverkiezing van Gods Kerk wierd door de geschiedenis des O T gevolgd. Een ander gedeelte handelde over den Vrede onder de menschen. Dit was geen uiterlijke vrede tusschen mensch en mensch hoewel ook aan het einde der dagen dat het gevolg zijn zoude, maar de vrede tusschen God en de menschen. De preek was stichtelijk zonder eenen bijzonderen indruk op mij te maken.

27 Wap was dezen avond bij mij. Het is een man vol critiek die wel het dwaze en de aanmatiging in het tegenwoordig dichter koor, en domheid in het publiek ziet. God leide hem in zijne waarheid opdat hij bij de dwaasheid van velen ook zijne eigene dwaasheid leere kennen.

Wij spraken over het werk voor de gevangenen door Suringar opgesteld & waarvoor eene medaille behaald is bij het Nut v 't Alg & het welk tot doel heeft, om alle gevangenen zoo Roomsch als Protestant te lokken. Het Gouvt. heeft voor den Protestantsche eerdienst op 1/m exemplaren ingetekend. Toen wierd het aan den Roomschen eerdienst gezonden waar zich toen Wap bevond. Deze die daarover rapporteerde, was van oordeel dat het voor de Roomschen volstrekt geen gading was dewijl nog de pater nog het nonnetje er in kwamen, en dat deze vermenging hoegenaamd geen genade in de oogen der pastoors zoude vinden.

28 Een twede preek van den Jongen Chaufepié over de offerhande van Abraham en het gezegde Op den berg des Heeren zal voorzien worden. Deze text wierd nu weder tot vervelens toe herhaald.


pagina: 328

Het waren lieux communs over de voorzienigheid wel met welsprekendheid voorgedragen, doch de zucht om effect te maken straalde er te veel in door en het liet mij al zeer koud.

Secr. [Secrétan] toonde mij eene merkwaardige passage uit werk van Schelling handelende over de grote krachten die er eerst in de natuur waren, hoe deze natuurwereld langzamerhd verging tot zelfs eindelijk de schepping der Geestelijke wereld bij de verschijning v Christus doorbrak. Veele dingen wierden in dit Systema geexpliceerd zelfs de toevloed der demonische verschijnselen ten tijde v Christus. Ik zag er hier en daar wel licht in. Het vervallen der ligchamelijke wereld bij de meerdere uitbreiding van de geestelijke stond daarmede in verband. Zonderling denkbeeld dat de goede natuurgeesten en invloeden voor kwaden plaats maakten en overal het vervallen van den dienst der oude Goden door eene verwerpelijke Magie wierd opgevolgd.

Secr. kwam daardoor tot erkenning dat hij in het Evangelie gene geschiedenis zag Agtienhonderd jaar geleden maar eene eeuwige waarheid door de gehele geschiedenis uitgedrukt. (Dit denkbeeld ontwikkelde hij in zijne toepassing der offers van alle volkeren op Christus doch is toen zeker weinig begrepen.

28-31 Deze dagen leverden niet vele bijzonderheden op. De Nieuwe Wet op de Drukpers schijnt zeer slecht te bevallen. De Brabandes noemen haar de tien geboden. Het eens ontstoken vuur schijnt zoo ligt niet gebluscht te zullen worden.

Het Adv blad spreekt ook over Ter Borg. Steven schrijft dat men hem in het huis v B...horst[?] heeft horen preeken. Ik vrees nu voor den tusschentijd,


pagina: 328

Onderhoud met Secrétan (28 Dec 1828)

Ik zocht Sec op, want ik voelde er eenige behoefte toe, en had waarlijk in zijne laatste preeken veel goeds gehoord. Ik vond hem te huis. Wij spraken over deze preek van Dompierre de Chaufepié dien morgen gehoord, en die wij dan beiden eens waren dat geen Evangelie was, en dat op deze wijze geen enkel hart tot bekeering gebragt wierd. Leed deed het hem dat deze niets anders uit den text gehaald had, en dat hij met Christus geeindigd had, zonder hem gelijk behoorde op den voorgrond te stellen. Hij zeide dat het niet geoorloofd was voor een Christen was over het offer van Abraham te prediken, als wanneer men tegelijk op de offerhande van Christus wees. Hij had een afkeer van die stukken pour l'effet die vooral de vrouwen deden tranen storten en die dubbel nadeelig waren dewijl men dan in zich zelven geregtvaardigd naar huis ging, zonder dat men anders tranen gestort had, als men in een Roman gedaan zoude hebben. Wij spraken over den kristelijke blik in de geschiedenis & hierin is hij indedaad zeer ver gevorderd. Nu vroeg hij mij wie Talma was, die Balin een visite gedaan had en aan wie hij deze visite terug gebragt had. Zij hadden toen gesproken over de verzekerdheid des Geloofs & daarin was hij en ook Balin met T niet eens geweest, die zich daarover zeer verwonderd scheen te hebben. Hij drukte zijne verwondering uit dat vele Christenen hier te lande waaronder bv James voor wien hij na het geen hij van hem gelezen had, grote achting had die leer van het Synode v Dordrecht die hij als niet met de Bijbel overeenkomstig beschouwde, voorstonden. Ik verhaalde hem hierop mijne eigen geschiedenis, mijne betrekking met dC & C. [Capadose] mijn oordeel over zijne preeken &C &C. Van zijnen kant verhaalde hij mij, dat toen hij Zwitserland verliet hij de dogma's had aangenomen, doch zonder eenig inwendig leven en de Orthodoxie voorstond, dat hij zich hier te lande weinig met godgeleerdheid had opgehouden doch dat in Duitschland zijnde


pagina: 329

Zijne aandacht onder andere gevallen was op de philosophie v Schelling &C eerst Natuur Philosophie nu Philosophie des absoluten genaamd. Deze Philosophie had hij als Pantheismus horen uitkrijten, doch bij nader onderzoek bevonden dat dezelve volkomen overeenkwam met de waarheden die de openbaring leert. Ook anderen hadden dit ondervonden en onder andere de Professor Zimmer te Landshut onlangs gestorven en die bij zijn sterven een allerkristelijkste geloofsbelijdenis had afgelegd[,] had ook de gronden van zijn geloof in deze philosophie, hoewel met eene philosophische terminologie wedergevonden. Nu was hij na Zweden gegaan had daar de Schrift onderzocht en was in deszelfs waarheden bevestigd geworden ook in de gemeenschap met een Roomschgezind Leeraar aldaar, die dezelfde overtuigingen had. Hij gevoelde zich in alle de dogma's eens met de kerk behalve met het Calvinistische Systema der Voorbeschikking hetwelk hij alleen beschouwde als een gevolg van eene verkeerde en onphilosophische inzien der zaak, van een scheiding van voor of na in God bij wien zulks niet bestaat. Mij dunkt zijn gevoelen komt hier op neer.

Gods schepping bestaat uit tweederlei wezens de onbezielde die aan der wet der noodzakelijkheid, de bezielde of geesteswereld die aan de Wet der Vrijheid onderworpen is. De mensch eens in volmaakte vrijheid staande is gevallen en zijne natuur geheel verdorven. Niettegenstaande dit is toch het geweten als het overblijfsel van de eerste Openbaring die des Vaders in hem overgebleven. Uit zich zelve kan hij niet meer tot God komen, maar is veroordeeld. Hij kan dies alleen geregtvaardigd worden door het bloed van Christus alleen wedergeboren door den H Geest. De twede schepping geschiedt door Christus gelijk de eerste door God. Gelijk de generatie van de natuurlijke mensch geschiedt door den Vader zoo


pagina: 329

ook de generatie van den geestelijken of nieuwen mensch door den H Geest maar gelijk de vrouw de vrucht kan vernietigen zoo kan ook de mensch den geest tegenstaan op eene zoodanige wijze dat terwijl de aanneming hem gene verdienste hoegenaamd geeft, de vernietiging van de kracht der Genade hem schuld geeft in de oogen van God. Deze Genade wordt volgens Sec [Secrétan] aan ieder mensch in deszelfs eerst begin aangeboden. Christus staat aan de deur en klopt.

Tegen de Pred. had hij de zoo dikwijls gemaakte en ook opgeloste tegenwerpingen als a/ Onregtvaardigheid als dan van God. 2/ alle de texten waarin de menschen aangesproken worden als zich kunnende bekeeren als zich niet bekeerd hebbende, Christus tegen Jerusalem sprekende &C 3/ wegneming van het onderscheid tusschen goed & kwaad &C Dit gevoelt Sec wel dat zelfs bij zijn Systema de oorsprong van het kwaad en waarom op het einde der dagen niet alle zalig worden niet opgelost is en even duister blijft, doch dit stelt hij de oorsprong van het zedelijk kwaad namentlijk als iets dat wij niet kunnen inzien en eischt daar dezelfde overgeving die wij bij de Pred. vorderen. In het natuurlijk kwaad ziet hij de gevolgen der zonden en over de geestelijke ellende der afstamming van het eerste menschenpaar was hij vast. Zonderling was het onderscheid dat hij bij de Apostelen tusschen hunne geestelijke roeping(vocation) als Apostelen, en de door hen ontvangen genade maakte. Hij loochende dat zijn gevoelen eenige aanleiding tot hoogmoed of zelfverheffing gaf.

Hierin komen dunkt mij de beide gevoelens overeen dat in beide God de gelovige bekeert door zijne genade alleen, en in beide de menschen regtvaardig verloren gaan door hunne eigene schuld, doch bij de een bestaat deze schuld in het menschelijke verderf, bij de ander buiten deze nog


pagina: 330

dat zij de genade geweigerd hebben toetelaten. Dit kunnen de andere niet aannemen daar zij zeggen dat indien de Genade alleen in staat is om het menschelijk hart omtekeeren indien zij een schepping is van een almachtig wezen, het hart God den Zoon even weinig kan wederstaan als de aarde aan God de Vader toen hij de grasscheuten uit deszelfs harde korst liet voortkomen. Hier bewaakt God het goede en laat het kwade toe, in de wereld waarin hij zich geopenbaard heeft. In de wereld die ons niet geopenbaard is, zijn willen en toelaten een doch van dier wereld weten wij niets als dat God God is, Liefde en regtvaardigheid. Daaruit ontstaan grotendeels de tegenwerpingen tegen de predestinatie dat men dezelve niet in verband beschouwde met alle de overige geopenbaarde waarheden. Wist Christus niet dat Judas een duivel was en waschte hij hem niet de voeten even als aan de meest geliefde der Discipelen. Gaf hij hem niet de laatste waarschuwing. Het is door de weg der geregtigheid en de heiligmaking dat de weg der verkiezing gaat. Christus was voorbestemd om aan de regterhand des Vaders te zitten maar deze weg ging door Gethsemane & Golgotha. De weg des Verderfs van Judas ging door het verraden van den Zoon des menschen. Wij zien godzaligheid en beloning, misdrijf en straf. Het moeilijke is alleen buiten deze wereld gelegen, doch daar is ook eene zamenstemming mogelijk van menschelijke vrijheid, en volbrenging van Gods wil waarvan wij hier geen denkbeeld hebben.

Hierbij nog een woord. Secrétan is nog niet in de vastheid daar hij zijn moet. Dit hoort ieder die zijne preeken nagaat. Hij heeft veele geestelijke inzigten doch hij mist nog de eenheid tusschen hart en hoofd die voor de gelovige zoo noodzakelijk is. Hij leert ons dat wij


pagina: 330

als een kind tot Christus moeten komen doch zoo moeten wij ook komen tot den Heiligen Geest, die zich in het woord openbaart. Hij leest de brief aan de Romeinen nog te veel met het Commentaar van Tholuck en niet met dat van den Heilige Geest op het gebed nedergedaald. God doe dezen strijd zich in zijn hart ten goede voleindigen. Het is een strijd die niet gemakkelijk is, die over dit dogma. Zijn wij daar eens door dan kunnen wij zeggen Uwe wille geschiedde. Doch wij worden bij hetzelven vastgehouden en onze geheele ziel geschokt. En nu en dan als het ons gebeuren mag licht te zien dan danken wij God er voor hoewel er altoos nog iets blijft zitten. Dit is egter de zegen van dien strijd dat hij om dus te spreken alle de andere leerstukken vaster in ons hart schroeft.


pagina: 331

[leeg]


pagina: 331

[leeg]


pagina: 332

[leeg]


pagina: 332

[leeg]


pagina: 333

[leeg]


pagina: 333

[Volgt een overzicht van de eerder afgeschreven 'Aantekeningen sedert 7 dec - 28 december 1828'; niet afgeschreven, zie afbeelding]


pagina: 334

[Vervolg van overzicht van 'Aantekeningen sedert 7 dec 1828'. Niet afgeschreven, zie afbeelding.]


pagina: 334

[Het kennelijk voorafgaande ontbreekt]

bij t B [ter Borg] doch hij is in Gods hand.

Volgens Hog.'s schrijven aan V Zuylen [Van Zuylen van Nijevelt] was t B voornamentlijk tot de erkenning van de schriftmatigheid van de kinderdoop gekomen door de beschouwing dat de kinderen ook in het Verbond der Genade begrepen zijn.

V Z scheen van denkbeeld en bewees dat door een formulier der doop van bejaarden bij de Geref dat men daar de zulke niet alleen aannam op de belijdenis van het Geloof maar op de erkenning dat dit Geloof door den Heil. Geest reeds in hem was gewrocht en hij hield het dies voor eene aanmatiging bij de Meniste[n] dat zij om dus te spreken het zegel der uitverkiezing schenen te geven. Dit zoude dunkt mij juist tegen het gevoelen v Messchert strijden, en ik ben er ook nog niet van overtuigd.

Er moeten zich hier ook leden van deze in Amst & elders bekende secte, die rekent dat de uitverkorenen niet zondigen kunnen bevinden & wel verre dat Molenaar met deze oefeninghouders in eenig verband zoude staan, heeft hij er zich zeer tegen verzet. Deze personen rekenen het zondige van het ligchaam zelf volstrekt niet kwaad; dit noemen zij uitschudden. God, bewaar ons in het midden van deze dwaalpaden.


pagina: 335

[leeg]


pagina: 335

[leeg]


pagina: 337

[leeg]


pagina: 337

Staatkundige Gebeurtenissen in 1828

Oorlog tusschen Rusland & Turkije. Overweldiging van de Portugeesche troon door Don Miguel. Lord Wellington Eerste Minister in Engeland. Vrede tusschen Brazilie en Buenos-ayres. Expeditie der Franschen na Morea.

January

Berigt van het vertrek der 3 Ambassadeurs v. Constant. (8 dec 27)

Berigt van het bedanken v Villèle

Buenos-ayres betaalt zijne dividenden niet.

Jan 16 Lord Goderich eindigt het zoo genoemde liberale Ministerie door zijne afdanking, Lord Wellington zijn opvolger.

Jan. 29 Opening v het Parlement, de Slag v Navarino (an untoward event) genaamd. Bevel tot het terug trekken der troepen uit Portugal.

Jan 12 Overstroming in den Tunnel.

 

February

Tractaat tusschen Eng. Mexico & Eng Brazilie.

Feb. 7 Motie v Brougham over verandering in de wetten. Don Miguel scheept zich te Plymouth na Lissab. in.

Motie tot dankbetuiging aan Codrington ingetrokken.

De Heer Peel doet een Comité voor Financien benoemen.

Discussie over de oorzaken der ontbinding v het vorig Ministerie

12 Jan Turksch Manifest tegen Rusland.

Lord Russels' voorstel tot intrekking der civil disabilities tegen de Protestantsche dissenters bestaande.

Instorting van het Brunswick Theater.

 

Maart

Berigt v een aardbeving te Bogota (16 Nov 1827).

Adres van het Parlemt.  aan de Koning wegens de Emigratie.


pagina: 338

Zamenzwering tegen het bestaande Gouvt v Mexico.

Maatregelen v de Regent Don Miguel v Portugal. De Engelsche en Fransche Ambass. verlaten Lissabon dien ten gevolge.

Wijziging van de Test & Corporations act.

Manifest ontvangen waarbij Rusland de redenen van oorlog tegen de Porte ontwikkelt.

31 Mt Korenwet in het Parlemt voorgedragen.

April

11. Aankomst der Eng schepen met de terugkomende troepen uit Portugal

Vrede tusschen Rusland & Perzie bekend gemaakt.

Mei

De Senaat verzocht D Miguel zich de Kroon toe te eigenen.

Katholieke kwestie (het in aanmerking nemen der[-] met eene meerderheid v zes stemmen besloten

Ontvang der Oorlogsverklaring v Rusland d. 26 April.

Don Pedro's afstand ter voordele zijner dochter Dona Maria 2.

Gift v £ 3000 jaarlijks aan de famille v. Canning goedgekd.

Mey 13 Overtogt van de Pruth door de Russen.

Het overschot der liberalen waaronder Huskisson verlaten het Ministerie.

Nadelig Amerikaansch Tarief voor de Britsche fabrijkwaren aangenomen bij de Vertegenwoordigers.

Juny.

Mey 15 trekt de Russ. armee over de Donau.

Huskisson treedt in de kamer der Gemeente in bijzonderheden over zijn bedanken naar aanleiding van het verschil ontrent de kwestie wegens het ontnemen van het stemregt aan het vlek East-Retford.

Contrarevolutie in het Noorden v Portugal.

Verdrijving der oude Spanjaarden uit Mexico.

De Kamer der Pairs besl met 131-137 st. de RC. questie niet in overweging


pagina: 338

te nemen.

Blokade v Oporto door het Eng. Gouv. erkend.

Uitnodiging aan de fransche & Eng Amb. na Const terug te keeren.

July.

Braila aan de Russen overgegeven.

O'Connel een roomsch Kath. tot Parlements lid voor Clare benoemd.

Fitz Gerald die vroeger deze plaats representeerde moet terug treden.

Verstrooying der Constit. Armee Oporto 3. July ingenomen. 

Antwoord der Turken op de Russische oorlogsverklaring.

Huskisson proponeert bij de overlegging van het Amerikaansch tarif middelen v weerwraak tegen dat land.

Zware regenbuyen die de oogst benadeelen.

21 July De Portugeesche legerhoofden keeren met den Belfast terug.

Don Miguel vrijmagtig Koning v Portugal

Aartsbisschop v Canterbury Primaat v. Engeland st 76 Jaar oud.

Anapa & Tuleza in Azie door de Russen veroverd.

Lord Amherst als Gouv. v Indie door Lord Will. Bentinck vervangen

Oproeping v alle mannelijke inwoners in Turkijen

28 Koninkl aanspraak bij de opening v' t Parlt.

Madera wordt door de Miguellisten ontrust.

Augustus.

Frankrijk tegen lagere regten voor den invoer van Vreemde Granen opengesteld.

Rijzing der Graanprijzen in Engeland.

Berigt v de aardbeving te Lima (30 Mt)

Regtsgeding v Corder weges de moord v Maria Marter[?] ter dood gebragt.

Berigt v de inname v Kars door de Russen (15 July)

Berigt v de muiterij der Ieren te Rio (11 Juny)

Aug 15. De Hertog v Clarence legt zijn Ambt als Gr Admiraal neder.

Aug 18 Dawson schoonbroeder v Peel verklaart zich voor de Catholyken

Aug 17 De eerste divisie der franschen zeilt na Morea onder Maison


pagina: 339

September

Congres v Ocana opgeschoven. Bolivar met de dictatoriale magt bekleed.

Bemagtiging v. Madera door de aanhangers v D Miguel.

De Hertogin v Oporto (Donna Maria) komt te Gibraltar aan.

Leening door Hope &C te Amst a 99 pc teg 5 pc voor Rusland gesln.

Bolivar verklaart de oorlog aan Peru.

Varna en Chumla door de Russen ingesloten.

Tarwe rijst 10 [pond-teken] in een week.

De Koningin v Portugal komt in Engeland aan

30. Sep Opening der Londensche Universiteit

October

Geele koorts woedt te Gibraltar.

Blokade der Dardanellen door de Russen wordt door het dept. v buitenl zaken aan de Loyds medegedeeld.

Overlijden v d Koningin weduwe v Wurtemberg (oudste dochter v George III)

Ontruiming v Cadix door de Franschen.

Onlusten in Ierland. Arrestatie v Lawless.

Officieele overeenkomst met Ibrahim wegens de ontruiming v Morea.

Verdrijving v de Groot Vizier, die Varna wilde ontzetten

15 Oct de Sultan trekt uit Constantinopel

30 Aug Vredespreliminairen te Rio geteekend (met Buen-Ayres)

Vergadering te Maidstone v Kentsche[?] Grondbezitters tegen de Emancipatie

Vorming der Brunswijk Clubs. Vergadering der Kentenaars op de P[?] hei.

Opening der St Katharine dokken.

Overgave v. Varna 11 Oct. Jussuf Pacha gevangen bij de Russen.

[onl] verklaart zich voor Don Pedro

Bezwarend tarif in Peru.

Failliten v O I huizen te Glasgow. (Nov)

November

Tarwe tegen regten van 1 [pond-teken] ingelaten.

Liefdegiften voor de Spaansche uitgewekenen verzameld

St Ana begint eenen opstand in Mexico

Failliet v het Bankiers huis Fry & Chapman

Berigt wegens den val v Don Miguel ontvangen.

Bepalingen wegens de blokade der Dardanellen bekend gemaakt.


pagina: 339

[Vervolg pagina 339.1, laatste bericht uit november: 'Bepalingen wegen de blokade der Dardanellen bekend gemaakt.']

December.

Dood van Lord Liverpool (1769 geboren)

Joseph Huston [op pagina 321.2 Hutton genoemd] een Kwaker als schuldig aan het maken van valsche handschriften ter dood gebragt.

Mislukte zamenzwering tegen Bolivar.

Aftogt der Russen na bucharest. Opheffing der blokade v Silistria

Tanger door de Engelsch[en] geblokkeerd

Vredes tractaat tusschen Braz en BA geratificeerd; de Banda Oriental wordt onafhanklijk.

Brief v Lord Wellington aan de Primaat v Ierland Ds Curtis eenige hoop op emancipatie gevonden

faill. v Remington Stephenson &C bankiers. Ontdekte schurken[?] stukken v Stephenson zijn vlugt.

Adams bij zijne boodschap aan het Congres verdedigt zijn tarief.

De beslissing wegens de Grenslijn v Kanada aan den Koning der Nederlanden overgelaten.

Moorden te Edinburg ontdekt, die gedaan waren om de lijken te verkopen. Burke en Helena M Dougal [MacDougal] te regt gesteld.


pagina: 340

[Opsomming van eerder in het dagboek vermelde gebeurtenissen in Nederland in 1828]


pagina: 340

[vervolg opsomming van gebeurtenisen in Nederland in 1828; aanvang van een lijst van publicaties uit dat jaar]


pagina: 341

[vervolg lijst van in 1828 verschenen publicaties; vermeding van een krant. het Algemeen Handelsblad, en de tijdschriften Argus, Mercurius, de Bijenkorf en de Zaadzaaier]


pagina: 341

[geen pagina]


pagina: 342

[geen pagina]


pagina: 342

Staatkunde aan het einde v 1828

Zoo het nog bewijs behoefde dat Belgie en de zeven Provintien niet geschikt zijn tot eene ineensmelting, dan zoude het zeker de geschiedenis van de laatste maand zijn. Die eenheid welke men zich vleide dat bestond, en die tijdens de laatste Verg. der Staten Gen. wezentlijk scheen te bestaan is ten gevolge van de aanhitsingen van eenige jonge lieden die zich eenen naam hebben zoeken te maken, als een droom vervlogen en nu schijnt het indedaad als of ongekende bezwaren op eens van alle zijden zich verheven hebben, en of er aanleiding genoeg bestaat, om het gehele zuiden in vuur en vlam te brengen. Ik schrikte dezen ogtend le Catholique lezende over het geen er gezegd wierd, bij het geen er te zeggen was. Wie kan ontkennen dat niet in het Zuiden het Gouvt. om tegen de zaak van het Catholicismus te strijden ook Deisten en ongelovigen onder deszelfs banieren heeft vergaderd en wanneer men dan ziet dat de heer Baron die een Cursus over de fransche letterkunde houdt aan zijn toehoorders schandelijke versjes van Béranger aanbeveelt, wanneer te Luik & op andere plaatsen openlijk vijanden van het Christendom in de leerstoelen gesteld zijn, wanneer men bedenkt hoe de pers van Brussel gezweet heeft door de herdrukken van goddeloze werken, en van andere waarin naburige Souvereinen aangetast & gehoond wierden dan bekent men dat veel wat er gezegd wordt indedaad waar is en dan ziet men dat hoe zeer niet de Koning personeel de strekking van zijne Regeering onchristelijk is. Het geloof ligt alleen in den kerkgang des Konings maar niet in de maatregelen der regering en wie gevoelt niet wanneer hij om publieke zaken denkt dat hij dezelve

[geen vervolg aangetroffen]


pagina: 343

[leeg]


pagina: 343

[leeg]


pagina: 344

[leeg]


pagina: 344

[geen pagina]


pagina: 345

[geen pagina]


pagina: 345

Leerredenen in 1828 gehouden

[Volgt een opsomming van door De Clercq aangehoorde preken in 1828]


pagina: 346

[Vervolg opsomming van door De Clercq in 1828 aangehoorde preken]


pagina: 346

[Vervolg opsomming van door De Clercq in 1828 aangehoorde preken]


pagina: 347

[Vervolg opsomming van door De Clercq in 1828 aangehoorde preken]


pagina: 347

[geen pagina]


pagina: 348

[geen [pagina]


pagina: 348

Brieven in Oct ontv voor zoo verre zij onderwerpen van algemeen belang behelzen.

[volgt opsomming van deze brieven met een korte aanduiding van het onderwerp]


pagina: 349

[leeg]


pagina: 349

[leeg]


pagina: 350

[lege omslag]


pagina: 350

[geen pagina]


pagina: 351

[geen pagina]


pagina: 351

Bijzonderheden huislijk leven &C

[Volgt opsomming van in 1828 in het dagboek beschreven gebeurtenissen, deel uitmakende, aldus de Clercq, van het 'huislijk leven']


pagina: 352

[vervolg opsomming van in 1828 in het dagboek beschreven gebeurtenissen, deel uitmakende, aldus de Clercq, van het 'huislijk leven']


pagina: 352

[Volgt opsomming van in 1828 in het dagboek beschreven gebeurtenissen, deel uitmakende, aldus de Clercq, van het 'huislijk leven']


pagina: 353

[leeg]


pagina: 353

[geen pagina]