1820
1. Anfang des Jahres. Relations de famille. Anniversaire
du mariage de Henry. Rencontre avec Suse. Cris Cato
Vernichtetes Ideal.
2. Pauly et Margo. Mon anniversaire. Letterkunde Mijn
verh. over de Handel. Letteren Claude, da Costa. Scriba-
schap. Failliet van de Wilde. Fêtes de P.v.E et A.H.
3. Sur l'Enthousiasme
4. Leven v. Verkering in 1820. Coteri. Pauly et Margo. Cris Koo
Bruin. Da Costa Ter Borg
5. Excursion du 24 juillet n. Bloemendaal
Dagboek in het nieuwe huis
1. Gevoel van eigen haard. Bezoek bij Muller. Dag
des ongeluks. Heil en ramp. La Martine. Bezoek van
P. v. Eegh. Ramp en troost.
2. Tentoonstelling v. 1820. Bede voor het vervolg. Susceptibilité
des malheureux
3. Sur mes malheurs. Mes résolutions. Terugkomst van
Oom de Clercq. Leerrede van Messchaart
4. 10 avond met da Costa. Redoublement de malheur. Sources
de mes malheurs
5. Transmutation du Bureau. Sermon de Coquerel sur le
guérison des lépreux. Dankbaarheid jegens God. Accoord met
L. en J. Van Hall. Failliet v. Braakman. De f 120000
van Wolframsdorf. Wandeling met Pauly
6. Kleine bijzonderheden. Heerlijke avond ten gevolge van een
leerrede van Muller over Elias. Onbeschaamdheid onzer
debiteurs. Tijs Westendorp.
7. Ontknoping der oly geschiedenis. Wetten der kerkenkamer
Avond bij Oom Jan 's Gravenweert en da Costa. Soirée avec
Gied. Promenade avec Caroline n. Zeeburg. Nuvoletta au
sujet d'une lettre à Pauly.
8. Derniere quinzaine du Novembre. Vooruitzichten. Hartelijke
Comparitie met de drie weldoeners. Souper v. oom v. H. bijgew.
Voornemens. Projets. Soirée chez Pauly. Visite
de charpentier.
9. Derniere quinzaine. Premier moment de repos et de
réflexion. Les jours de familles. Cris Muller ter Borg
Grandp. de Vos. Réunion chez l'oncle de Vos
's Gravenweert. Retemeyer. Lublink. Ma femme
scènes d'Hyver
10. Le Dimanche paisible. Henry. Kunstbeschouwing bij J. Retemeyer.
Atlas v. Gartman. Collation des diacres ch. P. Bel.
Wetten der Kamer. Théat franc. les deux Gendres
Over A. de Haan. Dood v. Borger. Algemeene
aanmerkingen over mij zelve.
11. Sermon de Coquerel sur le Texte Immanuel ou
Dieu avec nous.
12. Souvenirs de l'Eté de 1820. Dood v. Grootmama de Clercq.
Dood v. Mama Boissevain, Willem Boissevain. Noces de
13. Westendorp en Mimi. Noces de Pauly en Margo. Abrégé d'
l'hist. des malheurs de 1820.
1821
1. Over mij zelve bij het nieuwe jaar. Souper chez V. Hall . F.A.
v. Hall. P.J. Ameshoff. Mad. Ameshoff. Barensfeld. Thijssen
Prof. Moll. Improvisation. Souper de famille Henry et Mimi
Pauly et Margo
2. Souper bij Muller. V. Kampen. Jeron. de Vries. Prof. Koopmans. Dom.
v. Geuns. Resumé van het Discours. Philantropie (met P.J. Am.).
Les v. Athenideis (v. Heukelom). Anniversaire (mon). Considérations
générales.
3. Considérations générals. Verder famille. Leerrede Ter Borg. Roll.
(Van Dijk (A.)). Fête chez Henry et Mimi. Anniversaire de
Pauly. Gied. Retemeyer. Da Costa. De Haas. Naples
Coupes Espagnols. B. Klijn.
4. Beschouwing van mijne zaken. Tijs. Oom de Clercq, Koch R. en C.
Lina v. Buldow[?]. Mev. Westendorp. Christendom (over da Costa
zucht den Christen te zien
5. Lectuur. V. der Palm, Simondi Hugues. W. Scott, Mad. de Staal,
de Pradt. Punten van onderhoud met da Costa (voornamentlijk
over de Joden). Omniana Effectenhandel. Maria Stuart
Muller. Uiterlijke Welsprekendheid. Mev. Heine. Meloplaste
Mijn letterkundige loopbaan.
6. Avond bij F.A. v. Hall met M.C. v. Hall en Mev. Mol. Uittreksel
van ons onderhoud. Wacht J.B. Retemeijer, Biben, en Veenink
V. der Palm. Huislijk geluk
7. Avondmaals viering. Godsdienstige overdenking.
8. Avondmaal. Ter Borg. Mémoires de lecture. Improvisaties
Ter Borg. Handel en Wandel. Herder. F.A. v. Hall. J. Bosscha
Optenhof verhandeling. Onderhoud over Napels. Familledag bij
Henry
9. Mijne Weldoeners (Vriendschap voor hen. Vriendschap v. dacosta
Onderhoud met hem. Liberalismus. Discours in de Maatschappij.
Voorts bij Jan Retemeyer. Onderhoud met hem (Letterkundig)
Lectuur Herder. De Zaturdag avond. Adversaria v. Lublink de Jonge.
10. Sermon de Coquerel Ext. Dieu Parla à Moi comme à son
intime ami. Thijssen Verhandeling over de Zelfverbranding.
11. Onderhoud met Thijssen. Dood van Mev. V. Hall. Cris. M.C.
v. Hall. Dood van M. de Clercq. Faillite de Cruijs
12.v. Beerenbroek[?]. Lectuur Montigni. Willem en Frederik en [onl.]
Calleville. Londen en 1820. Rah. H. Contentement passe
richesses. Schimmelpenninck (Avond met hem). Omniana.
13. Projets littéraires. Geschied. Lectuur Scheltema. Voltaire
Anecdotes contemporaines. Onderhoud in de Maatschappij. (Bilderdijk)
14. Schimmelpenninck. Zijn schoondocht. Ext. van het onderhoud
met hem. Avond bij J. Retemeijer met Messchaart
's Gravenweert. Da Costa Cappadose. Misprijzing van da Costa
Ext. onderhoud. Mijn gedrag in de famille. Coquerel. Over
mij zelven.
15. Mijn famille. Oom v. Heuk. Soup. bij Oom de Vos. Vaerzen v. Gied.
Natuur en Kunst. Jan Retemeijer en ter Borg. Mijn Lierzang
aan da Costa. Maatschappij (Souper in de). Simons (Prof.) Freper[?]
Familledag bij Gied. Da Costa. La Martine. Mijne optekening
van het gebeurde in 1820. Mama. Lina
6. Verrukking na een onderhoud met da Costa
16. Tournée en Belgique. Gli affairi. Het grote werk. Wande-
ling met J. Retemeijer. Onze Vrienden.
17. Cris en Cato. Henry. Papa. Laatste familledag voor het vertrek
v. Pauly. Huislijk geluk. Da Costa (mindere kracht). J. Bosscha
Kennis met Matsens. Ter Borg. V. Geuns Coquerel over Ananius.
Partij bij A. Fock Improvisatie . Ko Bruyn. Mijn voornemens.
18. Leerrede Pinxterfeest. Ter Borg. De Helon. Oom de Clercq
Oom Retemeijer. Mijn voornemens. Visite van da Costa.
Lezione Italiano met Henry. Mijn toestand. Mijn
vrouw. Onze omgang
19. Het grote werk. M. et Mad. Rücker. Ann Mansus
Excursion à Heemstede. Varia. Schutterij. Thèses de
da Costa. Loix nouvelles. Ko Bruin. V. Kamp. Lankhorst, Gied en Pauly.
Jetje Ebersbach. Teleurstelling (vrees voor) met Caroline
Nuvoletta met Gied
20. Complimentatie Visite bij da Costa. Henry en Mimi. Ons
huislijk geluk. Herstelde hoop. Familledag bij Papa.
Pauly's brieven. De Kwakers. Feest van ons 3 jarig huwlijk
21. Verschijning da Costa als Christen. Leiding van mijn
denkbeelden over hem
22. Ideen uit da Costas gesprekken. Mededeling v. Da costas
geheim aan mijn vrouw. Bezoek aan Oom v. Heuk. Buiten
23. Bevalling v. Cato. Bezoek v. da Costa (Christendom)
24. Mijne denkbeelden over dit alles. Familledag met
Tijs Avond bij da Costa met Retemeijer en Cappadose
Onderhoud met Muller. Diner met Suze. Hoffman
v. Hallersleben
25. Onderhoud met da Costa Christendom. Force et faiblesse
26. Sancta. Handel. Letterkunde. Avond met da Costa
Avond bij Dom. Swart. Stuart. Diner van de Schutterij
Pauly en Margo. Henri. Cato. Caroline Idées réligieuses
27. Verwachting van Lina's Verlossing. Da Costa. Capadose
Landsman. Coquerel. Claude Oom Jan Gied. Baker Piek.
F.A. v. Hall. Retemeijer. Mijne vrouw. Pauly en Margo.
28. Gerrits Geboorte. De Kaïn v. da costa. Voorlezing van de
Kaïn bij mij. Da Costa en Muller. V. Lennep de jonge
Arntzenius. Onderhoud met da Costa. De kraam v. Lina
welkom groet aan Gerrit
29. Mijn zoon. Heilige betrekkingen met da Costa. De Grieken
Mullers dooprede. Voorlezing van Mullers Karel de grote
Gebeurtenissen van die tijd. Jezus Christus God
30. Visite bij da Costa Het zachte Christendom. Tijdelijke beken-
tenissen. [onl.] de Molière[?]. Onderhoud met mijne
goede moeder, de Intrigante. Bijdragen in de Maatschappij
Voorlezing v. de Grieken. Da Costa over Retemeijer en over
Juff. Wattier. Handel
31. Reis na Haarlem en Mev. Beels. Ottovaers
request wegens de Granen. Nuvoletta met Jan
Retemeyer. Da Costa. Voorlezing over de Grieken
Avond met da Costa Oom de Vos Claude. Byron Zijn
Mazeppa. Vampire. Romeinsche Geschiedenis
32. Diner chez Oom de Vos [onl.] Pineman Rovens[?]
Suys. De Vries. Schimmelpenninck over da Costa
Claude Montignis Eerste representatie. Diner bij
Klijn. Kennis met Lulofs. Terugkomst v. Claude
[leeg]
[leeg]
Proza
Zaterdag Oct. 7 komst in het huis. Eerste Soupé
tête à tête werkzame opreddering.
Zondag 8. Wandeling met Cato Gild. Soupé bij
J. de Vos met onze famille.
Maandag onaangenaame dag berigt v. de elendige staat
v. V. d. Brande. Avond bij mijn vrouw vol zorg
en vermoeidheid. Vertrek van Tijs na Antwerpen.
Dingsdag des Avonds met Mama Cato en Steven voor
de eerste maal, genoeglijk bij elkander geweest.
Woensdag des Avonds J.v.O. Bruyn met zijn souper
en zijn Philemon. Leerrede op Cras des ochtends na de Expositie.
Donderdag des middags familledag. Comp. met de Ooms.
Comp. met v. Hall. Failliet v. I. Heemelbrincq
Vrijdag Avond met Cato en Cris en P. v. Hall.
Zaterdag Vistite bij Pauly en Margo. Dood v. Borger.
Avond te huis. Terugk. v. oom de Cl.
Zondag Des avonds P. en M. Cl. Heuk. bij ons vrolijke avond
Maandag Eerste familledag met Mie bij Mama
Dingsdag 's avonds da Costa en Cato de Clercq de gehele dag
Woensdag M. de Clercq was den gehele dag bij ons. Gied
visite. Failliet v. kerkhoven
Donderdag Familledag bij Papa Boiss. over den man die
tegen den zolder loopt
Vrijdag 's avonds Gied. 's middags Steven
Zaterdag Verhuizing v. 't Kantoor. 'S middags Steven 's avonds
alleen
Zondag 22 Kerk bij Coquerel. 'S avonds v. Bambergen hier
gesoupeerd. Kruse, V. dyk, Landsman, [onl.], V. Hall,
den Horn, Steven, Oom en Tante de Clercq. Mama en Cato
Maandag 23 gedineerd op de familledag bij Mama de Cl.
Dingsdag 24 Mama gedineerd. 'S avonds Comparitie
met Verhammen en Slagregen over de wetten
Woendag 's avonds Comparitie met Langgult Jaspers
en V. Hall. Souper familledag bij Henry.
Failliet Braeckman.
Donderdag Pauly en Margo dineerde alhier. 'S avonds
familledag bij Papa
Vrijdag 's avonds huislijke avond. Failliet Cramer
Zaterdag 's avonds by Cris en Cato (28). Verjaardag van
Cris.
Zondag 29 's ochtends visite bij groot. de Vos. Westendorp
's avonds kerk bij Muller. Heerlijke avond.
Mama ongesteld. Terugkomst v. Tijs
Maandag 30 wij waren alleen 's avonds visites.
Oom v. Heukelom en Oom Rahusen. Préparation tegen
den primo
Dingsdag 31 's avonds Tijs en Mie. Rode kandeel
November
1. Woensdag De primo. Failliet v. Evert Greory
v. Hendriks & C. 'S avonds bij ons familledag
Papa, Gied, Daan, P. en M. Heuk. regt genoeglijk
2. Donderdag Voordragt van de wetten op de kamer. 'S avonds
bij Jan Retemeyer met dacosta en 's Gravenweert
3. Vrijdag 's avonds alleen. Jet en Lot bij ons
4. Zaterdag 'S middags dineerde Gied bij ons en wij gingen
met hem na de Fransche Comedie La manie des
grandeurs v. Duval l'hôtel Garni ou la leçon singu-
lière.
5. Zondag Voorlezing van preek bij Mama. Wandeling met
Caroline na Zeeburg. Onpasselijkheid. 'S avonds Wacht
6. Maandag 'S middags op de familledag met Wes. en Mimi
gedineerd.
7. Dingsdag diner bij ons v. Brodie v. Leith. Nicolai v.
Riga. H. Muller v. Koningsbergen. 'S avonds Voorlezing
Koo Br. in de maatschappij te huis gesoupeerd
8. Woensdag 'S avonds grote vergadering kerkenkamer.
'S avonds Westendorp en Mimi bij ons
9. Donderdag 'S avonds de familledag bij Papa (nu
op den avond gesteld)
10. Vrijdag Melancolique ogtend bezoek bij Mama. Het
misverstand met Pauly. 'S avonds Pauly bij ons met
Margo. Lied der Freude avond
11.Zaterdag huisselijk avondje
12.Zondag Leerrede v. Koopmans. God is een licht
Vereeniging bij Grootp. de Vos. Regt aangename middag
en avond bij Henry en Mimi
13.Maandag familledag bij Mama de Cl.
14.Dingsdag Diner bij P.A. v. Hall met Van Tex, prof.
Opterhoff [onl.] en Koo v. Hall student. Juff [onl.]
Dispuut over de dichtkunst. Geimproviseerd over Maria
Stuart Strategie.
15.Woensdag 's avonds familledag bij Gied
16.Donderdag Opmaking melancolique avond 's avonds fam.
bij Papa B. (Visite bij Oom de Cl.) Concept over de witte teruggenomen
17.Vrijdag 's middags dineerde Mama bij ons, 's avonds
Comp. bij oom Rahusen tot 1/2 12. Verschil van opinie
tusschen oom dC. en mij.
18.Zaterdag Dood van de H. Gildemees. v. Nicht Walré.
Mimi en Lotje 's avonds bij ons waar ook nog
Henry komt.
19.Zondag kerk bij Muller schone belijdenis pr. over de
vergelijking van de schat en de parel. Aangename
middag en avond en Henry en Mimi bij ons. Nalezing
van oude stukken.
20Maandag 's avonds familledag bij Mimi de Clercq
21.Dingsdag 's avonds bij Pauly en Margo gezien [onl.]
[onl.] de Naples en de l'Emp. Ottoman
22.Woensdag grote Comp. met Oom en Tante v. Heuk.
souper van dezen bij ons.
23.Donderdag familledag bij Papa B.
24.Vrijdag Diner v. Gied Lenske en Bekker bij ons.
Verder thuis
25.Zaterdag te huis. Res. niet na de Comedie
26. Zondag Mama Cato Steven Tijs en Mie Cato Cris sou-
peerden bij ons. Wandeling met Tijs na Welna.
Carol. bij Coquerel over O Dieu tu as plaidé la cause de
mon âme et sauvé ma vie. Jeremie.
27.Maandag tehuis. Cato en Henry soupeerden bij ons
28. Dingsdag Mama 's avonds bij ons
29. Woensdag familledag (brillant vrolijk) bij Pauly
30. Donderdag familledag bij Papa, met Groot. Oom Pieter
Comparitie over De witten
December
1. Vrijdag 's avonds souper bij Mie en West. met de V. Heukel.
2. Zaterdag 's avonds stil en huislijk. 'S nachts brand bij
de bakker op de hoek van de Hunstraat
10. Zondag 's ochtends ter Borg niemand komt tot den Vader
dan door mij.
'S middags bij Mama 's avonds bij Pauly vrij Pittoresque
in Frankrijk gezien.
14. Maandag 's avonds oesters bij Tijs en Mie gegeten
geïmproviseerd over de parels
12. Dingsdag stilletjes te huis Extrait geschreven
13. Woensdag 's avonds familledag. Geimp. met een
omgekeerde rok.
14. Donderdag familledag bij Papa B.
15. Vrijdag Vereeniging bij ons van de Nichtjes de Clercq
en V. Heuk. en Willem de Vos.
16. Zaterdag te huis zamen
3. Zondag te huis den gehele dag 's avonds bij Muller
over Zalig zijn de reinen v. harten
4. Maandag familledag bij Mama. Kleine nuvoletta
5. Dingsdag Mama Cato Stev. op St. Nicolaas bij ons
6. Woesdag St. Nicolaas Lina geeft Molière aan mij
en ik haar Cats
7. Donderdag familledag bij Papa
8. Vrijdag Diner piquenique met Cato Cris
genoeglijke avond
9. Vereenigd 's Gravenweert, de Vos, Lublink
Retemeyer, G.J. Boissevain
17.Zondag te huis, Henri en Mimi Lectuur in onze uittrek-
sels.
18.Maandag 's avonds bij Oom Jan met 's Gravenweert. Oom
de Vos Le Somnard.
19.Dingsdag 's avonds Caroline na Welsprekendheid. Verh. van
V. Winter uit Riccobono Juff. Greveling de Slang
uit Bilderdijks Dieren Jelgerhuis uit Cats.
Oom Jan soupeert bij ons.
20.Woensdag 's avonds diakenen souper bij P. Bel
W. v. Heuk. A. Hartsen J. Laan Willink, Slagregen, Verhamme,
A. Bruyn, A. de Haan, J. v. der Vliet, D. Rahusen P. v. Eegh.,
A. Fock, A. v. Coppenaal, H. v. H. Zytsema[?], J. Salm, Gijsb.
de Clercq, G. C. Lang (afwezig J. ten Cate)
's middags Lot. Net Karel Eduard bij ons
Donderdag 21. familledag. Visite bij Mimi en West.
Vrijdag 22. 's avonds Westendorp en Mie en Papa Boiss. bij ons
Zaterdag 23 Comedie met West. en Mie: Les deux Gendres, le
roi et le patri.
Week Reis v. Gied na Dusseldorp. Besluit van Pauly
en Margo op reis te gaan
Zondag 24. 's ochtends Coquerel 's avonds bij Westendorp met
Mie Ko en Bet Koo en de V. Kate en M. en F. v. Heuk. Cris en Cato Hen. en Mi [onl.]
Cato en [onl.] Wijnand West. Karel [onl.] genoeglijk Imp. burlesq
over Henri en Mimi
Maandag 1 kersd. 25. Kerk bij Muller. 'S avonds stil te
huis. Werkzaamheid en Lectuur
Dingsdag 2 kersd. 26. gehele dag te huis als voren
Woensdag 27. 's avonds Pauly en Margo. Lectuur v. Clovis[?] en Vergi-
lius.
Donderdag 28. 's avonds familledag. Gied terug
Vrijdag 29 ,, [onl.] en huis Henry en Mimi
Zaterdag 30 's middags Jan v. Hall van A. de Haan laat.
Inrigten den dagelijksche warmte divers[?] Ameshoff
Zondag Comparitie over de armen. Verder stil te huis
overigens met nadenken.
1821
1 Maandag fam. dag bij Mama de C. met oom Wilh. Koo en Cris de Vos
2 Dingsdag Souper bij V. Hall met
P.J. Ameshoff en 2 juff. uit Utrecht. A. Ameshoff. Amesh.
Prof. Moll v. Utrecht Barensfeld en zuster. Koo en Manes
v. Hall.
3 Woensdag genoeglijke familledag bij ons.
4 Donderdag Installering v. Vollenhoven Huidekoper als
diaken. Gedineerd bij Papa Boiss. 'S avonds
bij Muller.
5 Vrijdag 's avonds te huis.
6 Zaturdag Tekensch. gedineerd voor de R.K.C. 'S avonds
werkzaamheden V. Hall gesoupeerd.
7. Zondag gewerkt tot dineren. Mama West. en Mie
Cato Henri Gied
8 Maandag familledag bij Mama
9 Dingsdag stil te huis
10 Woensdag Rücker gedineerd
11 Donderdag familledag bij Papa Boiss.
12 Vrijdag rek. Ct. Cato en Steven gesoupeerd
13 Zaturdag diner v. 't leesgezelschap Kroontjes
Voorberg P. Willink C.J. v. de Vliet[?] J.R. v. Lennep V. Lans Coster
J. de Vos W. de Clercq W. v. Heukelom J. Gales G. Meijnts
P. Bel J. Fock J. Bosch
'S av. bij Westendorp
14 Zondag Coquerell over Simeon.'S avond familledag
15 Maandag Verjaardag. Henry en M. P. en M., W. en M., C. en S.
bij mij 's avonds
16 Dingsdag stil te huis
17 Woensdag Rücker H. Muller J.W. Lange gedineerd met Cris en Cato
18 Donderdag familledag Mev. Moren[?]
19 Vrijdag Zilvere bruiloft bij Westendorp
Tijs en M., C. en C., H. en M., C. en Mama. Tante West., Mev. Coster
Cato Coster Wijnand. De Hof en Mev. Ketjes[?] V. Lennep, J. en W. de Vos.
20Zaturdag te huis
21Zondag 's avonds kerk bij Ter Borg over Achab gesoupeerd
Henri en Mi. met de twee Oom Retemeijer Groot-Papa.
22Maandag familledag bij Mama
23Dingsdag bij Groot. de Vos 's avonds M.C. v. Hall
24Woensdag te huis
25Donderdag familledag bij Papa B.
26Vrijdag [accolade met hieronder (27 Zaturdag):] te huis
27Zaturdag
28Zondag Kerk bij Roll.[?] 's avonds famille de Clercq bij mama[?]
29Maandag Da costa 's avonds de Haan en Cato dC.
30Dingsdag 'S av. Maatsch. B. Klijn Bestemming van
de mensch. Mama Westendorp en Mie bij ons.
31Woensdag te huis
February
1Dond. te huis
2Vrijdag bij Pauly zijn verj. H. en M. Gied. Dacos.
3Zaturdag te huis
4Zondag bij ter Borg over de brief v. Paulus aan Timoltheus
's middags Gied en Pauly en huisvr.
5Maandag fam. bij Mama
6Dingsdag [accolade met hieronder (7 Woensdag / 8 Donderdag):] te huis
7Woensdag
8Donderdag familledag bij Papa
9 [accolade met hieronder (10):] Vrijdag, Zaturdag te huis
10
11 Zondag 's avonds ter Borg over de brede en smalle weg 's av.
familledag bij Oom de Clercq.
12 Maandag fam. bij Mama met Cris en Cato
13 Dingsdag bij Groot. de Vos met Vollenhoven bakker en [onl.]
geimprovis.
14 W. zeer vrolijke familledag tot 1/2 3 bij Pauly
15 D. familled. bij Papa
16 Vereniging bij ons Oom de Vos Mej. en Mev. v. Hall Cato en Cris
Pauly en Margo Ko Bruijn Papa B. Oom en tante de Clercq.
17 Zaturdag Heerlijke avond Gebeurde met Th. d. en C.
18 Zondag gedineerd bij[?] Henry en Mimi. gelezen[?] dC.
19 Maandag Stijf souper bij Oom Rah. Oom en Tante R. Lise[?]
Bild.[?]. Oom v. Heuk en Huis. Kato en Mie Frans. Ko Br. Jo Br. P. v. E. en
H.P.J. Kock en huis. H. Wil. en huis. Huid. en huis. en [onl.].
P. Bel en huisv. J. v. Eeg. en huisv. Gied. Gijs de Cl. Juff. Verhagen.
20 Dingsdag 's avonds Maatsch. H.H. Klijn Valkenburg Da Costa
Enthousias. geval. Orpheus. B. Klijn [onl.]. K. Br. [onl.].
21 Woensdag familledag Gied met Oom Jan fles Portwijn.
22 Donderdag Disp. huisjes v. de Vogel. Fam. Papa.
23 Vrijdag Gied dineerde bij ons. Visite bij da Costa Huislijke avond.
24 Zaturdag Pauly en Margo en A.W. Huidekoper op een broodje.
25 Zondag Ter Borg heilig ze in uw een waarheid Dejeuner bij
P. en Margo. J.B. Retemeijer dineerde bij
ons. Famd. bij Oom Rahn. Migraine.
26 Maandag Mama West. en Mie en Cato en Stev. bij ons. Vrolijke avond.
27 Dingsdag stil te huis.
28 Woensdag 's av. V. Hall. M.C. v. Hall en huis. Optenhoof[?] Juff.
Lublink. Claude[?] d'Asserville. Mev. Mol. Koo v. Hall.
M.1 Donderdag familledag. Papa ongesteld.
2 Vrijdag 's av. Wacht. Caroline bij de Tantes.
3 Zaturdag 's avonds stil te huis
4 Zondag Avondmaal do. do.
5 Maandag familledag [- onl.] bij Mama met C. Coster en Ret. de Clercq[?]
6 Dingsdag Maatsch. Verh. Optenhoff.
7 Woensd. Familledag bij Henry en Mimi
8 Donderdag. do. bij Papa B.
9 Vrijdag, [onl.] te Will. thuis. Caroline bij Tant. Boissevain
10 Zaturdag stil te huis.
11 Zondag Grote familledag bij M. Westendorp
12 Maandag Kleine d. bij Mama
13 Dingsdag Pauly en Margo bij ons gedineerd. Willem na
Groot. de Vos. Caroline Welsprekendheid.
14 Woensdag gesoup. bij Mama Met G. Meijnts en huisv. en J. de Vos
15 Donderd. famille bij papa
16 [accolade met hieronder (17):] Vrijdag en Zaturdag stil tehuis.
17
18 Zondag bij Pauly en Margo alleen. Wille Coquerell. Carl Westerbaan
19 Maandag fam.dag bij Mama.
20 D. Verhand. Thyssen.
21 W. familledag (kleine) alhier
22 D. Vrolijke familledag bij papa B.
23 V. [accolade met volgende (24 Z.):] te huis
24 Z.
25 Z. niet na de kerk fam. bij Tante v. Heuk. Oom Jan dineerde bij ons.
26 Ma. famille bij M. Westendorp.
27 D. bij Groot. de Vos geimproviseerd. [onl.] Schimmelp.
Gerrit[?] Sch. en zijn vrouw.
28 W. Groot Diner bij Papa Boiss. met Maria[?] en Beekman[?]
29 D. familledag.
30 V. bij Oom Jan met Gid. Messch. dacosta Cappadose Kleit
's Gravenweert . Net en Lat gedineerd
31 Z. thuis
April.
1 Z. bij Muller 's mid. 's av. H. en M. C. en C. W. en M. bij ons.
2 M. thuis Car. niet wel.
3 D. Oom Jan en Mama[?] gedineerd Cato Mimi en Steven gesoupeerd.
Verh. J. Bruijn in Felix. Muller in de Maatschappij.
4 W. familledag bij Pauly.
5 D. familledag gegeten bij Papa B.
6 V. [accolade met volgende (7 Z.):] stil te huis
7 Z.
8 Z. de grote familledag v. Oom en Tante bij ons.
9 M. familledag bij Mama
10 D. stil te huis
11 W. Souper bij Oom de Vos Apostool Oom en Tante de C. Met Ko en Bet
en Oom en Tante v. Heuk. Cato en Mie[?]. Meijnts en huisv. juff. Venter
12 D. Familiedag
13 V. stil te huis.
14 Z. stil te huis opgesteld. Nat. en Kunst.
15 Zondag. 's midd. bij ter Borg. Wonderen bij Jezus dood.
's avonds soupeerde Oom Jan Ret. bij ons.
16 M. bij M. Westendorp en huisv. vrij slaperig
17 D. Verh. over natuur en kunst voorgedr. Souper in de
Zwaan, gedineerd bij Mama de Cl.
18 W. familledag bij Gied regt genoeglijk.
19 D. Gied dineerde bij ons 's avonds genoeglijke familledag
20 V. Vrijdag te huis
21 Z. Dacosta Visite.
22 Zo. Wandeling met J.R. na Welna Ouderkerk Amstelveen deze
dineerde en soupeerde bij ons.
23 Ma. te huis (Muller Leerrede).
24 D. bij Gr. de Vos
25 W. Visite den gehele avond bij dacosta
26 D. Verhuizing v. Mama. Vertrek na Braband
27 V. Aank. Antwerpen.
28 Z. Verblijf in Antwerpen.
29 Z. Vertrek v. Antw. Aank. te Tamise
30 M. Reis v. Tamise over Dendermonde v. Aelst in Brussel
Meij
1 D. Verblijf in Brussel
2 W. Reis v. Brussel na Leuven v. Leuven 's nachts na Antw.
3 D. Aank. in Antw. Reis v. Antw. na Brussel
4 V. Reis v. Brussel na Waterloo 's nachts van Brussel na Antw.
5 Z. Reis v. Antw. na Amst.
6 Zo. Aank. te Amsterdam (Mieke[?] logeerde bij ons)
7 M. famd. bij Mama
8 D. bij Groot. de Vos 's av. met Bakker Schimmelp. Vollenh. Voorlezing van Natuur en Kunst.
9 W. Afscheidsfamilledag bij Pauly zoo genoeglijk Henry
en Mimi dineerden bij ons.
10 D. Bevalling v. M.d.C. van Gerritje. Gied bij ons gedineerd.
's avonds familledag.
11 V. Visite v. Dacosta. Mama en Cato bij ons gesoupeerd.
12 Z. Verjaardag v. Cato gevierd met haar in de fr. Com.
gezien Le tyran domestique en le secretaire et le cuisinier.
13 Z. 's ochtends Coquerel over Ananias. 'S avonds soupeerde
Pauly Margo en Angelique bij ons.
14 M. Verjaardag v. Mama, aldaar gedineerd en gesoupeerd
15 D. 's midd. afscheid v. Pauly Margo en Gied, te huis.
16 W. te huis
17 D. Kraamvisite bij West. familledag bij Papa.
18. V. stil te huis
19 Z. gedineerd bij Mama, 's av. te huis.
20 Zo. familledag bij ons. Papa Boiss. Net. Henry en Mimi
Groot. Ret. Tante Loutje[?] en een Surinaamsch Meisje.
kerk bij Halbersma, over de vergankelijkheid.
21 Maand. familledag
22 Ding. Mijne visite bij da Costa Juff. Titsing dineert bij ons (Henrietje).
23 W. Souper bij A. Fock en huisv. met Cr. en Cato, H. en M. Van Hekeren[?]
en Juff. Rammering bruid en Bruigom, de Heer Capella, De heer en
Juff. v. Goens. De Heer en Mev. Stedel, de Heer v. Eijs en twee
Juff. Rammering. P. v. Eeg. en huisv. Cato de Clercq en heer
Sinderam
24 D. D. Rahusen dineerde alhier. Des avonds familled. bij Papa B.
met Jongebloed van Bodegraven.
25 Vrij. Pannekoekendiner alhier v. Daan Net Cato en Lot.
26 Z. stil te huis.
27 Z. Koopmans over de kreupele door Petrus genezen. 'S av.
stil te huis.
28 M. familledag bij Mama met Oom v. Heuk. Kato en mie
29 Vis. bij [onl.] Gijsbeek verder te huis
30 W. Matsu v. Napels dineert hier.
31 D. Hemelvaart. Tour met Matsu naar Haarlem gedineerd bij
Piepelink 's av. familledag bij Papa B.
Juny
1 Vrijdag bij Groot. de Vos met Klinkert, Warnars, Slagregen
Kreeften gesoupeerd.
2 Zaturdag bij Tijs en Mie gesoup., eerst met Tijs na de Komedie.
ge. das abgebrannte haüs v. [onl.] en Staberl zu Frankfurt
Baucole[?], begonnen om zes uur op te staan.
3 Zo. Gedineerd met Henr. en Mie bij Cris en Cato 's avonds kwamen ook
Tijs en Mie aldaar gehoord een leerrede over het laatste gedeelte
v. de verloren Zoon. J.V. Geuns.
4 M. familledg. Mama C. eerste met Tijs en Mie de baker en Gerrit 's av.
gewandeld met V. Hall na IJzigt. 's og. It. les aan Henry.
5 D. 's av. Theorie nad. te huis.
6 W. gedineerd bij Henry en Mie met Papa B. Daan Groot. Oom Jan
's av. na Harmonica geh. v. Koo Bruin. Geluk aan en Weduwe Veel
hoofd veel zinnen de zakken [onl.] en de gebeden Orfeus Sundorf
gezang[?] [onl.], eerst dan unterh. Opferfest uit Hagars[?] Schepping
der [onl.]. 'S avond[?] Cato en Nol trad. uit Don Juan.
7 D. It. les aan Cato de Cl. Exercitie commando 1 peloton. 'S av. te huis
8 V. Mama, Cato en Stev. dineerden bij ons. Caroline heeft een
gezwel dat 's nachts doorbrak.
9 Za. geheel 's av. te huis. Voorlezing aan Caroline.
10 Z. eerst Pinxterdag Wandeling met Steven over de ... laan na Rosenburg alwaar
vervolgens Mama en Cato C. en C. H. en M. kwamen. 'S av. te huis.
11 M. tweede Pinxterdag heerlijke leerrede v. ter Borg den gehelen
dag te huis gebleven.
12 D. te huis
13 W. Italiaanschen les bij ons C.C. H. en M. Cato
14 D. W.d.C. scheen dus niet na de Exercitie en de gehele dag te huis
15 V. stil te huis
16 Z. met H. en M. bij W. en M. op Kandeel
17 Z. kerk bij Muller over de eerste Christenen. H. en M. de gehele
dag bij ons regt genoeglijke voorlezing! Visite bij oom Retemeijer
en Ietje.
18 M. Bededag den gehelen dag te huis.
19 D. 's av. Gr. de Vos Schim. Backer en Vollenh.
20 W. Diner Baumeret[?] Hartsing[?] v. Hall St. bij ons gedin.
fr. Comed., Voyage à Dieppe. La femme du [onl.]
préfet.
21 D. Theorie Visite Rücker gedineerd met Mad. Rücker
en Miss Ann Manselius[?] een allerliefst meisje; gewandeld
na het park. 'S av. familledag.
22 V. diner bij ons van De Heer en Mev. Rücker met my dear
Ann. Oom de Vos en Willem. Oom en Tante Mies en Bet. Steven
23 Z. stil te huis
24 Z. do. d. 's ochtends ter Borg over de Kleinigheid[?]
25 M. werkzaamheid v. Dingsd. stil
26 D. Tour na Noord holland
27 W. stil te huis
28 D. familledag
29 V. Italiaansche les bij Henri en Mimi
30 Z. Gereisd na Heemstede. Wandeling Oom Jan na 't slot
gelogeerd in de herberg.
July
Zondag 1 Slegt weder wandeling. Retour met Ko Br. p. rijtuig
M. 2 stil thuis
D. 3 familledag bij Mama. Wandel. met thijs.
W. 4 aangenaam diner bij Papa B.
D. 5 Schutterij Lot en Net bij ons. Vert. v. Landsman.
V. 6 Ital. les bij Cris en Cato.
Z. 7 's av. stil genoeg. thuis
Z. 8 Togt na Hoogendijk. W. en M. dineerden en H. en M. soupeerden
met hen bij ons. Terugkomst v. Gied.
M. 9 fam. bij Mama
D. 10 Diner v. Gied en G. de Vos bij ons
W. 11 fam. bij Groot. Retemeijer
D. 12 's av. exercitie
V. 13 Souper v. Mama, Cato en Steven bij ons
Z. 14 Diner bij W. en M. met Denis v. Cogels v. Antwerpen Berger v. Frankfurt
Z. 15 Visite bij dacosta. 'S midd. diner bij H. en M. 's avonds door
ongesteldheid na huis
M. 16 stil te huis
D. 17 do. 's avonds Mama bij ons.
W. 18 familled. bij Papa met Oom Ret en Tante Jet.
D. 19 Exercitie stil te huis
V. 20 stil te huis
21 Zat. diner bij ons v. [onl.] Tante [onl.] Hartung[?]
met deze drie na Harmonica. Finale v. Don Juan.
22 Z. bij ter Borg. Gedineerd bij ons stil te huis
23 M. familledag bij Mama met G. de Vos
24 D. 's av. met Oom Jan na de fransche Comedie Les femmes
et le manège à la [onl.]
25 W. na buiten op Vredelust met Dom. Muller en ter Borg
Jan IJzerbeek, zijn zoon Fokke.
26 D. Familledag bij Papa. Kerkekamer
27 V. Aang. visite v. Dom. Muller die bij ons soupeert
28 Z. dolprettige avond.
29 Z. feest v. ons huwlijk [accolade:] [onl.] huis. Papa Gid. C. en C. H. en M.
[vervolg tekst accolade:]Daan Aat
30 M. stil te huis.
31 D. Diner J. en H. Sch. (Augustus) en Tony[?] Gideon failliet Nuischels[?] en Co.
1 W. familledag bij Papa
2 D. Exercitie
3 V. Visite bij dacosta Mie en Tijs hier
4 Z. V. Hall hier gegeten koffy gedr. bij Frinedag[?] verder stil te huis
5 Z. bij Oom v. Heuk buiten gegeten met de Lanoy en twee
zonen. Terug met Aat en P. v. Hall Visite bij Suse
Cato Gild. bevallen.
6 M. Tijs en Mie 's av. hier met Cato en Stev.
7 D. Tekensch. hier gegeten. 'S av. thuis.
8 W. Familledag bij Papa.
9 D. Kerkekamer. Ital. les met Gied bij ons
10 V. Visite v. dacosta. Mie's verjaardag aldaar gesoupeerd met
H. en M. en Gied. Deze dineerde bij ons.
11 Z. des avonds te huis
12 Z. na Coquerel Visite bij d'Acosta 'S avonds te huis
13 M. familledag bij Mama met Oom en Tante de Cl.
14 D. 's av. bij dacosta met Cappadose en Retemeijer
15 W. te huis
16 D. familledag bij Papa B. met Jan R.
17 V. bij Henry en Mie met Mev. Gild., Suze, Buse, Anny
18 Z. Mama en Steven bij ons gegeten.
19 Z. Visite bij Gr. de Vos. Hoffman en de boeken Mule bij ons.
20 M. stil te huis. Hartjesdag Papa en Gied gedineerd bij ons.
21 D. Diner bij Oom de C. met Voelkel en huisv. Cato en Mev. v. H.
22 W. familledag bij Gr. M. 'S av. in Harmonica J. Bosscha over
23 D. kerk [onl.] stil te huis 's avs. theorie
24 V. 'S ochts. Parade. Mama en Steven 's av. bij ons.
25 Z. Visite v. dacosta.
26 Z. Serm.[?] V. d. H. Gods alomtegenwoordigheid
27 M. 's av. bij D. swart [accolade:] V. der Burg[?], Stuart, V. der Hove[?], Muller
[vervolg accolade:] Spandaw, Van Hall, Matthes
28 D. 's av. Henry en Mie Papa en Gied bij ons.
29 W. Diner[?] schutterij met Barij[?] V. Keulen, Stuart, Charles[?]
Muller. Finckmeijer. 3 [onl.] Mij.r.[?]
30 D. Kerkekamer te huis
31 V. stil te huis
September
1 Z. Vertoning in Harmonica. Willem 1e v. de Rijndrift[?]
2 Z. dacosta en zijn vrouw hier kerk bij Siegenbeek
3 M. stil te huis. Oom Jan 's avonds.
4 D. H. en M. 's av. Carolines Verjaardag
5 W. te huis
6 D. 's av. familledag. Eerste verg. Commissie.
7 V. Mama en Cato en Stev. hier gesoupd.
8 Z. stil te huis
9 Z. Wandeling met G. de Vos en S. d. C. [onl.] 's av. Ziek
10 M. stil te huis
11 D. Gied 's av. bij ons.
12 W. te huis
13 D. 's middag Henry bij ons gedd. Bij J. v. O. Br. Da Costa Messchaert J.B. Retemeijer.
14 W. te huis
15 Z. do. do.
16 Z. Dac. en zijn vr. 's av. bij ons
17 M. thuis Henry 's avonds
18 D. do.
19 W. Tijs en Mie 's av. bij ons
20 D. stil te huis
21 V. do. do.
22 Z. [onl.] Sur[?] Paap F. Cors[?] le Prisonnier Le Clochette
[staat schuin in de kantlijn, waar het hoort niet helemaal duidelijk] Gedurende die tijd Car. altoos te
huis en aan de borst lijdende
23 Z. kerk ter Bord[?] vis. dacosta te huis
24 M. te huis
25 D. Din. Papa Bosscha J. v. Hall V. Rijkevorsel
26 W. familledag bij Papa met Capitan v. Coblentz
27 D. stil te huis
28 V. Henry en Mimi 's av. bij ons
29 Z. stil thuis S. at bij ons
30 Z. verjaardag v. Henry. Henri en Mie Papa soupeerde
bij ons. Da costa deed een visite.
October
1 M. familledag bij ons Mama en Mie bij ons
2 D. Gied en Oom Jan 's avonds bij ons gesoupeerd ik werd
lid van Doctrina.
3 W. famille met Mimi en [onl.]. 'S av. Hamonica
B. Klijn de Hoop ik geimproviseerd Ko Bruijn over de slaap.
4 D. Annet v. Eeg. bij Caroline Mama gesoupeerd.
5 V. Net en Daan bij ons gegeten
6 Z. stil te huis
7 Z. [accolade:] Visite da costa en kerk Coquerel
Doopmaal bij Cato en cris en De Heer en Mev. Engels. Capelle
Kool Henry en Mie Aat Anny Piet en A. v. Hall
8 M. Mama Cato en Stev. gesoupeerd en Juff. v. Wilte gedineerd.
9D. stil te huis
10W. do.
11D. do. Landsman terug en hier gedineerd
12V. do.
13Z. do.
14Z. Kerk v. Goeuns de Heer en M. d'Acosta Cappadose
15M. Fehrman. Gied gedin. de laatste vertrokken
16D. stil thuis Mama gesoupeerd
17W. familledag J. de Vos en Wille. Mama en Mie.
18D. gedin. Cris en Cato A. Scharf Anny De Hr. [onl.] Beels
19V. [accolade met volgende regel:] stil thuis
20Z. Mama 's avonds.
21Z. Oom Jan gedind. da Costa visite Gied gesoupd.
22M. Piekje[?] stil thuis
23D. stil te huis
24W. familledag bij Papa
25D. Cris en Cato Tijs en Mie bij ons gesoupeerd
26V. met dezelfde bij Mama gesoupeerd
27Z. stil te huis.
28Z. ter Borg over de Zaaier. 's avonds bij dacosta.
29M. familledag bij Mama
30D. Henri en Mimi bij ons gesoupeerd
31W. familledag bij Papa.
November
1D. stil te huis
2V. Net bij ons gedineerd
3Z. stil te huis
4Z. Visiste bij V. Hall (M.C.) 's av. te huis
5M. Familledag bij Mama.
6D. Maatschappij v. Kain (Dacosta)
7W. Voorlezing v. Kain bij ons (Muller)
8 D. 's av. bij da costa V. Lennep en Arntzenius
9 V. Bevalling v. Caroline
10 Z. 's mid. Mama hier gedineerd. gesoupd. bij H. en M. met Tijs en Mie en Cato.
11 Z. gedind. bij Henry en Mimi. familledag bij Oom Rahn.
12 M. gedind. en gesd. familledag bij Mama
13 D. gedind. bij Oom de Clercq
14 W. ged. familledag bij Papa met de Heer en Mev.
Thol (Grote Verg. van de kerkenkamers).
15 D. ged. bij Cris en Cato. 'S av. visite bij dacosta
16 V. Aat bij mij gedineerd
17 Z. ged. bij Mama visite bij Muller begonnen Verhandeling
18 Z. 's ochtends Verh. Visite da Costa. Gedin. bij
Oom de Cl. Bij Muller Dooprede. Thuis[?] gewt.
gesoup. bij Oom de Vos met de fam. de Clercq.
19 M. ged. bij Groot. de Vos. Dood v. den Heer Westendorp.
20 D. Oom Jan ged. bij mij. Voorgelezen in de Maatschappij
de Verh. van Do. Muller over Karel de Grote
gesoupeerd bij Oom de Cl. die zijn Zilveren Bruiloft
vierde.
21 W. familledag. Visite bij Westendorp. Visite bij
Muller. Bij Mev. Westendorp. Familledag.
22 D. gedineerd bij Oom v. Heuk. 's av. dacosta hier.
23 V. gedin. met Gied en Aat bij H. en M. Visite bij
Westendorp. Gesoupd. H. en M.
24 Z. Gedineerd bij Mama deze hier met Steven gesoupd.
25 Z. Kerk bij Coquerel. Visite bij da Costa Caroline
eet met mij.
26 M. Mama gedineerd. Visite v. Tijs. Stil te huis bij Mama gesoupd.
met oom de Vos.
27 D. stil te huis fr. Com. met Gied en Henry fr. Comedie hausse et
baisse. Philantr. de Molière.
28 W. drukke familledag
29 D. 's ochtends Visite Da costa 's av. Visite bij Mama
Oom v. H. deelt mij de goede tijding der 3 pr. mede.
30 V. 's av. gesoupeerd alleen bij Gideone
Dec. Z. V. Koten hier gedineerd met deze na de fr. Comedie
L'Intrigante et le Colonel, failliet v. Wimmers
December
2 Z. overgesch. Verh. 's av. Ter Borg over de jonge Israeliti-
sche dochter.
3 M. famd. bij Mama gesoupd.
4 D. Bijdrage Maatsch. Kerkhoven Casteele Bruyn Klijn
Westerman
5 W. Voorlezing v. de Grieken in Felix Meritis.
familledag bij Papa (geimp. bij H.H. Klijn voor V. d. Casteele).
6 D. gesoupd. bij Cris en Cato met Gied Oom Jan
A. Fock hier.
7 V. Henry en Mie bij ons gesoupd.
8 Z. stil te huis.
9 Z. Togt na Beels H. en M. Aat Gied aldaar
gedin. met C. Kops
10 M. 's av. bij da costa (visite)
11 D. verh. gelezen bij Groot. de Vos verder thuis
12 W. familledag (kleine) met Oom J. en Gr. bij ons
13 D. Dac. en zijn vrouw met Oom de Vos souper bij ons.
14 V. [accolade met volgende (15 Z) tekst:] stil te huis
15 Z.
16 Z. Kerkgang v. Caroline bij ter Borg
17 M. fam. bij Mama Diner bij Oom de Vos met Revius[?] en C. zei 't journaal[?]
18 D. stil te huis
19 W. familledag bij Pap. Diaken souper bij J. Willeh.[?]
20 D. Oom J. en Jet Kops din. bij ons. Rep. v. Montigni
21 V. stil te huis Ko Br. leest zij vrouw voor.
22 Z. te huis
23 Z. 's av. ter Borg. Trouwdag [onl.] met de gewone gasten.
22 M. 's av. bij K. Br. met Jan Ret. Lulofs
25 D. Eer. kersd. Mama bij ons gedin.
26 W. Tw. do. kerk m. ter Borg stil te huis
27 D. Wi. en M. hier gesoupeerd
28 V. Diner bij H.H. Klijn. zu Zummerl
29 Z. stil thuis
30 Z. 's av. familledag ges. bij Westend. en Mie
31 M. bij Mama met Oom de Vos
1820
Endlich da giebt es wieder ein Ruhepunct im
Leben und ich will jetzt es auf's neue Versuche
einige Umstände da wieder nieder zu werfen
welche sonst im Strome des Zeit fortschwemmen.
Zuletzt hielt ich mich auf bey dem augenblick worin
ein so unangenehmer Gegenstand meine Hofnung
zerstörte. Nach diesem kleinen Ungewitter entstand
wieder ein ruhige Periode und ich muss beynahe
gestehen dasz ich seitdem mehr wie früher
mein Leben genoss mehr wie je mein Weibchen
liebte; und mehr die angenehme Pflicht ihr
den Unmuth welche diesen misslungen ihr
verursachen musste zu versüssen. In den Taumel
welche die Beendigung der Geschäfte immer
mit sich reisst, in den mehreren Zerstreuung
welche der Winter verursacht die abkürzung der
geliebten Frühstücke, da eine kräftige Kälte
das Reich des Morpheus immer erweiterte dieses
alles machte dasz der December Monat uns
schnell über dem Kop flog das Neujahr
beynahe unbemerkt erschien und ehe wir uns
darauf versahen schon das Mitte Januars
da war. Mit frohen Muthe trat ich diesen Jahr
ein ganz und gar konnte ich die Bekümmernisse
des Lebens nicht von mir abwerfen, an wirkliche
Dankbarheit gegen Gott und Unterwerfung an
seinen Wille fehlte is gelegentlich genug. O mögte
ich doch das allen, was ich durch Gottes
Genade geniesse zu schäzen wissen.
Anfang des Jahres
Les relations de famille Je ne saurais nier
que depuis l'événement qui renversa tant
d'espérances à la fois, nos relations de famille
n'en furent que plus agréables. La vague inquiétude
l'espérance qui nous montrait déjà notre maison
notre ménage et tant de belles choses céda à
la satisfaction d'avoir fait un sacrifice
et convaincus de la nécessité, nous sûmes mieux
que nous y faire. Il régna en général plus d'amitié
plus de sociabilité. Les jours de famille chez
la casa Boiss. prirent de plus en plus une
teinte plus riante et nous en vînmes bientôt à
regarder ces dîners ces soupers où la
fraternité l'amitié et tant de relations se réunissent
comme un de nos véritables plaisirs et sans doute
c'est un bonheur lorsque ces relations que
nous ne devons qu'au sort, se réunissent au
plaisir et à l'amitié.
L'anniversaire du mariage de Henry une descrip-
tion de cette petite fête servira suffisamment à
prouver que ces jeunes gens n'ont pas à se plaindre
de la destinée que Hymen leur a reparti on fit[?] la
partie puis il y eut une collation charmante
simple et gracieuse comme Mimi sait l'ordonner.
J'improvisai en style comique l'histoire del
buon Enrico, ses exploits, ses amours. Le vin
de Pauly nous surprit à la ronde. Ce fut une
de ces soirées où tout le monde parle et personne
ne s'ennuye et quand on voit ses deux jeunes
gens véritablement tendres prévenans étant
pour ainsi dire époux sans cesser d'être amans on
sent qu'ils méritent leur bonheur et même un
plus grand encore. Si l'on confronte ceci avec mes
idées à ce sujet en 1815 et 1816 on verra comme
on peut se tromper dans ses préductions.
La rencontre avec Suse En réfléchissant à tout ce
qui se passa au beau tems jadis, je ne puis oublier
de noter qu'à un autre piceiol pranzo je fus placé
près de l'ex donna qui à son tour eut A. Fock à ses côtés.
Je la voyais avec plaisir elle était mère glorieuse
de son enfant. Quel ressort cette qualité ne donne-
t'elle pas à une femme. En vérité die Weiblichkeit
est une chose qui rend la femme intéressante
et plus heureuse que nous elle n'a se montrer
que telle que la nature l'a faite pour être
respectable. Si un jour je vois la mia de cette
manière elle sera adorable. Ah elle se planit quelquefois
que je persifle sa mélancolie si elle voyait dans mon
coeur elle y voyait avec quelle ferveur je lui
souhaite un gage sacré de notre amour elle y
verrait comment je n'ose me figurer cette Vaterfreude
qui doit être une des plus grandes délices dont
l'homme puisse jouer ici bas. Mais j'ai déjà reçu
beaucoup.
C.v.C.Das vernichte Ideal Ihr Kind Unangenehm ist es
mir die jezige Zeilen zu schreiben allein ich habe
in diesen Blätter immer von mir selbst Wahrheit
gesprochen, und bin diese auch an andern schuldig. Ich
freute mich herzlich da Cato durch ein Kind erfreut wurde
ich hoffte dasz diese kleine Ida zwischen den
beyden Gatten wieder ein neues Band anknüpfen
würde ich weiss dasz Cris für das jene[?] empfänglich
war, und hoffte dasz er bey dem Wiege seines
Kindes den Spieltisch für einige augenblicken vergessen
würde. Allein der finstere stern der sich über
diesen Heyrath austreckte, regierte auch hier
die kleine Ida war schwächlich, und konnte die
Eitelkeit seiner Eltern nicht sehr reizeln. Cato
leichtfertig in allem fand es recht nett ein
Kind zu haben, allein sie hatte nicht alle
die kleine Sorgen und Vorkehrungen welche
nur die Mutterliebe geben kann. Sie war immer
Cato, und konnte auch wie immer sich selbst nicht
ganz hinwerfen und nur in ihrem Kinde
leben. Das arme Kind fand nur am Mutterbusen
eine dürftige Nahrung, man rief eine Amme allein
es war zu spät. Das Kind zerfiel schnell, ich war
selbst bey Cris am Abend wo das kleine Mädch.
starb. Da war wieder ein feierliches Augenblick
und der Freund ganz, wie er pflegte. Da ich ihm
das erblasste Kindlein zu seiner Frau bringen sah
war ich tief betrübt aber hoffte zugleich
der Trauer würde alles wieder im Herzen
in der alten Fassung bringen. Cris war innig natürlich
betrübt. Von Cato kann ich das nicht sagen. Das
kleine Leich kehrte bald im schoosse der Natur zurück.
Leid wird es mir doppelt um nach dieser scene
von den prosaischen Auftritten sprechen zu müssen
welch ich später vernehmen musste, wie die Frau
so ganz ganz wieder in dem Früheren einsunk
und ausdrücke sich erlaubte welche weder mit
der delicatesse einer Frau oder dem Trauer
einer Mutter einstimmen konnten, wie der Mann
alles geschäft, häusliches Leben, seiner verdamnte
Spielsucht opfert und zur misleitung seiner
Frau und seiner Freunde zu den elendeste
Vorwände Zuflucht nahm bald eine Theorie[?] bald
Geschäfte vorgab, und selbst durch diejenige welche
sein Beyspiel folgten und ihm ein dergleiches
gaben, missbilliget und persiflirt wurden. Die Auftritte
die oft zwischen beyde vorfallen sind platt
prosaisch. Ich kann dieses Verhältniss nicht
länger aushalten. Bereits zweymahl forerte
ich ihm eine Unterredung welche er ausweicht. Und
kann man einen Mann dem man einst sein
ganzes Leben und Weben so offenbahrte von
einer Lüge beschuldigen diese ist zu stark.
Pauly et Margo Pendant que je fais ici la tournée
de mes amis je ne dois pas oublier ceux-ci. Notre
relation est amicale, cependant il y a encore tant
de ces petites choses qui rendent les amoureux
insociables qui s'opposent à une liaison intime.
Voilà la petite qui s'est aussi mise en tête d'être
jalouse de l'amico et je me trouve étrangement
favorisé de cette manière-là, mais tout ceci passera
cette injustice criante qu'ont les femmes quand
elles aiment doit passer avec le mariage. Alors
Pauly sera moins tantôt fou comme un enfant
tantôt rude comme un ministre de police. Il apprendra
à saisir avec plus de conviction que la critique
est aisée et l'art tôt difficile.
Mon anniversaire Ce fut encore un jour dans le
goût de nos anciens plaisirs. C'était la coterie entière
qui se réunissait chez nous et Fock et son épouse
quoique ne tenant que de loin à nos liaisons y assistèrent.
Henry commence seulement à goûter tous ces
plaisirs dont nous jouissions jadis par l'amitié et
que l'amour lui fit méconnaître avant son
mariage. Margo fut ce soir là aussi aimable que
jolie et ceci tira Pauly de sa léthargie. Cato
se tint comme d'ordinaire, lorsqu'elle n'est pas
le premier modèle. Cris sentit sein besseres Ich
renaître, au milieu d'une société où tout
retraçait le passé. Un bon souper ne fit pas tort.
Lina jouissait de mon plaisir car je suis un
peu fat le jour de mon anniversaire et je
poussai même cet amour-propre jusqu'à improviser
sur me stesso. À la fois je me sentis vraiment inspiré
lorsque je dis que ce même sentiment qui me
dictait ces vers n'était pas un effet de l'art, mais
pour ainsi dire une conviction intime de cette
belle éternité qui nous attend et de tous ces
bienfaits que Dieu a répandu sur notre
carrière et qu'il y répand chaque jour puisque nous
malheureux humains, nous désirons toujours davantage.
Letterkunde Verhandeling Ik had eene zware
letterkundige proef mijne eerste verhandeling. Ik
was aan dezelve om zoo te spreken blijven
hangen, en vond mij nu in de noodzakelijkheid te
werken. De keus van het onderwerp was niet
moeilijk. Een vaers bij zoo vele puikpoeeten was
niet te wagen en dan alleen te horen alle die Complimenten
die men eenen poyeet maakt, op een oogenblik
waarin het mij zoo belangrijk is dat men denke
dat ik niet geheel onbruikbaar voor het
Prozaische leven ben was niet aanteraden en dan
in Proza een belangrijk onderwerp te vinden dat allen
interesseerde was ook niet gemakkelijk. Gelukkig
viel mij het denkbeeld van de vrijheid des handels in
hier was ik spoedig gereed. Ik kwam hier te
gelijk als koopman en als letterkundig voor den
dag. Het eerste gedeelte mijner rede was voor den
geleerde, het tweede voor de kooplieden en deze
keus wierd dus eigentlijk door eigenliefde wat
begunstigde. Door de heer v. Wezelenburg begeleid
betrad ik het gestoelte en alles liep vrij natuurlijk
en wel af. Het streelde mij hier over een onderwerp
van algemeen belang te komen spreken en zoo in iets
mijn antieke idealen gerealiseerd te zien. De grootste
fout was wel, en dit bemerkte ik spoedig dat ik
meer oratorisch als pragmatisch bewezen had doch
het was vol klinkend hoogdravend, zooals dan
de jonge lieden begonnen geweest en ik kon mij
zelven dus met den afloop der zaak toejuichen
doch zag echter ook aan welke zijden draadjes
de toejuichingen hangen.
Letteren Over het algemeen liep het met mijn letterkunde
bijeenkomsten in alle opzigten schraaltjes af. Claude ontbreekt
mij. Pauly brengt het met moeite zoo ver om
eens den spectateur français te lezen. K. en V. bij zijn
bijeenkomst eens in 't jaar is beter voor de maag als
den geest. Bosscha is gantsch in zijne huwelijksliefde
ingezonken. Op eene vergadering bij Corver onderhield
ons Bruyn van 't begin tot het einde. Deze is nog
steeds onuitputbaar in vaerzen en uitgangen. Hij
foltert de orthodoxe leden der Holl. Maatschapij met
alle zijne komieke gevechtbeschrijving die hij hen
dropsgewijze alle veertien dagen uitdeelt. Niettegenstaande[?]
de ontzettende menigte gelegenheidsvaerzen parodien[?] etc.
heeft hij nog een nieuw Treurspel den slotvoogd v. Cales
berijmd. Ik vond in hetzelve weinig verve couleur locale
en kracht. Het stuk was vrij droog en staat dunkt
mij beneden de Hannibal. In de maatsch. leerde ik
da Costa kennen. Hij las eene ode die wild was doch
waarin men hier en daar den voedsterling van Bilderdijk
herkende doch dit genie kan de schaaf nog wel
veelen. Meer beschaafd en classisch is de oude v. Hall
nog een handhaver van de ouden tijd die ons een
boek van zijn Messala voorlas en ook een vertaling
van Ovidius Dafne. Veel smaak doch ook nog al
eenige pretentie. Zijn improviseeren in Proza viel mij
sterk af.
HetScribaschap. Ik dien dit hier aan te stippen om dat
het een voorsmaak was van die gebeurtenissen welke
mij misschien nog dikmaals zullen te beurt vallen.
Beledigde eigenliefde welke mij mijne nulliteit tot nu
toe in den kerkenraad tamelijk onaangenaam maakte
deed mij dezen post wenschte die door eenen anderen ook
gepretendeerd wierd. Dit maakte op het souper alwaar wij
deze werkzaamheden zouden uitdelen eenen onaangenaamen
indruk die zelfs na eene explicatie die ik deswegens
met J. Vollenh. had nog niet geheel geëindigd was.
Een briefje van dezen, en vooral door eene soort van
lage jalousie die ik in anderen welke hem trachtten
voortetduwen bemerkte, bragten mij nog meer in
het denkbeeld dat ik onregtvaardigd behandeld was
en schreef ik eenen brief waarin ik dien post neerleide.
Eindelijk kwam ik met J. Voll. overeen dat wij dan
bij leven en welzijn jaar om jaar dien last torschen
zouden. Alles liep wel af doch deze gelegenheid waarin
ik mij zelve niet geheel dat gelijk kan geven hetwelk
anderen mij gavendesenchanteerde zeer veel voor mij
in den kerkeraad en ook in 't leven.
Failliet van G. en H. de Wilde Ik wil mij thans te veel
geheel aan het commercieele onttrekken om
mij dit op te houden, hoewel anders de gehele
geschiedenis van dien leveringshandel, de eerste
misbruiking door Gülcher, de val van Klein door
dezelve, de reusachtige ontwerpen van de Wilde, de
ontzettende rijzing der prijzen ter schade van zoo velen,
de elendige afloop de algemeene schrik de reis na
Berlijn, de commissie van vieren zeker nog wel gelegenheid
zou geven tot tafreelen welke misschien voor de
geschiedenis der zeden en des handels niet
onbelangrijk zijn zouden. Doch dit alles zoude hier
egter lang ophouden. Gelukkig schijnt zich echter
alles nog vrij wel te schikken maar indien ik dit
tafreel zou willen beginnen, zoude ik niet weten waar
op te houden.
Les fêtes et de qui on ne s'en douterait pas encore de P. van
Eeghen et de A. Huidekoper. J'ai approuvé le mariage je blâme
les fêtes. Les mariages en secondes noces est une des
choses les plus délicates à juger les plus difficiles à décider.
Il y a tant de raisons pour et contre, et tout dépend
aussi en ce cas-ci, de la réussite. La seule chose dont
tout le monde convient, c'est que l'éclat ne doit pas
accompagner de pareils mariages et que la publicité
ne saurait qu'y nuire. Je dois dénoncer que je
tressaillis à la première danse là dans le local chez
Rahusen où tout rappellait les premiers amours.
J'en parlai et comme d'ordinaire le sentiment s'évanouit
pour faire place au babil. Cette fête-là furure partie
manquée, la collation qu'on avait attendue n'amusa
pas et plusieurs se retirèrent mécontens. Chez P. Bel
il y eut plus de gaîté plein[?] d'idéal et je m'enhardis jusqu'à
improviser quelques lignes où je dis du moins.
∙'T was de tijd die wonden groefde 't was de liefde die genas
∙C'était mal expliqué, mais enfin la pensée y était
et j'avais pensé à l'amie que j'avais tant aimée. Mais
lui encore danser baiser de la même manière qu'il
aima l'autre. Voilà ce que je ne comprends pas.
Sur l'Enthousiasme
C'est avec une rapidité étonnante qu'un nouveau
mois vient de s'écouler et il s'est formé une
nouvelle lacune dans mes mémoires. Il paraît en
effet q'u'à mesure que le domaine de la vie
active s'étend la vie contemplative se retirait et on
perd en réflexion ce que l'on gagne en activité. En effet
quant on est assujetti de travaux continuels lorsque
une correspondance active et continuelle peut seule
entretenir les liaisons commerciales, il y a peu de
tems de reste pour le vouer à des pensées philosophiques
et l'écriture le délassement pour celui qui n'y est
pas forcé n'est plus qu'une occupation fatigante
pour celui qui s'y voit tant obligé. Au reste les
occupations de commerce présentent d'un côté tant
de monotonie par l'extérieur et en vérité tant de
diversité par la foule d'intérêts, de soins, de joies
qui se succèdent qu'on est pour ainsi dire porté sur
un point de vue publique qu'on joue[?] par elle le seul
rôle qu'on peut obtenir dans la société. Ensuite
cet état toujours en suspens[?] qui vous persécute du
matin au soir donne peu de loisirs pour former
des réflexions ou des apperçus. Il faudrait noter
tout ou rien. Or donc la premier patte est impossible
et puis la vie se presse trop surtout dans
la jeunesse pour en passer une moitié à décrire
l'autre. D'ailleurs j'ose me croire plus modeste que
jadis. Si l'entrée de ma carrière saisissant avec peine
une perspective littéraire qui seule pouvait balancer
la gloire commercielle de mes amis plus
brillante que la mienne, prôné par ces derniers et
exerçant dans notre coterie d'alors une espèce
d'influence dictatoriale je croyais que ceci irait
en croissant mais je m'y trompai et il est naturel
qu'à mesure que cette influence diminuait les
remarques que je faisais sur les autres devaient
avoir moins d'intérêt. Les événémens qui
surtout la mort de mon père firent beaucoup
d'impression sur moisurtout l'idée de perdre
l'estime de mes amis en perdant sa fortune me
frappa beaucoup et m'attacha plus que rien
au monde à la vie réelle. Mais j'ai décrit
déjà assez de fois tous les symptômes de
changement de la vie poétique en vie réelle qui
se manifeste quelquefois et je sens souvent que
mes idées sur quelques points sont bien plus
sévères et moins enthousiastes qu'elles l'étaient
autrefois. L'habitude d'être souvent avec des
personnes dont les idées contrastent avec mon
enthousiasme, la crainte d'être pris pour exalté
ont modifié mes expressions même à mon insu
et la peur de trouver un accueil glacial par
une proposition sortie du coeur (rencontre qui fit
souvent sur moi un effet pénible) me fait souvent
modérer ce que je montre[?] et me donne quelquefois
une timidité qui me déconcerte et qui ne me
quitte que dans le secret de l'intimité ou là
où je suis sur d'être admiré. Je comprend moins à
moins comment j'ai pu un jour me croire destiné
à être extraordinaire. Il me manque pour cela
une certaine constance dans mes goûts une fermeté
dans mes résolutions une égalité d'humeur et
une profondeur dans les idées. J'ai toujours embrassé
trop de choses à la fois, j'ai percé trop peu dans
les connaissances, j'ai quelquefois de la paresse
de jugement et content de l'encens d'un peu
d'amour-propre je recule souvent trop tôt à
l'apparence des difficultés. J'aime excessivement à
parler, si je suis applaudi ou écouté je puis m'y lancer mais
souvent je parle trop de moi ou bien des autres et
n'ayant pas de modèle pour me former je dis
souvent des choses mal exprimées ou quelquefois aussi
la société qui m'entoure ne m'anime pas assez
pour employer mon éloquence à les convaincre.
En général je parle moins que jadis mais
ce n'est pas tant pas modestie que par ce que la
conversation m'ennuie et n'ayant pas assez d'esprit
ou de talent pour savoir la ramener à un autre
point et la rendre véritablement intéressante je
m'amuse à rêver à mes affaires ou à des plans
d'étude que je n'aurai jamais le loisir d'exécuter. Je
me vois quelquefois pris par une avidité de
calcul et d'argent qui m'étonne et qui ne doit pas
germer. Les ouvrages de philosophie d'histoire tout ce
qui traitte des progrès de l'esprit humain
de commerce d'intérêts généraux commence à me
devenir de plus en plus intéressant tandis
que la poésie si elle n'est pas signé du
cachet de l'excellence me touche moins et si cela
continue ainsi il se pourrait qu'avec le tems il se fît
encore des dérangemens dans ma bibliothèque
choisie. Cependant ce n'est non seulement ce qui
s'est passé en moi mais ce qui s'est passé autour
de moi qui a influé sur ma manière d'être. Comme
l'enfant qui jète ses joyaux et prend ses livres parce
qu'on le caresse quand il lit, et qu'on le gronde
quand il bat son tambour, je me suis jeté dans
la poste qui en satisfaisant mon ambition, pouvaient
m'assurer un jour un état entièrement indépendant
et captiver la bienveillance de ces hommes plus
prosaïques dont l'amitié devait avoir tant
de prix. Claude est parti, mes autres amis sont
rentrés dans la prose commune de la vie. Il ne
me vient de leur part aucun encouragement et une
dose bien légère d'admiration remplace l'enthousiasme
que j'excitai jadis chez eux. Tout ceci peut changer en-
core car Pauly n'est point fait pour être céladon après
ses noces et alors revenant à ses anciens
goûts, nous pourrons encore réunir autour de nous une
société un peu plus littéraire et qui s'occupât
d'autre chose que des malades ou des événemens du
jour. Gied. a plus influé sur moi qu'il ne le
croirait. Après ses malheurs c'est une espèce de
Sphinx terrible, dont la gaîté sèche et quelquefois
déchirante peut me désenchanter plus que rien
au monde. J'ai cherché souvent de gagner entièrement
son coeur afin de lui arracher ses amis fatales mais
je n'ai jamais pu y parvenir qu'à un certain point
et j'ai senti quelque chose qui me repoussait. L'exemple
que je vis dans Cris et Cato d'un idéal détruit me fut bien desagré-
able et surtout quelques scènes de leur vie domestique
me portèrent au point que si dans ce moment
mon fils m'eut annoncé un amour, de jeunesse
j'aurais pu lui faire des représentations tandis
que dans des époques précédentes j'aurais regardé
ce moment comme le plus délicieux de ma
vie. Mais je ne crois pas que par ces inculpations
de moi-même, qu'on n'accuserait[?] d'un changement
qui n'est que l'effet du temps et de la maturité.
J'oublie l'influence que tu as eu sur mon sort toi
dont la douceur et l'amour charment tous les jours
de ta vie. Ah si mon enthousiasme par tes soins
s'est porté sur d'autres objets crois que sans
toi il eut été flétri. Pourrais-je méconnaître dans
moi-même l'influence que tu exerces sur tout
ce qui t'entoure et pourrais-je te refuser la
satisfaction d'avoir adouci mon caractère et de
réduire à quelques écarts d'humeurs des fougues
qui sans toi pourraient s'être changé dans des
excès de dépit de colère et de découragement. Non
quand dans un moment d'isolement je recueille
mes idées sur tout ce que m'environne je sens
comme ma propre pensée m'est du moins aussi
nécessaire que me l'est celle des autres et je
sens que tous ces changemens ne sont que
les modifications du plan selon lequel une
divine providence nous conduit dans cette
vie. Oh si j'ose lire dans l'avenir ne nous
présente-t'elle pas un bout glorieux ne nous
présente-t'elle pas la perspective de toute
l'influence que tu pourras encore exercer sur
mon sort. Ah lorsqu'un jour nous jouirons du
plaisir assez chèrement acheté de goûter dans
nos propres foyers les délices de l'indépendance lors
qu'un jour notre espérance, plus flatteuse encore
se réalisera pour nous quelles nouvelles scènes
d'enthousiasme d'amour conjugal ceci ne pourra-
t'il point produire et quelle scène de nouveaux
plaisirs ne s'ouvrira pas devant nous, au moment
où tant d'époux contemporains sont déjà rassasiés
au banquet de l'hymen.
Neen de vonk mag nooit verdoven die mij eens de Godheid schonk
Nimmer moog die geestdrift zwichten die mij eens in de oogen blonk
'T was het pand der hoop op aarde pand van hoop ook na het graf
Van vertrouwen op dien Vader die ons trouw en liefde gaf
Moog de geest des tijds verandren moog zij elders[?] hulde biên
O wij zullen steeds vereenigd op het heerlijkst doelwit zien
Dierbre 'k sluit u blijde in de armen ja gij weet het dat uw vrind
Meer nog dan in vroeger jaren zijn geliefde Lina mint
Ja gij voelt zijn hart nog kloppen voor de vriendschap en de deugd
Voor het zuiver schoon der kunsten en hun onwaardeerbre vreugd
Ja hij blijft de roepstem horen, die zijn jeugd zoo godlijk scheen
En werpt Hermes[?] ook den sluier om Apolloos speeltuig heen
Schoner dan 't geluid dier snaren klinkt die toon in 't minnend hart
'T is de werk der Uranide die den geest der tijden tart
Zij kan nog die borst verheffen waar de kunst en liefde gloeit
Waar de zucht voor 't schone en 't edle met vernieuwde glansen bloeit
Ja ik ken geheel uw waarde en ik stamel Bürger na
Wees mijn Hippocrener Zangster Caroline Urania
Nous voilà au 20 Avril. Bien des semaines
se sont écoulés depuis que je traçai les lignes
précédents une foule d'événemens est succédée
de toutes parts et à peine puis-je classifier
tout cela et résumer dans quelques pages
tout ce qui quelques années plutôt aurait
fourni des volumes entières. Je me trouvai
lancé dans le commerce plus qu'auparavant.
Nos relations depuis la nouvelle année parurent
s'augmenter comme une avalanche rapide
et le torrent une fois mis en train il n'y eut
plus moyen de s'arrêter. La crainte que ça et
là je me fusse peut-être trop lancé le désir de
porter nos relations en Belgique à une
étendue qui pourrait m'y donner une
manière plus aisée de travailler, voilà
ce qui m'engagea à y envoyer Kruse
pendant une quinzaine. Son absence
augmenta mes occupations, mais lorsque
je remarquai qu'une expression d'une de
ses lettres m'inspirait quelque
inquiétude je résolus d'abord de partir pour
ce pays-là et j'y arrivai le lendemain au
soir. Il serait trop long d'entrer dans
tous les détails de ce voyage. J'y gagnai à
ce que j'osai croire, plus d'expérience des
connaissances nouvelles. Par une séparation
qui fut en effet cruelle, j'apperçus d'apprécier
plus que jamais tout le bonheur domestique
dont je jouissais sous tant de rapports.
Mon voyage fut absolument commercial
je ne vis ni arts ni littératures ni Cornelissen
ni Raoul et si le tems ne m'était trop
précieux j'aimerais beaucoup à me [onl.]
les plaisirs dont je jouis par l'hospitalité
que je reçus partout de la manière la
plus fraîche et la plus amicale. Le tems fut
assez bien mais tout était énorme aride
et se ressentait de la rigueur de la saison.
Peu de momens de ma vie furent plus délicieux
que celui lorsque je frappai enfin à la porte
tant désirée. Il me paraissait qu'il y avait une
demi année que je n'étais entré chez moi. Les
premiers embrassemens de ma femme furent
des délices et je savourai à longs traits la
coupe du bonheur.
Terstond in eene menigte werkzaamheden zoo
directe als indirecte verzonken des avonds door
dezelve afgemat en des ochtends in de armen
der liefde verzonken waren mijne bezigheden
legio en was het mij dan na eene werkzame
dag gemakkelijker en aangenamer agter
eenen whist tafel of aan eenen vriendschappelijken
disch te zitten dan weder een boek of nog
moeilijker zaak de onvermoeide pen weder
op te nemen. Over mijzelven had ik nu nog steeds
dezelfde aanmerkingen. Te weinig belangstellingen in
het grote en heerlijke dat mij omringt, en in het
grote doel des bestaans dikwijls te veel inzinken
in het dagelijksche praatzucht en nu en dan
luiheid niet van werkzaamheid maar van geest.
Moeilijk zoude ik van iederen dag afgezonderd
rekenschap kunnen geven. Wegens mijne vrienden had
ik over het algemeen genoeglijker omgang dan voor
mijne reis. Met Pauly en Margo was na den bewusten
avond bij Pauly alles in order en hadden wij eenen
regt genoeglijken avond met hen. Alle mijne vroegere
vrees deswegens is geheel verdwenen. Cris na de
explicatie met Henry is indedaad oprechter geworden
dus minder gegeneerd dan vroeger. Cato met hare
goede en kwade hoedanigheden moet men nu eens
vooral nemen zoo als zij is. Bij Papa B. was
het nog elende en ziekte. Twee keer vergaderde de
Coterie ieder maal met genoegen en aloude
vrolijkheid vooral de laatste maal bij Pauly. Koo
B. is weder ingelijfd en leest zijne vaerzen tot
algemeen genoegen voor. Over het algemeen meer
hartelijkheid en toenadering dan voor den winter.
Twee zeer genoeglijke, letterkundige, bijeenkomsten had
ik bij Hartsen en Pauly en leerde daar met
regt veel genoegen den jongen d'Acosta kennen den
voedsterling van Bilderdijk die veel genie en vooral
de grote kracht van geest heeft om voor zijne
gevoelens uit te komen. Ik hoorde van hem in de
maatschappij een heerlijk stuk over de bestemming
des dichters waarin eene uitmuntende episode
over Tasso en Petrarca. Op den kansel bewonderde
ik meer en meer Ter Borg die wezentijk vele
vereischten van een Christenleeraar in de hoogste
graad vereenigt. Ik zag met veel genoegen de
twee eerste bedrijven van de Alcestis van Wiselius
waarin indedaad veel goeds was. Thans weder
tot eenen meer vrolijken jaarstijd genaderd hoop
ik nu en dan eenige verloren oogenblikken
tot het aanvullen van deze bladen te vinden
daar het mij te belangrijk is om de overlevering
van mijn leven en gevoelens te behouden dan
dat ik dezelve in den stroom der dagelijksche
bezigheden zoude laten verloren gaan. Ik gevoel
mij zelve dankbaar voor al het geluk in zoo vele
betrekkingen genoten en hoop ik zoo mijn leven
voort te zetten doch vooral Hem te gedenken die
mij zoo vele weldaden bewees en dan ook onder
zijnen zegen die kunsten en wetenschappen waaraan
ik eens mijne hulde bood, niet geheel te
vergeten.
Julliet 24 Enfin sans aucune préparation
je veux après une intervalle de quelques mois
recommencer mes annales. Je ne sais si j'aurai
la persévérance de les continuer mais enfin
je sens que j'en ai besoin, je ne veux pas laisser
dans ma vie des lacunes dont je pourrais difficilement
me rendre raison, je ne veux pas me laisser entraîner
entièrement dans le tourbillon des affaires je
veux au moins fixer quelques points lumineux
jouir et réfléchir, me rappeller de tems en tems
qu'il y a de plus belles choses encore au monde
que des sachets[?] de grains et écrire de tems en tems quelques
lignes à mes idées à mes projets tâcher de
me reconnaître un peu dans ce dédale des choses
humaines, sacrifier à mes anciens goûts, sentir
mon bonheur et du moins [onl.] en avaler
la coupe sans l'effleurer avec les lèvres. Le
torrent d'inquiétudes de soins a été si grand pendant
ces mois-ci bien des choses qui méritent
une place distinguée se sont déjà envolés sur les
ailes des vents. Je tâcherai de les rappeler de
tems en tems et je m'efforcerai de revoir sur
le passé sans oublier le présent.
Je reviens d'une jolie excursion qui m'a fait
du bien sous physiques points. Jusqu'ici je n'avais
point vu la nature de 1820. Tout était encore
mort lorsque je fis mon voyage dans la Belgique
qui ne fut que passager. Pendant les beaux
jours qui suivirent des événemens malheureux
me retinrent chez moi et puis il ne me resta qu'à
mettre le nez en l'air pour voir d'où sort la
pluie et pour tâcher de m'informer si en
effet elle pouvait nuire aux recettes chose qui
au milieu des Consignations importantes que
nous avions reçues était assez importante. Mais
voilà que tout à coup ces pluies formidables qui
nous transportaient déjà au beau milieu de
1816 se changent en tems superbe et ne pouvant
en profiter pour ma bourse, je voulus du moins le
faire pour ma santé de corps et d'âme. Ce matin nous
partîmes avec Gied et Daan par le plus beau tems
du monde et nous arrêtant à Zomerzorg nous y
passâmes une journée délicieuse. Tout était
intéressant et nouveau, le beau ciel, le parfum des
fleurs, le gazouillement des oiseaux me
transportèrent pour ainsi dire dans un nouveau
monde bien différent des éternelles factures et lettres
de commerce auxquelles j'avais tant consacré
toute mon existence ces dernières semaines. Un
marché faible peut bien nous instruire de
l'instabilité des choses humaines et détruire cette
marge d'idées de gain qui s'amendent[?] dans la
tête, comme l'Ossa et le Pélion sous les mains
des géans. Gied était parfaitement aimable
plus naturel que jamais et nous eûmes une
journée superbe revînmes par le plus beau tems
du monde, et je revins [onl.] avec la ferme résolution
de ne pas me laisser entraîner par le torrent de
vouer de tems en tems un coup d'oeil à la nature
qui me montre la grandeur de l'auteur de mes
jours ou aux lettres qui montrent encore
le germe de tant de choses grandes et belles
qui sont renfermées dans le coeur de l'homme.
Je crains un peu pour la fin de
la seconde Épode mais enfin le même poète
a dit In magnis voluisse sat est quoique
je sache que ceci est une chose que je doive
me rappeller souvent.
[leeg]
∙[leeg]
Dagboek in het Nieuwe Huis
Zaterdag 7 oct. 1820 Na vele maanden waarin
de aantekening verzuimd en niet minder belangrijk geweest
zijn zoude na eenige weken vol van droefheid door steeds
opeenvolgende rampen verbitterd, kwam dit zoo lang
gewenscht oogenblik. Veel heb ik geleden doch mijne
gezondheid en mijn beste vrouw behouden met vrienden hoop
en moed. God zegene mijn pogingen verder tot herstel
van zoo zeer ter neder geslagene betrekkingen tot
eindelijke afdoening van den schuld die op mij ligt. Mijne
voornemens zijn thans werkzaamheid voor de voldoening
van mijn hart als een heilige pligt jegens mijne weldoeners
zuinigheid als eene niet minder belangrijke
pligt jegens mij zelve en anderen. Ik wil kort zijn want
de gebeurtenissen der laatst verlopen dagen geven mij
anders eenen stof die niet spoedig afgehandeld zijn
zoude.
Zondag Stralend was ook deze dag door de duizend
kleine aangenaamheden welke het gevoel van meer
dan ooit voor elkander te leven geven kan. Het gevoel
zoo geheel vrij te zijn is iets heerlijks. Had ik mij hetzelve
vroeger zoo voorgesteld ik zoude de ontbering zoo gerust
niet verdragen hebben. Dit is nu ons eerste gevoel
bij den intrede in ons huis, dat al moesten wij morgen
het zelve weder verlaten en op kamers gaan wonen het
besef van zoo geheel aan elkander meer dan
ooit verknocht te zijn, ons een zeer zalige overtuiging
en gerustheid zou geven, dat indien ik maar het
daaglijksch brood voor mijn goede Lina verdienen konde
ik overal gerust en te vrede zou kunnen zijn. God geeft kruis
na kracht en heeft ons ook weder door deze troost
willen opbeuren. Die het spreekwoord uitvond Een
eigen haard is goud waard heeft het menschelijk leven
vooral hier waar alleen huislijk geluk duurzaam-
heid kan geven, wel gekend.
Eene aangename herinnering van de vorige week was
een bezoek hetwelk ik bij Muller afleide en waar
die mij vele bewijzen van hartelijkheid en
vriendschap gaf, toen ik hem een gedeelte
van het aan mij gebeurde mededeelde. Hoe meer
de band die ons aan het gros der menschen
hecht, doch losscheurt des te vaster wordt
die gene welke ons met edele zielen verbindt.
Oct. 9 Zwaar en drukkend zijn de dagen des ongeluks.
Ik zocht mij heden zoo veel mooglijk geweld aan te
doen doch alles perste op mij van alle kanten zoo dat
mij nu en dan het angstzweet langs het gezicht
liep. Niet alleen voor mij zelven maar de bekommernis
voor diegenen die zich nu om dus te spreken aan
mijn lot verbonden hebben, de beduchtheid voor
zaken beschuldigd te worden waarvan ik wezentijk
bij hunnen aanvang nimmer eenen diergelijke
afloop had kunnen voorzien. Dit alles
en daarbij gevoegde berigten v. Koch over V. de
Brande voor wien ik nog van allen het meest vertrouwen
gevoeld had en die mij nu ook mijne verwachting
schandelijk bedroog dit alles bragt mij in eenen
strijd die wel door de liefkoozingen van mijne
vrouw en het aangename schaftuur dat ik bij
haar doorbragt gelenigd wierd maar dan 's avonds
met des te meerder kracht nederstortten zoo dat ik
toen geheel om dus te spreken vernietigd was. Vader
dit alles is uw wil. Gij weet het doel en
hebt hetzelve beperkt gij weet of ik nog weder
gelukkig zal worden en nog weder het brood van
mijn vlijt in gelukkiger dagen zal kunnen
eten. Ik mor niet want ik heb veel zeer
veel behouden, maar de toekomst ligt naar
alle kant zoo duister op ons en het is dus
moeilijk thans vertrouwen te behouden.
Oct. 10 Ook deze dag was door nieuwe onaangenaamheden
gekenmerkt. Nieuwe ontdekkingen vergrootten op-
nieuw mijn verlies en ik ging een oogenblik bijna
wanhopig naar Oom Rahusen. Deze gaf mij moed
en kracht en een bezoek dat ik nog dien zelfden
avond van Oom v. Heukelom ontfing deed het overige.
Deze stelde mij voor, dat niettegenstaande al de
gebeurde ongelukken, het nog het best was zoo
als thuis alles was geschikt geworden en hoe ons
nu nog eer en hoop v. alles overbleef. Ik nam dus
het vaste besluit om wat er ook gebeurde
bedaard te blijven, en rustig zonder te veel de zoo
duistere toekomst in te zien, het tegenwoordige met hart
en ziel te behartigen en dus ook het vertrouwen
van diegenen die zoo veel voor ons opofferden te
regtvaardigen. Ik heb dat plegtig beloofd en hoop dat
God mij kracht en moed zal geven dit te houden en
in het midden van den tegenspoed kalm te blijven.
De stonden die ik bij mijn vrouw doorbreng zijn veel
bekoorlijker als ik mij voorgesteld had en zouden zoo de
knagende worm van onze verliezen dezelve niet
verstoorde bijna al te gelukkig zijn. Een gehele
nieuwe Zon is aan ons huisselijk leven verschenen.
Vroeg opstaan heerlijk ontbijt een vergenoegd en matig
middagmaal, dit alles door de aangenaamste
gesprekken lectuur etc. nog opgehelderd is indedaad
in staat mij veel te doen vergeten. Door een gelukkig
toeval geraakte ik in deze dagen in kennis met
de werken van eene nieuwe fransche dichter
Alphonse de la Martine en zijn heerlijke lierzangen
slepen ons mede. Wij lezen dezelve met verrukking leeren
daarvan van buiten en deze schijnbaar onbeduidende omstan-
digheid deelt nu weder van mijn geheel leven ene
letterkundige richting, doet mij dit gene opzoeken
't welk ik vroeger verachtend verwierp en deze rigting
is mij een bron van onophoudelijke genoegens en
troost mijne eigenliefde die in den rang waarin
zij door vlijt en menschenkennis op een hogere trap
dacht te staan, niet alleen gevoelige wonden heeft
ontfangen, maar haar toonbeeld geheel heeft zien
verdwijnen en verschrikkelijk uit de strelendste
slaap is ontwaakt.
Oct. 11 Ook nog weder bezoek van P. v. Eeghen dat even
hartelijk even bemoedigend was. Ook aan hem herhaalde
ik de belofte om mij met meer kracht dan ooit te wijden
aan de redding van het geen nog behouden kon worden
en deze onderwerping gaf mij eene blijmoedige gerustheid
die mij, de juist niet verbeterde tijdingen van Braband
kalm deed ontfangen. Bij den echten aanval van het
ongeluk is de schrik ontzettend, doch gelijk met alles
wordt men ook daarmede vertrouwd en de laatste
slagen worden niet zoo sterk gevoeld als in den loop
van een gelukkig leven, enkele teleurstellingen. Het
ongeluk dat ons getroffen heeft is een van die gene
die men niet ten toon kan dragen waarop men niet
de hoe kranke, toch altoos welkomene troost der
menschen kan verzamelen, en men draagt eene vrees
in zijn boezem het welk niet na buiten mag werken.
Ik heb het vaste besluit genomen nu blijmoedig voorttegaan.
Door de duisterheid der toekomst waarop tog een straal
uit de hand der voorzienigheid het schoonste licht kan
werpen in te zien en mij daarin te verdiepen zoude ik
weder in eene dier oogenblikken komen waarin men
de wanhoop nabij is en waarin de duistere wolken
zich steeds vernaauwende ons geheel dreigen in tesluiten.
Laat ik begrijpen dat ik voor mijn onvoorzichtigheid
door het verlies van mijn gehele winst geboet heb en
laat mij het overige beschouwen als een werk van
het ongeluk of een werk der voorzienigheid die
toch altoos ons geluk wil en wenscht. Hard is het
in een oogenblik waarin ik weder de gewenschte onafhankelijkheid
en een vrij en onbezorgd bestaan gelijk Tantalus zijn appel dacht
te bereiken, mij op eens weder in de oneindige ruimte te
zien teruggestoten, en gebukt te gaan onder den
last van eenen schuld die mij misschien gedurende
mijn geheel leven zal drukken. Op eens zie ik mijne
eigenliefde grievend gekwetst, mijne hoop op zoo vele
aardsche goederen vernietigd doch ik wil niet klagen
en ik twijfel niet of eene star der hoop zal spoedig
verschijnen. Reeds nu gevoel ik dat ik in 't midden van
de druk, liefde vriendschap en kunsten veel meer geniet
dan in de dagen der voorspoed en eigentlijk veel meer leef.
∙Tout se compense dans ce millieu des mondes zou
Claude zeggen.
Eenige oogenblikken aan de onaangenaamheden van
den dag ontscheurd gebruikte ik tot bezichtiging van
de tentoonstelling alwaar ik dus slechts vlugtig
en te weinig zag om een goed oordeel te kunnen uitbrengen.
Mij troffen de stukken van Phil. de Br. wel zeker niet
fiks en krachtig genoeg maar waarin veel bevalligheid
en genie heerscht. Zijne Maria Lecrinska door de Polen
teruggevonden, Blanche vertoornd dat een andere vrouw
haar zoon gezoogd had, het [onl.] van v. Dalen en het toneel
uit Van Vert[?] boeiden allen vele aanschouwers. Met genoegen
bewondert men het schone pourtrait van Wattier
door Pieneman waarin eene antieke kracht heerschte
schone portraiten v. Hodges, heerlijke landschappen
en een uitmuntend winterbosch van Van Os. En niet
minder krachtige landschappen v. Michaelis, bevallig
miniatuur werk van Mev. la Tour in 't kort op nieuw
praalde onze schilderkunst in eenen heerlijken glans.
Des avonds was Koo B. altijd dezelve geestige opmerker
maar altijd ook het zelve raadselachtige wezen
de dichter van het verstand en niet van het hart bij ons
en las ons zijn Souper voor, waarin wezentlijk de
dwaasheden van onze tijd fiks en naar waarheid
voorgesteld wierden.
Donderdag Oct. 12 Zoo kunt gij dan nog eens weder
een gelukkig man worden zeide mij Oom Rahusen en dit
bragt mij tot nadenken. Verschrikkelijk is de som
onder welke ik gebukt zal gaan, en van de tien kansen
of ooit het geluk mij nog weder tot zijn lieveling zal
kiezen, zijn er vast negen tegen mij. Is er dan hierbij
geen geluk meer. Moet de schurkerij van eenige gewaande
vrienden die nu reeds nog het verdiend loon van mijn
zweet en arbeid ontrooft, die alle mijn hoop op een
vrijen en onbezorgden stand in de wereld vernietigde dan
ook nog dit gevolg hebben dat mijn vertrouwen op mij
zelve verlamd, mijn hoop verdelgd en mijn geest onvatbaar
voor geluk worden. Moet dan op eens in de korten
of langen tijd die mij God hier nog laat vertoeven, zulk
een groot gedeelte, ja misschien het geheel doorgeschreven
worden en mijn zakelijk leven zelfs geheel door de
demon bevlekt worden. Neen, ik heb onvoorzichtigheden
kunnen begaan, doch ik behoef ook voor gene schuld
te beven en de Almachtige vader zendt mij kruis
na kracht en wil niet dat door dit ongeluk mijn
gehele leven verpest worde. Werken wil ik, waar ik kan
met mannenmoed en kracht doch dan ook na deze
thans zoo bittere uuren, in de armen van mijne vrouw
terug komen, hare liefde genieten door kunst en studie
de uren der verpozing veraangenamen. O moet
ik wezentlijk ongelukkig zijn dan was mij deze
geblankette en verniste stand waar achter het
ongeluk gaapt, geheel onverdraaglijk. Dan daalde
ik liever in de geringste kloofe der maatschappij
neder om daar het verwijtend oog van den rijkdom
te ontvluchten, en om ten minste mijn zelfsgevoel te
bewaren. Neen als vader misschien als vader als Christen zeker
kan en moet ik gelukkig zijn daar ik door dit
laatste de overtuiging heb dat die treuren vertroost
zullen worden. Ik geloof dat God deze bezoeking
op mij gezonden heeft, doch nimmer dat ik daardoor
geheel moed en kracht moet laten vallen en dan een
slaafsch en onderworpen wezen zijn, tot dat eindelijk de
hoorn des overvloeds weder schatten op mijn schoot
laat vallen. Neen God heeft mij willen beproeven doch
niet geluk voor mij niet anders als door het
bijeenzamelen van geld mooglijk maken. Eens heb
ik het gevaar van dien baan gezien en kan ik
mij voor den tweden maal op het gladijs wagen dat
ik eens onder mijn voeten heb zien verbrokkelen.
Vader ik aanbid uwen wil, doch ik kan mij over
het oog der menschen niet voor altoos vernederen
onder de schuld van vreemden die nu straffeloos
hun bedrog voortzetten. Geef mij kalmte kracht
en zelfsgevoel doch wordt mij ene achting geweigerd die ik
geloof ik thans zoo veel als ooit verdien dan liever
andere lugtstreken opgezogt waar ik mij met
opgeheven blikken het brood des vredes kan eeten dan
onder minachting te lijden een gevoel van alle
onaangenaam gevoel zeker het onverdraaglijkst.
Verder nog geen verlichting van de gezichteinder
en overvloed van moeilijke en pijnigende bezigheden
gerechtelijke questien vreemd aan de ziel en het
gevoel van den koopman.
Een lange Comparitie met V. Hall. Ik heb hem
ten minste willen bewijzen dat ik de details wel
observeerde en scheen hij ook overtuigd te zijn. Te
veel is ieder reeds geneigd den blaam op den
gevallenen te werpen en moet er ook geen onkruid
wassen 't geen men voor een boom zou kunnen
aanzien.
Vrijdag 14 Le malheur rend susceptible. Un caractère
un peu bouillant encore, commença par s'aigrir et
cette résignation sublime qui doit ce jour être
le fruit de l'expérience de la vie et la [onl.] pour
ainsi dire l'éducation du chrétien ne peut pas germer que
comme le fruit du tems. Les passions gardent
encore bien longtems leur empire et ce n'est qu'à
force de combats qu'on se soutient dans cette
arène dangereuse et aride où l'on trébuche à chaque
pas. Je me sens [onl.] un peu. Ma vue dans
ce moment est semblable à la nef qu'un pilote prudent
veut encore diriger en avant entre les rochers
des deux côtés et qui cependant menace à tout
moment de faire naufrage sur l'une ou l'autre
rive. Tantôt pres que livré au désespoir voyant toutes
mes espérances détruites, mes ennemis acharnés,
fruit de mes sueurs et de mes épargnes livré aux
intrigues infâmes de ceux que je regardais comme
mes amis, moi-même réduit à une nullité
à une infériorité marquée je me replie sur moi-même.
Je vois tout en noir et je voudrais pour ainsi dire
rassembler encore plus de malheurs sur ma tête
par me regarder encore davantage comme le
victime du sort. Tantôt au contraire je veux m'élever
au dessus de mes malheurs peindre l'avenir de couleurs
riantes, me représenter lancé dans une autre carrière
et je ne considère pas ce chance du milieu si peu
[onl.] puisqu'il n'éblouit ni le console, j'oublie qu'il
faut marcher[?] ici comme Morncy dans les champs d'[onl.]
qu'il faut conserver cette modération noble, cette
fermeté sans passion comme sans abattement ce ton
radouci par l'adversité sans en avoir adopté l'amertume
enfin qu'une souffrance tacite, ma dénégation de moi-
même en rôle négatif peuvent être mon sort dans ces
premiers tems. J'oublie qu'il faut commencer par barrer
la crainte et l'espérance et qu'il faut une constance
mâle et souple à la fois puisqu'on ne peut pas faire
à chaque instant l'apologie de soi-même et que dans
l'état actuel la société le malheur et le mépris se
tiennent hélas par une chaîne fixée[?] quoique souvent imperceptible.
J'eus ce jour-ci quelques momens fort désagréables
par une incartade assez brusque que mon oncle
V. Heuk. m'adressa en bourse. C'était une bagatelle
je ne m'en croyais pas coupable mais je sentis transparaître[?]
dans son emportement l'idée de supériorité qui
lui donnait la position présente. Je fus peut-
être trop susceptible, mais enfin je lui donnai
une explication dont il eut le bon esprit de ne pas se
fâcher. Il eut même la bonté de venir encore le
même soir me parler à ce sujet et par ce
procédé noble qui calma toutes mes inquiétudes je
sentis que par la centainième fois de ma vie je
m'étais emporté trop tôt, avant d'avoir suivi la leçon
d'Athénodore.
Zaterdag Au milieu des désagrémens continuels de
ma vie commercielle qui se succèdent de tous côtés je
commence à respirer le calme dans ma maison. Nous sommes
à deux. L'amitié les arts vont agrandir leur empire
et tout cela me rendra bien moins malheureux que je
n'avais cru l'être. Cependant en tout cela l'amitié ne
joue pas le rôle que je lui aurais destiné il y a
quelques années. Je sens que chacun a pour ainsi dire
son petit cercle autour de soi et que quand même
on prend une part active au malheur de ses amis on
n'aime pas à en entendre parler trop. J'ai remarqué
une ou deux fois que tous plaintes commençaient à
ennuyer mes amis et que malgré la part vive qu'ils
prennent à mon sort le germe de l'idée de supériorité
se joignait d'abord à celui de la potée et comme je ne
pense m'humilier qu'envers ceux qui m'ont donné de
l'argent j'aimerais alors encore mieux Misère et Vanité
que d'être trouvé à plaindre. On a tout fait pour me
soutenir je veux donc me soutenir moi-même. Je
veux réunir tout ce que je puisse et de talens d'explication
ou d'amabilité pour jeter le voile là où il doit être
être plus que jamais sévère à moi-même et indulgent
envers les autres, étouffer une sensibilité qui jamais
n'est aussi active que dans le malheur, ne pas
être trop sincère concernant l'état de mes affaires
envers ceux qui n'ont pas de besoin réel de
recevoir la confiance, faire que mes amis me
plaignent en effet mais sans cesser de s'amuser avec
moi car rien n'est plus triste que d'inspirer
une pitié stérile. Tout[?] homme ne doit pas
trop se montrer en robe de chambre même à ses
amis intimes car ceux-ci commenceraient bientôt
à se glorifier, de ce qui n'est souvent que la suite
d'un manque de sincérité. Enfin je dois surtout
fuir la jalousie vice si facile dans le moment où
l'on voit un autre en possession de tant de ces
riens éphémères qu'on mépriserait si on les possédait
mais qui alors paraissent des choses de grande
conséquence. Dans une pareille circonstance les
difficultés sont si épineuses mais enfin rien me
donnera la force et si les Brabançons m'ont
enlevé, tant de ce que flattait mon amour-propre j'espère
du moins que l'infortune pourra contribuer à me
rendre meilleur et à me faire regarder les biens
de la vie d'une manière plus juste et plus calme
sans les adorer ni les mépriser mais en les
regardant dans un juste milieu et en
l'harmonie avec les deux parties de notre
être dont l'une ne cherche que les biens de
cette terre, tandis que l'autre fixe ses regards
vers le ciel et l'immortalité qui doivent en-
fin récompenser la vertu mais dont nous nous
mêlons si peu dans les jours de la prospérité et
dont nous formons alors une monnaye qui nous
sert à payer notre tribut aux infortunés nous
donnant alors la satisfaction de pouvoir par là fermer
la bouche à leurs plaintes et ne montrer que
le bonheur de cette vue, mais nous oublions trop
que lorsque à notre tour nous sommes dans l'infortune
nous recevons l'échange des mêmes assertions et
qu'alors notre âme irritée par les désappointemens
tourmentée par le regret et encore consumé par
la flamme des passions sent bien moins la valeur
de ces consolations que nous avons données jadis
par nous acquitter du devoir qui pesa à notre
égoïsme, sans que nous en ayons jamais vu[?]
senti ou calculé les conséquences sublimes.
Zondag Eer de avond van Zaterdag nog verlopen was
ging ik oom de Cl. verwelkomen die na het doorbrengen
zeker van eenige der onaangenaamste dagen van zijn
leven, weder teruggekeerd was. Voor vijf weken vertrok
hij na Dordrecht met de gedachte aldaar een paar
dagen te vertoeven en sedert wierd hij gedurig in de
maalstroom van faillieten en bedrog medegesleept
gedurig door valsche beloften opgehouden hier ergends
met minachting daar met brutaliteit behandeld. Ontel-
baar waren de zwarigheden waarmede hij te worstelen
had en vele derzelver waren onoverkomentlijk. Iedere dag
sedert hij zich aldaar bevond doofde zich om dus
te spreken een licht uit en vernaauwde zich de
horizon voor zijn blikken gedurig meer en meer. Ik
vond hem afgemat door de bliksemstraal des ongeluks
getroffen en indedaad op zijne jaren waarin toenemende zwakheid
hem geen gelegenheid geeft aan den avond zijns levens weder
te herwinnen wat hij verloren had was het pijnelijk gevoel
dat dit de tweede maal was, was het denkbeeld van
vernedering voor hen die ons helpen was de angst voor
zijn huisgezin waar dit alles tegelijk moet treffen
dan moet zoo ik dat ten minste bij mijn gevoelen
vergelijk het denkbeeld van den man bijna aan
dat der wanhoop grenzen.
Zondag Des morgens eene leerrede over Paul Dankt God
en dus over de Dankbaarheid door Messchaart v. Rotterdam.
Niets hindert mij meer dan de uiteenzetting van pligten dat
bewijzen wat dankbaarheid is en waarom dezelve pligtmatig
is, daar ieder mensch die gezonde harssenen en godsdienstig
gevoel bezit dit beter weet en gevoelt dan zulks door
alle geometrische definities bewezen kan worden. Daarbij
waren nog stijl nog stem bijzonder zoo dat ik juist
niet veel wezentlijke stichting mede na huis bragt.
Des avonds vereeniging van onze vrienden. Nog aangenamer
ware dezelve geweest zoo ik hen geheel niet het gevoel
van winst volop had kunnen geven doch egter was
er nu ook nog veel aangenaams daarin hen allen
eens bij mij te zien want hoewel ik hen juist niet
meer aanzie als ankers waaraan de hulk van
mijn leven gerust zich hechten kon zoo is het tog
nog de schone rozenkrans die verkwikkelijke geuren
over het leven verspreidt.
Maandag 16 oct. Ook Oom dC. moest nu door den
zuren appel bijten en zijne eerste visites bij Oom R. en
Oom V.H. waren niet van de aangenaamste. Ondertusschen
hoewel het berigt van ons verlies hem meer dan
ooit trof, zoo was hij tog ook volmaakt nevens
mij van het gevoelen dat men nu handen aan
het werk moest slaan de uiterlijke zijde goed houden
en dan zien wat God over de toekomst beschikken
zal. Het was onze eerste familledag. Mama was
indedaad opgeruimd en ook ik begreep dat zelfs
in de tegenwoordige omstandigheden nog vele geneugten
te plukken. Mijne gezondheid is Goddank goed. Mijne
vrouw engelachtig en ik blijf dus ook vaste moed
houden om met werkzaamheid en kracht alles doortestaan
en zoo ik niet de achting van allen ten minste de mijne
en die van mijne naaste betrekkingen te verwerven.
Dingsdag 17 oct. 1820 Een heerlijke avond. Reeds lang had
ik gewenscht dacosta dien ik nog slechts in eenige kringen
gezien had nader te leeren kennen. Ik gaf hem deze
begeerte te verstaan en nu kwam hij op eenen regt genoeg-
lijken avond. Hij is wezentlijk dichter vol vuur, vol gevoel,
wij doorliepen de schoonste stukken van verschillen-
de letterkunde. Spanje Italië, Portugal alles had
zijne beurt. Hij is eenvoudig zonder pedanterie en was veel
beminlijker dan toen hij in de vergadering bij Pauly of
Hartsen opgehitst wierd om den adeldom of de
denkbeelden der ultra's te verdedigen. Hij begrijpt juist
wat het improviseeren is, en was de eerste die mij de
raad gaf of improviseer niet meer of schrijf geen vaerzen meer.
Het een kan niet zonder het ander gaan en dan is
het eerste wijl het zeldzamer is te verkiezen, te verkiezen
om dat dan de wereld voor u open ligt en gij geen enkel
denkbeeld dat als gij schrijft buiten een plan zou vallen
behoeft te laten ontsnappen. Alle dichters moesten eigentlijk
improvisatoren zijn. Hij verzocht mij zelfs nog eens
voor hem te improviseeren 't geen dan ook zijne goedkeuring wegdroeg.
Wij spraken over zijne vorming, over Bilderdijk over zoo
veel schoons en groots. Mijne zucht tot de letteren de aange-
naamste en meest economische uitspanning die mij tegen-
woordig overblijft. Ik erkende dat de theorie der Compensaties
waar was en dat dat licht hetwelk onder de afmattende
bezigheden van den zomer geheel verdween mij thans
getrouwer is, als ik hetzelve in de dagen mijner voorspoed
was. O heerlijk zijn mij tog de dagen mijne kindscheid en
jongelingschap geweest, want ik heb in dezelve de grond
gelegd van een schat die mij nu tot troost verstrekt. Doch
laat ik bij dat alles nu gedurig aan hem denken
die mij alle beproeving, die mij alle troost zond die
door het redden van mijn goede naam, mij, in het midden
mijner ongelukken zulk eenen onschatbaren dienst
bewezen heeft, en die nu ook nog de kracht zal geven
pligten en genoegens te vereenigen en den wil zal versterken
zuiver van hart, dankbaar, en gelovig te blijven.
Woensdag 18 Une journée bien moins poétique que
celle d'hier. Kerkhoven qui paraissait encore devoir
conserver sa solidité à fini par des friponneries et
a pareillement culbuté Tijs y perd et commence
enfin à sentir aussi l'agrément des connections
Belgiques. Heureusement nous sommes libres chez
Kerkh. mais c'est un nouveau chaînon de la grande
chaîne qui embrasse toutes ces misérables faillites.
Travaillant tout le jour faisant ce que je puis
je vois néanmoins à chaque instant l'horreur se
[onl.] et mes pertes augmenter. Mon associé quoiqu'il
se portait bien en apparence a été aussi
bouleversé d'une manière terrible par toutes ces circonstances.
Je lutte comme le bateau qu'on lance dans le torrent.
Je me débats, mais c'est en vain et une force irrésistible
m'entraîne. Hier j'avais complété les écritures dans
mon livre de Saldi, j'avais distillé gazette à gazette
le poids de mes malheurs et de mes pertes mais
aussi en fus-je si vivement affecté que je fus accablé
de fatigue et de lassitude. Rien ne trouble rien
ne fatigue tant que le malheur. Heureusement Dieu
permet qu'un sommeil réparateur ramène mes
sens qui se trouvent quelquefois totalement engourdis
et j'ose du moins espérer qu'enfin après ce travail
opiniâtre nous commencerons à voir jour en peu dans
tout ceci mais il faut avouer que pour le moment
les événemens désastreux se succèdent avec une
rapidité étonnante. On ne sait plus dans ce
malheureux pays que je regardais un jour comme
un nouveau Pactole pour moi que à croire
ou à qui se fier. Des coquins y puissent[?] de
l'impunité et dans tout ce mélange d'idées devenues
de précis[?] on ne sait pas où commencer et on hésite
continuellement[?] se voit volé sans savoir d'où
hanter[?] leurs coups.
Donderdag 19 Vrijdag 20 Zaterdag 21
Voici deux jours dans lesquels des occupations vaines
et non peu plus de paresse qu'à l'ordinaire m'empêchèrent
d'écrire, et j'eus surtout la journée d'avant hier une
espèce de lassitude morale et physique qui ne
m'est autrement aucunement habituelle. Aussitôt que
je réfléchis trop je m'impatiente je me représente combien
j'aurais été heureux dans ma maison joliment établi
comme je le sais, si j'aurais vécu libre de ces inquiétudes
cruelles qui maintenant me dévorent si souvent et
si j'eusse pu lever les yeux libres envers qui que
ce fût. Les désagrémens sont grands et je dois faire
le même travail que si j'eusse gagné des trésors et
[onl.] j'ai les correspondances les plus désagré-
ables portant des craintes, des défiances des méconten-
temens au sujet des crédits que nous avons ouverts
et que nous devons rétracter maintenant en effet s'est
une série de choses désagréables qui me feraient bien
vite quitter le métier si ce n'était le sentiment
de mon devoir qui m'y retenait pour le moment.
Dieu sait ce que doit se faire par la suite. Si tout
fut allé bien quel jour de Triomphe et de joie n'eût
pas été celui-ci dans lequel j'ai transporté les
pénates de ma maison d'une habitation à l'autre.
Mes ancêtres s'étaient ruinés dans celle que nous
venions de quitter et en croyant pouvoir faire mieux
qu'eux je me suis lancé et j'ai perdu dans
une quinzaine ce qu'ils avaient perdu en des
années. Hélas j'ai eu trop de confiance en moi-même
et dans les autres. Comment avais-je pu me figurer
que des gens à qui je me confiais entièrement
avaient pu me tromper à plaisir. Je me suis
trop laissé entraîner par la bruit flatteur de
la postérité mais ce que j'ai fait de plus mauvais
a été de m'engager (surtout par la peur de n'être
pas en fond de caisse des mesures qui avaient
un abord favorable et qui pourtant n'en étaient pas
moins onéreuses. C'est par là que je me suis engagé
dans ces malheureux reviremens qui paraissaient[?] si
simples et si valides, et qui cependant ont été la
cause de mon malheur. Quant aux malheureux reviremens
avec Sanggutt vd. Brande et les autres j'y ai été conduit
par la peur que je ne serais pas en règle au 1o sept.
et que l'on ne remettrait pas les saldes de surplus. J'ai
à me reprocher de la légèreté dans les reviremens avec
Brankman et dans quelques autres circonstances mais
d'après tout ce que j'avais entendu de Wolfransdorf d'après
tout ce qui s'est passé entre nous, je ne pouvais
pas m'en défier ou refuser les acceptations sur lui. Je
lui avais parlé comme un frère. Ma condescendance
envers quelques-uns de mes amis a été un peu proche
de la faiblesse, mais je continue toujours de croire
qu'il est impossible dans ces tems-ci de faire des
affaires si l'on ne veut pas faire des connaissances ou
accorder des Crédits. Un seul mot a suffi pour me
ravir l'a [onl.] de Neuschall un autre pour celle
de Rücker et Cruys et Wellink dans les deux cas se sont
emparés bien promptement de ce que je rejetais et
s'il est difficile d'acquérir des Correspondances, il
est bien facile de les perdre. Tout est [onl.] pour
moi, un brouillards des plus noirs mais où
l'oeil de Dieu saura bien m'indiquer un
chemin. J'ai dit si souvent que je ne croyais pas
encore être au but de ma destination et je ne crois
pas encore y être. Je tâcherai de débrouiller le
chaos qui m'environne et j'ai la ferme confiance
que Dieu ne m'abandonnera pas dans cette crise.
Je veux travailler avec force prier, m'occuper aimer
ma bonne femme et conquérir autant que je puis
ma propre estime, quand même celle des autres
me suivrait pas.
Zondag 29 Sedert eene week heb ik niets geschreven
ook waren de punten zoo bijzonder niet verscheiden en
hield mij voorts een rei van bezigheden sterk bezet. Ik
wil toch zoo mooglijk ieder dag nog eenige regels wijden.
Dimanche Ce fut le jour de la transmutation de notre
bureau. Tout fut arrangé par les soins de nos bons
commis et je les réunis ce soir là, à une espèce de collation.
Quelques fussent les regrets concernant le passé je puisai
beaucoup de satisfaction par la sensation que je puisse[?]
les réunir à ma table et que je ne craignais pas qu'ils
pussent m'accuser d'avoir manqué aux devoirs de l'honneur
fier d'avoir pu leur inspirer de l'intérêt plus que
commun. Je pus même improviser devant eux et je fus
inspiré par la conviction que tandis que j'avais
tant d'amis de moi[?] ceux-ci aidèrent à soulager
mes travaux et à soutenir le seul moyen qui puisse
exister pour réparer mes pertes, du moins en partie.
Je n'oublierai jamais le superbe sermon de Coquerel
que j'entendis ce soir-là. C'était les dix lépreux guéris dont un
seul retourna vers Jésus qui dit Ces dix n'ont-ils pas été
bénis et ces neuf où sont-ils. Après une introduction
magnifique sur la bonté de Dieu, il entra dans les particularités
concernant l'événement décrit dans le texte. Il peignit l'état
horrible de ces lépreux, la grandeur du bienfait qu'ils devaient
à Jésus, la différence entre leur conduite et celle du Samaritain
eux se hâtant de retrouver leur anciennes habitudes ou
de remplir les vaines pratiques de leur ablution devant le
lévite tandis que ce dernier restait fidèle au[?]
premier des devoirs. Il décrivit la récompense glorieuse de ce
dernier la bénédiction de Jésus. Mais les sermons de
Coquerel ne sont pas susceptibles d'analyse. Car comment décrire
ses mouvemens lorsque par une illusion d'éloquence il
osa pénétrer dans le coeur de ses auditeurs, leur peindre
en trait de flamme la reconnaissance qui leur manquait
lorsque il tirait le voile de leur sanctuaire caché il leur
montra dans une issue sublime, le tiédeur de leur dévotion
et l'insuffisance des résolutions momentanées qu'ils présentaient[?]
même au moment qu'il leur parlait. J'admirai et tremblai
devant la hardiesse avec laquelle il osa leur dire
d'une voix foudroyantequi de vous ne s'est pas cru
semblable au Samaritain. Si la vraie éloquence qui
doit aller au coeur, n'était pas dans ce sermon je
ne saurais la trouver.
Met weinig woorden laat zich de geschiedenis dezer
week beschrijven hoewel veel in deszelfs om Kreits gebeurde.
Het was nog een gedurig kampen met het rijk der
duisternis, nog een gedurig streven en zoeken, vrezen voor
nieuwe ongelukken, zich opeenstapelende onaangenaamheden
droevige ontdekking in het gebied der menschelijke natuur.
Ik kwam volstrekt niet tot eenige rust en de hoop
van in deze week bedaard tot de zoo noodzakelijke
werkzaamheden waarvan mij zoo vele wachten, terug te
kunnen verdween nog geheel en al. Doch ook in alle
deze rampen en onaangenaamheden, kon ik al het goede dat
God mij verleent niet vergeten. Nimmer in het
midden der voorspoed gevoelde ik mij zaliger als
egtgenoot, nimmer drink ik met meer wellust de
teugen van het huislijk geluk. Liefde en achting van
hen die mij omringen, mag ik deze behouden, zoo
heb ik al zeer weinig verloren en zoo ik de verschrikkelijke
staat nagaan waarin ik, waren de zaken anders gelopen
mij had kunnen bevinden, waarin ik van andere
menschen afhankelijk geworden ware, o dat ware
verschrikkelijk geweest. In Van Hall leer ik eenen
hartelijken en ijverigen vriend kennen en ik zie den
rampspoed gelijk een wandlaar steeds gewoon over eenen
effenen grond te wandelen doch nu langs eenen weg
tredende waar zich bergen en dalen voor zijn gezigt uitstrekken
waar paradijzen naast woestijnen bloeien waar alles de
evene kleur verliest waar hij het sissen van de adder
doch ook het koeltje van de bergwind hoort, waar hij
strompelt aan den rand der afgronden den donder aan
zijnen voet hoort klateren door de wolken treedt[?] de
sneeuwklompen en rotsen aan zijn zijde ziet instorten
doch ook als dan een zonnestraal den dikken
nevel doorboort Zwitserland en Italien aan zijne
voeten ziet liggen. Dingsdag avond was verschrikkelijk. Langgutt
en Jasper gehate namen. Wat zij eens waren weet ik
niet. Dat zij thans schurken zijn durf ik niet meer
betwijfelen, ik had nog gehoopt ontschuldigingen voor
hen te kunnen vinden, maar hun schandelijk gedrag toen
zij ten aanhoren van een onzer bedienden in het mij
door mijne herinneringen zoo noodlottige bierhuis
van Das op hunne valsche balansen durfden pochen, deed mij
ijzen. Nooit heb ik verschriklijker afmattender comparitie
gezien. Drie uuren gedurende welke de nadruk van Oom
de Cl. mijne meer hartelijke herinneringen en de warachtige
krachtige taal van v. Hall allen beantwoord wierden door de
afmattende herhaling van dezelfde magtspreuk door
planloze huichelende betuigingen en door het mechanisch terugwijzen op
de middelste kolom van hun ongeloofbare balans.
Zonder veel afdoening scheidden wij. Ook
Buysschert kwam bij mij die mij minder belang inboezemde
doch ook tot het schurken plan behoort zich vreeselijk
over zijn medepligtigen beklaagde, en des avonds
met hen even als de bedelaars in den duivelshoek
de Comédie van den dag door een hartelijke dronk
ten koste van de bedrogenen, besluitende. Woensdag failleerde
Brankman. Moeilijk is het mij zijn gedrag te beoordelen.
Hij heeft mij veel ongeluk berokkend hij dekte zich door de
gefalieerde f 25000 waartegen hij mijne acceptatie ontfangen
had, te weigeren, doch waren er ook niet bij hem
Sophismen om dit te verdedigen. Die zich onschuldig
gevoelt werpe den eersten steen op hem. Thans is hij
gevallen en verdient medelijden. Met weinig middelen hier
gekomen, had hij zich wezentlijk door onvermoeiden vlijt
en onophoudelijke werkzaamheid, een zeer aanzienlijk Capitaal
bij elkander gewonnen dat nu door de Brabandsche failliten
als door een bliksemstraal vernield wierd. Voor jaren
stond mijn Associé, voor hen om wegens [onl.] informatie
te vragen. Hij kende toen nog bijna geen adres in
Braband. Hij had onze markt nog niet betreden.
Welke zee van gebeurtenissen ligt niet in deze
kreits omsloten. Vrijdag was op nieuw een dag die
ik lang zal onthouden. Daar vervielen de ongelukkige
f 120000 ten gunste v. Wolframsdorf door ons geaccepteerd.
Het gewaarschuwde van V. Hall wierd daarin gevonden.
Het endossement was niet volledig, en met een woord
een oogenblik scheen het als of ik met Wolframsdorf
kon rescontreeren, en veertig duizend Guld. kon
redden, ik sidderde doch gevoelde toch dit niet kon. Ik
kon de Bank geen slagt offer maken. Gelukkig was mijn
belang niet alleen hier bij gecompromitteerd. V. Hall Fock
Van Heukelom mijn eigen gevoel beslisten: Sidderend
ging ik met de f 120000 na de bank toe[?], doch een
steen was van mijn hart afgewenteld. Verdienste wil
ik mij uit deze daad niet maken. Mijn beginsel was
goed, maar door zoo veel verlies kwam dit niet bij mij in
vergelijking met dat mijner eer, van mijn goeden
naam het eenigste dat nu mijne rust en in 't vervolg
mijn bestaan verzekeren kan. Zoo was de loop dezer
week vrugtbaar in gebeurtenissen en angsten die mij
eerst schenen neder te willen werpen, doch troost van
liefde en vetrouwen, en een wandeling met Pauly
die schoon hij juist niet als de Pylades van Racine
zegt Seigneur enlevons Hermione nog met genoegen over
onzen vroegere geschiedenis keuvelt, deed mij veel goeds.
Ook zag ik nog Gevaarts die ook als een tweede Langgutte
veel van zijn opoffering spreekt en wien ook leugen en
veinzerij op het gezicht geschreven staan. Dit dacht
ik niet toen ik bedaard met hem mij slapende langs
den Haagschen straatweg, liet rollen en zijne
kennismaking als een geluk aan de mijnen verhaalde.
Veel bekommernis verwekte nog het einde der week
moog de volgende hetzelve niet vervullen. Crumer[?]
eerst smeder van monsterachtige mélodramas
met eenig, geheel versmoord talent begaafd moest
als olymakelaar zijne betalingen doen ophouden. Zwakheid
uit hoop van gewin jegens menschen, die daarvan
misbruik maakten, dit was wel de oorzaak van
zijnen val. Thans toont hij zich als man en egtgenoot
bezwijkend voor den ramp. Beklaagd wordt hij niet
behalve door diegenen die gelijk Jan
Reinders bij het horen van elk nieuw faillissement de
handen wrijven, en zich met ene helsche vreugde
in zoo veel ongeluk vermaken. Veel onaangenaams
bevatten mijn brieven zooals natuurlijk altoos
wanneer men Crediet weigert en voor zich zelven
doet vrezen. Een brief van Rücker die toont dat ten
minste een vreemdeling mij schijnt te begrijpen was
mij zeer aangenaam.
Na alle deze woelingen verdienen de kleingheden van
't huislijke leven bijna gene plaats. Wij hebben het genoegen
nu en dan onze beste vrienden te zien Pauly als de
[onl.] in de Koran gelooft zich een vrij opperheerscher
daar hij ons ondertusschen niet bij zich schijnt te durven
zien. Het bijzijn van Papa hoe aangenaam ook verstoort
de idealische plannen van onze familledag. De goede
Tijs keert terug uit Braband en maalt de zeden der
Antwerpenaars als Juvenalis die der Romeinen. Cris
en Cato zijn best en hartelijk tegen ons, maar konden zoo zij
iets meer lazen en iets minder sliepen hun geluk verhogen
en hunne goede hoedanigheden beter doen uitkomen.
Veel genot geeft ons ons huis. Het diner is zoo
geïdealiseerd als ooit het ontbijt was, en ik leer
mein gutes Frauchen[?] noch meer en meer kennen.
Thans is het zondag avond en wij zijn verrukt thuis
gekomen. Wij twijfelden of wij tempelwaards gaan willen
en nu zijn wij zoo innig gelukkig en dat wij aldaar
waren en dat wij door de traagheid v. St. Just niet
bij hen gevraagd wierden. De goede de nederige de
hartelijke Muller heeft heerlijk gepreekt. Zijn text
was de heerlijke verschijning van God[?] aan Elias op de
Horeb waarin hij de den mistroostigen profeet
mededeelt dat er nog zevenduizend gelovigen in Israel
gevonden worden. Zijn onderwerp was, eene ondeugd te bestrijden
welke door velen als deugd beschouwd word het ongeloof
aan de menschen. Hij toonde ons dat ongeloof oprijzende of
vanuit het gevoel van eigen verdorvenheid, of uit de
rampzalige ondervinding van de verdorvenheid van
anderen. Toen leerde hij ons, na eene schitterende beschrijving
van het gezigt van den profeet deze heerlijke waarheid
beter kennen, dat God den mensch beter beschouwt, als
wij elkander dat zijne alwetendheid daar na
juistheid oordeelt waar wij stikziend in de nevel
die ons omgeeft na onze bekrompene begrippen, en
ondervindingen gehele kringen[?] ja volken durven
beoordeeld, dat zijne heiligheid daar de miskende
deugd ontdekt die zich aan ons oog onttrekt, waar
wij allen door het [onl.] of ten toongespreid misdrijf
getroffen worden, dat wij eindelijk zelven in
ongeregtigheden verzonken zoo vaak oordelen
door drift of door betrekking, waarin anderen
tot ons staan, misleid, daar God de traan[?]
kent die gedurende de verzoekingen zijn gevloeid is, en
den schijn doorziet waarna wij alleen oordelen kunnen.
Toen spreidde hij ons het heerlijk doel voor
oogen dat hier voor ons open stond, dat niets
ons het regt gaf daar aan menschelijke deugd
te wantrouwen waar de vlekkeloze zelf nog
op zijn gewrocht vertrouwde, dat niets ons het
regt gaf allen zondig, ons zelven heilig te rekenen
dat zeker als ons hart gebroken was door de
droevigste ondervinding het bekomelijker en strelender
voor ons zijn zoude, ons dit door mengelingen
van misdaad en zelfsbelang uit den strijd tusschen
het kwade en goede terug te trekken maar dat
hier onze post was, dat hier na de wenk van
de almagt aan ons late[?] ontwikling te wachten stond
en het voorbeeld van den edle die met mannenkracht
en vertrouwen, in het midden van dien stroom bleef
staan nog zegen op de volgende geslachten kon
strooien. Dit vertrouwen die kracht kon niet
gekweekt worden, dan door vertrouwen op ons zelven.
Dit vertrouwen leerden wij opvatten in die uren waarin
wij ons zelven tot hoger daden dan die van het
gewone dagelijksche geschikt gevoelden. Dan ook
konden wij daarin, de schoon niet onmiddelijke
toch zekere openbaring, van het aanwezen van de
deugd ook in anderen erkennen en zoo voorttreden
in de lessen van eenen godsdienst die ons leerde om
bij de voorzichtigheid der slangen toch nooit de
opregtheid der duiven te vergeten.
Dit was het geraamte van zijn preek doch hoe kon
ik het vuur mededelen dat in hetzelve sprak, hoe het
gevoel dat ons trof, bij het denkbeeld dat tog
wel ene herinnering, van mijne laatste ondervinding
den edlen zuivere man voorgezweefd had. In sommige
oogenblikken was het alsof hij tot ons tot ons alleen
sprak en dat alleen de overige toehoorders slechts tot
het rijk der [onl.] behoorden. Onze drie weldoeners waren
aldaar en zullen veel gevoeld hebben, veel dat hen tot
vergelding zal gestrekt hebben. De goede Lienske was
diep getroffen en toen Oom v. Heukelom
haar bij het uitgaan aansprak, voelde zij nog meer
als ooit, wat er voor mij gedaan is. Ja wel[?] ben
ik dank schuldig aan hem en dan nog zoo troostend
zoo opbeurend. Vader in den hemel geef hem
zegen en loon daarvoor en mij kracht om het gehoorde
van heden getrouw te blijven want dit is waarachtig Gij
zend kruis na kracht en waar wij naar [onl.]
handelen, zult gij waar het ook zij, de schoonste ontwikling
zelfs uit beproeving doen groeien Dank vurigen dank voor dezen
dag.
Maandag 30 tot Zond. Nov. 5
Regt veel goeds had mij de avond van Zondag gedaan
in eene poeetische en heerlijke stemming had zij
mij verplaatst doch zij kon egter geensints geheel
de kracht van die onaangenaamheden verdringen
die gedurig op moesten komen in den geschokten
toestand waarin ik mij tegenwoordig bevind. Zulks vond
reeds plaats op den volgenden dag. P.d.C. had de
debiteurs waaronder diegenen die ik als schurken
aanzie Gevaarts en Langgutt. Aan eene billart tafel
had hij hen nevens hunne advocaten zien nederzitten
en de crediteur had zich bedaard agter hunnen disch
moeten nederzetten tot het eindelijk de Dordtsche
Sybariten lustte hunne disch te verlaten. Dit toneel
door P.d.C. die het misschien wat hongerig bijwoonde
beschreven deed een bijzonder onaangenamen indruk op mij.
Zinnelijk als ik ben, en mij alle de genoegens
voorstellende welke ik in dien trant had kunnen
genieten, ware ik met deze menschen niet bekend geworden
was ik van eenen spijt en wrevel vervuld die mij in de
eerste dagen dier week niet verliet en mij eenige
onaangename oogenblikken veroorzaakte.
31. Onze Brabandsche reiziger was bij ons doch egter
nog niet zoo geheel vervuld met eene heilzame vrees,
als ik zulks verwacht of gehoopt had. Het schijnt of
de mensch niet luistert of hij moet om dus te
spreken door den bliksem geheel getroffen worden.
Tijs is een beste hartelijke jongen, maar zijn
affaire is alles voor hem. De blinddoek is nog
niet van zijne oogen gevallen en hij kent buiten
dezelve nog niets. Zijn verlies van minder belang
dan het mijne heeft alleen zijnen moed aangeprikkeld
om alles te herinneren en het onbluschbaar vuur
in zijne borst is nog geenszins gedoofd. Geve
de hemel hij verder bewaard moge blijven doch ik moet
bekennen dat deze omstandigheden mij den omgang
met hem minder aangenaam maken. Hij heeft slechts
een gedeelte van zijne winst verloren. Ik zie het grootste
deel van mijne hoop den bodem ingeslagen en weet
niet wat ik van de toekomst verwachten moet.
Nov. 1 Thans brak de grote dag aan die de ontknoping
der olygeschiedenis met zich voerde. Van velen ook van
mij was weder gesproken, en hoewel ik al weinig meer
verliezen kon zoo huiverde ik voor dezen dag die
mijnen staat nog onaangenamer maken konde. De
werkzaamheid v. Kruse was onverbeterlijk en eindelijk zag
ik dan deze grote geschiedenis die zoo veel ongeluk met zich
gesleept had, afgelopen. Dezelve heeft veel doen spreken.
Ik had mij uit dezelve eene vestiging van mijn
fortuin beloofd en nu is dezelve de ondergang van mijne
vooruitzichten geweest. Dit echter zal ik altoos staande houden
dat ik deze zaak geensins uit ene overdrevene
vooruitzicht aanvatte, maar uit eene waarachtige vrees
zonder deze maatregel in verlies te komen. Ik geloof nog
steeds dat dezelve goed geweest ware, indien niet
mijne zwakheid jegens menschen die ik geloofde mijne
vrienden te zijn mij van de eerste bedingingen had
doen afstappen en indien niet het bedrog van Wohlframsdorf
op eens alle genomen plannen verbrijzeld had. Had ik
toen kunnen denken dat de prijs op f 60 zou lopen dan ware
de zaak nog geheel anders afgelopen. Heb ik eens lust
en tijd, dan zal ik misschien nog eens eene geschiedenis
van deze gehele gebeurtenis opstellen die wel eenige
herinnering verdient.
2. Eenigsints teleurstelling daar ik met veel moeite de
wetten voor den kerkenkamer zamen had helpen stellen
en wij nu veel tegenkantingen ontmoetten. Wij schenen nu
despoten etc. Hoe onregtvaardig word men behandeld
zoodra men maar eenigzints iets over anderen
wil gebieden. Is het dan te verwonderen dat op het
laatst koningen en ministers er even zeer tegen aan
spreken als demosthenes tegen het ruischen der zee.
Wij schenen nu Ultra's en hadden tog eenvoudig de
ware oude leer behouden. Neen ook dat vak is mijn
zaak niet Melius regnari quam regnare dacht ik
terstond en daar mij juist mijne positie thans niet
bijzonder tot het uitvoeren van dit werkwoord geschikt
maakt nam ik mijn pakje op en hield mij
neutraal in den strijd die over dit onderwerp ontstond.
J'eus une soirée charmante chez le bon oncle Jean
avec v. 's Gravenweert et d'Acosta. Le premier a manqué
le but de sa vie en voulant réunir les états différens
de l'homme de place, l´homme de lettres et l´homme de
buiten. Ce sont des choses que le public ne permit
pas on ne donne la permission d´exceller dans
un genre que sous la condition de pouvoir vous
harceler dans un autre. On ne souffre pas celui qui
veut être universel. Croyant s'être acquis quelque
réputation en se présentant Homère à la [onl.] sans
avoir manqué aucunement aux convenances ni
aux devoirs la foideur avec laquelle il a été récompensé
a flétri son imagination et il est désenchanté
au sujet de la vie comme Claude le fut il y a deux ans.
d'Acosta a encore une imagination fraîche et forte[?].
C'est l'homme qui de tous ceux que j'ai vu m'a
réalisé davantage l'idée d'un homme de génie. Nous eûmes
vraiment un souper attique tel qu'on en trouve bon[?]
pour[?] les arts sans esprit de système et la religion sans
animosité les voyages sans prolixité et un flacon
de concentré nous[?] [onl.] chez nous.
Samedi Gied dîna chez nous il y a pas de personnes
avec qui je fais aussi volontiers
la conversation qu'avec lui. surtout quand son flegme
commence un peu à le quitter. Il commence à
rentrer un peu dans la scène active du monde
sur laquelle il est en effet un homme précieux.
De touts mes connaissances c'est celui qui se donne
le plus la peine de penser et avec qui l'on peut
regarder les choses de la vie d'une manière toujours
neuve et originale. Il avoue avec franchise et quelques
petites choses presque de trop peu d'importance pour les
ramasser montrent qu'il n'est pas destiné à rester
toujours monogame. Nous vîmes avec lui la manière[?]
des Grandes pièce très bien écrite où il y a peut-être
trop de réminescences et trop peu d'action mais où
l'on trouve de jolis situations et de jolies vers.
5. Une promenade délicieuse avec Caroline à Zeeburg.
C'était les adieux de l'automne il fallut bien les
accepter, le soleil jetait encore de fort jolis rayons, pour
des rayons de Novembre. Nous eûmes une foule
de souvenirs et de récits et ce fut sans doute la
matinée la plus agréable après le trop fameux et
trop malheureux 1r Septembre.
12. Je ne veux pas en rédigeant trop mes pensées et en
enregistrant mes sentimens à la fin de chaque semaine
retomber dans une monotonie qu'il est bien difficile d'éviter
quand on a toujours les mêmes événemens à craindre les
mêmes sentimens à opprimer. Il est bien naturel que
dans les momens présens ce soit encore toujours le même
ver qui ronge mon bonheur, qu'en voyant tout
expirer plus que je n'avais pu le croire quand voyant
un soutien après l'autre me manquer. Je vis l'état
l'état des choses pis que je n'avais pu le croire qu'alors
quelquefois le désespoir est entré dans mon coeur.
Il y a régné ces jours-ci et je dois avouer que
la lettre que j'écrivais à Pauly contenant la description
la plus exacte de l'état où je me trouvais
il ne l'a aucunement comprise, mais pouvais-je attendre
de lui qu'après un sommeil paisible pendant un
déjeuner léthargique il saisit des traits de feu
que je lui lançais d'une imagination entièrement
exaltée. J'avais tort heureusement je le sentis et ce
qui aurait pu finir par une brouillerie finit par
le lied der freude. Je ne sais encore aucunement ce
qui doit devenir de moi mais Dieu est bon et si je
ne néglige aucune occasion il me montrera le chemin
qui je dois suivre. Que peut-on exiger de moi. Du
travail je le désire et on ne peut jamais m'exiger d'avantage
que ma folle ambition m'en avait imposé, une
économie plus stricte, je suis prêt de l'observer aussi-
tôt que je n'aurais plus le poids de ma maison
à supporter. Enfin je suis prêt à tout faire mais
il faut du calme et dans ma position actuelle tous
ces élans ne servent à rien, il faut toujours en revenir
à la prose. Pauly m'accuse d'apporter souvent dans la
société une gaîté trop factice qui finit par ne
ménager ni les personnes ni les choses il est possible
qu'il dit raison. Il me dit qu'on ne plaindrait plus
si je me montrais plus au naturel. Il convient avec
moi que ce qu'il me faut c'est la littérature c'est
un société où je puis parler de toute autre chose que
de mes occupations ordinaires ou bien le secret de l'intimité
où je puis m'épancher. V. Hall me dit encore que
je dois porter pendant trois mois encore la peine
de mes imprudences. Il se peut qu'il ait raison mais
il est cruel de s'accuser soi-même. J'ai expliqué dans
les pages précédentes à qui j'en croyais j'y persiste et
je ne veux être ni trop fier ni trop humble. Je ne pense
pas que Dieu ait voulu me punir mais qu'il
a voulu me montrer les écueils de ce sentier dangereux
où je cherchais toute ma gloire. J'ai entendu aujourd'hui
un sermon de Koopmans sur les perfections de Dieu. Je ne
pus m'y attacher. La religion surtout pour le moment
doit agir sur mon coeur et non sur ma raison.
And this we know that You are great
And that we self are blind.
La dernière quinzaine de Novembre
Les jours de cette semaine se sont écoulés rapidement. Ayant
puis la ferme résolution de me [onl.] au seul parti qui me
restait de préférer une existence gérée, resserrée peut-
être même humiliante à une vague qui pourrait encore
me rejeter dans des illusions de jeune homme résolu
fermement de choisir le parti que la raison me
présentait et d'essayer du moins pendant une année
si le proverbe Festina lente pourrait me mener à
quelque chose. Je veux me vouer à cette vocation. Quelques
mots pourront expliquer la nature que prirent mes
affaires depuis les derniers mots que j'ai notés a ce sujet.
Eene onvermoeide werkzaamheid van verscheidene weken een
lastig en troosteloos knibbelen met faillite boedels had mij
eindelijk zoo ver gebragt dat ik een soort van resultaat
kon opmaken dat in schriklijkheid mijne verbeelding
te boven ging. De vereenigde verliezen bedroeg twee en een halve
ton Goud, onbegrijplijk is mij nog derzelver zoo grote opklimming
doch deze oorzaken stel ik mij nog zoo levendig voor dat
ik hoop dezelve binnen kort nog eens in de rust van
mijn volgend leven op het papier te stellen. Hiertegen valideerde
ruim [onl.] de helft aan verdiende Provisien en dividenden. Eene
verschriklijke angst beving mij toen ik dit stuk gereed had
en veel leed ik dien avond en nacht. Met dit stuk gewapend
met vier grote tabellen waaruit deze vrij goede stand onzer
Voorlandsche en Oostzeesche zaken bleek ondersteund woonde ik de
volgende Comparitie bij die bij Oom Rahusen plaatst vond. Grievend
was deszelfs begin troostrijker deszelfs uiteind. De kalme
hartelijke toon waarop deze onvergetelijke vrienden mij behandelden
op oogenblikken waarin zij mij toch, ik moge dit ontveinzen
of niet gegronde verwijten doen konden trof mij diep.
Zij besloten eindelijk dat de inrstandhouding van 't kantoor nuttig
was terwijl ik huivrig voor een post thuis met zoo vele
bezwaren, voorzichtigheid en lasten verbonden, een oogenblik daarvoor
terugschrikte. Er wierden toen schikkingen voorlopig beraamd om
de mondelijke belofte, bij de overgift der deposito gelden van
dekking ten koste der volgende erfenissen gedaan, te bevestigen.
Den volgenden dag comparitie met Oom de Clercq die nu
en misschien met eenig recht vreesde, dat ik van
de voordelen die mij jeugd en bekwaamheid gaven misschien
gebruik makende, mijn lot van de ovrigen zou zoeken
af te scheiden. Doch tegen dat ontwerp had de pligt reeds lang
gesproken zo voorwaar pligt om zich ware het ook aan
de laaste zuil van het bouwvallig gebouw te hechten en
te zien weder op te richten 't geen ik dan ook al was het
met de beste inzigten verbroken heb. Onwrikbaar is mijn
lot aan dat van Mama de Clercq vastgeklemd en hoe
dan ook ik moet zoeken mij door te redden. Eenige dagen
daarna soupeerde Oom v. Heuk. bij ons. Eene plegtige en tevens
droevige bijeenkomst, waar men vreesde op sommige
punten neder te komen, en dezelve egter gedurig aanraakte. Ik
sprak toen lang met hem. Zijn eisch was strenger doch
regtvaardig. De onwettigheid van de overdragt eener erfenis
inziende, had hij met ruggespraak van de anderen, het
plan gevormd om te eischen dat de oude lieden zelven
eene obligatie van f 50/m voor zekerheid van 't geen zij buiten
de deposito gelden die zij van ons te vorderen hadden wegschonken
nog eischen moesten. Niets was gerechter dan dat de
eene tak der famille ten minste iets in de toekomst
leed daar de andere ons naar het oog der wereld reeds
afgestorven, meer dan het heden indedaad vergund was, voor
ons waagde. Hier was dus van de kant der billijkheid
niets aantemerken maar groot was het gevaar door de
wispelturigheid van den eenen, en de zwakheid van den
anderen grijsaard die hem niet meer bij de mededeling
eens geheims voor zeker kan doen houden, veroorzaakt.
Fast[?] de Clercq, die waarlijk zich grootmoedig en altoos
voor het behoud van het karakter alles willende opofferen
getoond had, gevoelde al het gevaar van deze mededeling. Behalve
de onaangename toneelen die hier nog volgen moesten, de
droefheid eens vader's laatste levensdagen te verbitteren
ontstond hier de gerechte vrees dat een woord het gebouw
thans door ons met zoo veel zorg opgericht zou kunnen
doen instorten. Sterk en met zicht stemden intusschen onze
weldoeners op dit punt in toen eindelijk een bijeenkomst
met de twee in dit stuk zoo veel belang hebbende vrouwen[?]
wier toestand hier zoo moeilijk en doornig als dochters en
moeders was gaven zij door toegevenheid in dezen een bewijs
van grootheid van ziel dat niet genoeg gewaardeerd kan
worden. Zoo staan nu de zaken en is van Hall bezig
eenen voor alle de partijen zekeren middenweg te beramen
en ik hoop van harte dat hij dezen mag vinden en dat
zij die zoo veel voor ons gedaan hebben gerust voor de
toekomst zijn mogen. Gaarne wil ik dan alle mijne
krachten en pogingen aanwenden om in hun doel te werken. Dat
liefde en dankbaarheid voor hen en zoo ik hoop nuttigheid
eens gedeeltelijk voor hunne afkomst dit zij mijn pligt
waarop de almachtige zijn zegen geve.
Me voilà donc pour ainsi dire placé dans une carrière
nouvelle. Je recommence ma nouvelle vocation, mais sans
cet espoir brillant qui accompagna mes premiers pas.
Ma prédécesseurs s'étaient ruinés en voulant faire
trop pour moi en voulant faire trop. Le chemin du milieu
est-il donc si difficile: Je sens que la vie publique que
je vais mener sera moins brillante que les rodomontades
de Henry et d'autres qui me touchant autrefois au vif
me jetant le [onl.] de couverte dans l'arène me
seraient encore désagréables. Il me faut un avenir et
voyant l'idéal du commerce que je m'étais formé entièrement
détruit, il ne me reste plus que celui de l'exactitude.
Ne pouvant être grand dans de grandes choses il ne
me reste plus qu'une grandeur dans les détails. Il faut
regarder cette vie de son beau côté, c'est par le tems qu'elle
me laisse. Content des devoirs que je me remplis convaincu
de m'être trop occupé dans l'année passée et n'aussi
plus en vacant les heures qui me restent, aux délices
de l'amour conjugal, aux douceurs de la littérature
je n'aurai plus la crainte ridicule de me croire
trop peu occupé. Vogue donc la galère. L'obscurité
et le travail voilà ma devise pour le moment. Si Dieu
le veut je pourrai faire ensuite peut-être une figure
plus brillante, mais pour le moment en évitant les
plaisirs publics et la dépense je ne dois non seulement
sauver ma bourse et éviter de faire trop parler de moi quoique
comme dit v. Hall avec vérité dans toutes mes transactions avec
la société, qui seront nécessaires, je dois être plus ferme
que jamais, puisque le public en impose cruellement à
celui qui se laisse imposer.
La reste des événemens de cette mois trop peu importans pour
mériter des articles séparés ne présente que des tableaux
rians, des jours de famille qui chaque semaine augmentent
en gaîté une soirée entièrement épicuricienne chez
Pauly où le Champagne pétilla dans une chambre parfaitement bien
éclairée après un souper charmant. Ce drôle-là roule dans
les plaisirs de la vie et a le plaisir encore de croire tout
ce qu'il dit parfaitement sage et de trouver tout ce qu'il
possède parfaitement naturel. Une charmante journée avec [onl.]
qui comme nous apprécient les souvenirs et qui peut-être
moins gais que d'autres sont bien les plus sociables.
Une promenade intéressant avec Tijs, un brave garçon quel
dommage que sa vie si extrèmement agitée ne lui
laisse pas ce calme sans lequel, je l'apprécie maintenant,
on ne saurait jouir de la vie. Nous eûmes des réunions
chez notre famille où la franche gaîté présida et puis[?]
assez de ces soirées agréables et solitaires où
nous apprécions le plaisir de pouvoir nous amuser tout
seul. J'eus un moment remarquable avec Charpentes[?] de Kor-
nel[?]. Cet homme de cinquante deux ans routiné dans le commerce
âpre dans sa correspondance qui à force de malheurs
malgré toute son habilleté a perdu un capital de
600/m florins je le vis dépouillant sa masque ordinaire pleurer
chez moi et quand je lui adressais quelques paroles consolantes
me dit Monsieur vous êtes bien aimable de ce ton qui rend
quelquefois la vieillesse si intéressante. Ce n'était pas vertu
chez moi puisque je ne perdais pas tant qu'il croyait mais
cependant je fus attendri. Celui à qui je communiquai cette
émotion me dit qu'il était un fripon comme les autres.
Cela se peut je suis peut-être trop faible dans ces momens-là.
Cela n'est rien de romanesque mais c'est une espèce de
pitié[?] peut-être mal placée qui fait que je me mets à la
place de ces hommes et que je sens ce que j'aurais souffert
si mes débiteurs m'eussent méprisé et il n'est en effet
impossible me dépouiller de ce sentiment Maintenant en avant.
La première quinzaine de décembre.
Après l'éruption du Vésuve lorsque la lave brûlante
a cessé ses ravages lorsque l'azur des cieux se montre
enfin à travers de la flamme rougâtre qui pendant
tant de jours s'est élevée du sein de la montagne tous les coeurs
renaissent à l'espérance, on oublie par les bienfaits
qui devront suivre les fureurs de la nature
qui ne vivent plus que dans le souvenir. Là où les fleurs
de flamme ont coulé, les amans cueillent les fleurs du
printemps, et le soc de la charrue déchire les laves
amorcelées pour attendre de nouvelles récoltes aux lieux
où régnait la désolation. Tel est l'homme, quand l'espoir
commence à se montrer dans le coeur. Les choses n'en
sont-elles pas du même état, que quatre semaines
plutôt. Et cependant tout prend un air moins
sombre, plus riant, et c'est là l'influence du temps
par laquelle tout est entraîné ici-bas. Du moins je
ne me suis pas ébloui, j'ai passé ces semaines à
recueillir autant qu'il m'était possible les débris
de nos malheurs, j'ai travaillé à loisir mais avec
vigilance et j'ose espérer un avenir un peu plus
fortuné, quoique jusqu'ici il soit encore bien des
choses qui me paraissent bien obscures. Il faut me
mettre en garde, de ne pas passer de l'excès du
découragement, à celui de la confiance. Rien
n'est plus précaire encore que notre état. Vigliare
et lavorare. C'est là ce qui nous faut, et nous avons
encore bien besoin de l'aide de Dieu qui nous
a sauvé dans tant de calamités. Avec quelle
rapidité le tems ne s'en va-t-il pas et comme cette
année paraît riche en faits.
Pourvu seulement que je pusse me trouver à sa
fin, au point d'où jetons parti mais ne murmurons
point. Plus libre qu'auparavant je me livre
davantage à mon caractère et accablé seulement
par des inquiétudes, qu'on ne peut changer d'heure
en heure, et qui par là laissent plus de calme
je pris plus de part aux plaisirs de famille.
Ceux-là se montrèrent dans toute leurs gloire. Au
jour de famille chez Henry, je fus aussi fou
que jadis, et c'était même au sentiment de Pauly
une gaîté franche et non la gaîté politique dont
il m'avait accusé. La même gaîté se fait sentir
chez Papa quoique sous un réverbère qui diminue
un peu la lumière, puisque [onl.] Spaansche vlieg et
surtout l'Espagnol ne sont pas des parties fort
cohérentes dans ce jour-là. Pauly il y a deux
mois l'[onl.] juré des castes, y fait maintenant
le boston avec les trois grâces. Cet heureux Épicuriste
et archiviste est fort content de soi et de sa femme.
Il fait des recherches pénibles pour savoir quelle
route il doit suivre pour arriver à Lyon et combien
de chemises il doit prendre avec lui. Sa femme
est charmante, et malgré tous mes pronostics ils
sont et seront heureux quoiqu'ils paraissaient n'être
pas destinés l'un pour l'autre. Leurs inquiétudes
se bornant à quelques escarmouches avec le donne
au sujet de Babine et du lavage. Au reste je suis
chez eux comme chez moi, et cette gelosia della amante
est partie avec le pucelage de ma jolie petite soeur.
Nous passâmes chez eux une soirée où nous
fûmes parfaitement bien reçus malgré que Pauly
eût son visage de migraine. Papa s'amuse à
nos réunions. Gied. ne jète que de tems en tems des idées
mélancoliques. Daan grondé par Paul nous fait rire
souvent. Lotje devient fille d'esprit, Net est toute
bonne, Henriette ravit la famille, et j'aime bien le
bon petit Guillaume. Les autres et même M. Charles le
renfrogne nous laissent en repos et c'est beaucoup.
Cris et Cato furent chez nous, l'ancienne gaîté régnait
et une flacon de Duyren aurait conduit Cris
entièrement dans l'ancienne intimité mais sa femme
n'est pas faite pour les confidences telles qu'étaient
les nôtres. Muller nous fit passer avec sa bonne
épouse une soirée charmante. Que de candeur que
d'amitié Il n'y a pas personne à qui je puisse expliquer
mes idées aussi bien qu'à lui. Nous parlâmes
beaucoup de ter Borg. C'est un homme sublime mais
s'il veut prêcher ainsi, ce n'est pas un prédicateur
pour le public. Il ne peut porter ses auditeurs sur
ce pied de confiance enfantine, et il faudrait avoir
son âme, pour pouvoir juger ses sermons.
Dans son dernier sermon il y avait des choses qui
sentaient le Mysticisme et cependant je crois que
chez lui tout était clair et distinct. Grand-papa
de Vos conserve encore sa vivacité mais s'affaiblit
ses préventions deviennent plus fortes et Muller
s'abstint encore à les réfuter quant à l'ami
ter Borg. Je réunis avec l'oncle de Vos quelque
savans et demi-savans. Celui-ci fit sonner ses
différens systèmes et soutint la conversation avec
ce véritable talent que lui est propre. 's Gravenweert
juge bien et la où il ne veut pas se donner
l'air qu'il n'a pas, avec plus de fermeté et de justesse
qu'on le croirait à son abord, c'est un homme estimable.
Le bon Jean Retemeijer, ne peut agir que par système
et c'est là son malheur. Si quelqu'un qu'il croit
grand homme, dit une sottise il la gobe tout
simplement, et n'oserait la juger. Il regarde plus
le nom que les choses; comme despote du Musée, il
accable les contribuants de ses ouvrages sur le
moyen-âge, et sur le commerce Annéatique[?] dont
bien peu de personnes se soucient, et porte même
le jurare in verba magistri si loin qu'il a dit
à son libraire de ne lui envoyer dorénavant
que les titres des livres. Ex ungue leonem.
Lublink est préférable dans l'intimité
à ce que je crois, à la manière silencieuse qu'il
observe en société. Nous sommes au reste on ne
peut mieux avec notre famille. Mama se remet
de toutes les catastrophes, et nous bannissons
les discours à ce sujet, même de nos réunions où
ils ont présidé le plus longtems, et où les
entretiens à ce sujet occasionnaient quelque [onl.].
Le bon Tijs répond par la franchise et la bonté le
tort[?] qu'il croit avoir encore envers nous de faire
des bonnes affaires avec la Belgique. Les cousines
se sont rassemblées chez nous elles ont ri comme
de jeunes filles, et ma femme dit que Mieke deviendra
Mad. de Vos. Parmi tous ces portraits
différens, qui me passent par la tête je m'ai
gardé d'oublier ma femme je ne veux pas en
dire du mal puisque je ni le puis, ni du bien puisqu'
elle me touche de trop près, et que je veux un peu
la punir de m'avoir forcé d'écrire, encore quatre
pages, au moment où je croyais après avoir fini
le volumineux extrait d'un volume de Sismondi
du moins être quitte. Enfin elle remplit
parfaitement les devoirs qui lui sont imposés, et voit
tranquilement arriver l'hyver dans sa belle fourrure
fruit de mon achat à Riga. Elle protège mes pensées
les plus élevées, comme les plus incohérentes remplit
mes besoins vitaux spirituels et même les folies
qui me passent par la tête. Je n'avais jamais cru trouver
une femme comme celle[?] dans cette bedaarde Caroline qui
se fâchait à tous momens par orgueil et se taissait par respect.
Moi, je suis charmant quelquefois, et j'avoue qu'elle
n'a pas à se plaindre. Au reste elle a tracé autour
de moi un cercle d'illusions et elle est parvenue
à me persuader, que je ne m'amuse nulle part
comme chez elle, que je l'aime plus que tout autre chose
et qu'elle me régale comme le premier Gastronome
de Paris est traité chez Viry et cela tous les jours. Lord
Byron dit que l'amour est un rêve si c'en est un.
J'espère que nous pourrons longtems rêver comme à présent.
Le dimanche paisible Le soleil n'était pas bien
beau, le tems n'était pas bien engageant, et ainsi nous
résolûmes dans l'attente de tous les dimanches qui
allaient suivre bientôt, de garder notre casettina où une
lecture agréable, des conversations toujours animées et
intéressantes, et la conviction de nous aimer et d'être
heureux ensemble nous conduisirent jusqu'au dîner
qui fut partagé par Henri et sa femme avec qui nous
passâmes une soirée tout a fait agréable. Henri je le
répétais encore hier à ma femme n'est pas de ces personnes
enthousiastes qui pourraient se sacrifier pour quelqu'un,
peut-être, il entre dans toutes ses actions même
dans le plaisir qu'il vous fait un peu trop d'égoïsme
moral, mais enfin si chez lui on veut plutôt
regarder aux effets qu'à la cause on trouvera difficilement
quelqu'un dont l'humeur soit plus égale, et la
conversation plus agréable, et tandis que les amis
à grands sentimens, comme je m'en suis hélas apperçu
se conservent pour des événemens de la plus grande
importance, qui peut-être n'arriveront[?] jamais, une connection
telle que celle de Henry, répand du plaisir sur les
menus détails de la vie, qui pourtant arrivent tous
les jours, et accoutument à une familiarité qui
rend l'ami bien plus propre à consoler dans les jours
du malheur.
Kunstbeschouwing bij Retemeijer Wij waren bij den altoos
enthousiastischen Oom Jan, met den Vertaler v. Homerus den
Secretaris v. 't Institut en de Heer Le Normant, als nasleep
van de ontzettende Atlas door Vader Gartman verzameld,
en waarvan ik reeds vroeger iets vermeldde. Het tijdperk
dat wij doortrokken was niet onbelangrijk. Het bevatte
de afstand van Karel de Vde en het begin der
Nederlandsche onlusten. Wegens het laatste gedeelte waren
er eenige spotprenten wegens kerkelijke en staatkundige
zaken, die zeer belangrijk waren en voor hem die eene
Geschiedenis van Nederland, zoo als zij indedaad nog te schrijven is,
opstellen wilde, niet voorbij gegaan moest worden. Na-
derhand was ons gesprek zeer levendig en het discours
over letterkunde en staatkunde bragt ons tot laat in de nacht.
Le souper des Diacres La Bruyère a dit quelque
part quelque chose de bien juste, concernant la manière
dont le luxe se met toujours dans les réunions fixes. Ceci
peut très bien s'appliquer au souper des diacres
qui consista jadis dans un morceau de pain et de viande
qu'on mettait à part tandis que la partie se faisait,
et qui maintenant devint chez notre diacre et confrère
P. Bel une Collation tout en fait brillante où des
mets succulans et des vins exquis couvraient la
table. Chacun se plaint de ce luxe mais on en jouit, et
dit que celui qui comme dit un Spreker[?] n'ait autre
peine pour devenir riche que celle, de faire passer
la clef de son père de son gousset dans le sien pouvait
fort bien subvenir à cette dépense. J'improvisai avec
verve et fus fort content de moi-même ce soir-là
mais le lendemain je me ressentis un peu, non des
vapeurs de la poésie, mais de celle de tant de vins
et je me ressouvins du lendemain de
la noce dans Herman par Salzmann dont les
couleurs sont en vérité peintes d'après nature.
De Witter Rien de plus singulier que l'homme [onl.] dit
un homme qui comprend en effet assez mal les
hommes, mais qui avait raison en ceci. Tout avait
été cette soirée épanchement, gaîté, et il paraissait
que tous étaient frères de corps et d'âme. Le lendemain
je lus mon rapport sur ces misérables loix dont
personne ne se soucie; cependant j'avais jeté ça et
là quelques traits, quelques-uns les ramassèrent et
quoique l'on s'estimât pareillement, ce n'était
plus la familiarité que donnait le lafitte et
le Catenac. Hommes malheureux vous ne vous
sentez épanchés que lorsque vous oubliez un
peu votre amour-propre et c'est une liqueur qui
vous fait enfin perdre la raison, qui doit vous
y conduire.
Théâtre Français Enfin j'avais mis de côté ma
répugnance à me monter en public avec Lina
et nous vîmes ensemble avec bien du plaisir les
deux Gendres que je connaissais depuis longtems, mais que
je revis avec plaisir. Il y a des vers bien heureux. On
passe quelques invraisemblances, pour une intrigue
aussi animée qu'on en trouve peu dans les pièces
modernes. Les gendres furent bien représentés le
reste était médiocre. Le roi et lepâtre était un petit
vaudeville formé d'ingrédiens assez ordinaires mais
qui n'était pas sans gaîté surtout à l'égard de la
position du Sermuller, qui voulant régaler ses amis du
vin de la cave royale, y rencontre le roi pour premier
convive. J'eus dans les entractes un moment fort
désagréable. Je me figurais avec quelle gloire j'aurais
pu conduire ici ma femme, si devenu riche comme
je l'avais espéré, tout le monde m'eut traité avec considération.
Était-ce véritablement le sentiment de mes rêves ou
n'était-ce que l'humiliation de l'orgueil, je ne saurais
le discerner.
A. de Haar Je me liai avec lui la soirée des diacres.
Notre amitié pour Claude un amour égal pour les
meilleurs auteurs de l'Italie, d'Albion et de l'Espagne
nous fit faire bientôt les avances, et nous fûmes
vite en bon chemin. Le Cartenac et l'improvisation firent
le reste. Je rencontrai bientôt chez lui plusieurs traits
du caractère de Claude, cet esprit d'observation, et cette
mélancolie au milieu de la joie des festins ce
sentiment profond d'une tristesse inextinguible en
partie comparable en partie jointe au souvenir d'une
vie peut-être moins pure; tout ceci s'y peignait
mais plus amant des arts par sentiment, que Claude
sa gaîté est moins factice et il cherche moins
a captiver les suffrages. Sa voix a quelque chose
d'intéressant il me paraît comme Claude errer entre
le doute et la superstition, il sent moins fortement
que lui, et son coeur me paraît plutôt la cause
de ses malheurs, tandis que chez Claude c'est sa tête.
En tout cas, je me suis toujours bien trouvé de suivre
mes premiers impressions, cet homme m'a intéressé je
veux le connaître et mes amis me [onl.] si
j'ai d'idées nouvelles, qu'ils ne peuvent m'accuser si
j'en vais chercher chez les autres.
Borger In hem wiens lijkrede en zang in deze
week door Tollens en Van der Palm gehouden wierd
verliest Leydens hogeschool een belangrijk sieraad. Ik
heb hem te weinig gekend om hem te beoordelen. Door
eene onbegrijpelijke leerzucht en gemakkelijkheid van
begrip, had hij zich uit eene boersche afkomst opgeheven.
In eene zekere ruwheid kon men deze afkomst nog
herkennen. Hij had hierbij veel causticiteit, en eene
zeer dichterlijke verbeelding zoo als uit zijne vaerzen waarin
men misschien de wendingen te gezocht zal vinden,
blijkt. Diep ongelukkig in zijne huisselijke betrekking
verloor hij agtereenvolgend met korte tusschenpozen twee
geliefde egtgenoten in 't kraambed. Ik zag hem eenige maal
bij Kemper, en hij woonde nog, doch reeds geheel door
de ziekte aangetast, een gedeelte der Vergadering der
holl. maatschappij, bij. Indien men de lijst van de volgende
werken agter elkander leest, zal men de vlugheid van
een genie dat zich in zoo vele vakken toonde bewonderen
moeten. Leerreden verhandeling (Latijn) over het Mysticismus
en den waren Geschiedschrijver. Vaerzen over den
dood van zijne vrouw, de geboorte van een Erfprins,
het spuwen van een hond, en het Oranje boven roepen
der Leidsche wevers. Het souper bij zijn Lijkfeest
wierd door den boekverkoper die de verhandeling v. Vander Palm
en het vaers van Tollens ter uitgave ontfing, betaald.
Is dit poetisch.
Algemeen Over het algemeen ben ik langzamerhand
bezig, de puinen van ons fortuin eenigsints
op te ruimen en men vindt dan onder in dezelve nog
al het een en ander, hetwelk men niet verwacht had.
Is eens dit oude afgewerkt, hoop ik met nieuwe
kracht te beginnen. Mijne vrolijkheid keert terug
en indien ik het geluk moge genieten in staat
te zijn langzamerhand die schuldenlast van mij
af te wentelen, en onder Gods zegen, vooruit te gaan
dan zoude ik nog regt gelukkig zijn kunnen.
∙24 dec.
Zondag 24 Dec. Nous commençâmes mes dévotions de ces trois Dimanches
en entendant un sermon de Coquerel sur
la parole de l'Ange qui en annonçant la venue
du Messie dit qu'il serait Immanuel ou Dieu avec nous.
Jamais je n'entendis de Coquerel une Exorde aussi simple.
Il montra d'abord dans quelques traits l'opposition continue
dans un peu de mots l'homme fils du néant, et le créateur
rapproché quelle source d'humiliation de confiance par l'un, quelle
bonté dans l'autre. Il allégua la réplique de ceux qui
pouvaient dire, que Dieu étant toujours présent à nos
pensées les plus intimes, cette parole n'annonce point
de miracle nouveau, et détailla les deux nuances diffé-
rentes dont Dieu était avec nous, l'une, cette toute
présence qui tenait à sa nature et par laquelle nous
le trouvons toujours avec nous, l'autre, cette manière plus
particulière par laquelle il a su manifester aux hommes
sa présence plus intime. C'est à cette conviction que se
rattachent nos idées les plus sacrées, nos espérances
les plus sublimes. C'est cette liaison de Dieu avec
l'homme, qu'il faut rechercher et suivre dans les annales
du monde chez le peuple auquel lui-même il a dicté
son histoire.
Quel est l'homme qui ne s'est jamais figuré un
état d'innocence. C'est là ce qui fait le charme de
l'enfance. C'est après une bonne action dans le moment où
la religion nous a touché, que nous pouvons nous
figurer cet état. L'idée de Dieu se joint toujours à l'idée
de cette innocance, et nous voyons avec joie les premiers
pages de l'histoire du monde nous représenter
l'homme dans cet état glorieux. C'est non seulement le paradis
terrestre mais aussi le paradis moral, que Moïse nous a décrit.
Adam put dire dans la force du mot que Dieu était avec
lui: Même après sa dégradation il lui continua ses
espérances. Dans les Patriarches nous voyons les chefs
de la famille d'où devait naître le sauveur. Ils ne devont
qu'à lui leur célébrité, et leur grandeur ils ne sont
honorés que parce que Dieu est avec eux. C'était Dieu qui
fait ressortir la vertu de Joseph, qui conduit Moïse et les
Israélites depuis le Nil jusqu'à Jourdain, qui fait
ressortir sa gloire et sa présence devenue de plus en plus mystérieuses,
dans le Temple de Salomon, jusqu'à ce qu'après avoir
continué ses révélations de prophètes à prophètes, les
oracles se taisent, le temple devient désert, et tout
prépare la naissance de Jésus. Chez les Juifs l'abrussement
de leur état, leur [onl.] devenue le fruit de quelques
bassesses, dévoient leur ôter l'idée dans un suprématie
temporelle. Chez les Payens la réunion de l'empire
sous un seul chef deux langues répandues, la paix
générale favorisant l'établissement d'un nouveau culte,
le paganisme tombant en ruines, les communautés
portant[?] établies, toutes, ces Rencontres fortuites dans
l'oeil de l'indifférent, mais préparées par la Providence
dans le plan du chrétien. Quel contraste dans la
grandeur de Rome et la bourgade dans un désert de
la Judée, où se trouvait la crèche du Seigneur. Ces Romains
orgueilleux que auraient-ils dit, si on leur avait
annoncé que la rédemption devait s'accomplir par un
fils de Marie entouré d'artisans et de péages[?]. Mais ce
n'était pas par sa gloire c'était par sa bonté que
Dieu voulait se manifester. Des solites[?] lancés dans
l'espace des miracles changeant le cours des
saisons, auraient étonné nos sens, et augmenté
notre confusion, mais c'était sa bonté seule que l'homme
demandait, ses miracles devaient être des bienfaits,
ses oracles des pardons. Cette bonté est manifeste
dans Jésus. Il ne paraît dans sa gloire que devant trois
de ses disciples, il fut bienfaisant envers un peuple
entier. Pendant sa vie à sa mort, ses paroles ne
respiraient que la bonté! Succombant sous les tourments
infligés par ceux qu'il sauvait, en mourant, ce furent
ses ennemies qui obtinrent les derniers prières
ce fut la bonté qui inspira ses derniers paroles lorsqu'il
quitta la terre. Chez lui quelle profondeur unie à la
plus grande simplicité, quelles preuves[?] partent d'un
origine céleste.
Voilà donc Dieu avec nous, dans les premiers temps
dans l'ancienne loi, sa bonté sa présence manifestée
dans la mission de Jésus mais ne pourrait-on pas regreter
comme Job de n'avoir pas vécu dans un siècle, éclairé par
de pareilles visions. Ne pourrait-on pas craindre de
ne pouvoir plus dire, avec la même conviction Dieu avec nous.
Mais que chacun descende dans son coeur, au milieu
des élans de la reconnaissance, après une bonne action
sauvé d'un péril éminent, sanctifié par des
convictions pieuses, dans le calme du bonheur de
famille, dans le ravissement de la table Sainte, n'a-
t'on pas reconnu la présence de Dieu. Et dans ce
temple. Jésus n'a t-il pas promis d'assister quand
deux ou trois s'assembleraient en son nom. Son
ministre n'a t-il pas répandu ici les consolations de
l'évangile et lui-même, quand il a pu faire briller les
larmes de l'espérance parmi celles de la douleur n'a
t-il pas senti cette présence. L'homme absorbé dans les
intérêts de ce monde nie cette présence, comme Thomas il
veut voir de ses yeux les plaies du seigneur.
Mais nous les voyons par les yeux de la foi, que
chacun qui a un pardon à demander, qui sent son
âme s'ouvrir au repentir, interroge les replis de sa
conscience qu'il dise s'il n'y a pas trouvé Dieu. C'est donc
dans ses dispositions, qu'on peut célébrer la fête qui va
remplir de joie tous les chrétiens, et voyant la suite
non interrompue par des communications de Dieu, confirmées dans
son Évangile, par l'espoir de l'immortalité nous
pouvons dire avec reconnaissance et conviction Dieu avec nous.
Voilà quelques idées bien faibles cependant vis à
vis de la réalité. Ce qui paraît incohérent était
en effet bien suivi. La feu, comme ordinairement chez
lui, peut-être trop enthousiaste peut avoir effarouché
quelques âmes religieuses qui auront considéré alors
l'homme, au lieu de n'écouter que le ministre de Dieu et
qui auront oublié la vérité qu'il disait pour s'occuper
de celui qui la leur annonçait. Ces coups d'effet risqués
trop, souvent deviennent dangereux et il faut
posséder l'éloquence de Coquerel pour porter une
assemblée comme elle est ordinairement composée, à
un point où de pareils élans paraissent excusables
mais qu'on lise ce qui a précédé, qu'on se figure
toutes ces vérités developpées dans un style plein d'
onction, avec clarté et force, rempli de ces paroles
expressives de ces Phrases qui caractérisent
si bien des époques de l'histoire, qui se gravent
dans la mémoire et que je redoute de rapporter par
crainte de les mutiler, si alors quoique l'orateur
ait parlé une langue étrangère, qui agit moins
fortement sur nos sentimens que celle dans laquelle
nous apprîmes la première fois à articuler le
nom sacré du Créateur, nous revenons plein de contentement[?]
remplis de reconaissance, et d'espoir fortifiés par les meilleurs
projets, humiliés comme hommes et plus fiers comme
chrétiens, si alors une journée où nos relations nous
sont plus chères, nos devoirs plus sacrés suit
les heures passées dans ce temple, si au lieu du
dédain fatigant de cette triste tiédeur qu'on rapporte
souvent du temple de Dieu, de ce mécontentement de soi-même
on sait se rendre raison, de ce qu'on a entendu
si on peut en consigner le fruit sur ses tablettes
si des phrases, quelquefois j'en conviens trop pompeuses
mais sacrées par leur but se gravant dans
la mémoire, n'est-ce pas alors que l'on doit convenir
avoir trouvé la vérité chrétienne. Le monde léger
sacrifiera bientôt à d'autres idoles, de nouveaux
prédicateurs effaceront la vogue de Coquerel, mais je
n'oublierai pas, aussi longtems que je conserverai
[onl.] de mes sentimens le souvenir des momens sacrés
passés dans son auditoire, je ne veux m'inquiéter ni de son
caractère que je ne connais pas, ni de ses dogmes, qui
me sont indifférens, mais je vois et j'entends l'homme public,
qui me retrace non comme quelques échos se sont répétés
le disciple de Talma, mais celui de Jésus-Christ.
Les souvenirs de l'Été de 1820.
Je l'ai connu ce tems, où l'homme absorbé par un seule
passion ne rêvant qu'elle, et seulement entraîné par
son appât séducteur devient insensible à tous les
bienfaits qui l'entourent à toutes les Sensations qui
embellissent la vie. J'ai été guéri mais la plaie a été
cruelle, et ne se fermera pas si facilement. Quoique
pendant le cours de cet été, trop d'événemens devaient me
désabuser de ces illusions fatales, quoique ce que j'écrivis
au 21 juillet, prouve trop bien que je cherchais insistais[?]
à reprendre mon élan vers la vie poétique, cependant
que pouvaient de pareils momens contre un tourbillon,
dont la force augmentait chaque jour et qui si
la Providence ne m'eut envoyé son secours, au plus fort
de mes malheurs m'aurait entraîné tout à fait. Je veux
repasser ses jours je ne veux point les oublier et quelques
mots doivent du moins remplir le vuide de ces mois-là,
d'une période qui me sera à jamais mémorable. Le duel
et la joie se sont mêlées confusément, et mon souvenir
sera bigame comme celui des événemens de cette partie
de ma vie.
Dood van Grootmama de Clercq. Zacht en zalig ontsliep aan eene
haar niet ongewoone, doch echter spoedig verergerde ziekte
Maria Bosch waardige dochter van den onvergetelijken Gerrit
Bosch. Indien het bewijs voor een wel doorgebragt leven, dat zij
dat zij, zoo dikwijls door ligchamelijk lijden gefolterd, door
het afsterven van drie geliefde kinderen, in eenen bloeienden
leeftijd bedroefd, steeds tot aan den laatste avond van haar
leven die kinderlijke blijmoedigheid, en eenvoudigheid
behield, welke den ouderdom zoo beminlijk maakt o wie
verdiende meer dan zij de kroone des levens. Welwillendheid
ontrent allen die haar omringden, vriendschaplijke bezorgdheid
over allen in de minste kleinigheden des levens, o
wie had dit ooit meer dan zij. Zij was sedert eene zoo
lange reeks van jaren gezellin van eenen man die haar
in verstand overtrof, in kracht van geest echter zoo sterk
voor haar moest wijken. Hoe gedroeg zij zich niet in den
noodlottige zomer van 1817 toen zich de afgrond opende O hoe
veel konde ik hier nog bijvoegen, hoe vele aandoenlijke
trekken van de geliefde moeder van mijnen vader nog
herhalen, maar te veel duistere beelden zweven nog ginds
om mij henen. Daar liggen zij reeds beiden bij het stof hunner
vaderen vergaard, wier goedheid wier invloed eens mijne
jeugd bestraalde. Vervlogen zijn de jaren op Rupelmondes
grond, weleer genoeglijk gesleten, verdwenen is de luister
die hen eens omringde, verloren zal ook weldra hunne
nagedachtenis zijn. Drie spruiten van hunnen echt alle drie
zoo wezentlijk edel en goed hebben reeds hun aardsche
huis zien slopen. De vierde zoo 't schijnt tot doelwit
van de pijlen des ongeluks uitgekozen, voert een bestaan
waarvan hij zelf het ontzettende niet inziet, en
ik de lievling de stamhouder hunner famille en
naam, ik wien mijn Grootvader met eenen stervenden
glimlach gerust de belangens van eene zeventig
jarige firma aanbeval, ik heb verspeeld wat nog
te verliezen was, ik die als een zeegnend wezen in
het midden van allen had kunnen staan, ik sta zelfs
onderworpen, hulploos en de erfzonde der schuld ligt
op mijne schouderen. Zegen zij op hun graf zegen dat zij
ook dit niet beleefd hebben O hemelsche vader! gij hebt
mij nog gered aan den oever des afgronds, maar de
beproeving is zwaar. Te veel heb ik in den waagschaal
gelegd, tegen menschen die weinig te verliezen hadden. Te veel!
het gevoel van mij zelven. De hoop eens mijnen medeburgers
tot eenig nut te kunnen zijn. O dit alles is vervlogen. [onl.]
der onafhankelijkheid is alles een ijdel spel, de heiligste
gevoelens in het oog van den medemensch eene
windbel zoo ligt voort te brengen. Doch zoo de geesten der
zaligen met de oogen der hemellingen neder kunnen zien,
dan zullen zij tog ook mijne zwakheid niet veroordelen
dan zullen zij misschien het heerlijk doel van dit
alles inzien, en dan zal mijn zalige vader die zelfs hier
met invloed der tijden zoo moest worstelen, dit bid ik, misschien
van de hoge hemel op mij mogen afzien en door eenen
wenk mij versterken tot het treden naar dat doel hier op
aarde, dat zoo ver is dat nog zoo vele krachten en
inspanning vereischt.
Dood v. Mama Boissevain Nog is de hulde der droefheid
niet afgelegd. Nog vloeiden er tranen uit het hart over
van braven en edelen over het verlies eener zoo
dierbre gade eener aangebedene moeder. Er zijn er zoo in dit
leven die men stillen in den lande noemt van wien
zoo weinig schijnt uittegaan, en wier invloed doch zoo
onbeperkt is, er zijn van die wezens die zoo zacht en
edel steeds in anderen, niet is zich zelven leven, die zoo in
alles deelnemend, in alles hartelijk, geluk en niets dan
geluk verspreiden, die zoo de behoeften van anderen weten
te raden, die zoo weinigen gekend en echter door
diegenen die dezelven kenden zoo onvergetelijk zijn. Zoo eene
edele verhevene vrouw deelde met ons in de vreugden des
nieuwen begonnen jaars en beleefde dieszelfs zomer
niet. Weinig menschen konden mij ooit zoo toevallen, jegens
weinig menschen ben ik ooit door zoo vele banden
van vriendschap, door zoo eene geheime aantrekking die
steeds vermeerderde naar mate ik den kring waarin zij
leefde beter leerde kennen, geboeid geweest. Ik had bijzonderheden
willen vermelden doch ook dit kan ik niet, en wat
baatte ook eene beschrijving van die rampzalige dagen van
angst en bittere teleurstellingen, bij dat hemelsch denkbeeld
dat ons haàr verscheiden achterlaat. Gezegende moeder
van zoo vele kinderen, wie werd ooit meer door
hen bemind, o hoe zwak is hier mijne elendige taal
om dat vuur dier liefde te schetsen waarmede zij mij
hare lieveling overgaf, en die bezorgdheid die nog in
hare vroegere bedenkingen ontrent mij heerschte. Zij beminde
mij dit weet ik, doch heeft zij nooit gevreesd dat dat
woeste dat harde dat eens zoo sterk en God zij eeuwig gedankt
nu minder in mijn character ligt, den zachtheid van
die mij geschonken Engel zoude kunnen kwetsen, Neen
heilig beloof ik het nog maals, zoo waarachtig als mij uwe
dood de tranen der diepe rouw gekost heeft gij kunt veilig
en gerust den dag der eeuwige wedervergelding
afwachten, ik zal den mij geschonken parel bewaren. O
zou ik dit ooit vergeten toen ik haar de laatste maal
zag en zij den nu pas geboren Willem met zulk eenen
hartelijke onbeschrijflijke moederlijke blik, al ware
het haar eerste zuigeling geweest, aan haar hart
zag drukken. Heerlijk streelt mij nog dat beeld, het
laatste onder hetwelke ik haar zag. O Gij die ik zoo
kort maar zoo hartelijk moeder noemde, hoe veel zou
ik hier nog bij kunnen nog bij wilen voegen, maar
zou dit mijne herinnering zou dit onze liefde versterken.
Zou ik dien dag vergeten toen ik voor de eerste maal in
mijn leven agter het hulsel van een geliefde wankelde
toen ik den afgrond zag, toen ik agter den zwaar beproefden
broeder henen trad, toen ik weder in 't rampvol
huis teruggekeerd, alle de troostloze kinderen, toen ik weduwnaar
en zuigeling te gelijk moederloos zag, toen ik den
egtgenoot na zulk een lange reis te zamen op dit
pad des aardschen levens afgeleid te hebben daar op eens geheel alleen
zag staan. O zij zijn vervlogen de herinneringen
aan die dagen toen ik duizenden dacht te
winnen, en mij op eene trap van grootheid en rijkdom
dacht te heffen, doch zij leeft zij glinstert nog voor
mijne oogen iedere bijzonderheid van dien verschriklijken
doch zoo leerzamen dag, toen de aanspraak van
den verlaten gade om toch dat juweel dat ons is
toevertrouwd te waarderen, het treffendste was, dat
ik immer hoorde of dat ik misschien ooit weder
horen zal. Zie daar dan weinige woorden, maar
zij zijn gevoeld geworden, O en hij, de laatste
vrucht van haren stam, hij zal mij ten lieveling zijn.
Jongen Willem, gij zult bij mij komen bij mij spelen
en stoeien. Geeft God mij geeft hij Lina de afgebeden
kroost, wel nu gij zult als een broeder met hen huppelen.
Jongen heb ik geen geld, wijsheid die mij de ondervinding gaf
woorden en klanken met en zonder kracht die men
mij leerde, dit zal ik u geven. Blijf ik arm word ik
misschien miskend, deel met de mijnen deze bladen
als God mij wegneemt, verdedig mij dan, en wordt een
stam ook in 't eind verdroogd, gaat dit gekrabbel den weg
van alle manuscripten, dan wacht mij die groten dag af
waar het woord des almachtigen en door Christus verkondig allen
moeder en kinderen, geslachten en geslachten, eeuwig vereenigt.
Fêtes Passons à un autre sujet. N'oublions pas
deux unions heureuses qui s'accomplirent.
Noces de Westendorp et Mimi Dans des pages précédentes j'ai
assez vanté leur amour, leur franchise, leurs espérances
fondées, qui enfin s'accomplirent. Malheureusement une
indisposition de Westendorp rallentit un peu le
marche des plaisirs de ce jour de noce. On fêta d'abord les
fiançailles chez la bonne Mama Westendorp fort embarassée
de ses préparatifs, mais où cependant tout alla le mieux
du monde. Ensuite la tante Westendorp personne assez
difficile à traiter, donna un dîner à Rosenburg où la
fiancé assista, la fièvre sur le corps et d'où nous revînmes
dans un bourrasque chez nous. La noce eut lieu avec gaîté
quoique troublée par la mort de la bonne maman Boissevain
qui eut lieu environ la même époque. L'alcôve était
artistement arrangée avec des fleurs et des guirlandes je
lis un vers les jeunes gens s'échappèrent un peu nonchalam-
ment. Muller avait prononcé le matin un discours qui
n'était pas aussi bien appliqué aux circonstances, que le
fut celui qu'il fit à ma noce. Ils devinrent heureux
se firent bientôt un enfant et tout ce qui entoura leur
mariage porta l'empreinte de la gaîté du contentement et
de la cordialité plutôt que d'une élévation poétique.
Noces de Pauly et Margo Leurs amours après avoir traîné
d'abord dans une longueur assez insipide, avaient été troublés
par [onl.] affreux malheurs, et perdant entièrement leur gaîté
et presque leur santé il parut plus que jamais tems
qu'ils se mariassent enfin. Plusieurs obstacles s'opposaient
à ce que leurs fêtes furent bien gaies. Cependant les
fiançailles chez Papa, furent assez animées jusqu'à
ce qu'au dessert un mot anima une explosion terrible.
J'étais exalté les autres ne l'étaient pas moins et
ainsi je n'en saurais faire une description bien juste.
Le dîner de noce fut plus agréable et moins composé
d'un mélange si cruel de joie et de douleur. Le bon vin
y ruissela. J'étais gai sans être trop enthousiaste.
Gied et Ko Bruin y moi donnèrent des
vers[?] et de l'esprit et Pauly se hâta après le dîner
d'aller jouir d'une nuit qui ne fut pas
pour lui la nuit de ses noces. Le lendemain il
se mit en voyage, et puissa jusques à Clèves au
milieu d'un tems assez désagréable. Nous leur avions
donné la revenge de la fête de Vredenoord dans une
fête charmante que nous lui donnâmes à l'Aardenhout.
Gied les invite de se promener avec lui en calèche à
Harlem. Sans s'en douter ils sont surpris à chaque
tolhuis: d'abord une pipe ornée, ensuite un bouquet,
enfin un vers. S'approchant de l'Aardenhout ils virent
une [onl.] ornée de fleurs et à peine eurent-ils
le [onl.] de s'étonner qu'ils virent sortir leurs amis
Kato Mimi Kato de Clercq et Ant. v. Hall en paysannes.
La chambre étoit arrangée en dedans avec autant de
goût que possible. Nous nous promenâmes dans l'Aarden-
hout chantâmes riâmes et eûmes enfin un dîner
charmant en plein air, où Gied assista en maître d'école.
Jamais les préludes d'aucune partie ne furent
si agréables que celles-ci. Je n'oublierai jamais le
tour charmant que nous fîmes le samedi-soir allant
à Haarlem avec tous nos comestibles, notre arrivée chez
v. der Berg etc. etc. La malheureuse interruption que causa
la chat de Linnenschmidt qui l'on vint annoncer aux
Gildemeester n'eut pas un effet tel qu'on auroit pu le craindre.
Je ne veux pas puisser plus loin la description de cette
période, il suffit qu'elle n'ait pas passé sans souvenirs.
Je ne veux pas parler de mes travaux, le petit ouvrage
destiné à ceci, en contient assez les résultats. Ces jours
fameux du 1 Mai et du 1 Septembre ne sortiront pas
si vite de ma mémoire, ce Dîner ou assistoient Kerkhoven
Wolframmsdorf Clinckepeer Van Loor Van Lingen, Langgutte
de Bor Buijsschen[?] ne s'oubliera pas. Ces
soirées chez De Ko[?] où je n'ai plus jamais remis le pied
le dîner tumultueux des Brabançons chez
Braakman triste présage de ce que devoit arriver
quinze jours plus tard tout cela est bien empreint
dans mon souvenir. Nous n'eûmes que bien peu
de trêves dans ce chemin laborieux nous eûmes
bien de la peine pendant cet été-là a rouler la
pierre de Sisyphe. J'eus bien peu de momens à
donner à la lecture. Même les Dimanches étaient
occupés par un travail assidu. Je ne sortis de
ville que trois fois la fois décrite, celle par la
fête de Pauly, et une troisième fois encore nous fîmes
une excursion vers S. Baren où Mama avait
demeuré pendant quelques tems. Nous fîmes une
tournée dans les environs et jouîmes d'une
vue superbe, mais la même journée fut troublée par
la mort de la tante de Vos qui tâchait envain de
rétablir sa santé dans ces beaux lieux. C'était une
femme sans grand génie, mais d'une douceur et
d'une patience à tout épreuve qui souffrait en chrétienne
et fut pleurée de tous ceux qui la connurent. J'eus
avec Henri une Nuvoletta qui aurait pu devenir
la plus sérieuse de toutes celles que j'eus jamais avec
aucun de mes amis. Je crois découvrir dans son
caractère des traits qui me déplaisaient fort. J'avais
chatouillé ma femme il m'avait dit une brusquerie,
je me fâchai, tout ceci est passé nous sommes mieux
ensemble que jamais, et je suis content de n'avoir
pas suivi alors mon premier mouvement. Quoique
toujours fort bien avec maman nous désirions toujours
davantage de sortir de la maison paternelle et de
faire logis à part. L'absence de Mama nous avait
fait goûter les premices de cet état et ce fut par
une espèce de hasard, que nous allâmes voir des maisons
et que heureusement la première que nous vîmes
nous plut. Je fus et suis excessivement content de
cet événement et je ne crois pas que sans ceci
quoique peu important en apparence j'eusse si
bien pu résister aux chagrins que ont m'obsédé.
C'est au milieu de tout cela que se passait l'été.
Jouissant en apparence, et en idée de l'argent
que j'avais gagné ou crus gagner y joignant mon
héritage j'avais peine à ne pas me laisser aller
aux illusions de la prospérité et j'avoue que ma
femme fut en cela plus raisonnable que moi. Joignant
tous les événemens, je me figurais dans ma maison
ayant un joli petit enfant, f 20 - f 25.000 de Capital à la
fin de l'année faisant toutes les affaires de la
Belgique et de l'intérieur accumulant des gains
licites et énormes formant de la maison le rendez-vous
de la gaîté et du luxe honnête, réunissant des
gens de goût et de littérature devenant Mécène encore
plus que poète, mais le pot de lait se cassa. Je
ne veux pas entrer dans les détails affreux de ces
jours tout est encore trop fraix et je ne veux
pas déchirer tous les appareils. Le premier
septembre était passé. Je croyais avoir fait une
action bonne et profitable en sauvant Wolframmsdorf.
C'était un vendredi. Après un travail opiniâtre j'avais
tout achevé le Mercredi j'allai avec calme de coeur
chez la grand-mère Retemeijer. Le lendemain c'était un
jeudi, je bordai ma femme tant soit peu au jour de
famille dans cette espèce de satiété que le bonheur
donne souvent aux hommes, j'avais expliqué le
même soir encore à P. v. Eeghen comme j'avais bien
arrangé toutes choses... Je m'endormis[?] croyant en
conscience n'avoir rien à craindre. Le lendemain un
coup de foudre me réveille Wolframmsdorf a fait
faillite. Une foule de malheurs dont l'idée
me fait frissonner, suivirent ce premier éclat.
Toute l'illusion fut détruite en un moment. Le
calme était perdu, et après les agitations les
plus terribles, je ne pus retrouver les sens ni le
repos qu'au moment qui me dicta les premiers
lignes après que j'écrivis entré dans cette maison.
Plaise à Dieu que celle soit plus propice.
Boeken Sedert 1e Oct. gelezen
Pigault le brun l'Égoïsme nous le sommes tous.
Comme partout chez Pigault beaucoup d'esprit, un dialogue
animé des idées charmantes. Le commencement pique la curiosité
c'est Versac le philantrophe qui fait tout par l'égoïsme et
d'Alacre légiste qui agit par philantropie. L'histoire de
Moufflard est très jolie. Les moeurs sont pures dans cet
ouvrage mais la fin où l'auteur déploie sa connaissance
du monde à la manière de Mephistopheles attriste.
Alphonse de la Martine Méditations poétiques Un nouveau
météore dans la république des lettres. Des vers français
où respire le sentiment et la force d'idées caractères qu'on n'y
trouve pas souvent. C'est un Young français qui en effaçant
Thémis parle une langue qui n'a pas été connue devant
lui dans la poésie française. Il y a des expressions
hasardées qu'on ne doit pas analyser mais aussi il y a
du sublime dans la force du mot. Les grands morceaux
comme Dieu, la foi, À Lord Byron la prière ont le mieux réussi. Comme
Dante il a perdu sa Béatrice et ses malheurs donnent
à ses beaux vers une teinte mélancolique et sublime.
On peut dire ce qu'on en veut, mais si ce n'est pas là de la
vraie poésie, je ne m'y connais plus.
Meiners Uber das mittelalter 1 d. Die wichtige Untersuchung ob
die Völker des guten alten zeits glücklicher wie wir waren wird
hier behandelt mit viel gelehrsamkeit und überall siegreich
für unsere Zeit entschieden. Obschon es her und da wie
eine Declamation laut und die unaufhörliche Auffühlung
von Greuel und laster den Leser ermüdet so findet man
hie und da sehr belangreiche Züge obschon es in ganzen
wahr sey, dass man immer den Laster eines Jahrhunderts
wohl in einen Brennpunct sammeln kan ohne dass dieses
für das ganze entscheidet. Wollte man unseren Zeit nach
den greuel der Revolution, des spanischen Kriegs etc. beurtheilen
welch ein grässliches Gemählde würde man nicht aufhangen
können. Indessen bleibt das werk für den Geschichtforscher von
vielem Werth, und die Beschreibung der Sitten von dem Inselbewaher
auf St. Kelda[?] und auf Nantiket[?] ist sehr anziehend.
Mad. de Staal Delphine Je dévore les ouvrages de
Mad. de Staal à mesure qu'ils paraissent dans la
collection. Ce roman-ci est en vérité bien moins
intéressant que Corinne par les détails mais plus
par le sujet. J'aime encore mieux Delphine que
Corinne et Léonce qu'Oswald. Je suis à la fin du
1 volume et je ne sais pas encore comment tout cela
doit finir. À la vérité cet ouvrage se rapproche bien
plus du roman ordinaire. On s'impatiente de ce
que cette Mad. de Vernon n'est pas plutôt devinée. On
croit qu'ils aurait pu s'entendre plutôt mais
enfin quoiqu'on dise la lecture est attachante, la
lettre de Mad. de Lebense m'a beaucoup plue. Comme on
s'intéresse plus au sujet on lit plus rapidement que
Corinne et c'est par cela que j'ai pu bien moins remarquer
le style car on ne fait pas facilement deux choses à la
fois.
Oratio pro lege Manilia Un exercice Latin négligé
depuis bien longtems, l'éloquence en est belle mais
le panégyrique est outré et je n'avais jamais cru Cicero
si grand adulateur. Middleton doit avoir eu de
la peine à le justifier sur ce point-là.
Il discernitore Il y a des bonnes choses et j'ai seulement
voulu remarquer que les extraits du Comte de Cassignac[?]
m'ont plu beaucoup. Le choeur de cette tragédie est
un des plus beaux morceaux de poésie que j'aie lu
depuis longtems.
Saffo Pour lire un ouvrage Italien j'ai pris celui-
ci ayant remarqué dans le Discernitore qu'il était
de l'auteur des Notti romane. Connaissant ce
sujet et tout ce qu'on pouvait en dire il est assez difficile
de digérer ce volume entier sur ce sujet mais il
faut convenir qu'ici il est traité de manière de
maître. Il y a par ci et par là quelques longueurs et des redondances d'adjectifs
mais cependant il y a souvent la naïveté attique et
avec parfaite connaissance des moeurs grecques qui
en rend en effet la lecture très agréable.
Dans le beau morceau de Hallen aidé de Muller
et de mes propres extraits j'ai voulu m'enfoncer encore une
fois dans l'histoire d'Italie en effet bien intéressante.
Je veux relire Sismondi je l'ai parcouru[?] ne connaissant
encore ni la langue ni les auteurs du pays
et il doit aussi en être maintenant bien plus intéressant.
Si je veux travailler sur le romantique il faut pourtant
commencer par Dante.
Van Hallams Geschichtliche Darstellung des
Mittelalters heb ik met veel genoegen gelezen. Het
was het eerste boek dat mij bij den vloed van ongelukken, die
nog in het vorige huis op eens nederstortteden eenigen
troost gaf. Hoewel hetzelve juist niet veel nieuw bevat is
het een zuiver en beknopt tafreel van den toestand
der regeeringen gedurende de midden eeuwen, eene
welsprekende herinnering aan al hetgene men weet of
gelezen heeft. Frankrijk en Italie wierden na mijn
inzigt het best behandeld. Het geheel gaf mij over het
algemeen een juister begrip ontrent de middeneeuwen
en een nieuwe zucht mij weder aan de beoefening
der geschiedenis te wijden. Uittreksels zijn er niet
van te maken dewijl alles te veel in elkander gedrongen is.
Door het Capittel van het leenstelsel dat te veel
in het juridische viel, was het mij niet mooglijk
geheel door te dringen.
Delphine 2 et 3 J'ai lu les derniers volumes avec plus de
calme et plus d'intérêt. Ils sont plus riches en événemens et
j'en appréciai davantage le style. Après avoir lu l'examen
par Mad. de staal elle-même celui par Mad. Necker de
Saussure et enfin le plat persifflage que la partialité
a consigné dans le spectateur français je trouve que
Delphine est un ouvrage de mérite qu'il manque la
couleur locale qui fait tant de bien à Corinne que ce
but et tous ces raisonnemens pour savoir si on doit commander
à l'opinion ou s'y résigner ne laissent point des idées
bien claires, mais que les beautés de détails sont
inimitables. Ce n'est pas un livre qu'on doit lire
pour le roman seul, car on aime toujours que les personnages
soient heureux, et ici on est sans cesse impatienté
par les obstacles qui naissent l'un après l'autre. Le premier
dénouement où ils finissent par s'entendre parfaitement
et meurent presque dans les bras l'un de l'autre
donne des consolations malgré sa cruauté mais le second
dénouement quoique j'en conviens apportenant davantage au
tissu du poème laisse une impression bien triste, on
s'impatiente conte Léonce qui prouve l'inconstance
assez naturelle aux hommes de la manière la plus
prosaïque. Toute cette histoire de M. de Valorbe cet emprison-
nement dans sa chambre vengeance puérile et ridicule, ces
vaines [onl.] peut-être nécessaires dans le Roman ne
me plaisent aucunement. Delphine doit être vraiment
présente chez les Catholiques zélé. Des dignes conseils[?]
par eux comme respectables y sont traités avec un scepticisme
dangereux pour eux. Quant au protestant il n'y
trouvera que le tableau des diverses opinions qui ne pourront rien
changer à la sienne. En général l'influence de l'exemple se
perd beaucoup dans un pays où la société n'a pas cette
empire si tyrannique, et où les duels ne sont pas
à l'ordre du jour. C'est un ouvrage qu'on ne doit pas
lire, lorsqu'on le dévore encore, pour en saisir le contenu,
ou bien imiter ces personnages, mais qu'on doit lire
et relire alors qu'on cherche dans un ouvrage français cette
profondeur que Mad. de Staal avait puisé dans les
écrivains allemands et qui devait peut-être s'exprimer
en des mots plus hardis que ne comportait la langue
belle mais quelquefois timide de Louis 14. Ou le relire quand on
veut trouver dans ce cadre nos sentimens décrits avec
le pinceau le plus délicat, des observations qu'on avait
fait cent fois et qu'on n'aurait pu décrire retracées ici
avec la justesse la plus frappante, les nuances des passions et des affections
les plus intéressantes, distinguées avec une vérité étonnante enfin
lorsqu'on y voit une femme répandre la
clarté et les agrémens sur les sujets qui y paraissent
les moins propres, on recule devant son génie
qu'on n'apprend à apprécier, qu'en l'étudiant de plus
en plus dans ses ouvrages.
Bilderdijk ondergang der eerste wereld
Reeds vliegen de gedichten van de la Martine op vleugelen van
de faam naar alle bibliotheken en hoe weinig zelfs geleerden
hebben de ondergang der eerste wereld gelezen een stuk waarop
ons volk trotsch kan zijn. Dewijl ik het doel nog
niet vat uit deze twee zangen kan ik nog niet weten
waartoe die eeuwige strijd tusschen de reuzen en de Hemathieten
dienen moet, doch mechanische beschrijving van de
strijd van ongeoefend volken vond ik nimmer van eene
diergelijke schoonheid en zonder eenige overleveringen boeit[?]
die heerlijke beschrijving het belang van de geschiedenis van
geheel denkbeeldige volkeren. Over de episode van Elpine
is veel en niet zonder reden gezegd. Deze wezens half geest
en mensch, die ineensmelting dat denkbeeld van het paradijs
te herwinnen, die gelatenheid van Elpine, dit alles moet ieder
die zulks leest medeslepen. Het alles staat egter op
zulk eenen hoog standpunt dat men niet als men dit
gedicht leest met die gewone Empfanglichkeit voor dicht-
kunst die wij ook in de bezigheden des levens
behouden uitgerust moet zijn, maar waarachtig poetisch
gestemd zijn want hier vooral il n'y a qu'un pas du
sublime au ridicule. De geestenvergadering bevalt mij
het minst van alles. Fual is een soort van Albadonne.
Sismondi 1 2 3 Je relis avec bien du plaisir les tems
héroïques des Italiens et j'amendais mes annotations historiques.
Le 1 volume contient l'existence courte mais intéressante
des républiques maritimes du royaume de Naples la 2e
la grande lutte entre les républiques Italiennes. Frédéric
Barberosse le 3 le règne intéressant de Frédéric la
seconde lutte des villes et leurs malheureuses désertions
qui firent bientôt disparaître la liberté dans le
nord de l'Italie. Mon extrait sur l'Italie était trop
court et cet ouvrage me met au fait de bien des choses
intéressants. Retemeijer dit que Sismondi est peu trop critique
mais il cite ses autorités tout comme un autre
Halam qui a étudié le moyen age au fond [onl.]
et je n'ai pas le droit d'être plus difficile
que lui. Il est vrai qu'on y trouve pour le moins
autant de volumes et sur l'hist. des tyrans que sur
celle des républiques, mais le style est bien entraînant
et quoiqu'un peu irrégulier et l'esprit de la liberté
y règne et donne à cette histoire un but et un
intérêt moral. Il y a des différences entre les historiens
comme entre Mad. la Fuir[?] et Pineman[?]. Retemeijer qui
ne voit jamais qu'un objet à la fois voudrait faire
de tous les historiens des Hume et des Kluit ils
sont beaux mais pourquoi mépriser les autres. Son
école est toujours exclusive tandis que Virgile
au lieu d'imiter Homère et rien qu'Homère sut
même tirer de l'or de la fange d'Ennius.
M. Martin ou l'observateur Un commencement et
quelques aventures très piquantes, des réflexions qui
sentent bien Pigault le brun des tablaux
plus chastes qu'il n'en présente ordinairement
la scène au coq hardi, le voyage à St. Germain, Bénéfice
et Surette ont bien de gaîté et seulement c'est dommage
que comme dans plusieurs autres Romans de Pigault la
fin afin qu'elle étonne est bien triste car
arrêter ses lecteurs au tombeau des deux amans quand
on crut les sûr[?] arrivés bien au port laisse pourtant
toujours une sensation bien désagréable qui
inspirent de l'animosité contre le livre et
empêchent qu'on ne le relise.
Sismondi vol. 4 et 5 La scène se rétrécit[?] l'intérêt diminue
ce n'est plus l'histoire de la liberté c'est celle
des Tyrans qu'on lit. Çà et là l'haleine de l'auteur
paraît se lasser un peu. Florence seule conserve quelque
intérêt. Le tablau se rétrécit trop, les acteurs sont
trop peu intéressans. Les défauts du sujet que
Sismondi choisit se font trop sentir.
V. Hall Messala 2e deel. Dezelfde aanmerking die
ik op het eerste deel maakte. De zamenspraken zijn
te veel gezocht er is niet genoeg afwisseling. Even als
in de Plinius secundus zijn er te veel gesprekken.
Messala is niet genoeg hoofdpersoon om het
belang van twee delen op hem te vereenigen. Smaak
kan men echter aan dit deel niet ontzeggen, vele
der vertalingen zijn uitmuntend en ik genoot een
heerlijk genoegen toen ik eenen avond sloot met
het lezen van dit boek, met Tibullus Horatius
en Ovidius om mij heen. Een paar 'Elegien'
v. Tibullus leerde ik nu eerst begrijpen daar
ik mij tot nu toe niet verder dan de bekende
had durven wagen. En het Carmen saeculare, dit
was mij nog nimmer zoo goed bevallen.
V.d. Palm vert. het Boek v. Job Nooit had ik dit heerlijk
dichtstuk zoo bewonderd. Door de voorafspraken leert men
deszelfs samenhang bevatten en verdomd bij dat krachtig
oostersche bij die gehele poetische taal waarvan onze
verbeelding het ware bijkans niet vatten kan. Dat
geheel in beelden spreken, in beelden zien en denken
is iets anders dan om de twintig prosaische regels
een gelijkenis van eenige regels in te vullen. Hoe
ontzettend klein worden wij en alles wat wij dichtkunst
noemen daarbij!
Ivanhoe Un des Romans de Walter Scott dans lequel
la peinture des moeurs est bien exacte, le sujet bien
intéressant. On y voit la dernière lutte des Saxons, leurs
moeurs, l'esprit des Croisades des templiers les caractères
de Richard et de Jean sans terre, la description exacte
d'un tournois, l'état malheureux des Juifs, les
fools si éternisés par Shakespeare enfin ce roman
quoique lu en traduction m'a inspiré un désir
bien vif pour connaître les autres ouvrages de cet
auteur en original.
Sismondi 6.7.8. Moins de momens intéressans une
narration quelquefois un peu trop détaillée d'événemens
obscurs, cependant j'ai relu cet ouvrage avec bien du
plaisir. Mes extraits contiennent le résultat de ces
lectures et je fus bien content des louanges que Halam
donne à Sismondi et qui le vengent des critiques qu'il
a soufferts et qui attendent chaque auteur et surtout
celui qui ne veut flatter aucun parti et qui aime
la liberté pour elle-même.
Oeuvres de Lord Byron Childe Harold 3 et 4 Don Juan
Je ne me permets pas encore de juger cet auteur pour ainsi
dire indéfinissable, chez lequel on trouve les choses les plus
sublimes à côté des plus triviales, l'admiration de la vertu
à côté du plus triste matérialisme. C'est un des hommes
sans doute les plus difficiles à juger et étant revenu
de ma connaissance des hommes que je croyais avoir 1 Sept.
de l'an dernier; je ne m'y hasarderai pas. Childe harold est une
idée assez bizarre mais les détails les descriptions de
l'Italie, de la Suisse, sont superbes. Don Juan est bien plus
bizarre encore et c'est pour ainsi dire une vraie
débauche d'esprit qui quelquefois pétille d'esprit et
quelquefois rebute, tandis que des morceaux pleins de
sensibilité comme celui de la mort des deux fils à la vue
de leurs pères ressentent d'une manière bien singulière.
1821
Zonderling zijn de verschillende begrippen door velen
aan den eersten dag van 't jaar gehecht, en hij die
zijne denkbeelden gaarne zoo veel mooglijk van den
loop der omstandigheden afzondert, ziet gaarne deze
dag waarin zoet en zuur, aangename en onaangename
herinneringen, zich zoo op een hopen, voorbij gegaan.
Hoe genoeglijk nu ook onze herinneringen wegens gezondheid
en huislijk geluk waren, zoo moesten natuurlijk de
gebeurtenissen van 1820 eenen somberen sluier op den
dag werpen en toen wij het naderen van dat uur hetwelk
de scheiding aanduidde, bemerkten moest het ons natuurlijk
treffen hoe veel moeite en arbeid door ons zoo
vruchteloos in dezen loopkring verkwist wierd en hoe zoo vele
dromen van aanzien verdwenen zijn. Doch wat geniet ik
nog niet. Mijne eer en de achting van anderen deze heb ik
behouden, en dit tog is veel. Groot waren de ondervindingen
van dit jaar, verschrikkelijk sommige derzelven, doch
menige drop van balsem is ook reeds in deze wonden
gevloeid, doch veel zeer veel moet er gebeuren, eer ik eens
met eenige bedaardheid op september 1820 terug kan zien.
Doch God regeert, dit gevoel ik, dit doorgloeit mij met
het denkbeeld dat met moed en kracht alles nog weder
beter kan en zal worden. Welaan ik wil dan hier niet
uitwijden of in te vele bijzonderheden treden. Werkzame
dagen hebben mij nog in het begin des jaars opgewacht
en dus moet ik kort zijn. De ochtend van den Nieuwjaarsdag
was zeker al zeer verre van aangenaam te zijn. Al
ligt, voor hem die wat veel gevoelt schijnt het eene
of andere puntig, dat slechts het gevolg van vriendschap-
pelijke bezorgdheid is. Dit is mijn troost ik gevoel sedert
den laatsten tijd, in mijne eigene achting niet verloren
te hebben, en voortdurend hopend durf ik tot God opzien.
Wij bragten den avond bij Mama de Clercq zeer genoeglijk
door met J. de Vos die indedaad na het gebeurde
vriendelijker dan ooit zich tegen ons gedraagt en dien
ik daarvoor hier gaarne mijne hartelijke dankzegging
betuig.
2 Jan. Il est agréable quelquefois de se trouver l'ancé
pour quelques momens hors de ses liaisons ordinaires
et se trouvant transporté dans une autre sphère de troquer
pour quelques momens le rôle d'acteur contre celui
d'observateur. V. Hall m'avait invité. Je lui dois
de la reconnaissance pour des soins assidus mais cependant
nos caractères ne pourraient facilement s'entendre.
Épicurien par goût ne voyant les arts que de leur côté
sensuel, rapportant tout au but d'en plaire où d'en
imposer, il n'a pas d'idée de cette grandeur plus morale
de ce point de vue plus grand sous lequel les arts
tiennent à cette chaîne immense, qui nous conduit à
l'être suprême qui nous a crée, et qui nous prépare
un jour une béatitude éternelle. Il avait réuni
chez lui des contrastes assez marqués. P.J. Ameshoff
philantrope ardent, tenant à une famille rigidement
religieuse avec une femme bonne et simple avec cette
cordialité et bonhomie provinciale qu'on trouve par exemple
dans Mad. Westendorp. Ses deux frères riches et amis
des arts appartiennent à la même catégorie quoique
la chronique scandaleuse a bien appuyé qqfois sur
la vie antérieure de l'aîné d'eux, cependant
tout ce que je lui ai entendu dire fut toujours
loyal et généreux. Je ne les connais pas assez
pour juger plus loin. M. Barensfeld anglomane à ce
qu'il paraît par goût et françois habillement, sa soeur laide à faire
peur, mais habillée de la manière la plus élégante [onl.]
y faisaient un contraste bien singulier et elle aussi
que ce M. Passavant qui en vérité rappellait par la physionomie
et sa manière de parler les douaniers du régime français
faisant renaître devant mes yeux l'image de
la fête tout à fait singulière que nous donna M.
Noltenius lors du retour de Claude. Thijssen espèce de
scepticus, qui prouva par son discours sur Tulp
qu'il ne manque ni d'esprit ni d'érudition était
froid. Enfin vint le prof. Mol doué du don malheureux d'un
visage fort rébarbatif noirci dans l'opinion publique
à cause de ses sentimens qu'on dit fort libres, ce que
j'ignore tout à fait. Une intrigue qu'on lui attribue
avec Mad. Wills et le suicide de cette femme qui
lui fit oublier d'épouser Me. Metelerkamp, son mariage
postérieur avec une belle Utrechtoise qui lui dut
sacrifier par ordre de ses parens une inclination déjà
formée, forment peut-être des griffes plus importans mais
ce n'est pas à moi de les juger. Enfin le discours était
peu animé. On en fut aux propos du jour. Je sentis une
espèce de retenu que je sentis toujours quand je crois être
avec des personnes dont les idées sur la grandeur morale
de l'homme, ne sont pas d'accord avec les miennes. Ensuite
je sais que v. Hall est quelqu'un avec qui je dois
conserver ma dignité. Si une fois je m'abandonnais
un sarcasme pourrait me flétrir et me rendre à jamais
sa société désagréable. Le bon [onl.] ne fit pas
de meilleur effet. Mol et les Ameshoff étaient génies d'un
côté et d'autre. Le voisinage de Mle. Barensfeld m'intimidait
et m'ennuyait à la fois, une femme élégante laide et
qui ne parle pas est ce qui me fait le plus de peur.
Si je n'avais pas été vieux routier dans l'improvisation
j'aurais succombé devant le sujet que me donna la
bonne Mad. Ameshoff, l'innocence. Non erat hic locus
et je m'en tirai on y rattacha autant de souvenirs que possible
et v. Hall ne sentit point que l'espèce d'hésitation dont
il m'accusa, tenoit à une délicatesse morale et
non au défaut de poésie. Devant mille hommes fussent-il
même corrompus j'oserai chanter l'innocence, c'est alors
la voix publique qui parle mais devant Barensfeld et
Passavant c'était difficile. Ensuite v. Hall voulait ranimer
le discours par des souvenirs académiques, le vin
circula encore une fois, mais on se retira avec
cette espèce de gêne qu'on a quand on n'est pas parfaitement
à son aise. J'avais été gêné comme partenaire de Mad.
Ameshoff au Whist et j'avoue que la plus grande peur
que j'avais était de verser avec ma maladresse ordinaire
sur les bouffes superbes de Mll. Barensfeld.
Souper de famille Ce fut à nous de réunir la société. Je
m'amusai très bien et Pauly doit m'avoir adjugé la cérémonie
car ce n'était pas du moins de la gaîté factice qu'il pouvait
me reprocher ce soir. C'est singulier comme tous le monde
est changé par la puissance du tems. Henri et Mimi
ne sont plus ces doucereux Céladon et Phillis qui se
faisaient plaisir de humer la goutte du vin dans le
même verre ou de penser l'un à l'autre en regardant
la lune à une époque fixe. Ils osent même che
spavento, se dire assez ouvertement la vérité. Mimi qui
dans le tems de ses amours était plus sérieuse qu'une
béguine, et qui comptait sur le doigt le gain que faisaient
d'avides aubergistes sur une pauvre tasse de thé
a maintenant ses petits projets, ses petites dépenses qui
ne sont pas toujours de l'agrément du cher Henry et
même quelquefois elle pétille de folie de gaîté tandis
que son époux au vis à vis invente envain tous les
signes possibles, pour la rappeler à sa dignité. Pauly
s'est laissé aller au sentiment de son bonheur et il
laisse maintenant à sa femme le soin de faire vivre
les autres, tandis qu'il [onl.] sa gravité excepté
quand il fait ressortir l'esprit de sa Margo et demande
avec le plus grand sérieux, si elle en a toujours eu
autant. Ils disent des folies se moquent de leur chère
famille, se bercent sur les ailes du dolce farniente,
se croyent néanmoins extrêmement occupés, et réalisent
une vie qui est délicieuse pour le honey moon mais qui
me paraît pourtant un peu trop légère pour faire le bonheur
de la vie. Mais qu'est-ce que le bonheur chacun le
prend à sa manière l'un met du sucre dans son thé
l'autre une cuiller de Rhum. La révolution en faveur
des cartes a gagné aussi Pauly et lui qui après
avoir tant déclaré contre les céladons finit par
en être un a subi le même sort à l'égard du jeu. Cet homme qui, il y a
une année, voulut installer un krans sous condition
qu'on n'y jouerait point, qui représenta alors encore
avec nous dans une combination ingénieuse
le mot hoop reste maintenant fixé sur les 13 cartes
du jeu de boston calculant avec la gravité d'un
ministre, la quelle il choisira et à peine
l'heure du soir a-t-elle sonné que lui et sa jolie femme
sont machinalement plantés devant ce carré
vert jadis l'objet de ses sarcasmes.
Donderdag Een geheel veranderd toneel. Een avond bij Muller
met Van Kampen de welsprekende en onvermoeide schrijver
die een afschuwelijk uitzicht, en zeer ongemanierd voorkomen
heeft doch als men hem hoort wegens zijn bescheidenheid
zijn geleerdheid en eene soort van kinderlijke eenvoudigheid
de hoogste achting inboezemt. Jeron. de Vries die wezentlijk misschien
wel wat heerschzugt bezit, doch echter veel kundigheden vereenigt,
Prof. Koopmans altoos zeer hupsch en zoo waarachtig braaf,
Ter Borg die egter zeer weinig zich uitliet, Dom. Swart met
wezentlijk gevoel voor 't schone doch minder kracht hetzelve
uit te drukken. Dom. van Goeuns gezellig en genoeglijk zonder
zeer hoog te vliegen. Zie hier de loop van het discours. Over de
dood van Borger. Over de kunst der opvoeding, het harde van
sommige straffen, het reine en onteerende van deze op de zoogenaamde
Lancesterscholen. Een kind te Leyden door een meester kreupel geslagen.
Inrichting der stads scholen, de Joodsche meisjesschool, komst
der Portugeesche jodenschool schriklijke armoede der Duitsche,
in hoeverre de Joden getolereerd moeten worden en verbroederd. Het joodsch
genootsch. Verhandeling van de Vries aldaar over de waarde van eenen
geopenbaarde godsdienst, [onl.], andere aanmerkingen over
het treurige der Joodsche lijkzangen, of de Joden staatburgers zijn
of niet. Gevoelens van zestien voorname Joden. Tegenovergestelde gevoelens
van Dacosta. Uitvlugt van den Rabbijn. Tweederlei soort verlichte
en grove Joden. Gevoelens van sommigen dat daar waar zij rust genieten
de Silo gekomen is. Deputatie van de Vries met Mendes de
Leon en Meijer na het Nut van 't algemeen. Antwoord van Van Gelder.
Uitvlugt waardoor de Joden in Amersfoort in 't nut van 't algemeen
opgenomen zijn. Doel van Macintosh en zijne vrienden wegens de
Kinderschool der Joden. Engelsche Bekeeringszucht en Angass
Ward zijn kostverblijf alhier. Ongunstig denkbeeld der Eng. O.I.
maatschappij wegens de Proselyte makers. Buchanan,
de Indianen te veel geidealiseerd. Bijgeloof onder hen. Geest der
tegenwoordige menschen alles weg te praten. Wolfs denkbeelden
over Homerus. Mol over Leegwater. Onzekerheid hoe hij
werkte. Octrooi v. Prins Maurits. Over Bilderdijk,
zijne paradoxale denkbeelden, over de Ruiter over Nero,
zijne Voorwereld. De Vries die hem eens afraadde zoekt hem
thans te bewegen verder te gaan. Zijn Elpine moet op de
geschiedenis van de Messias uitkomen. Belangrijkheid zoo eenen Duitsche
recence daarvan gemaakt wierd. Vertaling v. Bilderdijk over een werk over
het Krank bezoeken aan de Luthersche herstelde gemeente gewijd.
Pieterman. Mietje Hulshof. Vergedreven exaltatie. Visite
van ter Borg. Zij weigert Prof. Koopmans na binnen te
laten gaan. Wellustige avond volgens haar zeggen bij verh. Bijbelgenoots.
Over eene epopee. Wensch van de Vries hij een vaderlandsch
onderwerp Bato of zoo iets genomen had. Opvijzeling van
den Friso. Oppositie van V. Kampen, of friso ooit
bestaan heeft. Zijn leven en portrait in Roorda. Gemelijkheid
van Bilderdijk door het sarren van anderen veroorzaakt.
Brief van de Vries aan hem over Personaliteiten. Geest van
ultraïsmus door Bilderdijk aan alle zijne discipelen gegeven.
Ongerijmde verdediging van de persoonsverbeelding v. Hoogvliet. Aanval op eenige plaatsen van Hoogvliet. Ongerijmd vaers v. Vondel door Koopmans aangehaald. Over la Martine
stukken van zijne poezy. Eindelijk Letterkunde
en Staatkunde, 't project v. Napoleon den paus te laten
trouwen door zijne schoonmoeder project hierover te improvise-
ren verschillende afwijkingen eindelijk mijne Improvisatie
op 't Congres v. Laybach of liever Parthenope naderhand
genoeglijke beschouwing over de improvisatie. Zonderlingheid
oorzaak, gevolg, verband met kennis en dichtkunst etc.
Philantropie Mijne eerste philantropische onderneming was
weinig ene spijziging der armen in de gewezene
wacht bij de toren met hulp v. Ameshoff. Middelen
en uitwerking zijn nog onvolkomen, maar zoo men
goede uitwerkselen te weeg wil brengen is noodzakelijk
de handen aan het werk te slaan.
De les v. Athenodorus Ieder gek heeft zijn gebrek, jammer maar dat de wijzen zulks ook hebben.Wanneer ik iemand zie gelijk oom v. Heukelom met zoo veel beminnenswaardige
eigenschappen zich door drift, tot gezegden latende vinden
die hem naderhand leed doen, en zich onder den
critischen scepter stellen van menschen die niet tegen hem op
durven zien dan moet men zich indedaad bedroeven en
zeggen er is niets volmaakts op de wereld.
Janvier 20. C'est bien rapidement que le tems s'envole. Je
n'ai pas à m'en plaindre. Placé dans l'occasion de devoir
travailler il me faut seulement observer dans les
premiers tems de ne pas trop réfléchir et puisque je n'ai su
conserver mon argent de conserver du moins la force ou
plutôt le calme de caractère que j'avais su acquérir. Il y a beaucoup
de difficulté dans ma position. Devoir faire plus de dépense
qu'on ne peut pour ainsi dire, ménager à la fois ceux qui
connaissent votre état et plaire à ceux qui ne le connaissent
pas. Percer par le labyrinthe d'une administration qui
dans ce moment n'est pas facile éviter les désagrémens
avec un associé qui dans ce moment n'est plus à charger
que jamais éviter en même tems, tous mes défaites ordinaires
maintenant plus dangereux que jamais, et tout cela avec
la perspective du meunier de La fontaine, ce n'est pas trop
riant, mais en avant, si je voulais détailler ici tous
les petits inconvéniences j'aurais trop à faire. Et puis au
reste je n'ai de véritable compte à rendre qu'à Dieu et je
jouis de bien de bienfaits. Le 15 Jan. fut plus que
jamais une journée délicieuse. Ma femme aux attentions
et aux petits soins, mes amis réunis chez moi. Ah si
je pouvais faire ceci de mon superflu ne serais-je pas trop
heureux. Quel hâte ne savais[?]-je pas alors. J'ai pris
alors un nouveau voeu de courage et d'amour et je
veux l'accomplir. Au reste les rapports avec tous sont
les [onl.]. J'aurais pu me fâcher contre Henry je ne l'ai
pas fait c'aurait été une bien grande sottise. Quand
on en a tant vu peut-on croire encore aux hommes parfaits.
J'ai appris à connaître Rücker d'Hambourg je l'estime beaucoup
il a osé me dire la vérité ceci diffère des flagorneries
éternelles de ceux de la Baltique. Les fameuses obligations
sont signées. À quel malheur ai-je échappé mais remet
tout cela s'arrangera-t-il un jour. Je n'en sais rien
le tout puissant y pourvoira encore une fois courage. J'entends
Coquerel sur le siméon, c'était par trop d'esprit et
bien moins d'élan qu'à l'ordinaire. Un jour de famille
non sans souvenirs poignans et sans ennui pendant l'éternel
boston, mais l'oncle v. Heuk. est un bien digne homme,
qui ne ferait un pas pour lui. Nous avons eu deux
semaines furieusement occupées. Quel plaisir lorsque
toutes ces malheureuses affaires seront terminées.
Nous eûmes la noce d'argent chez le Papa Westendorp. Les
bonnes gens. Le papa était malade. Il y avait un peu
trop d'abondance, sans cela assez de gaîté mais je n'étais
pas à mon aise je n'osai essayer d'improviser ce qui
m'arriva bien peu. Cette malheureuse chicane de Bralshofs[?]
et Thunis[?] plaidé ce jour-là m'avait fait bien des
chagrin, qu'est-ce que la vie et l'homme si tout peut
être regardé de deux manières. Le dégel a commencé
mes pauvres ont quittés leur lieu rechauffé après avoir
été assez ingrats les derniers jours. On s'en offense et
cependant nous le sommes tous. Nous ne pouvons jamais nous
mettre à la place et le tems où nous désirions le bienfait.
Le pauvre oncle Jean encensé dans la société de
Concordia a été bien faiblement reçu à Felix avec sa
Haarlem[?]. Il a risqué sa réputation. C'était trop
dangereux. Cato Gildem. a séduit les étrangers qui
se réunirent chez moi. Quelle différence cependant pour moi
avec Caroline: Qu'est-ce que c'est que le goût. Le petit
Willem devient charmant. Ah quel amour ne doit-on pas porter
à un enfant? Voici quelques donnés au reste tout
est comme jadis, je veux réunir autour de moi tout ce que
ma situation permet encore et je crois que je serai
heureux. Alors de la résignation du travail et je ne
serai pas le premier qui a su triompher des calamités
de ce monde. Courage donc pour la troisième fois
gaîté amour santé, un petit garçon meilleur que
son père, et alas un peu des sentimens de Delphine
et pas trop de ceux de Léonce.
Février
Les dernières pages n'ont pas été très nombreuses. En effet
il est bien naturel que le calme suit la tempète et qu'a-
lors on trouve moins d'occasion pour faire ses réflexions ou
se presenter à soi même d'une manière interessante.
Cependant j'ai trop appris le danger de m'oublier moi-
même pour y retomber de si vite. Ma vie ces momens-ci
est douce et tranquille. Le souvenir épuisant des peines
de Septembre est temperé par l'idée que tant de malheurs
ont été ecartés, que à force de travail et d'économie
je pourrai peut-être arriver à me racquiter un jour
et qu'enfin depuis les derniers tems, je n'ai rien
négligé pour débrouiller le chaos où se trouvaient mes
affaires lors de ces malheureuses catastrophes et je
crois en effet y avoir réussi. Dans les deux derniers
mois bien de choses se sont débrouillées, tous mes
comptes sont en règle tous les bruits à notre sujet
se sont calmés, les affaires litigieuses ont presque
toutes été arrangées et il ne me reste qu'un peu de
travail encore pour pouvoir jeter un oeuil libre sur ce qui
m'entoure, jeter un regard juste sur l'état de mes
affaires et cultiver une courage dans la nouvelle année
qui me permettra de mettre partout plus de regularité
et d'exactitude encore, de profiter des leçons d'une
année aussi desastreuse, et de donner mes loisirs
à tant d'occupations que j'ai de nouveau
appris à chérir. Notre société par le moment est
bornée quelques jours de famille et des relations
avec les divers membres à la fois nos frères et nos
amis, en occupent la plus grande partie et plus
que jamais nous voyons renaître les soirées délicieuses
vis à vis de Lina près de ma poêle je goûte toutes les
delices de ce chez moi que je ne troquerais pas
depuis que j'eus le bonheur de le connaître.
Leerredenen De kerk is in dezen winter een der publieke
plaatsen die ik het meest bezocht heb. Om het geld nog
meer om den schijn heb ik gene schouwburgen betreden
en thans dit jaar inactif zijnde wat publieke spreekbeurten
betreft, heb ik ook weinig lust of genegenheid die
van anderen te horen. Ter Borg die mij in de laatste tijden
minder beviel, heeft mij in de twee laatste keeren uitmuntend
voldaan. De eerste maal schilderde hij het elendige en
zondige van ons menschelijk gedrag, wanneer wij onte-
vreden zijn dat wij onzen zin niet verkregen hebben
en helderde hij dit op uit het voorbeeld van Achab wanneer
Nabob hem zijne wijngaard niet wilde afstaan. Zelden
heb ik iets gehoord in onze taal dat zoo eigenaardig
en naif en tevens geschikt was, om indruk op zijne
toehoorders te maken. Een ander maal schilderde hij uit
de twede Brief aan Timotheus de gemoedsgesteldheid van
Paulus, en ook hierin was veel uitmuntends. Op
eenen anderen Zondag hoorde ik Roll thans bij velen de
bij uitstek geliefde leeraar. Zijn voordragt was mannelijk
Zuiver en Krachtig, doch het is bijna onmooglijk te geloven
dat dit werk van inspiratie zij. Roll bezit alle de bedaardheid
en geregeldheid van iemand die een preek afleest terwijl ter
Borg die indedaad leest al het verrassende doch tevens
ook verwarde en herhalende van eenen improvisateur bezit.
Een van de onaangenaamste gebeurtenissen in deze weeken
was zeker de ontmoeting met Van Dijk, die ik wezentlijk
aan ons huis geattacheerd geloofde en die mij op eenen
geheel ongepaste en beledigenden toon om verhoging
van tractement aansprak. Ik had bedaard moeten blijven
dit ware zeker beter geweest, doch dit bedenkt men altoos
te laat. Thans is hij weder bij ons. Haatdragend kan
ik niet zijn, egter was de invloed van dit toneel zeer
onaangenaam.
Omniana. Si quelqu'un fut heureux dans ses relations
de famille je le fus certainement je vis mes amis intimes
se lier à ma famille et même le nonchalant St. Just
arriver par bonds et par sauts dans les bras della Sfinge.
Nous eûmes des anniversaires sans fin. Chez Mimi un joli
petit souper nous attendit. C'était la grande coterie. On fut
très animé et je retraçai en vers le souvenir de ce qui
s'était passé après cette fête fameuse dans laquelle Mimi
donna le premier signal à cette amitié qui nous a tous
réunis si bien depuis, et qui porta les fruits les plus
heureux. L'anniversaire de St. Juste ne fut pas fêté avec
moins de prestige. Heureux mortel embelli par tous les dons
de la fortune sa migraine seule le ramène à la triste
conviction que comme nous autres il est soumis aux
maux de cette pauvre terre. Il nous reçut dans sa chambre
embellie par mille inventions charmantes du luxe. Après une
partie qui n'est pas encore à l'ordre du jour dans le sanctuaire
des arts suit un repas charmant où préside la gaîté et
où circulent les meilleurs cachets du bon pays de Chèdre[?]
et de la Tete[?]. C'est alas que l'écrivain de cette notice fait
circuler s'il peut son esprit ou celui des autres qui chacune
animée par la petite goutte agace son mari et [onl.]
un assaut de gaîté, que Gied avec la mine la plus animée
persifle tout ce qui lui tombe sous la main, que l'imperturbable
Henry tout aussi peu échauffé que s'il eut bu de l'eau
de fontaine continue à parler raison à sa femme que
Margo jète ses [onl.] qui ne font sur personne une aussi
grande impression que sur son mari, que Caroline conserve
toujours la dignité de mon épouse et reste avec Henry du
côté ultra tandis qu'enfin Angélique peu remarquée par
tout le monde s'amuse en se taisant. Notre jour de
famille du Lundi commence à prendre un air moins
lugubre. Les souvenirs désastreux se sont un peu atténués
Tijs peut parler dérechef de ses moutons et il a repris chez
nous la gaîté en pouvant raconter ses prouesses. Le bon
Jean Retemeijer qui en voulant contenter tout le monde, éprouvant
que c'est une chose bien difficile se dispute encore toujours
avec Vermaak[?] lit avec bien de succès, sur l'Éloquence à
notre nouvel Athènes et fait des confidences de tous
ses neveux. Da Costa épouse sa Sulamithe et nous a
lu son morceau superbe sur Inez. De Haan a chanté
jusqu'au milieu de la nuit après que nous eûmes pris
d'abord une préparation d'Espagnol. En politique rien
de nouveau, la fameuse conspiration des poudres renaît
en France sous tant de petites explosions qu'on ne sauroit
en présumer la fin ni le but. Le sort de Naples reste encore
toujours leur problème, cependant comment cet état qui
n'a jamais pu résister à aucun conquérant pourra [onl.]
les effets de la sainte alliance qui paraît singulièrement
acharnée contre les génovarins représentatifs qui ne se
représentent pas à leur guise. Le commerce est en stagnation
les fonds seuls sont en activité. Le hasard fit découvrir la
semaine dernière que des faux coupons Espagnols avaient
été mis en circulation. Ceci causa une bien grande bagarre
le fauteur un Brabançon fut arrêté et pendant quelques
jours on n'entendit parler d'aucune autre chose. Les
Anglais continuent à vouloir transplanter sur notre
sol toutes leurs institutions. À peu Angass est-il
parti qu'on voit semées partout de ces feuilles éphémères[?]
publiées par le Tract society, qui veut convertir l'univers
par des petites brochures où il y a sans doute des vérités
mais où les points de vue dérivent tellement de la
religion et des moeurs Anglaises que c'est à mon avis
une plante qu'on ne saurait transplanter sur nos
domaines. On lit beaucoup dans toutes les chaires
d'éloquence dont notre ville est hérissée sans que
pour cela on entende des chef-d'œuvres. J'entendis de
M.B. Klijn un vers sur de bestemming des menschen,
qui comme presque tous les morceaux de cet auteur
contiennent une morale pure, dans de beaux vers
enrichis d'images brillantes et récités d'une manière
attachante. Voilà donc quelques donnés au reste j'ai
passé peu de tems dans ma vie où je fus si content
dans mon intérieur que je le suis maintenant.
Un peu de prospérité ne ferait pas de mal mais Dieu
sait qu'il nous faut beaucoup mieux que
nous-mêmes.
Les dernières semaines de février jusqu'au 28.
Er behoeven gene meer dan gewone kleuren gezocht te
worden, in een tijdperk waarin weinig bijzondere gebeurtenissen
zich juist afwisselen, en waarin alles weder meer in de sporen
van het verledene schijnt terug te keeren. Zonderling en moeilijk
blijft in het algemeene mijne tegenwoordige toestand
vlotten tusschen hoop en vrees, tusschen te veel en te weinig
vertrouwen op mij zelven, en op de omstandigheden verwarde
betrekking van meerdere of mindere dankbaarheid omtrent
diegenen, die nu, naar alle waarschijnlijkheid gedekt zijn
moeilijkheid steeds tegen drie menschen onderworpen en
eenvoudig op te biechten, en tegen alle de overigen als chef
van een huis van belang, als meester van een aanzienlijk
Capitaal te handelen. Onaangenaam gevoel van een en ander
bv. wegens de rivaliteit van H. en D., weinig voldoening van
werkzaamheid, grote onaangenaamheden door de overtuiging met
zoo goed vertrouwen bedrogen te zijn, moeilijkheid om met
al te strenge grondregelen den handel te kunnen voortzetten.
Ziedaar eene reeks van zaken, die nu en dan nog al
wederzin doen gevoelen, doch gevoel van dankbaarheid
moed, en gezondheid huisselijke liefde sterker dan ooit, moeten
dan ook dit alles verzachten. Gewoonte deze alles overwinnende
beheerscher der natuur werpt eene Sluier van kalmte, daar
waar wijsbegeerte en overtuiging vergeefs getracht hadden te overwinnen.
Dit zei ik reeds, men moet niet te veel op eens willen, niet
de zaken willen forceeren, het rad der menschelijke lotgevallen
voert zijn gestadigen gang rusteloos voort. Dwaas en onvoorzichtig
is het deszelfs loop te willen bespoedigen. Wat komen moet, komt
op zijnen tijd. Kalm zijn dus over het geheel de tegenwoordige dagen
de vroeger zoo vurig verzochte gebeurtenissen van markt[?] en
beurs, geven bezigheid, doch kunnen niet meer het bloed driftig
door de aderen jagen, de middagen, zoo dikwijls door de gloeiende
drukte der Brabandsche post ontrust, zijn nu vaak rustig en
met andere werkzaamheden, in de vorige tijden der voorspoed vergeten
bezet. Eens moet en zal ik zeker optreden, met mijne eigene
gedachte, doch de tijd is nu nog niet daar en ik moet nog
eerst meerdere kundigheden opdoen, meer over alles vast
kunnen spreken. De Betrekkingen zijn over het algemeen stil
alles op eene gewenschte rustige, niets op eene buitengewone
voet. Onze familledagen zijn levendig en genoeglijk. Papa
Boissevain en vooral Gied schijnen voor de levensvreugde
weder gevoeliger te worden. Pauly ziet zijn reis tegemoet.
Cris en Cato zijn van vertrouwde vrienden tot den rang van kennissen
nedergedaald. Overeenkomst van geest meer als van Characters
wederzijdsche vriendelijkheden, diensten en dankbaarheid voeren
in ene intimer kennis met Van Hall; die tog nooit hoewel
ik achting en vriendschap voor hem voed, mijn boezemvriend
zou kunnen worden. Tijs nu en dan eens regt vrolijk, is
over het algemeen, te veel in zijne zaken ingezonken dan
dat ik, die derzelver gevaar meen intezien in deze
betovering zou kunnen delen. Claude heeft weinig geschreven
in de laatste maanden. Oom de Clercq blijft ziekelijk. Na
zijne herstelling vreesde ik dat vele kleinigheden eene
verkoeling tusschen ons te weeg zouden brengen. Dit heeft zich
egter gelukkig geschikt. Zoo ik voor mij zelven in het
een of ander eenigzints te vrede ben, is het hierin want
dikwijls heeft mij de rei omstandigheden die mij thans
insluiten gelijk de Inkhoren zulks in zijnen kooi wordt,
stuk gedrukt. Dikwijls hindert mij de gedachte, de tijd
loopt snel heen en wat is het nut dat ik van dezelve trok
wat konde ik zijn en wat ben ik, en dan toch bij alle
die elendige beschouwingen komt de hoogmoed nog dikwijls
boven op en tracht mij te bewijzen dat ik veel meer goeds verdien
als ik geniet, en al een merkwaardig mensch ben. Nu
hierbij basta dit is dan nog het loon van dengenen die
in het vorig jaar, zoo veel geld verspeelde, zeker zonder
mijne schuld, maar ben ik niet hier en daar zwak
geweest. Koch Rijnb[?]. & C. hebben zich schandelijk tegen
ons gedragen, en om een a tweeduizend Gulden die hen
niet behoorden, hebben zij hunnen toon van dien van Vrienden
in hatelijke vijanden verkeerd. Ook met hen zijn
wij zwak geweest. Is het dan niet mogelijk kracht
en goedwilligheid te vereenigen, vast zonder oplopend te zijn.
Ieder keer dat ik vast op mijn stuk gestaan heb, bevond ik
mij wel daarvan, al was het dan ook maar dat ik op
een deftig souper bij oom Rah. niet improviseerde want is men
daarin ook eens een speelbal geworden, vaarwel dan alle
onafhankelijkheid. Doch wie is er onafhankelijk. Bij Tante is
Juff. Rollema v. Beelden gelogeerd, een goed, maar ziekelijk
meisje die onder de schoonklinkende naam van logeergast
dikwijls meerdere diensten verrichten moet, en dan nog voor de
vriendelijkheid moet bedanken. De goede Mev. Westendorp ziet
hare ontbinding in het kraambed naderen. Geve God dat dezelve
gelukkig zijn. Heerlijk en ontzettend uur ja gij zijt nog anders
als datgene wanneer men, in den zwijmel der vreugde voor het
eerst op het heilig huwelijkbed nederzinkt. God dikwijls
hetzelfde [onl.] rustbed het toneel van het toppunt van menschelijk
geluk is van menschelijke smart. Maar daarboven in den hemel
daar tog moet de regtvaardige God dit alles vergelden en trots
alle philosophen en sophisten, daar zal alles waarheid en
heerlijkheid zijn. Neen het leven is geen dolle grap, ernstig
is het tog in deszelfs betrekkingen en einde, en de
hemelsche vader kan hen die de rozen die hier nog
groeien, hebben willen plukken, doch daarover geen zonde
toeschrijven. Die troost geeft ons Christus wiens waarheid ons
tog oneindig meer waard is, dan als het andere op deze
wereld en tog worden de menschen meer met namen[?] gepaaid,
de woorden van Godsdienst en Christendom stichten ons dikwijls
daar waar de gedachten indedaad eene gehele tegenovergestelde
strekking hebben. Neen niet alleen de laffe scherts van Voltaire
en de sophistische aanrandingen van Rousseau zijn gevaarlijk
maar zij zijn er in het midden onzer kringen die, met het
beste hart van de wereld, ons zouden kunnen afleiden, en op
de rand van een afgrond plaatsen waarvan zij misschien de
zon des heils aanschouwen, doch waar wij duizelen.
Dacosta hij staat daar als een reus tusschen de Pygmeeen
van onzen tijd. Zal hij dit vuur, deze heilige kracht der overtuiging
kunnen behouden. Zijn Enthousiasmus en zijn Gevoel en dan dat
gevoel dat hem zo leerde spreken, waarbij alles van
de omwentelingen van Klijn, tot de Philemon en Baucis
van Koo Bruijn, zoo zwak wierd. Ik sidderde voor iemand die
zich aan zoveel koude menschen zoo prijs dorst geven, maar
ik bewonderde. Dacosta uw huwlijk alleen bevalt mij niet.
Men wilde ik zoude u over Christendom spreken. Dit moest. Sprak
ik eens woord hierover zoo wilde ik, zoo zou mijn
vurigste belang zijn u christen met mij te zien, u te zien
geloven, in dien die zijn eigen leven niet gespaard heeft, en u ontrukt
te zien aan eenen Godsdienst, die tog nu na dat de Godspraken van
Palestina, sints zoo vele eeuwen zwijgen zulk een bron van twijfelingen
zijn moet. Maar konde ik niet overtuigen konden mijne
flaauwe redenen het vuur van uwe woorden niet opwegen, dan
had ik, dit weet ik zeker, mijn gevoel en ik bekenne
mijne zwakheid, misschien mijn geloof een gevoeligen schok
doen ondergaan. Neen, genoeg heb ik met mij zelven te kampen
om niet tot het bedaard redekundig geloof onzer eeuw
over te gaan. Alles wordt met goudschalen thans afgewogen, men
gelooft zoo weinig als men maar kan, maar zoo als Dacosta
zegt, waar wij negen en negentig wonderen geloven moeten
waartoe dan met dien kinderachtigen angst het honderdste
beknibbeld. God geloof is hier nodig want wat zijn nog niet
de moeilijkheden waarmee gij zelfs den gezegendsten
omringt. Wat geeft handel en voorspoed... Jaar van 1820 gij hebt
mij bedrog, nijd, en laster, en ook waartoe mij zelven te
sparen gevolgen van eigenwaan leeren kennen. Palm der
letteren, wat schenkt gij. La Martine Frankrijks beste
dichter sedert Voltaire wordt voor een kraai uitgescholden
welke paauweveren ontrukt aan Delille die dezelve nimmer
gehad heeft. Liberalen en obscuranten, vorsten en volken zullen
het in de eerste twee honderd jaar over waarheid en recht
nog wel niet eens worden. Liefde en Huwelijkstrouw ja gij
zijt nog wel het beste, doch als wij u zien vergaan als wij de
eene hartstogt de andere zien vervangen, dan moeten
wij tog nog wel geloven, dat het eens daarmede veel
beter zijn zal. Heilig ze in uwe waarheid zeide ter
Borg, met kracht, en bewees met vuur dat deze
waarheid zulk een bede verdiende. O dit zij dan de prijs
des levens, trapsgewijze verheldering van denkbeelden
verheffing boven al dat elendige dat dit leven vervult
en overtuiging dat door de almacht van God zelfs het
schrikbare oogenblik des doods, ons als het begin
eener betere toekomst kan doen aanlagchen.
Feb. 28 Ik wil nog eenige oogenblikken bij mijne lectuur
stil staan. Met een uitstekend genoegen las ik de beide
stukken van V. der Palm over het veronachtzamen van
de regels der kunst en zijn lijkrede op Borger. Beide zijn
uitmuntend, en hoewel ook het lijkdicht van Tollens niet
zonder verdienste zij, zoo wordt bij beiden de dichter door
den Prozaschrijver geheel geclipseerd. Bevalliger als de
verhandeling van V. der Palm heb ik in onze taal nog nimmer
iets gelezen. Hoe jammer dat zoo iets niet door geheel
Europa bewonderd kan worden. Ja aan zulke meesters vergunt
men om van onze overschone moedertaal te spreken. Tegen
Van der Palm's systemen is zeker veel in te brengen, doch
hij weet alles zoo te wenden, zoo beminlijk te behandelen dat ieder
schoon dan ook van het meest tegenovergesteld gevoelen het
volmaakt met hem eens is. Het voorlezen dezer twee
stukken aan mijne vrouw was mij een Classisch genoegen.
J'ai lu avec bien du plaisir les vols. 8 à 12 de l'hist. des
Républiques Italiennes. Il y a du bon, le style est attachant
la péroraison du 15 siècle est très belle, mais en général
cela ne finit par ne plus être l'hist. des républiques Italiens
puisque lors de Charles 8 on ne pouvait presque plus dire
qu'il y avait encore des républiques. Le voyage en Albanie de
Hughes contient des notices intéressantes sur Ali pacha. Le
Voyage critique sur l'Etna renferme de bonnes choses, mais c'est
un Français qui décide de tout, et il est difficile de percer jusqu'au
bout à quoi j'avoue aussi n'avoir pas réussi. Le Almanac des Muses
renferme deux ou trois bons vers et c'est dans un âge où la
poésie y est tellement dégradée qu'on ose critiquer la Martine.
l'Histoire de Jésuite quoique trop prolixe renferme des détails
curieux. L'abbé de Walter Scott quoique le titre ne tienne aucune-
ment sa promesse se lit avec intérêt et l'auteur sait profiter
de l'histoire avec bien du goût. Quant à la fable je préfère bien
l'Ivanhoe. J'ai lu à Caroline la plus grande partie de la littérature
de Mad. de Staal. Il y a des remarques bien intéressantes et
particulières, mais son système de la perfectibilité ne me
plaît aucunement et il faut bien des sophismes pour le
soutenir, surtout quant aux Romains et au moyen-âge. J'étudie
l'hist. Romaine avec un nouveau plaisir. J'arrondis mes collections[?]
autant que je puis. Avec bien de la satisfaction nous avons
relu plusieurs Comédies de Molière. Il y a cependant à rogner
et elles sont plus faites pour la lecture que pour la représentation.
La Belgique de 1787 à 1794 est superficielle assez comme tous
les ouvrages de M. de Pradt. Il se mêle un peu trop des
prophètes qui ne sont pas ce qui lui convient de mieux mais
on ne saurait lui refuser quelquefois un coup d'oeil juste et
des aphorismes historiques, exprimés avec élégance
et [onl.]!
Punten van onderhoud met dacosta. Zijn vers over het genie.
Over het Portugeesche Joden eigentlijk Spaansche. Waarom
Portugeesche genoemd. Stukken daarover door hem opgezameld.
Zijn afkomst eerst Joods, naderhand Christelijk. Gabriel
dacosta valt te Porto van het Roomsche geloof af,
haalt zijne twee broeders over, vlugt herwaards. Schiet zich
zelve dood. Genealogien bij de Port. Joden bewaard. Familien[?]
half hier Joodsch, half Christenen en dan dikwijls in grote
waardigheden. Wet bij Mariana aangehaald waardoor de
Joden zoo zij zich bekeerden tot hoge posten beroepen wierden.
Spaansche Grandes uit Joden afkomstig. Sustena in een
genealogisch boekje beweren dat alle de vorsten van Europa
van Joden afkomen. Bewijs dat het slechts aan weinig
gehangen had of de spaansche kerk had zich voor Luther
verklaard, uit hoofde van het joodsche gedeelte der Spaansche
geestelijkheid die zich op de andere wreken wilde, dit
bewezen uit de geschiedenis van Llorente waaruit men ziet
dat in de processen van dien tijd (Karel 5) de beschuldigden
dikwijls te gelijk van jodendom en Lutheranismus beschuldigd
wierden. Bijschr. in een genealogisch boekje van
andere leden zijner famille [onl. Spaans]
[onl. Spaans]. Ambassade van een Jood van de famille
van Dacosta's meisje na Spanje onder de regering van
Karel 2 dewijl door dit middel alleen hij Spanje ter
regeling van famillezaken kan bezoeken. Indruk door
de Roomsche Godsdienst in de Joodsche Portugeesche gemaakt.
Soort van gebeden voor de doden. Op de feesten wordt alles
gelezen wat onder het oude verbond gedaan wierd bv. van
offerhanden. De Cohen's afstammelingen van Aaron die het
recht hadden om te offeren worden op de grote verzoendag
opgeroepen en mogen staan voor de kast waarin zich
de rollen bevinden waarop de boeken van Mozes geschreven
zijn. De afstammelingen van Levi schenken hier water voor
de handen. Zij bidden dan met het Koorkleed over het
hoofd gespreid en door de uitgespreidde vingers opgehouden.
Plegtigheden des huwlijks. Alles wordt afgesproken
door de ouders. Eerste visite van de jonge lieden.
Invitatie door twee jongelieden uit de famille aan
alle leden der famille, met portugeesche kaartjes.
Twede invitatie aan alle de Port. joden. Huwelijks
plegtigheid. Het bedekken van de bruid door eenen sluier.
Het drinken van cauchune[?] wijn op een, door de Christenen
ongezegende streek gegroeid onder den sluier, de
trouwring. Het ijdele tegenwoordig van deze plegtigheden
waarvan de gehele waarde vervallen is.
Omniana Weinige bijzonderheden levert de stand van zaken
op. Het wetboek is gevallen. Kemper heeft zich op eene
waardige wijze, tegen de elendige Brabandsche vaudevilles
uitgelaten. Deze wordt thans overal verguisd en miskend.
De Commissie wegens de naziening van het stelsel
der belastingen heeft nog geen rapport uitgebragt. Alle
handelstakken zijn gedrukt en voor het oogenblik nietig.
De Effecten handel alleen houdt door eene gedurige opeen-
volging van Estafetten en Agiotages stand. In de spaansche
Coupons is veel spel geweest. Petus is te Madrid en zoekt
de geheimen van het Spaansche hof uittevisschen. Sterk
is de Contramine in de Engelsche en Fransche Effecten
geweest. De eerste zijn tot 75 1/2 p, de andere tot 86 gestegen.
Geld wordt er in beide veel verloren. Frankrijk verwekt
weinig belang. Op Napels en Spanje zijn alle oogen
gerigt. Duizend elendige axiomes worden dagelijks herhaald
in het algemene schijnt men de overwinning van Oostenrijk
als zeker aan te zien. Onze kansels en katheders worden
vlijtig betreden en bezocht. Ter Borg's roem verheft zich weder.
Roll geniet grote achting. In de maatschappij der
welsprekendheid begint despotismus en valsche smaak te
heerschen. Heer Greveling heeft op eene geheel ongepaste
wijze de verhandeling van Van der Palm tot een voorwerp
van lectuur dat is van openbare voorlezing gekozen
't geen egter geenszins beviel. Het hollandsch toneel heeft
wel is waar, geen melodramisch, doch ook geen uitstekend
Repertorium. De vier of vijf stukken van Havekorn
worden ter eere van den perpetueelen secretaris opgevoerd
en zelfs de dramas van Mercier zijn door die geest
der eeuw nog niet verdrongen. De Maria Stuart wordt
vertaald na eene fransche vertaling, opgevoerd. Stuart
heeft de laatste hulde aan Bosscha, ofschoon zonder
bijzonderen roem toegebragt. Mullers laatste verhandeling
over het verband tusschen Godsdienst en Kunst schijnt de
voldoening, welke hij over zijnen Julianus en Mohamed
inoogste niet gevenaard te hebben. Wat la chronique
scandaleuse zijn alleen het huwelijk zoo men zegt tusschen
den wijn makelaar Meinderts en de wed. Vissing als ook
de schaking van Mev. Heinzen[?] door Sapistas en eene
daarop volgende kloppartij van eenig belang geweest.
De Meloplaste is hier overgeplaatst en men neemt aan
om in 80 lessen iemand die geene stem heeft er
eene te bezorgen. Van de grote wereld verneem ik weinig
en verheug mij maar de zaken deze winter stillekens
te laten afdrijven mij alleen, nu en dan, door eene
enkele Improvisatie herinnerende zonder te verhandelen
of verhandelingen te horen, en alleen nu en dan de
maatschappij waar alles langzamerhand een liberaler
aanschijn verkrijgt, bezoekende. Indien de nijpende
wonden zich weder toesluiten, en de gezondheid en huwelijksliefde
zoo danig als thans mijn leven blijven versieren, dan
kan ik gevoelen en beseffen dat er misschien eens een
tijd zal komen wanneer ik mij zal verheugen uit de
verwarring en duizeling van den stroom der zaken en verwachtingen
door een donderslag gewekt tot eenen rustigen toestand
gekomen te zijn waarin het mij nog vergund is al
dat goede te waarderen dat God mij, zoo mild doet
genieten.
Maart 1 Regt genoeglijk was de avond van gisteren, bij F. v. Hall
waar een levendig en belangrijk onderhoud ons gedurende eenige
uren de aangenaamste uitspanning bezorgde. Aldaar was
ook Mv. Moll moeder van den Professor, eene zoo levendige
vrouw als ik bijna immer in Holland zag, reeds beduidend in
jaren op den weg des levens voortgetreden maar met geestdrift
over alle litteratuur sprekende zoo Italiaansch als Engelsch
en Hoogduitsch. Ik improviseerde over Despotismus en Anarchie.
Zie hier het een en ander uit ons aangenaam en genoeglijk onderhoud.
Partijen in Frankrijk. Weinige achting voor de hoofden der Liberalen.
Manuel door [onl.] Titte met een landgoed beschonken. Strijd tusschen
de twee uiterste Despotismus en Anarchie. Moeilijkheid van het
Presidium. Handigheid van Raven. De President der Conventie (denkelijk
Boissy d'Anglas die een oproerig besluit weigerde te nemen, en eindelijk
bezweek toen men hem een afgehouwen hoofd voor de oogen wierp. Regtsge-
leerdheid hier slechts zeder kort welsprekendheid. De Plaidoyers van
La Martine et Patrie ouderwetsch, vol aanhalingen. Zaakrijke
Pleitgedingen van Cousin. Weinig uitgegeven nederlandsche pleitreden.
Pleit van O.Z. van Haren. Noordkerk kort en krachtig in zijne
advisen. Zijne schone opdracht van de handvesten van
Amsterdam. Late afschaffing van den pijnbank, hier alleen
gebruikt, in geval van moreele convictie waar de confessie ontbrak.
Menagementen door V. Hall als hoofdofficier met den pijnbank
gebruikt. Van 1800 gevangenen hebben 30 uit vrees voor den pijnbank
bekend gene is wezentlijk gepijnigd geworden. Doortje Donker
van moord beschuldigd stond den pijnbank door bleef egter
levenslang gevangen en geestropieerd. Meijer's institutions judiciaires
haalt alleen alles op wat tot nadeel van onze regtspleging
strekken kan, is onregtvaardig tegen Janssen, heeft zeer veel
uit Duitsche schrijvers overgenomen, zoekt zich ook ten koste
van den roem van het vaderland eenen eigenen roem te vormen,
neemt de zaak van Jacobsen aan, bewijst zijne partijdigheid
zelfs in de beschrijving der oorsprong van de Belgiers en batavieren.
Dwaasheden van Van den Heuvel (neen Pornsinet); hij bivouaqueert
in zijn tuin, geeft f 10000 aan een Franschman om
graaf te worden. Revolutie van Napels de Hertog Galdi
waar Republikein nu Presidt. der permanente Commissie tot charge
d'affaires in den Haag, Men ontdekt dat hij gene bezoldiging
ontving en zich allersoberst behielp (1796). M.C. v. Hall
ontdekt door toeval in den Haag den behoeftigen toestand
van de juff. Wolf en Deken die te zamen voor 6 ct. daags leefden
bezorgde haar met V. Leyden en hulp van Friesche famielle
een geschikt bestaan. Hunne haat tegen de fijnen, Noordkerk
hun afgod. Haar oordeel over Juff. Wattier. Juff. Bekker
vertaalt voor dezen de Memoires van Clairon. Deken de
eenvoudigste doch de geestigste in 't schrijven. Willem Levend.
Sara Burgerhart in de tijd harer grootste penurie
geschreven. Juff. Bekker, verdedigt in Frankrijk op de
Tribune van een Jacobijns genootschap een Edelman van
wien zij in Bourgogne grote weldaden genoten had, die
schoon behoeftig haar had opgenomen en die reeds door
den Club veroordeeld was. Juff. Deken schrijft na den
dood harer vriendin eenen zeer belangrijke brief aan
Van Hall waarin zij zegt "Mijne Vriendin heeft veel geleden
doch doorgrond nu de reden waarom, ik zal binnen weinige
dagen haar volgen, en dit met haar doen. Zij stierf vier
dagen later. Hun afkeer tegen Lublink den jongen
wiens geestigheid hen te gezocht voorkwam. Beruchte
oefeningen in dien tijd. Bevel van burgemeesters waarbij
de oefeningen op een na gesloten werden en bij deze de
Ouderlingen moesten assisteeren. Adamiten te Rotterdam in
1821 op een schip vergaderd, door het volk mishandeld, [onl.]
doende en zeggende dat God wel voor hun betalen zoude,
inspiratie voorgevende om niet voor den rechtbank te
verschijnen, bij defaut gecondemneerd. V. der Palm in een
brief voor zes en dertig jaar als Recensie van een
vaers aan V. Hall geschreven geeft volmaakt de zelfde
principes op, die hij nu in zijne Verhandeling in 't Institut
voordroeg. V. Hall weet dat Tollens eer hij zijn
lijkvaers op Borger gemaakt heeft, is gaan nederzitten
en alle de beroemdste lijkdichten heeft nagelezen.
Geschiedenis van het improviseeren Beronisius[?] geen Impro-
visateur. Gianni Improvisateur van Napoleon met f 6000
beloning. V. Hall prefereert Voltaires treurspelen boven
die van Racine. Naar zijn denkbeeld is de Philips niet
huichelaar genoeg in de Montigni, 't geen Klijn beantwoord door
te zeggen dat Phlips in zijne scène met Willem den 1e te
Vlissingen genoeg toonde, nu en dan door zijne drift overmeesterd
te worden. Magnetismus door Vrolik en Van Maren hier
vervolgd. Hun defi aan de Groninger Magnetiseurs[?] een
gesloten doos te zenden, en die te doen lezen, niet aangenomen.
Ontdekking van het bedrog bij de dochter van den
Apothecer Rikker. Thijsse houdt het Magnetismus niet
onmooglijk, maar niet bewezen. Memoires v. Gibbon,
in 't Fransch. Zijn manier van studeeren aldaar ontwikkeld.
Wiselius Stillingiaan. Openbaring door hem in het graf
van Willem den 1e ontvangen naderhand langwijlig en mystisch
aan het Instituut medegedeeld. Alexand. zegt van het
graf van de Ruiter Quel petit monument pour un si grand
homme. Kingsburgers roem. Hij bemerkt dat Zoutman een
verkeerd sein geeft in het begin van den slag om
Doggersbank. Hij zendt Aberson om den admiraal te waarschuwen
die dit met dank aanneemt. Hij wordt beschuldigd de [onl.]
niet genomen te hebben, doch bewijst dat zoo hij dit gedaan
had, en de twee andere schepen niet had ontzet de
slag verloren was. Schuld wegens den slechten stand der
marine aan de Admiraliteiten maar, volgens Zoutman
zelven, niet aan Willem 5 te wijten. Nieuwe inrichting van
Mariniers (Corp van) 1200 man stuk. Zijn prospectus verworpen.
Voorstel om de jonge diplomaten te vormen door dezelven
op de vloten naar de middellandsche zee te doen zeilen
en aldaar dezelven eerst tot Consuls in de haven te doen
benoemen om hen alzoo met de belangen van het vaderland
bekend te maken. Rijke bronnen door gouvernement en
particulier aan Stuart voor zijne geschiedenis geopend.
Zijn gebrek aan Stijl merkbaar in zijne Leerrede en op Bossch[?]
die schone denkbeelden bevatte.
2 & 3. Eindelijk weder eens eene wacht, doch nu stil
en aangenaam doorgebragt met het opstellen mijner
verantwoording aller gebeurtenissen van 1820. Reeds
lang was het mij een behoefte geweest, dezelve op te tekenen.
Alle die verdedigingen hadden mij voor de oogen gedurig
gezweefd, en ik was regt verheugd eindelijk alles gelucht
te hebben en ten minste nu de schakel der gebeurtenissen
zoo mij deze papieren niet verloren gaan, te kunnen
behouden. Voor de wacht was ik nog eenige oogenblikken
bij J.B. Retemeijer met wien ik indedaad veel meer
genoegen dan voorheen, begon te scheppen. Hij heeft in
geleerdheid en menschenkennis waarlijk ontzettende
vorderingen, bij vroegeren toestand gedaan. Zijne verhalen
over de voorlezingen door M.C. v. Hall aan hem gedaan.
's Gravenweert eenigzints in de school van Bilderdijk
en Wiselius. Hij ziet eene wolk. Onheilvolle brief
drie dagen daarna ontfangen. Eindelijke afloop van
de zaak met Biben en Veenink. Brief van Satisfactie
door Biben aan Retemeij. geschreven. De ongelukkige
Schilderijen zending van Santini. [onl.] verhandeling
van V. der Palm, zijne herinneringen uit het leven van
Bellamy, de eerste kennismaking met dezen, het
kattenbezoek. Onderhoud met Ret. over de wezentlijke
waarde van eenige letterkundige liefhebberij en hoe dit
gevoel rijkelijk opweegt tegen de genoegens welke
een doorgaand persiflage voor eenigen tijd geven
kan. Dit schrijf ik op een dier aangename avonden
die ik meer en meer begin te waarderen waarin
ik over Lina zittende, zoo hartelijk over alles met
haar kan en mag spreken en God voor zulk eenen zegen
niet genoeg danken kan.
Avondmaalsviering Met wezentlijk innig genoegen
woonde ik heden voor de eerste maal, na dien vloed
van ongelukkige gebeurtenissen, deze plegtigheid bij. Zelden
was mij dezelve zoo heilig, en heilrijk als thans. Ik had
de sombere beelden die nog wel vroeger den vorigen avond
verduisterden, geheel verdreven. Levendig en hartelijk was
ons gesprek, en wat zoude ik bij kunnen voegen bij de woorden
de laatste maal door mijne vrouw geschreven, wier
stemming zoo geheel de mijne was. Overtuiging van het
nuttige van de geledene rampen; en tevens van al
het grote het heerlijke, dat in dezelve doorstraalde. Overtuiging
van den weg, die mij na eene betere toekomst geopend is
van de meer rustige en waardigen toestand, waarin ik mij
als Christen, als man en denkend wezen bevinde, kan ik met
genoegen met dankbaarheid om mij heen zien, en moest nu
ook deze plegtigheid met een dankbaar en opgeruimd hart
vieren. Dit deed ik, en nu met het heilige voornemen goed
en liefderijk tegen allen te zijn, treed ik weder deze wereld in
met versterkte hoop op den troost die Christus en zijn godsdienst
ons in het leven geeft, en met moed om de hinderpalen
zoo mogelijk te overwinnen. En deze wijze die plegtigheid
te beschouwen is ten minste voor mijn gevoel de ware.
Thans heb ik mij geheel aan mijne natuurlijke stemming
overgegeven. God en lectuur heeft mij gedwongen, in eenen anderen
gespannen toestand over te gaan, en ik heb kunnen genieten wat
ons hier godsdienst op aarde geeft en belooft. Ja, schuldig
zijn wij ieder oogenblik, indien men zulks wil, moeten wij
als schuldige schepsels, den wil van een volmaakt
wezen beledigen, maar is de zoogenaamde boetvaardigheid
die de geest der vroegere gezangen bezielt, en die zich dan
gedurende weinig oogenblikken, door gebroken oogen en
wangen, door tranen gegroefd, kentekent het rechte voor het
vervolg. Is deze nederigheid, die zoo geheel met ons
gedrag in alle andere oogenblikken strijd, en den maandag-
ochtend reeds weder verdwenen is, gene soort van
huichelarij waarmede men zich zelven dikwijls bedriegt.
Het opofferen van onze eigenliefde is zeker het moeilijkst
van alle pligten en vereischten, en kunnen wij dit dan op
een gezet uur zoo maar verrichten, of is dit misschien
niet bij velen die trotsch op hunne nederigheid zijn, volstrekt
gene verandering. Genoeg, de overtuiging en stichting der
anderen is hunne Zaak, niet de mijne. Maar zoo
als ik de misdaden en zonden van den genen aanzie
die hier vergaderen, zoo hebben wel de minste door
vrijwillige overtredingen van stellige geboden, en de meeste
door zwakheid gezondigd. De meeste moeten berouw gevoelen
voor 't geen zij nagelaten, meer dan voor 't geen zij
gedaan hebben. Het voegt hier dus niet om nog tot
eene wekere gemoedsgesteldheid over te gaan, maar
kracht te verkrijgen om die traagheid en weekheid van
geest, die tog de hoofdkwaal van onze eeuw is, te overwinnen.
Ja, Vader daarom bidde ik u, om kracht om even
zeer het kleine en grote dezer wereld behartigende
daar klein nog groot te erkennen waar alles op één
weg leidt die eens op eindeloze zaligheid moet uit-
lopen; kracht om die invretende traagheid welke
steeds den mensch bezielt, overwinnende, overal, het zij
met hand, daad, of pen werkzaam te zijn, waar slecht
nut gesticht kan worden, om die loomheid te overwinnen
wanneer het er op aan komt het oog naar Uwe
goddelijke inzichten te rigten, en die schaamte te
bestrijden waardoor ik uwen zoon niet mijnen heer
zou durven noemen. Kracht in arbeid, in liefde, en in het
uitvoeren van een na rijp beraad genomen voornemen. Ja,
is dit niet de zwakheid des menschen dat hij altoos
tusschen God en het kwade wil dobberen, en zich met
niets geheel wil afzonderen. De leerrede van Muller
over Galaten 5:14 behelsde slechts een korte opsomming
van de weldaden die het kruis van Christus ons
1) tot verzekering voor de Vergeving onzer Zonden 2) tot
het beoordelen van den loop der gebeurtenissen van ons
leven 3) tot onze heiligmaking geeft. Alles was hartelijk
en gemoedelijk, doch iets flaauwer dan gewoonlijk. Zijn aanspr.
was krachtiger doch zwaar is het steeds bij iedere plechtigheid de
zelfde geestdrift te tonen, en te kunnen mededelen. Had ik
toen op zijne plaats gestaan ik had willen zeggen "Broeders en
Zusters op nieuw wenkt ons de herinneringen aan de grootste
en merkwaardige dagen, welke de geschiedenis des menschdoms
geboren zag worden. Geweken als de schaduw des nachts
zijn de herssenschimmen der oudheid, voor het kruis van den
Christen verdwenen. Sins agtien eeuwen, door duizenden
aangerand, aan vervolgingen der dwingelanden aan aanranding
en bespotting van zoo vele gespitste [onl.] der zoogenoemde
wijsgeren, wat meer is, zoo dikwijls aan de schandelijke
ontering van een bijgelovige [onl.] die zich met deszelfs naam
sierde, blootgesteld schittert het hier nog in zijne grootsche
waarde. Nadert, vindt hier den troost der bedroefden de
hoop der twijffelenden, de zekerheid der overtuigenden. Verwerp
den bangen schroom die uwe oogen verduistert. Hier aan den
disch staat de zekerheid der genade en der vergeving gegrifd.
Wie kan, wie mag hier twijfelen? Is het een wreker die
in den hemel zelf vlekkeloos, op uwe vlekken vlamt
om dezelve door eeuwige pijn te straffen, nee de God des
bijgeloofs wierd aldus aan [onl.] kindscheid voorgespiegeld.
Maar nu deze, de God des Christendoms, die Jezus deed
komen, is die van liefde en vergeving en waar is het kind
dat niet liever zijn vol gemoed aan het hart van den
liefderijken vader uitstort, dan schroomvallig voor zijn toorn
hetzelve nadert. De wijsgeer die in het Christendom zoo vele
dwaasheden waant te vinden en alleen de menschelijke
overleveringen in hetzelve berispt, ziet meelijdend op dit door
u gehuldigd beginsel neder, en stelt tegen den dienst van
vrees en straf het beginsel van de deugd in zich zelven te
beminnen, een beginsel zoo vaak door woorden, zoo weinig
door daden bewezen, en over het algemeen met de menschelijke
zwakheid, zoo weinig overeenstemmende. Maar waar sprak Christus
ooit van helsche straffen, dan tegen een ongelovig graauw
of verstokte huichelaars. Heeft hij immer daarmede den
vurigen Petrus, of den vertrouwende Joanes gedreigd. Neen
hij gaf hen het gebod der liefde tot hem, der liefde tot
zijn vader, der liefde eindelijk tot de menschen. En ziedaar onze
hoge roeping ware onze pligt afgebakend. Tranen te plengen over
eene gebeurtenis, wier invloed nu reeds zoo vele eeuwen
werkzaam geweest is, mogen nu en dan een blijk van hartelijke
deelneming zijn, maar de ware invloed van deze zaligende
oogenblikken moet zich nog op eene andere wijze vertonen. Dit
berouw, deze droefheid zijn klagten, een lang vervlogen verleden
nagezonden, maar duizenderlei zijn nog de banden die menschen
van menschen, standen van standen scheiden. Duizendvoudig
zijn nog de liefdeloze oordelen die dagelijks de menschelijke
tong met zoo veel wellust verbreidt. Duizend harde
woorden verpletteren nog dagelijks gevoelige harten en doen
tranen vergieten, die God alleen kan doen drogen. Duizend harde
opvattingen, miskenningen en aanmerkingen verwijderen nog daaglijks
het hart van gelieven, van vrienden, van echtgenoten. O dit
is het heerlijk veld dat nog open ligt. Daaraan kan
Christus zien of gij wezentlijk zijne Verschijning op aarde
lief gehad hebt, of gij zijne geboden gevolgd of gij geweten
hebt wat het was, zijn gedachtenis te vieren.
Ja, de renbaan is op nieuw onstloten
En zijn Bloed, op golgotha vergoten
Wijze ons hart, de weg der eeuwigheid
Waar de liefde heil en dank wil zaaien
Zal zij eens de rijpe garve maaien
Volgt zij 't spoor dat ons ten hemel leid
∙-
Nog verwijderd is het hart der menschen
Liefde en eendragt nog zoo zeer te wenschen
En de godsdienst vaak een[?] ijdel woord.
Maar met liefde als mensch als man als vader
Treden wij den wil der almagt nader
Tonen, dat zijn voorbeeld ons bekoort.
Heden heb ik zelve den dienst bij de bedeling des Avondmaals
waargenomen, en hoe zeer sommigen dit niet mogen verkiezen
heeft zulks egter vele aangenaamheden voor mij gehad. Het
denkbeeld van acteur in diergelijke oogenblikken te zijn bevalt
mij altijd beter als de rol van aanschouwer. Het volgen
van den redenaar als een der eerste Christenen, met het
brood belast, de plegtige stilte dat herderlijke, dit
alles geeft eenen heerlijke indruk.
Des Avonds Ter Borg Colossensen Hoofd. 3 v. 1-4. Moeilijk is
het na zulk eenen dag des avonds nog de spanning gaande
te houden. Hij hield zich bezig met de zinnebeelden waardoor
Paulus onder de beelden van de Kruisiging, begraving en
opstanding des Heeren dat had willen voorstellen wat wij
wegens onzen zedelijke toestand doen moesten. Eene
vermoeide herhaling der overbrengingen en uitziftingen
paste juist niet bijzonder op den toestand waarin men zich
dan bevindt. Jammer is het dat men in diergelijke oogenblikken
niet eenvoudiger zij, en dan voor een poos het overdragtelijke
laten rusten.
Mémoires de lecture Je veux ainsi que l'a fait Gibbon conserver
quelques souvenirs de la manière dont j'ai fait mes lectures
et du but auxquelles elles m'ont servi. Je veux arrondir de
plus en plus mes extraits afin de trouver un jour l'occasion
de m'exercer sur une ou autre partie de l'histoire. Bien
des lacunes de l'hist. moderne me restent encore à remplir
et je veux en attendant, continuer doucement[?] mes Extrait d'histoi-
re Romain Grecque et Sacré qui avanceront peu à peu et qui
plus libres que mes Extraits ordinaires doivent former
une transition pour arriver à des compositions plus libres.
Je sais que mes lectures pendant cette demie année m'ont
donné une foule d'idées mais je ne veux pas m'abandonner
à leur fécondité et je sais qu'il faut premièrement les
laisser arriver à la maturité afin de pouvoir produire
quelque chose, qui soit en effet digne d'éloge.
On a cité mon improvisation dans les Letteroefeningen. Malgré
toute ma philosophie j'avoue que j'en fus flatté.
Maart 6 Ter Borg. Ik geloof dezen wegens zijne Leerrede
van Zondag avond onregt gedaan te hebben. Velen die
beter schenen geluisterd te hebben dan ik, vonden daarin zeer
veel schoons, doch ik vond dezelve voor deze plaats en tijd
niet geschikt. Vermoedelijk had ik tog ongelijk. Zoo worden
de menschen beoordeeld. Wanneer zal ik doch eens geheel iets
kunnen aanhoren, doch altoos zijn die oogenblikken voor
mij de volste van plannen en ontwerpen als of buiten dezelve
mij geen tijd overig bleef.
Handel en Wandel Meine Frau ist herrlich, ach wenn ich
einmahl das Vergnügen hätte sie Mutter zu sehen. Wie
göttlich würde sie sein mit dem Knabe an der Brüst.
Gotte weiss was Gut für uns ist. Vielleicht bescheidet[?] er
mir dieses jezt haben wir wieder Hoffnung.
De vorst is ten vijfentwintigste maal op een maal wedergekeerd.
Klachten over de gewassen komen van alle kanten op.
In de prijzen is eenige rijzing te bespeuren. Oly weder dal[?]. Die
dit geweten had. Waarom is nu de raad weder op v. Mey
in te kopen niet gevolgd. Tijs is nog zeer bezet. Zijn goede
vader aan de rand des grafs. Een beste jongen. Jammer
dat hij niet in een soort van zaken is die hem niet
geheel medeslepen.
Lectuur Ik heb van Oom Jan Wachler over de Litteratuur
ontfangen. Het zijn de daadzaken van Bouterweck
in de taal des Kraftgenies, zoo als bv. die van [onl.] vervat.
Ik geloof indedaad dat deze menschen regt goede bedoelingen
hebben doch dit is tog geheel onverstaanbaar pathos.
Ten minsten ik heb aan eenige stukken, en aan de
afscheidsrede genoeg gehad. Voorts lees ik herinneringen uit
het leven v. Herder eerst met weinig naderhand met
ontzachlijk veel genoegen. Dit is een man juist na mijnen
geest zijne voorstelling en een der bijdragen over het
geen hij schrijven en worden wilde, vallen zoo juist in
mijne trant, ik was daardoor verrukt; o ik kan in mijnen
werkkring ook nog zoo veel uitrigten, doch niets zij
verhaast, alles kome op zijnen tijd. Met genoegen zag ik
dat Herder ook zulk een liefhebber van excerpeeren was.
Zijne inzichten over het wonderbare op zijne Zeereis geschreven
zijn indedaad allergeestigst, maar ook dit was mijn wensch
zoo de geschiedenis van zeden, beschaving, dichtkunst, in het
groot te overzien alles tot meerder liefde van mensch
tot mensch, te doen werken en tot vereeniging van het
poetische en prozaische leven, 't geen voor velen zoo zwaar
is en zoo velen op eenen verkeerden weg leidt. Hoe gemakkelijk
zeg ik nu, zoude ik van den eenen kant in dit alles
voortwerken, indien nu 1820 niet zoo ongelukkig ware
afgelopen, daar mij nu dit verwijt nog altoos vervolgt. Maar
ware ik dan, ik vraag dit mij zelven met overtuiging welk
antwoord ik daarop moest geven, ware ik dan niet te opgeblazen
geworden te gelijk kind der wetenschap en des rijkdoms op zes en
twintig jaren dichtkunst, ondervinding en koopgeluk, te willen
vereenigen, dit tog ware te sterk geweest. God weet wat hij
wil doch ik wil in alles zijne leiding eerbiedigen en nut trekken
van 't geen ik gebruiken kan. Doch deze inzichten van
Herder zijn heerlijk en geven mij nieuwen moed en spoorslag.
Ik schreef een paar woorden aanJan Bosscha. Deze
waarachtige vriend moet ik tog niet vergeten. En ik zou
door het nalaten van eenige regels te schrijven, onze
verbintenis een knak kunnen toebrengen. Ik moest dit doen al
diende ik daarvoor eenig genoegen op te offeren, doch zoo
is de traagheid der menschen.
Met v. Hall nog weder woordwisseling. Hij is wie hij zij, ik
heb hem alleen dank toe te brengen en is het zijn schuld
dat hij minder als anderen zijne geldzucht omsluiert.
Wij spraken nog sterk over de gebeurtenissen van 1820 en
hij wil altoos dat ik daarbij het peccavi zal uitspreken
tegen hem, doch ik wil tegen hem, even zoo als tegen anderen
zeggen dat ik zeker onvoorzichtig geweest ben doch dat ik
van gevolgen beschuldigd worde, die door omstandigheden
veroorzaakt zijn, welke nog ik, nog iemand vooruitzien
konden. Nog eens dit kan ik zonder onwaarheid in de
volheid des hartes zeggen, dat het Oly Contract middel
van dekking veel meer als middel van winst was.
7 Maart Des avonds sprak de jonge Optenhoof avocaat
uit Vianen vriend v. V. Hall over de kennis der wetten nuttig
voor den beoefenaar der Geschiedenis. Zeker was dit onderwerp
zeer belangrijk, de voordragt goed en zuiver schoon niet
uitstekend. Jammer dat het eerste gedeelte hetwelk de
gewone argumenten de incertitudine Historiae bevatte tegen
overlevering en penning gerigt was, niet korter en juist contrasterende
met het twede gedeelte, dat nu te kort wierd. De voorstelling
van Rome en Athene was niet frappant genoeg, en eenige
aanhalingen uit de Capitularia van Karel den Grote begonnen
meer aandacht te verwekken, maar toen was het bestek
te klein en alles te spoedig afgelopen. Naderhand hadden wij
een zeer genoeglijk onderhoud. Over het algemeen heerscht
deze winter in de Maatschappij meer hartelijkheid dan
voorheen.
Faits Levendig Discours over Napels. Fabius hoewel liberaal
keurt handelingen der monarchen goed. Da Costa hoewel ultra
deapprouveert dezelve. Verschil van opinien. Wellington's
bedaardheid, hij hoort het eerst het Pruissch Kanon, hij
neemt den [onl.] aan de Hollandsche troepen de fransche
geweren, van groter caliber 't geen gelaakt wordt, doch
bij de attaque van het Corps Hollanders naderhand wien
de ammunitie ontbreekt, ziet men daarvan de voordelen in.
8 Maart Een genoegelijke dag in vele opzichten. Familledag
bij Henry. Deze vereeniging hoe levendig ook, is daar
nooit het allerdrukst. Sints ik Henry's transitien van
bedaardheid tot drift eenige malen gezien heb, ben
ik altoos daarvoor eenigszints bevreesd en laat dus
nooit geheel los. Jammer is het dat [- onl.] wezentlijk
een hartelijk en goed mensch zich bijna nimmer overgeeft
en er dus altoos een zekere droogte door zijn gezelschap
geboren is. Indien deze man indedaad zich meer
wilde epancheeren kon hij veel gelukkiger zijn. Ik was
met de goede [- onl.] in 't kort daarover aan den gang. Vereeren
doe ik gaarne den man in ieder opzicht, doch zijne
gebreken van terughoudendheid, en dikwijls valsch geplaatste
zuinigheid als deugden te bewonderen dit wil noch zal ik
niet.
Mt. 9. Deze dag was voor mij, in alle opzichten genoegelijk.
Eerst had ik eene Comparitie met W.v.H. H.R. en P.v.E. waarin
ik alles openlegde, en ook de grootste voldoening ontfing
door te zien dat ik niet alleen hunne Vriendschap maar
ook hunne achting behouden had. Dit was mij heerlijk
en strelend, en het schoonste loon op de indedaad niet aangename
pogingen, die ik op het laatst in het werk gesteld had. God
gij verlaat mij niet; gij weet hoeveel prijs ik op de achting
van brave mannen stel, en gij hebt mij deze wille verleenen.
Uw naam zij daarvoor gedankt. Ja, nu durf ik met
moed en vertrouwen in alles verder gaan. Wat ware ik geweest, had
gij mij deze mannen niet als redders gezonden. En
nu met moed op de toekomst ingestormd.
Om tog niet twee avonden agter elkander te ombren nam
ik de vrijheid mij te emancipeeren, door eene Visite bij dacosta
die dan ook wel zijn nut met zich voerde. Kracht in alles
geeft mij deze hartlijk vurige jongeling. Niet een vriendschap
van hoofd, maar van hart kan de onze worden. Ieder
oogenblik dat ik bij hem doorbreng, voert mij nader tot zijn character
en waarachtig edele inborst. God zal hoop en smeek ik hem
nog eens tot Christen tot zijne en mijne zaligheid doen worden.
Weinig menschen hebben mij zoo getroffen als hij Claude en
Bosscha allen maakten een diergelijke indruk. Ik heb veel
Vriendschap voor Pauly, doch die geest van inertie is mij
onverdraaglijk. Gied is te veel indifferentist, de andere zijn
te veel in de betrekkingen van het gewone leven met mij
verbonden dan dat ik deze hogere betrekking in hen zou
kunnen herkennen. Ons discours op te tekenen is niet wel
mooglijk zie hier eenige punten.
Liberalismus. Zijn mening dat de koningen hun gezag van God
hebben zich voor dezen moeten verantwoorden maar niet voor het
volk, dat het niet ongerijmd is de koningen raad hebben van
de verlichtste mannen, maar wel dat de souvereiniteit in handen
van eenige soi-disant Souverein bestaat. Irritatie daarover bij
den koning te weeg gerbragt. Partijzucht vervangt de plaats van
algemeen belang. Belachlijkheid eener permanente oppositie,
van een Coté droit. Zotte naäping der Engelschen. Nadelen van
de vrijheid der drukpers. Noodzaaklijkheid van een heerschenden
Godsdienst. Over de Joden, de Talmud, eene opschrijving der
Misnaim of zoogenaamde mondelinge wet, welke van
Mozes, volgens de overlevering der Joden van den eenen op den
anderen overging, tot na de verspreiding der Joden. Juda onder
Antoninus pius, dezelve op schreef. Voorts bevat de Talmud
alle de Commentaren daarover gemaakt. Bij de hoogduitsche Joden
is een College alwaar nog gedurig over de Talmud gediscuteerd
wordt, en gedurig eene opvolging moet heerschen,
zoodat altoos aldaar redenaars zijn. Onuitgebluscht
licht bij de Port. Joden. Gedurig voorlezen uit de wet. Geheel
verdwijnen van het nationaal Character der Joden. Nietigheid
van hun tegenwoordige eerste classe welke alle de gebreken der
hoogste Christen Classe, met karigheid vereenigt aangenomen
heeft. Moeilijkheid zijner positie tusschen de Joden en Christenen.
Verkregen onafhankelijkheid. Zijne uitdrukking over het N.T.
Overtuiging aan Joden en Christenen gemeen dat het O.T. onvolledig
is, doch de Christenen zeggen dat het N.T. daarvan die
Completie is en de Joden de Talmud. Zijne hypothese op
overlevering gegrond dat de Joden gedurende de Babylonische
gevangenis gescheiden waren geworden en toen reeds de stam van
Juda na Spanje was vertrokken. Gedicht daarop.
18). Anecdotes v. Paule uit de Talmud, van de vrouw uit de
staart des mans genomen, van de twee grote walvisschen.
M.C. v. Hall zegt een Tractaat uit de Midden Eeuwen gevonden
te hebben, tusschen den Heer v. Arkel en een naburig (Chatelain)
uit de midden eeuwen dat met alle mogelijke wijsheid opgesteld
was. Hetzelve is met alle oude Archiven door de Pruissen bij
hun bezoek in 1787 verscheurd geworden. Verschillende opmerkingen
over het optekenen. V. Hall tegen. Fabius voor. Herder Müller
Lublink de jongen optekenaars.
Mt. 10. Gisteren Vrijdag was mijne vrouw eindelijk ten bezoek
na Tante Boissevain Reinders getrokken en verheugde zich
daar met alle de lieve kindertjes. Ondertusschen bezocht ik
Pauly in zijne Archiven verzonken en den goeden Retemeijer
in het midden zijner boeken. Een goed best mensch maar
onvoorzichtig in alles, vooral in de liefde. Op nieuw voor de
vijfentwintigste maal van zijn leven had hij zich vergalloppeerd
nu weder in Dientje Roelofs die hem echter vrij coquet
had behandeld doch gelukkig was nog ter gezette tijd
een spaak in het wiel gekomen. Verder, candidior Vitro.
Interessant was ons discours. Zijne cenni over de verbinding
tusschen Montigni en Don Casbis, blijkbaar onder anderen
uit de Processen der Inquisitie v. Llorente en uit de beschuldi-
ging v. Egmont en Hooft. V. der Vyncks Geschiedenis der
Nederlanden schijnt hem zeer van nut te zijn. Deze heeft
uit de Brabandsche staatstukken met vrucht geput. Zijne
Hanzesteden zullen goed worden. Mysterieus was de wijze waarop
hij ook over het verband van de Montigni en de Prins Karel
van Wiselius sprak. Er moet minder daarin gebeurd zijn dan
't geen ik reeds uit de Voorrede van Klijn en uit eenige Zeggingen
v. Gied had opgemaakt. Klijn had hem deswegens zijn
vertrouwen geschonken. Hoe of echter mijn naam daarin
volgens zijn uitdrukking gebruikt of misbruikt is, is mij
onmooglijk te doorgronden en laat ik de ontdekking van dit
raadsel aan den tijd geheel over.
Lectuur. Met genoegen las ik de brochure van Graaf Torerro[?]
over de Spaansche Revolutie. Da Costa moge er dan van
zeggen wat hij wil, maar deze liberales hebben tog wel en waarachtig
tot nut van hun vaderland gehandeld. Menschelijke driften
lopen er zeker door heen maar was Ferdinand blijven regeeren
in plena potentia, dan was het tog nog veel erger
afgelopen. Herders leven 2e deel bevat veel belangrijks.
Zijne brieven uit Italie zijn een zuiver afdruksel zijner ziel.
Hoe jammer is het dat deze man Superintendent en
Consistorialrath heeft moeten zijn en daardoor zijn leven heeft
afgekweld. Hoe veel wisten wij misschien meer zoo toen een
duitsche vorst het zich een jaargeld van f 2000 had willen
laten kosten dien man onafhankelijk te stellen. Hij is ook
al weder miskend geworden. Dit schijnt dan maar het lot
te zijn, doch dan worden de vrienden tog ook warm Göthe
schijnt met Vriendschap en al zijn man en meer als de mijne
te zijn. Mijn God wat is gevoel en Phantasie, waar geen hart
en Character bij komt. Grote mannen had hij ondertusschen tot
vriend. Hoe gelukkig is dit niet, maar ik geloof tog dat
alle edle zielen, alle menschen van genie, zoo als bv. Bellamy
en V. der Palm deden, zich terstond gevoelen moeten. Ik wil
Herders werken lezen.
Zaturdag Daar zit ik nu tegenover vrouwlief op den ons
zoo heiligen Zaturdag avond, die ons dan indedaad ook nog
al heilig gelaten wordt, reeds heeft de airain fumessant
half tien geslagen, eer wij indedaad zulks wisten. Ik heb
Lina een gedeelte der brieven van Herder uit Italien voor-
gelezen die haar ook bijzonder bevielen. Herders vrouw moet
al zoo ene soort als de mijne geweest zijn. Duizend kleinigheden
hebben wij, duizend genoegens; ik gevoel nu indedaad eerst de
waarde van het leven en als ik er nu die schone strelende
hoop bijvoege, die wij hebben, o dan ben ik al te gelukkig. Wij
hopen veel bij elkander te zijn in deze volgende tijden daar
lopen nog rijden thans even min Lina's zaak is, en wij
wenschen waarlijk geen ordinair gezelschap tegenwoordig daar
ik op dit oogenblik veel vertrouwder met mijne vrouw, dan
met een mijner vrienden ben, en wij dan te gelijk op zulk
eenen avond de grootste vrijheid hebben om ieder datgene
te doen wat hem het best bevalt. God laat mij kan 't zijn
lang een diergelijk geluk genieten, en zoo mogelijk waardig zijn.
Lectuur Ik had op verzoek, van Floris v. Hall de [onl.]
bundel der Adversaria v. Lublink de Jonge ontfangen. Er is
zeker veel bruikbaars in, maar over het algemeen is mij het
stuk afgevallen. Op alle onderwerpen zonder of met samenhang is
een rei aanmerkingen en gebeurtenissen geschreven, waarvan de
laatste nu en dan weinig belang inboezemen, en de eerste te
dikwijls op spitsvondigheden nederkomen. Er is iets stijfs in
het gehele werk, het citeren van Autoriteiten wier macht nu
geheel verdwenen is, is aan den geest des tijds toeteschrijven, maar
niet dat dikwijls eenige bladen alleen verzameling van
weinig betekenende anecdoten, die met geen draad hoegenaamd
aan elkander hangen, bevatten. Voorts is hier wel de
l'Esprit sur la religion. Met de grootste verwondering las
ik op het blad Avondmaal de bewijzen van de Transubstantiatie
en de beschouwing bv. van vele stukken der verzoening zo als
of het ondernemingen waren, die met koopmans speculatien
gelijk stonden, en dus spitsvondig beschreven konden worden.
Sermon de Coquerel. 19 Mars Et l´Éternel parla à Moise face à face
comme à son intime ami. C'est la prérogative de la religion de présenter
la majesté de ses mystères sous les formes les plus douces et d'unir
ce qu'il y a de plus sacré dans les cieux, et ce qu'il y a de plus
consolant sur la terre. L'éternel au milieu
de ses perfections infinies, ne garda pour Moise que le titre de
son ami. Qui de nous ne tremblerait à l'idée de se trouver face à face
avec l'Être suprême. Cependant une pitié trop timide pourrait
s'effaroucher de l'idée de regarder l'Éternel comme son ami. Mais pour
juger cette relation, il ne faut pas concevoir l'amitié d'après ces
attachemens frivoles, envers les quels nous prodiguons ce nom sacré
il s'entend que la piété doit être la base d'une telle liaison, et c'est
sous ce seul point de vue, qu'il faut entendre les comparaisons
de notre relation avec Dieu et celle avec un ami. Aurions-nous donc
le même droit à l'amitié de Dieu que n'en avait Moise. Sans doute
Dieu me préserve d'insulter au législater d'Israël le seul parmi
un peuple infidèle, qui fut digne de parler à Dieu, mais ce que
Moise cherchait encore, nous l'avons obtenu, une vue plus
directe nous fut ouverte pour communiquer avec Dieu et Moise
qui s'incline devant le rédempteur au sommet du Thabor
vivant de nos temps, n'eût été qu'un chrétien.
∙Mais parler à Dieu comme à notre ami intime. Comment descendre
avec lui dans toutes les particularités insignifiantes de la vie ordinaire.
Irait-on donc confier ces futilités, qui n'influent non sur notre
vie, ni sur notre bonheur, à l'ami intime pour qui nous joignons
le respect à l'amitié. Non! lorsque une perspective obscure s'est
embellie par une de ces révélations si soudaines, lorsque les chants
d'allégresse nous animent au moment où nous avions cru préparer
les vêtemens de deuil irions-nous pas faire part de notre joie à
l'ami de notre coeur, et Dieu refuserait-il un pareil encens.
Deux écueils s'offrent ici, et les hommes se précipitent dans deux
extrêmes opposés. Les uns s'enveloppant d'une piété mystérieuse
donnent un poids imaginaire à leurs actions, à tous les objets
qui les entourent. Toujours en oraison, ce sont leurs rêveries et
non leurs sentimens qui montent vers le ciel. D'autres dans une
coupable indifférence accommodent leur religion-même à leurs
sentimens particuliers, et se font un culte, et des espérances dont
leurs propres idées forment la base. Mon devoir est donc de peser
lequel de ces deux excès est le plus à craindre. Mon devoir est non
de vous peindre la religion comme les uns l'ont défigurée par
la superstition, les autres accommodée par leur facilité mais
comme l'Évangile nous la montre. Ne nous faisons-nous
pas un plaisir de rappeller les bienfaits reçus à ceux qui nous
le devons, et serions-nous muetes devant Dieu dont[?] les bienfait
nous entourent de tous côtés. Mais hélas s'il n'entendait que les
grâces de la félicité, combien des chrétiens qui m'écoutent seraient
muets devant lui. Mais c'est surtout par eux que Dieu se montre
un ami intime, le ami mortel peut préférer le récit de la joie à celui
de la douleur, mais Dieu se lasse-t'il de la plus longue infortune,
qu'on pourrait lui confier. Eh quels malheurs plus grands encore
n'avons-nous pas toujours à déplorer devant lui. Nos péchés
chaque moment nous font sentir les devoirs auxquels nous manquons
les hommes[?] n'ont pour prix d'une pareille confiance que des consolations
et des encouragemens à nous donner. Dieu seul a des pardons à accorder
et ne préférions-nous pas [onl.] la confession de nos fautes
devant celui qui peut les absoudre, que devant des hommes qui
pourront souvent flétrir notre humilité même du nom de l'orgueil.
Eh nos prières ne seraient-elles donc toujours que l'aveu pénible
de fautes toujours renaissantes, Non! il ne faut rien exagérer
devant Dieu pas même notre misère et ne pourrions-nous pas lui
cesser des moins[?] ou plus heureux nous avons cru être dignes
un moment de notre vocation céleste. Nous avons toujours fait
si peu que ce sentiment ne pourrait jamais devant Dieu
s'élever jusqu'à l'orgueil. Et ne lui parlerons-nous pas de ses
perfections, de l'aspect des beautés de la nature aux émotions
douces qu'elles inspirent, le silence même de cette nature
ne nous a-t'il jamais instruit que l'homme devait en être
l'interprète. Les bienfaits de la révélation nous donnent des matières[?]
d'une louange nouvelle. Mortels accablés par le doute et la
crainte de la mort, nous pouvons comme Chrétiens lui parler
de résurrection et d'immortalité. Pêchons-nous pour en[?] lui
parler de la croix sanglante élevée au calvaire qui a enlevé nos souillures.
Faisant ainsi monter vers le ciel dans des momens sacrés
et solemnels la conviction de notre faiblesse et de sa grandeur
à Dieu qui s'occupe des prières que notre humilité nous lui adresse
nous répondra tel donc. C'est ici qu'il faut écarter de nouveau
les excès et que sans nous laisser accabler par les doutes
de la raison, il faut écarter les [onl.] de l'imagination. Mais
qui lorsque l'ardeur d'une prière fervente, aura rempli son âme
de la conviction qu'elle a été exaucé qui dira alors à son imagination
tu n'iras que jusque là qui n'aimerait accabler par cette
incertitude se retracer, cette époque plus heureuse des anciennes révéla-
tions lorsque le pavillon sacré présentait la présence du seigneur et
que le peuple d'Israël réuni voyait éclater toute sa gloire. Mais
arrêtons-nous ici sur une seule réflection. Quand Dieu parla
à Abraham à Moise, à David, était-ce pour eux, ou était-ce
pour leur famille leur peuple enfin pour les générations futures était-
ce pour eux que Jésus s'adressait aux apôtres ou pour la postérité
que ces paroles devaient rendre heureuse. Dieu n'a jamais parlé
pour l'intérêt d'un seul homme, mais pour l'intérêt des tous les siècles
et de tous les hommes. Si ces révélations ont cessé, c'est que
Dieu nous a tout révélé ce qu'il nous faut pendant notre
passage dans cette vie, et que l'Évangile est là pour nous
répondre. Cessons donc de nous inquiéter d'une conviction incertaine
de demander à Dieu en reculant la difficulté s'il nous a répondu
en effet, mais lorsque cette incertitude nous accable expliquons
la révélation présente par la révélation passée, consultons l'esprit saint
de l'Évangile qui ne peut se diminuer[?]. Si alors ce que nous sentons
au fond de notre coeur, coïncide avec ses saintes promesses
faisons monter au ciel des actions de grâces, mais si l'Évangile
reprouve nos pensées secrètes, alors rejetons les écarts d'une imagination
exaltée et affrons des voeux plus purs et moins souillées par les
imperfections humaines. Mais qui n'a jamais senti que Dieu répondit
à ses voeux et ses prières, en conservant l'indépendance de l'existence
de sa famille au milieu des calamités publiques et particulières,
en sentant les douces consolations de l'immortalité, lorsqu'il
vit dans le cercle de ses amis intimes ou de sa famille, se vuider
une place qui ne se remplira plus sur la terre, enfin que
dans ce temple dans ces voûtes qui conservent tant de souvenirs,
tant de repentirs, tant de voeux, n'a pas senti la réponse de
l'Éternel comme son ami intime, en touchant les symboles sacrés
de notre béatitude éternelle. Le ministre que vous entendez
aujourd'hui, vous parlera un jour pour la dernière fois prenez
garde à ne pas offenser par un silence ingrat l'ami le plus
intime, en[?] ne jetant pas de temps en quelques regards
vers le ciel où Jésus après avoir notre sauveur sur la terre
est monté avant nous. Gardons-nous de nous trouver muets un jour
à la face de l'Éternel puisque alors il sera trop tard pour nous.
instruire de l'excès de ses bontés pour demander quelle est
cette croix dont nous avions méprisé l'influence. Nous tous
nous nous en allons tôt ou tard vers le tombeau dont
la religion a écarté les horreurs. Élevons nos âmes vers le
ciel et puissions-nous un jour réunis dans cette nouvelle
patrie, nous dire comme Josué. Il n'est tombé aucun des
paroles que l'Eternel nous a données.
Een geheel ander toneel leverde weder de avond van Dingsdag op
toen wij van Doctor H.F. Thysse eene zeer belangrijke verhandeling
over de zelfverbranding hoorden waarvan hierbij eenige proeven.
Nut der scheikunde. Verklaring van vele schijnbaar onbegrijplijk-
heden door het zelve. Buskruid door de Franschen uit de
graven gehaald. Zelfverbranding aan vele oorzaken toegeschreven
door sommige alleen aan sterke drank, aan de ontbinding
van dezelve in de maag, schijnt egter nog meer te zijn eene
ophoping van phosphorique delen, gevoegd bij eene ziekelijkheid
in het ligchaam en dispositie tot rotting. 15 Voorbeelden door
Koch aangehaald, hiervan bijna alle vrouwen, alle bejaard
en bijna alle aan het gebruik van sterke drank, geestrijke
wassching, onderworpen. Een geval slechts van enen pater Bertoli
geheel onderscheiden. Deze gevoelde eenen slag en het vel tusschen
de schouder en de arm verbrandde. Die hem ter hulp toeschoten
zagen een vlam die echter van zelve verdween. In sommige gevallen
wierd het gehele ligchaam op de beenderen na verbrijzeld. Bij
Pater Bertoli duurde het leven na den brand nog
vier dagen, bij anderen dikwijls en meestal geen uur. Eene zeer
koude of warme luchtgesteldheid schijnen deze branding te
bevorderen. In Rusland is dezelve dikwijls bij diegenen die zich
aan sterke drank te buiten gegaan hadden merkbaar, wordt
aldaar meest door ingieten van melk, tegengegaan. Ook
goederen zijn voor spontaneele verbranding vatbaar,vooral touwen
etc. met olie bestreken. Brand in een schip te Croonstadt wiens
oorzaak niet ontdekt kon worden. Onderzoek op last van Catharina
of geen brand van zelven ontstaan kan, door proeven de
waarheid hiervan bewezen. Brand te Petersburg, en ook
te Koningsberg daardoor ontstaan. Brandbaarheid van
vele goederen op 30 gr. Réaumur, wanneer de Talk[?] smelt. De
bliksem valt niettegenstaande eenen afleider, tweemaal op een
huis op wiens zolder wol uitgespreid was na dat men eerst blauwe vlammen
had gezien. Onderscheid tusschen zelfverbranding en die Electrieke
of phosphorique hoedanigheden door vele menschen bezeten wier ligchaam
vonkelt bij sommige lugtgesteldheden of na vermoeiing electriek
worden. Vele koningen en geleerden zagen dikwijls als zij zich
wreven vonken uit hun ligchaam komen (dit door Suetonius
van Augustus gemeld). Bij velen bij het uittrekken
hunner koussen bemerkt, bij een zoo sterk dat daardoor de
pantoffels waarop deze koussen lagen gezengd wierden. Vlammen
bij lijken dikwijls bemerkt, somtijds bij het openen van lijkkisten
zoo sterk dat deze vlam de omstanders beschadigde, vlam in
de armen door velen, laatst nog door Prof. Driessen bemerkt bij
sommigen lichtend teeldeel, lichtend zaad, aanspeling of
de vereeniging van den Phallus en de lijkfakkel op de
begraafplaatsen der ouden, bij de Indiers de goden der voortbren-
ging en vernietiging dezelfde. Vele gevallen van Plinius uitgelegd.
Lichtend en ook brandend zweet. Vooral opgemerkt, bij diegenen
die aan de pest stierven. Door de ouden opgemerkt, en weder
door de nieuwen te Mallaga. Hersens van eenen gestorvenen
die de vorige dag veel brandewijn gedronken had door het
licht daarbij te brengen in brand gestoken. Het naderen van
vuur of licht meestal de eerste oorzaak der zelfsverbranding.
Phosphorique verschijnselen in de natuur. Dwaallichten, brand
wel eens daardoor ontstoken. Lichtere verbranding van vrouwelijke
dan mannelijke lijken. De ouden namen zoo veel meer vrouwen-
ligchamen, als mannelijke, op hunne houtmijten. Wenken
uit deze beschouwing voor de ongelukkigen aan den drank overgegeven
wegens het naderen van brandende voorwerpen, voor fabrieken
Kooplieden en Magazijnmeesters. (Brand in ons Magazijn) van outs en
om deze dispositie in oude ziekelijke gestellen tegen te gaan, voor
regters eindelijk. Voorbeeld van eene vrouw aan den drank
overgegeven, die dus stierf en wier man van moord
beschuldigd eerst veroordeeld, naderhand vrijgesproken wierd, doch
echter hierdoor rampzalig, zijn leven in een gasthuis moest eindigen.
Verder was over het algemeen het discours zeer aangenaam.
Over onze rivieren. Plannen wegens derzelver verbetering. Plan
onder Lodewijk, de huizen op hoogtens te bouwen, de rivieren
te laten overstromen, onuitvoerlijk. Plan van Napoleon, of
onder hem door Krayenhoff bij Pannerden de rivieren
af te sluiten, door vijf sluizen en dan het binnenwater door een
nieuw Canaal hetwelk na de
Zuiderzee zou voeren. Kosten 6 Millioen. Plan om de
kromming uit de IJssel te nemen, kosten veertig milloen.
Plan om een oude verstopte uitlozing bij de Grep weder
op te zoeken. Drie plannen v. Ameshoff. Over de uitdroging
van de Haarlemmer meer. Ieder morgen zal f 180 kosten
dan kost door dijken, sloten gebouwen hetzelve nog
wel eens zoo veel. Wat zal de grond wezen, denkelijk moerassig
zoo als in de Amstelveensche en Sloter polders, vraag zal
dezelve indedaad dit geld waard zijn, daar er doch
bijna geen klei is, en niet genoeg uitgebaggerd wordt om
eenen dijk te kunnen ophogen. Moget bevestigt het
gezegde van Thyssen, de Notaris Bondt zag ook bij het uittrek-
ken zijner koussen die electrique vonken. Anecdotes wegens
onze Revolutie van 1813. Zwakheid der voornaamste raderen.
Behandeling der krankzinnigen alhier. Twist v. Thyssen met de
directie ongelukkige gewoonte voor een stuiver deze ongelukkigen
te laten zien. Moget vertelt hij nog jong zijnde dikwijls
uit de kerk met zijne speelmakkers derwaarts ging om
de ongelukkigen in de hokken aan te hitsen Thyssen zegt
er van de 100 in de laatste jaren bij ons 47 genezen zijn,
de sterflijkheid veel verminderd is. Horn directeur van
het hospitaal de Charté te Berlijn, wordt beschuldigd dat iemand
in een waschzak, volgens de nieuwe methode gestopt aldaar
vermoord is, schrijft nu tegen de directie, beschrijft zelfs de
elendige middelen die hij gebezigd heeft, en herroept de lof
door hem en Hufland vroeger in Jeruncla aan deze inrichting
gegeven. Thyssens, berichten wegens de brandbaarheid bevestigd
door de voorzichtigheids maatregelen, in de lakenfabrieken
gebruikt. Voordelen der Franschen in vele opzichten. Hunne
zuivere wijze hunne taal te schrijven. Vreemdelingen die in
het Fransch geschreven hebben Hemsterhuis de beste onder hen.
Geringe optekening hier van vroegere gebeurtenissen. In het
geneeskundige wegens instellingen niets opgetekend voor
de stichting der Academie te Leyden.
Gebeurtenissen Dood van Mev. v. Hall. Eene eerbiedwaardige
vrouw, door veel lijden beproefd, door een man dien zij beminde
schandelijk behandeld, daar deze na zijne vrienden en
ook hem toebetrouwde kassen bestolen te hebben op eens
verdween. Zij was de oudste vriendin van Claude's eerste moeder
en dit moet men den ouden C. tot lof zeggen, dat hij
zich hartelijk en waardig gedragen heeft. Het zelfde is
niet het geval [- onl.]. Deze zoo de grote
man in het oog der wereld, heeft zich aan de hem opgedragene
voogdijschap door zijn [- onl.] onttrokken 't geen vele onaangenaam-
heid te weeg bragt. Naderhand toen hij zich vreesde te
compromitteeren kwam hij zich zelven verslagende weder op.
Ces derniers dieux mortels, die alles voor reputatie doen, hoe
klein dikwijls. Character is tog het eenigste dat den mensch
in de kronkelingen van het leven, leiden kan. Eerzucht en
alle andere elendige beweegreden brengen tog eindelijk op den
dwaalweg. Floris heeft een goed hart maar ook
voor deze is het exterieur alles. Dit zoude hij egter
niet gedaan hebben. Oom v. Heuk. heeft de V. Halls doch
juist beoordeeld. Cris was weder regt best en hartelijk
ik moest hem het mijne zeggen, wij waren gelukkig eenige
oogenblikken alleen. Hij is toch indedaad een edeler mensch
dan [- onl.]. Maar [- onl.]. Gevoelt zij is het Comedie ik
weet het waarachtig niet. Antje die haar moeder getrouw
oppaste was hartelijk bedroefd, natuurlijk, Met zulke menschen
kan ik gevoelen, met dezen kan ik weenen, doch is anders
niets zoo menschelijks als de droefheid en niets waarbij men
dan zoodanig geforceerd is.
Gijsb. de Clercq verloor zijne vrouw. Stil lief en met de
deugd der zachtmoedigheid en eenvoudigheid versierd wordt
zij indedaad hartelijk betreurd. De laatste afstammeling van
het geslacht van Pieter de Clercq ziet deszelfs weduwe na
alle hare kinderen voor haar in het graf gedaald. Dit is hard
en grievend en gerust kan men van dergelijke personen zeggen
dat zij meer betrekking aan gene dan aan deze zijde
van het graf hebben.
Faillite de Cruys Ce jour fut encore un de ceux qui donnent des
leurs cruelles et qui malheureusement semblent ne pas laisser
de souvenirs. J'ai écrit il y a une année et demi quelques mots
sur la faillite de Beverbroek, et je pourrais me servir des
mêmes termes pour décrire celle de Cruys. Beverbroek qui avait
été le rare bonheur, de conserver sa réputation, quoiqu'il eût
dirigé une maison accablé par une faillite onéreuse, à qui
tous les chefs des premières maisons de cette ville avaient
prodigué les consolations. [onl.] s'était associé sous les auspices
les plus flatteuses. Cruys jadis son commis, était un homme nul
qui laissait le plus ample jeu à ses facultés et à ses talens et
lui apportait une somme calculée à 3 ou 4/m florins dont
on pouvait faire l'usage nécessaire pour avoir un gagne-pain. Tous
deux célibataires, peu dépensiers il ne leur fallait pas de grandes
grains. Ils eurent le bonheur de se lier même à des
maisons qui avaient perdu chez Beverbroek. [onl.] leur rendit
ses affaires, ils eurent un voyageur dans le Nord et bientôt
ils attiraient les yeux par l'achat du grand magasin de
la Comp. des Indes, et par les grandes opérations qu'ils faisaient
en change. Peu après cependant on entendit dire à l'oreille
qu'ils commençaient à se mouvoir dans les fonds et bientôt
il ne fut plus un mystère qu'ils étaient les plus grands
accapareurs de fonds français. Cependant malgré les émeutes
de quelques hommes prudens leur crédit se soutenait complètement
les fonds allaient toujours en augmentant, on entendait
parler des sommes énormes qu'ils gagnaient, pendant que
les fonds montaient de 70 à 86 et qui aurait cru que lorsque
la halte suivait, ils se fussent lancés si loin dans tant
de millions que la baisse depuis 86 jusqu'à 81, décida
leur chute. Tout le monde fut consterné, on prévoyait les plus
grands malheurs, cependant la bourse eut une attitude ferme.
La conduite de Beverbroek m'est encore inexplicable, car
quoique je me sois dit aujourd'hui vingt fois de te
fabulam Narras je ne puis encore concevoir comment
il a tant osé aux prix de f 86. Comme il est foudroyé par l'opinion
publique, qu'on ne se puit empêcher de justifier puisque c'est
le cri de l'indignation, et je sens trop moi-même comme j'aurais
été foudroyé par cette même indignation malgré la pureté que
j'aurais cru trouver dans mes motifs. Eh ce n'a été encore
que l'ambition. Quelle ambition ce ne sut pas des [onl.]
mais pas moins de malheur, ce qu'elle coûte[?]. Et quelle en
est la gloire. Aucun. La vague qui suit efface celle qui
la précède. Un héros, un criminel garde encore son
nom dans les pages de l'histoire mais le négociant éclipsé
on n'en parle plus. Et maintenant cette récidive, les huissiers[?]
pardonnent une fois, mais non la seconde. Oh mon Dieu
quelles grâces ne te rends-je pas de quels malheurs m'a-
tu sauvée donne moi la prudence afin d'être à jamais exempt
de sentir quelque chose de pareil. Quel homme intéressant
n'était pas Beverbroek, avec quel plaisir l'entendait-on
raisonner d'affaires, qui fut plus généralement aimé, et main-
tenant [onl.] à l'exécration publique tandis que les hommes
les plus durs prononcent à son sujet les plus grandes duretés
possibles et que celui-même qui serait leur ami intime
ne peut disculper leur conduite. Fatale illusion de l'esprit du
siècle, de ne parler de n'agir que par des millions. C'est encore
de la France, que nous est venu ce poison c'est là que les
rois alliés ont fait le cour à des banquiers juifs que
d'avides particuliers se sont partagés pour ainsi dire les
revenues de royaumes et qu'on a vu naître des fortunes pareilles
à celles de ce Rotschild, qui vient de vendre en un seul jour
60 millions de rente. Il faut que cela finisse tôt
ou tard d'une manière ou d'autre, et je me suis cru obligé
de dire quelques mots à Thijs. Il est si bon, si susceptible,
se laisserait-il entraîner. Il peut avoir tant de jouissances
sans cela, il se tue[?] à travailler et tout cela n'aboutit
qu'à le faire[?] dans de nouveaux dangers. Puisse
Dieu l'en préserver. Nous en avons assez vu.
Lectuur In het Letterkundige heb ik eindelijk die twee
stukken gelezen die op nieuw het Instituut onder zich verdeeld
hebben, en ook weder nu de bekroning in eenen ijdelen rook hebben
doen verdwijnen. En egter strekt dit juist niet zeer tot eere
der bekroners, daar wezentlijk beide stukken grote verdienste
hebben. Belangrijk is het onderwerp van den Montigni. Een
groot man, een groot Nederlander aan het hof van Philips
daarbij alle de traditie van Don Carlos vereenigt dit
kan zeer veel geven, en ook wezentlijk in de laatste bedrijven
van den Montigni is Klijn warm geworden. Zijn afscheid
aan zijne vrouw, en andere toneelen van het laatste bedrijf
behelzen wezentlijke schoonheden, hoewel men de
berispers van dit stuk moet toegeven, dat de stijl hier
en daar ruw en hard en stooterig zij en er wel eens
denkbeelden in voorkomen die met den geest des tijds van Philips en
Alva juist niet zeer in harmonie staan. Dit laatste
gebrek is in den Willem en Diederik gelukkig vermeden. Daar
staat de gehele grafelijke tijd voor ons oog, met alle
deszelfs herinnering en beelden, en zelfs poëtische tijd 't geen
zeker het beleg v. Ptolemaïs en Damiate voor de hollanders was.
Alle vergelijkingen zijn uit den tijd zelve ontleent en dit
is zeker dat dit stuk een groteren meer geleerden dichter
kenmerkt. Maar van den anderen kant is Montigni een
held die belang inboezemt, Willem v. Holland daarentegen een
kwadejongen die om zijn speelgoed huilt 't geen zijn broer hem
heeft afgenomen, en daarop van zijn zuster klop gekregen heeft.
Diederik is een beste jongen die het hem graag wederom
wil geven, doch geheel onder de plak van Mevrouw ligt, die
hem geheel onder sim heeft en bevel geeft, terwijl hij in bed
ligt, zijn eigen broeder te arresteeren zoo dat deze op ipso facto
zijn broeder met de sabel in de hand tegen zijn eigen onderdanen
moet verdedigen terwijl Mevrouw eenvoudig wegdruipt en wegblijft.
Als dichtstuk is zeker Willem en Diederik boven het ander verheven doch
even als in de Willem v. Holland v. Bilderdijk is er geen
genoegzame beweegreden van[?]schrik en medelijden.
Londresin 1820 contient en grande partie l'extrait des gazettes
de 1820 mais on aime à trouver toutes ces anecdotes resserrés
dans un seul cadre, ce qui rend l'ouvrage assez intéressant
quoique sans cela l'auteur n'y ait pas beaucoup mis du
sien. Ce drôle-là n'appelle les Anglais impartiaux que lorsqu'ils
disent que la chambre des députés vaut bien le parlement
et que l'Hamlet de Shakespeare est au dessous de celui de Dacier
Hist. des Révolutions de Norvège. Enfin je me suis mis à attaquer le
Nord qui jusq'ici n'avait pas trouvé grande place dans mes
tablettes; mais l'histoire de ces royaumes Scandinaves est si liée
entr'elles qu'on peut parvenir assez vite à cette connaissance, et
je puis avouer que ce livre-ci écrit d'une manière sage
seulement flatteur lorsqu'il commence à parler de Charles Jean.
Je veux pour le moment m'arrêter un peu dans ces passages et tâcher
de parvenir vers[?] la Russie dont les destinés sont si intéressantes.
Contentement passe Richesses [-H.R.[?]] Ce fut une vérité dont je fus
encore plus convaincu, lorsqu je vis et vois tous les jours davantage
quelle sottise il a fait en épousant une femme, qui sans être
aucunement méchante, ne possède aucune forme agréable de
l'esprit et du corps et affecte un orgueil de province et un
mécontentement sourd qui doivent être bien désagréables à
un homme, qui comme [-onl.] aime les plaisirs de la
vie et qui trouvait dans sa première femme un ange de
douceur qui non seulement se pliait toujours à ses désirs
mais paraissait toujours s'amuser en suivant les
inclinations de son marie. Oui dit-il à mon oncle V. Heuk. lorsqu'
ils se fussent rendus un jour à sa campagne. Il vivra[?] qui
[onl.] esser cosi dolce se non manca il contento. Eh c'est
un moment, une prévention, un souvenir malheureux qui lui
a fait contracter un lien, qui enlève maintenant ce qu'il
y avait encore de douceur dans la vie.
Een avond met Schimmelpenninck was indedaad belangrijk. Hij
houdt zich tegenwoordig bezig met materiaalen voor zijne
geschiedenis te zamelen. De man is indedaad zeer belangrijk
en zijn verhaal hoe hij veroorzaakt had dat van der Palm geen
straatslijper en ijdel koffyhuisloper gebleven is, was indedaad
belangrijk. Ik improviseerde over den wederstand der volkeren
aan de maatregelen van onderdrukking, thans op nieuw door de vorsten
genomen.
Omninana L'horreur politique est encore surchargé d'orages
la Sardaigne se constitue, Naples paraît résister aux armes
autant qu'aux proclamations du duc de Frimont. Dans
le commerce il y a quelque amélioration, quoique certainement
la faillite de Cruys n'y fera aucune bien. On ne [onl.] de
tous côtés que chicanes les moindres pas d'un maire Amsterdam-
moise sont soutenus avec une inquiétude ridicule et quand
même un ange descendrait du ciel, comme commissionnaire
on trouverait encore à redire. Au reste dans notre
coterie rien n'a changé. Je suis fâché de la maudite lettre
d'Abranowski que j'ai reçue et je veux quitter.
April 3 Ik heb meer dan ooit besloten om bij het einde van iederen
dag of ook wel bij het begin van den volgenden mij zelve
eenigzints rekenschap geven van het gebeurde van den
vorigen dag zoo in 't commercieele als wegens het overige
v. lectuur als andersints. Ik heb het genot[?] nu weder vroeg
op te staan en gevoel meer dan ooit de waarde van ook door
bijzondere bezigheden weder kracht in alles te bekomen. Aan het
einde van ieder maand moet ik deze opmerkingen nalezen en daarvan
een algemeen Resultaat opmaken.
Mes Extraits que j'avais négligé pendant l'époque de
prospérité ont eu le plus à se louer dès cet hyver. J'ai cependant
senti tout ce qui y manquait encore et j'ai résolu non seulement
de les arrondir mais aussi d'y ajouter par des détails
géographiques etc. terres[?] de voyages et d'autres auteurs les additions
qui me manquaient pour former ainsi un coup d'histoire qui puisse
me servir éminemment dans tout ce qui je voudrai composer
ensuite. L'Extrait de l'hist. Romaine en Français et de l'hist. Grecque
en Hollandais dont j'ai déjà commencé l'une devrait me former
le style dans ces deux langues et servir pour ainsi dire
de transition entre les extraits et les compositions propres
Il me faut seulement prendre garde de savoir choisir dans les
livres ce qui me manque encore et de ne pas relire deux
fois la même chose ce qui arrive trop souvent dans l'histoire.
Je suis maintenant occupé outre de l'histoire des Romains[?] qui
va toujours son train de celle du Nord qui offre d'assez grandes
difficultés et qui est pour ainsi dire, une histoire à part.
La Russie et le Danmarc présentent encore un champ assez vaste
puis encore l'Ecosse, l'Irlande, la Prusse une partie de
l'Allemagne, plusieurs traits de l'hist. d. Portugal et d'Espagne la moderne
Angleterre et enfin beaucoup de choses avant que j'aie fait
le tour de cette vieille Europe. L'hist. des Colonies de la guerre
de l'indépendance de l'Amérique manquent encore. Je sens que
je reviendrai encore un jour aux sciences naturelles dont l'amour
se réveille de tems en tems chez moi. C'est en étudiant l'hist. du
commerce tant celui des grains, que le commerce en général
que je veux rapprocher lentement l'histoire, des sciences
naturelles et donner un coup d'oeil à l'agriculture.
mais je sens qu'il me faut d'abordbien connaître
l'histoire et reprendre les langues. Tite Live m'a fait un bien
infini pour la langue Latine, mais je sens que j'avais
perdu. Les difficultés des langues m'ont toujours effrayé il
faut m'y relancer de nouveau et d'abord surtout la langue
Espagnole et la Grecque. J'ai compté sur des collaborateurs
qui liraient avec moi Homère et Caldéron mais ce tems est
passé il faut que j'attende tout de moi-même. Je suis trop
avancé dans la langue Espagnole pour y rester à demi-
chemin. Après tout ce que j'ai fait dans la langue Grecque
je sens qu'il ne me coûterait que peu d'application pour
m'y relancer et je le veux. Tout cela cependant n'est que
hobby horse mon commerce doit aller devant tout dans mes
actions non dans mes idées, car j'ai trop senti le
danger de tout cela. Je veux employer mes belles matinées
de printems et d'été dont je n'ai su encore profiter aucune
des années hormis celle de 1816. Voici donc mon plan
le Samedi Soir fixé pour l'étude et le bonheur chez moi,
deux matinées histoire, deux matinées langues deux libres
et aucune semaine sans quelque exercice entièrement originale
ou traduction de l'Espagnol et du Grec. Soit en vers ou[?] en prose
car je suis encore paresseux en ceci et mes extraits sont
le seul travail auquel je suis toujours disposé. Le dimanche-
matin est fixé pour l'étude de la religion la lecture de V. d. Palm etc.
Je veux peut-être trop, mais je sens que 'ai du courage et je
veux mettre tout à profit, ayant aussi pris la ferme
résolution de tâcher de me défaire de ces dehors noncha-
lans d'apprendre à entrer dans nulle [onl.] que 'ai négligée
et de ne donner de ce côté-là aucune prise contre moi.
Puis j'ai résolu de lire toujours un poète étranger et de
repasser un peu plus exactement et impartialement les
notes tant pour voir les rapports qui s'y trouvent avec
notre histoire que pour vérifier les jugemens hasardés
qu'on prononce chaque jour sur les mérites des poètes contem-
porains.
Geschiedk. Lectuur Ik las met veel genoegen de drie laatste delen
van Scheltema welker lezing indedaad gemakkelijker is dan
die van het eerste. Er is veel wetenswaardigs in dezelve doch meest
afgebrokkeld en indien hij alleen eene geschiedenis van den
Czaar met het andere als Inleiding gegeven had ware zulks
misschien beter geweest. Hij had dan den handel in
een apart tafreel kunnen behandelen 't geen misschien beter geweest
was. Hoe jammer dat wij over de geschiedenis van onzen
handel zoo weinig weten. Welke gapende vakken heeft
Wagenaar nog opengelaten. Na Scheltema heb ik Voltaire
gelezen en vindt de verachting van den eersten jegens den
laatsten indedaad onregtvaardig. Waar Voltaire daadzaken
en gene anecdotes verhaalt, komen zij meestal op het zelfde
als die van Scheltema uit. Zijne behandeling van de geschiedenis van de Czarmets[?] is
schoon, doch hij franciseert Peter wel wat te veel, maar
heeft ook Scheltema hem misschien niet wat gehollandi-
seerd. Waar Voltaire de Resultaten der geschiedenis ten
voordele zijner geliefde opinie verknoeit is hij het elendigst
zoo ook als hij over den handel spreekt. Het geen hij in zijne
Inleiding als nieuwe waarheden aan de Franschen verkondigt
weten hier thans bijna de kinderen op de stads scholen reeds.
Zijne beschrijving van den oorlog is daarentegen treffend en
belangrijk. Scheltema Exegi monumentum gaat zoo ver als
de kittelige ijdelheid van den Franschman ooit heeft
durven gaan.
Litérature contemporaine Op verzoek van J.v.O. Bruyn hoorde
ik zijne verhandeling bij de uitdeling van de prijzen der
Natuurkunde die zoo als natuurlijk was, kon bijna niet anders
kon zijn eene beschouwing 1e van het nut 2 van de
genoegens der Natuurkunde. De Gedachten waren goed maar
bij iemand zoo als Koo, die nimmer Proza stelde en ook niet
genoeg doorvoed is, met goede lectuur was alles natuurlijk laf.
Naderhand hoorde ik nog een Stuk van den Julianus van
Muller. Welk onderscheid! Het vond algemene goedkeuring. Ik
hoorde hetzelve reeds vroeger en vond het een van de beste stukken
van Muller waarin die kracht heerscht, die hij kan uitoefenen
indien hij wezentlijk wat niet altoos het geval is, zijne stukken
bewerken wil.
Anecdotes Contemporaines Discours over Bilderdijk. Twist
tusschen V. Hall en hem (M.C.) over het briefje van den laatsten als
president van het Instituut geschreven met verzoek zoo mogelijk
in het gekleurd te verschijnen, 't geen door den kamerheer
der Princes verzocht was. V. Hall bij Bilderdijk gaande om zich
te verontschuldigen wordt niet opgewacht. V.H. roemt de versbouw
v. Bilderdijk doch zegt dat zijne vaerzen nooit uit het hart
komen die van Feith wel, dat hij door zijn Autosophismus
een rei fanatische discipels vormt en aan dezelve de
zonderlingste denkbeelden inboezemt, zijn laster ontrent Feith
Pope Delille (historisch) de Ruiter. Feith en Bilderdijk
op de academie gelieerd veranderen te zamen de Geuzen en Bilder-
dijk geeft dezelve alleen op zijn naam uit. Hij schrijft aan
de koning bij het beklimmen des troons dat hij het nut van
het algemene van de Koepok inenting die den mensch verdierlijkt,
moet duren, ent zijne kinderen niet in, schrijft den wellustigen
geest der tegenwoordigen tijd aan de aardappels toe, maakt eens
privaat bankroet met f 6000 inkomen daar hij drie huizen
te gelijk gehuurd had, denkt van Witte v. Haamstede afkomstig
en erfgenaam v. de troon te zijn, ordonneert den beeldhouwer
Gabriel zijn oor zoals het was, defect zonder lepel, te
boetseren, daar de Romeinsche keizers waarvan hij afstamde
dit ook hadden. Zijn Charlatanien in veel opzichten geeft
aan het Instituut zijn vertaling v. Heraldische kunstwoorden
als werk van eenen slapelozen nacht, terwijl intusschen
Scheltema het boek ontdekt, waaruit hij zulks genomen
had. Zijn discours met Prof. Schröder die hem zoo in
het naauw brengt dat hij in de zaal v. Concordia zegt
Ben ik hier op Interrogatorium. Zijne verhandeling over de
letters wordt ontdekt eene Copy te zijn van the Art of
writing. Dit in het geschreven Rapport van het
Instituut geconsigneerd. Zijn haat tegen het Instituut.
V. Hall noemt (na mijn inzien ten onregte) zijne voorwaereld
Sanae deliria mentis) Bild. zou hem gezegd hebben hij
niet wist wat het einde had moeten worden.
Een boekverkoper verzoekt hem spoedig het stukje afte
werken, daar de menschen het niet incompleet kopen wilden.
V. Hall wenschte Pope voor Bilderdijks aanvallen te verdedigen.
Mev. Bilde. vertaalt eenige Zangen v. Southey's Roderick.
Herinneringen uit de vorige week. Met genoegen herinner ik mij nog
de tafreelen van twee genoeglijke avonden der vorige week. De eerste
sleet ik bij Gr. de Vos met Schimmelpenninck zijne vrouw zoon
en schoondochter. Die laatste is eene freule v. Knobbelsdorf een
allerliefst vrouwtje met eene zilverachtige stem die den
goede oude grootvader ook geheel wist in te nemen. Schimp. was
vrolijk en lachte nog met genoeglijk herdenken over de
tijden zijner jeugd had de Pradt in Parijs goed gekend een
ontzettend maar bekwaam babbelaar verhaalde bijzonderheden
over V. Woensel zijne lantaarn zeer vermaard, verheugde zich
dat ook Juff. Wolf niets bijzonders in Mev. Zisenis ontdekt
had, daar hij zich altijd verwonderde deze vrouw, van het
toneel af geheel beneden haren roem te vinden. Waar
verhaal van eenen klerk der Secretarie die willende beproeven
met hoe weinig men leven kon maar f 36 [onl.] in een jaar
verteerde. De Burgemeester v. Utrecht die een jaar graan
erwten eet, ten einde de Postulanten die om hun fatsoen en
[onl.] te onderhouden hoger Pensioen vroegen hiermede af te
kunnen zetten. In 't kort aan genoeglijk onderhoud ontbrak het
niet. Schi. is een beeld der urbaniteit van die personen
die het hof frequenteerden en waarvan wij kooplieden die
steeds bij de menschen om geld en crediet denken, en die
het iederen millionair vergeven trots te zijn, niet het minste
denkbeeld hebben. Dit is indedaad nog een patriarchaal
huisgezin. Nog kort hadden zij de Eneide gelezen. Het jonge
vrouwtje scheen veel smaak te hebben. Zij is te constantinopel geboren
en herinnert zich nog wegens deze stad die zij in de ouderdom
van 8 jaren verliet. Zij gaf mij als stof van improvisatie
de genoegens van den ouderdom en ik had het genoegen de
zegen van den stand van Staatsman en huisvader vereenigend de
beide grijsaards eenige genoeglijke oogenblikken te verschaffen.
Een avond v. geleerdheid bij J. Retemeyer moet niet vergeten
worden. Behalve hij en ik waren aldaar I. da Costa S' Gravenweert
Kluit, Cappadose, Messchaart, V. Oosterwijk Bruyn en G.J. Bosscha.
Wij waren levendig of druk misschien al te druk om
elkander te goed te kunnen begrijpen. Dacosta en 'S Gravenweert zijn
mannen om elkander op distantie aan te zien. De een vol
vuur en kracht, de andere door de aanraking met de
wereld en het mislukken zijner ondernemingen en uitzichten te
veel verflaauwd. Eerst ging het weder los op de liberalen. Nimmer
heb ik mij onder de vanen van eenige partij willen schikken.
Da Costa weet nog niet genoeg het onderscheid tusschen zijn eigen
gevoelen uittebrengen en dat van een ander aan te randen. Hij
trancheert te veel en neemt een toon nu en dan aan die zelfs
Bilderdijk niet voegt. Cappadose een Israeliter als hij vol
van geest en fijnheid liet zich in dit opzicht nog ongunstiger
uit. Deze menschen hebben altoos de Theocratie voor oogen en spreken
dies altoos van gezag, van goddelijkheid en koningen het geen
Da Costa zelfs tot op de schoolmeesters toepaste en juist
het belachelijke van dezen in het Contrast der deftigheid
die wel op het school doch niet in de gewone wereld
te pas kwam. Veel wierd er over Lancaster en Stads scholen
gepraat. Het denkbeeld v. Dacosta, dat zoodra men menschen
schrijven leerde zij dan hunne individualiteit verloren en men hen
dan verder als een noodzakelijk kwaad het overige moest
leeren was hoog maar na mijn inzien niet juist. Naderhand
over de letterkunde wilde het zoo regt niet los gaan. Ik
improviseerde over de harmonie. Messchaart[?] was bedaard en
reciteerde een groot stuk uit zijn [onl.] waarin veele
zaken juist uitgedrukt doch niet meer het vuur zijner vorige
stukken te vinden was. Men is tegenwoordig met den roem
van dichter niet te vrede men moet die van wijsgeer en Statisti-
ker daarbij hebben. de me fabulam narro Maar in diergelijke
zaken voert de geest des tijds ons mede.
Weinig bijzonder of belangrijks behelst het gebeurde van
3 dezer tot heden Mijn plan ieder dag bij te schrijven is door duizende
bijzonderheden verijdeld geworden. De dagen vloeien bedaard daar-
henen. Zwaarmoedigheid bevangt mij nog wel in mijne zaken
daar ik nog gene doortogt zie, door alle die bekommernissen
waarmede onze graanhandel door te veel overvloed te worstelen
heeft. Onze uitgangen die wij al zeer verminderd hebben bepalen
zich meest tot familledagen die over het algemeen genoeglijk
zijn hoewel hier en daar wel eens wat aan te merken valt, en wij
het wel nergens beter hebben dan met ons zelven. Een hartelijk
onderhoud met een vriend zoo als ik in kort eenige oogenblikken
had met Muller en onze goede Mie doen meer af dan die
uren waarin men volstrekt bij elkander komt om met
elkander te moeten spreken en genoegen te moeten hebben. Het
blijft mijn zeker besluit mij langzamerhand op meer
zaken nog te willen toeleggen. Ik wil echter mijne vrienden
geeszints negligeeren maar ook tonen dat het behartigen
van hunne vriendschap niet alleen in het doorbrengen van
avonden bij hen bestaat. Woensdag was het familledag bij Pauly.
Zoo genoeglijk niet als in het begin van de week daar de
schone uitzichten bij mijne vrouw, de niet ijverzuchtige
maar misschien vrouwelijke gevoelens van Mimi te veel opgewekt heeft
en dit eene zekere soort van spanning veroorzaakt dat niet
aangenaam is. Wat gaat nu toch in Gods naam, mij
dit alles aan en is het mijne Zaak om ragfijne zwakheden bij
anderen op te zoeken als met een vergrootglas. Laat Mimi over
Henriette Henry over zijn 600 balen katoen spreken en
laat ik tog de eigenzinnige kinderachtigheid vergeten om
altijd nog, in mijne bespottelijke eigenliefde te denken dat
ik het eerste voorwerp van de gedachten van een ander zijn
moet. Pauly is goed maar oppervlakkig. De Donderdag hoe
aangenaam anders slaat ongelukkig juist op den woensdag.
Een droog partijtje en laat souper verminderen nevens het
gezelschap van Moira[?] aldaar de gezellige verkering.
Vrijdag en Zaterdag waren weder twee heerlijke dagen. Ook
de Vrijdag begint zich als een voorsmaak van onze geliefde
Zaterdag te vertonen. Regt genoeglijk vlieden de avonden
voorbij en zoo ik derzelver getal vermeerderen zie, kan ik ook
op mijn ogtend bezigheden staat maken die nu te veel
van de wispelturigheid der avonden afhangen en het schijnt
dan maar dat alle mijne pogingen om korter dan een zekeren
tijd de lieve rust te genieten, niet gelukkig uitvielen. De Zondag-
ochtend wierd ook nog in stille genoegens doorgebragt. 'S middags
bij Coquerel hoorde ik een uitmuntende preek over den
schonen text Vader in uwe handen beveel ik mijn geest doch
moet ik echter openhartig bekennen, ik niet opmerkzaam genoeg
was om het gehele verband te vatten, en ik mij weder eenigsints
aan de luiheid van geest die mijn nu en dan bevangt, te
veel overgeef. Onder de andere aanmerkingen die mij voorkomen
dat ik op mijn eigen gedrag te maken heb komt mij
vooral voor het nu en dan opvliegen, het miskennen tusschen
beide van den groten zegen die God mij in de toekomstige
bevalling van mijne vrouw belooft, en de slaperige indolentie
wegens de tijdelijke en zedelijke weldaden die ik van God ontfang.
Moed wensch ik om dit alles te boven te komen. Ook
is de wijze waarop ik mij nu en dan over mijn Compagnon
uitlaat om mij zelven ten zijnen koste te verheffen nog
edel nog grootmoedig, en hoe zeer ik nu en dan
met eenig regt wrevelig op hem zijn moge. Zoo is het
laag als ik mij ten zijnen koste verhef daar ik nimmer
iets anders dan vriendelijkheid en welwillendheid van hem
heb ondervonden. De menschen moeten zelven de opmerking
maken zoo ik het een of ander beter dan anderen
ben, doch ik deze opmerkingen geenszins provoceeren.
Des avonds was er familledag bij ons en ik kan
niet genoeg bij dezen mijn lot zegenen in zulk eene
famille gevallen ben, daar hij die het gedrag, vooral van
oom v. Heuk. beschouwde gedurende dezen winter, nimmer geraden
zoude hebben wat in den maand September gebeurd was.
God ik dank u daarvoor hartelijk. Oom Rahusen is even
vriendschappelijk, doch nu en dan iets stroever. Hij is niet
gelukkig, daar zijne vrouw gene zijner verwachtingen vervuld heeft
en heeft gedacht dat betrekkingen van het hart even gemakkelijk
als geldzaken te dwingen waren. Maandag en Dingsdag scheen op eens
de lente in alle hare pracht te verschjnen. Ik genoot dezelve
in regt aangename wandelingen en een genoeglijken uitstap met
Lina na de zwaneriken van de Nederlanden, alwaar wij een
paar regt genoeglijke uren doorbragten. Het is zeker geen
Tempe, maar alles is Tempe als men weder frissche
warme lucht mag genieten. Dingsdag avond weder regt stil
en genoeglijk te huis. Woensdag souper bij Oom de Vos. Quantum
mutatus ab illo alles even brillant, doch het regte zout was
er niet; alles wierd te laat 't geen mij nu buiten bijzondere
gelegenheden minder en minder begint te bevallen voor iemand
die reeds des ochtends vroeg het laatste afscheid aan een Coppenhager
schip dat met heerlijken wind vertrok, had toegewenscht
en toen alle de trappen der Mennonitische ledematen had
opgeklommen, vrij soporificq. Verder had ik altijd werkzaamheid en
lust en zoo de zaken niet tegenlopen en alles met Lienska goed
blijft hoop ik een regt genoeglijken zomer te hebben. Verder
alles rustig in het poltique de intogt der Oostenrijkers in
Napels donkerer vooruitzichten wegens Spanje, in het
commercieele aankomsten uit Denemarken, slapte overal, klachten
wegens het gewas arrestatie v. Becks en Heyl?] moeilijkheden wegens
de Theodora in 't vriendschappelijke en letterkundige meerder aanraking
met Cris en Gied, gelukkige verzen van de laatste composities
zonder einde over natuur en kunst en vrees of daarvan
eindelijk een geheel zoude komen.
Nu kwam weder de twede helft van de week die indedaad
tegenwoordig geenszins de onaangenaamste genoemd kan
worden. Twee genoeglijke avonden waren mij Vrijdag en
Zaterdag en op de laatste bragt ik eindelijk het grote
werk ten einde wegens de vereeniging v. Natuur en Kunst
Ik weet wel dat het stuk zwakheden had, dat mijn
stijl misschien wat al te bloemrijk of liever schilderend
geworden was, doch men moest dit ook in tegenoverstelling
met mijne twee voorgangers horen 't geen hierin indedaad
het meeste moest afdoen, want om op eene minder poëtische
wijze te spreken ware mij niet moeilijk geweest. Zoo vlood
dan de heerlijke Zaterdag henen. Zondag ochtend ging
ik aan het overschrijven met een moed, zoo als ik zelden
tot een diergelijk werk had en het gelukte mij gereed te worden
des middags hoorde ik bij ter Borg eene schone leerrede over
de wonderen bij den dood v. Jezus, hoe men deze aardbeving
beschouwen moet, het heerlijke zinnebeeld door het
wegscheuren van het Voorhangsel des tempels uitgedrukt doch
het is reeds te lang geleden dan dat ik niet zou vrezen
mijne eigene denkbeelden met die van den spreker te vereenigen.
Des avonds was Jan Retemeyer bij ons. Wij spraken veel over
onze ontwerpen en over den avond v. Dingsdag en keuvelden zacht-
kens de nacht in. Onaangenaam was de terugkering in
de wezentlijke wereld door onheilspellende berigten van
v. Beelderen, slappe markt en droevige uitzichten en nu deze
gebeurtenissen niet meer zoo sterk als voorheen op mijn
moreel schenen te werken, had zulks op mijn physik plaats
en bij M. Westendorp hadden wij eenen treurigen avond
daar ik door welke magt is mij onbekend in eene
slaaprigheid verviel waarvan ik zelve de reden niet kon
bevroeden en die alleronaangenaamst was. Dingsdag
was eigentlijk de grote dag die ook indedaad goed
uitviel. Nimmer had nog de Maatschappij eenen zoodanigen
luister gezien. Aan Vrouwen ontbrak het niet, en elk
trad nu op zijne beurt op. Retemeyer scheen te paradox
kunstig. V. Hall te paradoxaal en ik te poëtisch. Dit laatste
zal mij wel altoos nagehouden worden en nu half soms niet
waar zijn. Ik hoop weldra eens te bewijzen dat ik
ook goed een streng historisch stuk kan vervaardigen. En is
er geen onderscheid tusschen een diergelijk kort stuk dat
belangrijke zaken moet verhandelen en de droogte der vorige
stukken hier moest afwisselen en eene historische verhandeling
of verhaal. Regt aangenaam was mij het genoegen hetwelk
mijn lierzang waaraan ik indedaad veel moeite en
tijd besteed had aan den goede dacosta deed. Waarachtig
een beste jongen en dit moedigde mij tog aan om de
geschrevene vaerzen niet te verlaten want dit
blijven nog altoos gedenkstukken en zoodra ik eens
niet meer kan improviseeren zal men ligt niet meer
geloven dat ik het ooit gekend heb. Nu volgde het
diner alwaar ik improviseerde over den vrijen handel
doch de Hollanders zijn zoo geen volk dat men opwinden
kan hoewel men wel verwondering kan inboezemen. Voorts
al dat oordelen over de physische inspanning begint
mij bijzonder te vervelen. Het moet nu van den zomer
eens daarmede rusten en dan hoop ik in de volgende winter
eens een bedaarder toon te kunnen aannemen en er
indedaad meer poesie ook beschrijvende, inte brengen.
Simons reciteerde eenige stukjes die juist niet
ontzettend veel waarde hadden doch nog al belangrijk door
hem voorgedragen wierden, zoo als bijv: op zijnen vrind Van
der Voort Regtsgeleerde Dichter en Patriot wiens levens-
geschiedenis hij in eenige woorden zaaklijk
voordroeg. Fuiper[?] reciteerde eenige regels aan den
koning die door gene bijzondere schoonheden uitmuntte en
Bruyn[?] zijn Orfeus dien ik nu reeds genoeg hoorde. Jammer
dat er tusschen zijn indedaad aardige gezegden zoo veel
lamme regels binnensluipen. Ik verliet de vergadering
vroeg en echter niet vroeg genoeg naar mijnen zin, daar
ik maar meer en meer zie dat niet het Improviseeren
maar het laat opblijven mij ontzettend hinderlijk is.
Genoeglijk was de Woensdag avond familledag bij Gied. Lang
was onze famille zoo hartelijk niet bij elkander
geweest. Voorlezingen uit d'Acosta en La Martine bereidden
eene regt genoeglijke stemming en wij waren vrolijk
zonder op eenige bijzondere wijze luidruchtig te wezen
't geen zoo dikwijls voor vreugde genomen wordt. Ook nog
op den volgenden dag, had ik een hartlijk onderhoud
met Gied en bemerkte dat ook hij door het hem
en Cris medegedeelde verhaal der gebeurtenissen van 1820
was getroffen geweest. Gaarne wenschte ik nu wel
te weten wat eigentlijk de reden was hetzelve aan
oom de Clercq niet beviel. Schaamde hij zich eene
bekentenis af te leggen van zwakheden daar hij erkent dat wij
allen beoordeeld kunnen worden daar het geluk ons verlaten
heeft of wordt bij hem die bitterheid niet vergoed door
het uitzicht op verbeterde omstandigheden. Kortom ik wist
zulks voor mij zelven niet uit te leggen. Verder is alles
thans rustig alles stelt zich en eene dodelijke kalmte
heeft de vroeger zoo ontroerende tijdingen vervangen.
Mama de Clercq is sedert eenigen tijd niet regt helder
en opgeruimd. De bevalling v. Mie nadert. Hoe is het
niet te wenschen dat dit gezegend moge uitvallen. Tijs
is nog gepreoccupeerd. In zijn grote zaken is
ook alles geen geluk. Bij mijne goede Lina gaat
tot nu toe alles gezegend. Moge dit zoo blijven.
Hoe schoon, doch ook hoe beangstigend zijn de vooruitzichten
van zulk eene gebeurtenis. Ja God dan is eerst
de bestemming van den mensch regt voltooit. De zomer nadert
en ik hope hem, zoo God wil, ditmaal te genieten.
April 21 Dacosta heeft mij zoo even verlaten en
ik kan zoo spoedig niet weder tot bedaarde en rustige
denkbeelden door het dagelijksche leven bezield terug keren.
Ja voorwaar dit is een beter hoger geest dan de
gewone en nimmer heb ik het meer gevoeld hoe
mon genie étonné tremble devant le sien. Eenige uren
is hij bij mij geweest, zijn geest heeft dezelve tot minu-
ten gemaakt. Zijne denkbeelden over de ware wijsbegeerte
der dichtkunst over het waarachtige doel waarnaar
wij streven moeten zijn heerlijk doch ik val nu weder in dien
koelen prozaïschen toon, daar ik eenige vlammen wil de
werpen. Hij heeft gelijk. Dat eeuwige onderwerpen van
zijn eigen wil, aan die van andere menschen is zwakheid
poezy is gevoelen, is heerschen, zoo begrijpt hij alles zoo
de vereeniging van dichterlijk en profetisch gevoel. Willen
is alles en dat ieder dichter niet improviseert is dat
hij de kracht niet heeft, of liever dat hem
den moed ontbreekt zich tot eene hoogte te verheffen
waarop hij om dus te spreken indedaad de aarde met
den voet stoot en de moogelijkheid van gestuit te worden
niet kan beseffen. De dichter is in het contemplative
leven hetgeen de held in het werkelijke is. Hoe
schoon ontleedde hij mij het onderscheid tusschen Proza
en poezy uit de Télémaque en Ariosto. Doch dit is
gloed en gevoel woorden om in hart en verstand, niet
op tablettes op te schrijven. Hoe verdwijnt bij dit het
koude v. V. Hall het gemanierde van Retemeyer. Dit
is een vonk hier neder geworpen om ten minsten eene
overlevering van deezen heerlijken avond te geven doch
er zijn herinneringen en gesprekken die gevoeld moeten worden
die te treffend van om door den trechter van
het schrift overtegeven en daaronder behoort
ook deze.
Juin 1er
Enfin je recommence une Notice qui été bien interrompue
et qui finit au moment dans lequel, plus d'enthousiasme
je ne pus assez l'exprimer, après que d'Acosta m'eut
fait une visite éminemment intéressante. Depuis un
moment plusieurs causes ont concouru. D'abord
j'ai fait une petite tournée en Belgique et puis en
revenant j'ai été assez occupé et mes heures
de loisir ont été absorbées par les études qui j'ai
faits pour commencer de quelque manière de nous
à remplacer, la tache assez pénible que je m'étais proposée de
remplir savoir celle de trouver des matériaux pour
ma Composition littéraire. Étant un peu calmé
d'un côté et d'autre je veux parvenir la [onl.] laisser[?]
derrière moi et donner encore un coup d'oeil au passé
Pinxter Maandag Snel is de tijd, daar heen gevloden sints ik
van Braband terug gekeerd ben en daar ik sedert dien tijd
nog geen letter op het papier zette, wil ik tog iets van
die genoeglijke ofschoon weinig bijzonderheden opleverende dagen
verhalen, om dus deze opengelatene gaping weder aan te
vullen.
Gli affari Ik had het genoegen gehad in Braband eenige
nog lopende zaken gelukkig te kunnen beeindigen, en daardoor
een einde te maken aan eenige dier geschilpunten die in de
dagelijksche Correspondentie, indedaad folterend zijn. Gelukkig
terruggekeerd, bleef mij het herdenken van een indedaad genoeglijk
reistogtje bij, en wierd ik hartelijk door mijne goede vrouw begroet.
Slapte was toen nog in de zaken van de markt aan den
order van den dag en de uitzichten bijzonder donker. Doch er
is sedert nog al een enkel vleugje geweest, en over het algemeen
zijn de omstandigheden nog al beter geweest, als ik zulks
had durven hopen. In mijne nieuwe zaken is goddank nog
geen verlies van eenig belang geleden, en hoewel sommige
oude zaken zoo als de slegtere qualiteit der masten[?] [onl.]
[onl.], het failliet v. [onl.] ten opzigte van de Witte
en de zaak v. Allebé, een ongunstiger aanzien verkregen hebben
dan zulks vroeger plaats had, heb ik nog reden genoeg God te
danken dat zich alles zoo wel schikt, en hoop ook dat
hij op mijn vurig gebed, mij ook van dezen kant geluk zal
doen toevloeien, daar dit voor het geluk van mijn leven
toch zo onmisbaar is. Hoewel niet meer zoo met zaken
opgehoopt, als voorheen, geeft de werkzaamheid van iederen
dag, het nazien van al het vroegere, nog genoeg te doen en ik
kan gerust zeggen dat de vrees die ik gehad had, dat bij
de vermindering der Brabandsche Connectie, ik te veel tijd overig
zoude hebben, geheel verdwenen is, en ik indedaad nimmer een
oogenblik ledig behoef te zijn. Met mijn oom P.d.C. ben
ik thans gelukkig op eenen zoo goeden voet, als wij immer
waren, en hoewel er van den eenen kant veel op hem te
zeggen zijn zoude, wat werkzaamheden enz. betreft, zoo kunnen
ook die eerbied voor zijne ongelukken en de achting voor de
waarachtige goedheid van zijn hart, veel uitwisschen.
Het grote werk Reeds lang geleden, had ik gewenscht een lijst
te vinden waarin ik niet alleen mijne verkregene kundigheden
maar ook mijne denkbeelden over het een en ander eens uit
elkander zoude kunnen stellen en waardoor ik, als door een
magneet tot een eenig punt getrokken, mijne studie
meer zou kunnen actualiseeren, en tot een practisch doel
zoude kunnen doen werken. Reeds in het begin van de winter
had ik de uitschrijving der Prijsvraag over den invloed der vreemde
letterkunde op de onze gelezen, doch toen was mij de moeite
van het onderzoek daaraan vastgehecht te groot, en ik had
dat plan geheel en al laten rusten, tot dat bij het spreken op
eenen avond met J. Retemeyer en bij het horen dat deze de
Pacificatie v. Gend bij den kop nemen wilde mij tog op
eens de gedachte inviel, of ik ook niet iets diergelijks bij de
hand zou kunnen nemen, en toen herrees op eens het
vorige plan voor mijne oogen. In eene wandeling met Jan
langs den Amstel en het Grote Loopveld ontwikkelde ik met
hem dit plan geheel en al, en door een zeldzame Grootmoe-
digheid gaf hij mij alle inlichtingen die ik zou kunnen verlangen
liet mij ongestoord in zijnen boekenschat putten, en ik
sammelde nu ook niet om aan het werk te gaan daar mij
het veld dat wegens deze werkzaamheid nog voor mij ligt onme-
telijk scheen. Van daar dan ook het door mij genomen
besluit om nu voor eerst alle andere studien aan deze opteofferen
en de eerste maanden alleen in nazoekingen te besteeden. Reeds
ben ik een aanzienlijk deel daarmede gevorderd, en ik heb dus
natuurlijk gene gelegenheid gehad, om bijna iets anders te
lezen en zelfs deze bladen wierden uit dien hoofde verwaaarloosd.
Thans egter, nu ik reeds de eindpaal in de verte kan zien schitteren
nu moet ik ook weder mijne andere studien een oogenblik
te beste geven, hoewel het natuurlijk is dat wanneer men
met een studie geheel ingenomen is, men alles natuurlijk daarop
tracht te huis te brengen. Reeds nu heeft mij deze bezigheid veel
goed gedaan. Ik ben regtvaardiger ontrent onze letterkunde
geworden, heb mijne denkbeelden wegens vele punten opgehelderd
zes uur is de klok van opstaan geworden, en ik ben thans
met ene taalkennis en eenen lust tot nadere gemeenschap met de
Duitsche Noordsche talen bezield die zeker nog vroeg of laat
eene goede uitwerking moet hebben. Naderhand wil ik eene
critiq van alle de gebruikte bronnen geven.
Huislijk leven Door al het bovenstaande is mijn huislijk
leven bedaarder en rustiger dan ooit geworden. Oogenblikken van
genoegen zijn het mij, wanneer mij de klok van vier uur des
Zaturdags vrijheid geeft mij geheel aan welke bezigheid
ik verkies, over te geven. De schone hoop die Lina zoo gelukkig
maakt, verbiedt haar verre togten en wij zijn dus zoo gelukkig in
onze vrolijke zijkamer als men zulks maar eenigzints zou
kunnen wenschen. Niemand heeft aldaar iets over of op ons te zeggen
en wij genieten dan dat gelukkige chez soi dat de armste
man zelfs op de elendigste kamer in de Kerkstraat gevoelt.
Daar nu de Zomer natuurlijk gelegenheid tot minder uitgangen
geeft, daar onze beste vrienden zich in de woestijnen van
America of in de volle straten van Parijs bevinden, zoo
hebben wij indedaad weinig behoefte van vrienden en zijn bij
een hartelijk gesprek, bij de vele gelegenheden tot aangenaam onderhoud
die zelfs de studie in de Letterkunde mij geeft zoo genoeglijk als
wij zulks immer konde wenschen.
Onze vrienden met dezen staan wij allen indedaad op de beste
voet, doch ieder tijdperk heeft weder eene bijzondere wijze om te
genieten en gelukkig te zijn. Sedert Mama zich in haar nieuw
klein huisje bevindt is de Conversatie met haar veel aangenamer
geworden. Dit huis heeft niet meer de onaangenaame
herinneringen van het vorige, en belooft eene betere toekomst.
Zij is thans de eenige die nog in onze buurt woont en wij
komen dus dikwijls om[?] verscheiden gelegenheden bij elkander.
Zij is veel opgeruimder, zoo wel wegens ligchaamlijke gesteltheid als
wegens de bevalling van onze goede Mie Westendorp die dan
maar allergelukkigst geweest is. Reeds komt zij daar met
den kleinen Gerrit aanstappen die een allerliefste jongen is
en zij zelve ziet er indedaad zoo goed uit als ooit. Tijs is
waarachtig vader hartelijk tegen zijn zoontje en zijn omgang zoude
voor ons nog veel aangenamer zijn, indien niet de zorgen
voor zijne zaken, hem geheel innamen en hem beletten zich
op iets anders met hart of denkbeeld toetteleggen. Met Cris en
Cato zijn wij op eenen besten, zeer vriendschappelijken voet en
de vorige week hadden wij nog aldaar een zeer aangenaam diner
na het welke ik met Cris en Henry een gesprek had waarin
volmaakt de oude hartelijkheid heerschte, en waarin wij met
wezentlijke ernst [onl.] verheven en edel durfden spreken, over
de heiligste onderwerpen als wij dit jaren te voren gedaan hadden in
de zijkamer van het vroegere huis v. Gildemeester op den avond
toen ik aldaar mijne improvisaties liet opschrijven door hen.
Met de famille Boissevain is alles ook uitmuntend wel, ofschoon
de familledagen eenigzints langdradig zijn geworden door het
afzijn van zoo belangrijke leden. Met Henry is alles uitmuntend.
Zoo als de meeste zaken wier gevaar, indien men de luie tijd
maar laat werken spoedig verdwijnt, is ook de kleine naaijver
die Mimi wegens de gelukkige staat v. Carolientje had, spoedig
verdwenen, en thans is alles harmonie terwijl een Zondag diner
bij ons en een Woensdag bij Henry getuigd hebben dat wij ook
zonder de [onl.] genoeglijk bij elkander zijn konden [-onl.] is
indedaad zeer hartelijk jegens ons, in een klein nuvoletta met
Lina desweges, daar zij geloofde dat ik hetgene [-onl.] mij
ongunstig van deze verhaalde, te gretig aannam, (de eenigste
in zoo veel maanden,) was spoedig verdwenen. Heerlijk was nog
de laatste familledag die wij bij Pauly vierden, met heerlijken
wijn en heerlijke genoegens omkransd, en het was ons wezentlijk
een harde opoffering om den gullen Pauly de vrolijke Margo
en den geestigen Gied te missen. Het was niet zonder hen
gelukkig te noemen en mij zelven te beklagen dat ik hen (P. en M.)
in den door Pauly gekochten Coupé van A. Hantsen met alle
de gerieflijkheden des levens opgevuld, zagen vertrekken zonder voor
eenige maanden een andere zorg te hebben dan die van de schoonheden
v. natuur en kunst in den arm der huwlijksliefde te genieten.
Zoodanig was dan de algemene toedragt. Ik genoot de
Zegen der gezondheid, liefde van de beste vrouw, lust tot
werkzaamheid niet alleen voor het geen mij behaagde maar ook
voor de droogste bezigheden, en ik had dus indedaad bijzondere
redenen tot dankbaarheid. Mogt dit gevoel mij dan ook
maar geheel doorgloeien, en ik daar dat vertrouwen op den
Almachtigen behouden, waar alles niet zoo geheel helder mogt
zijn. Een avond bragt ik nog met d'Acosta door. Belangrijk en
vurig was de beschrijving die hij mij van zijn ontwerp ontrent
een geschiedenis der Joden deed. Zijn dichtgloed moet nog
hoger rijzen en bij het Enthousiasmus dat reeds zijn
eerste bundel voor hem verwekt heeft, zal hetzelve bij de twede
ook nog meer stijgen. Bij de hoop egter in hem iemand
te vinden wiens uiterlijke toestand hem in staat stelde geheel dichter
te zijn vond ik mij egter geheel bedrogen. Hij is een best
mensch, maar heeft niet de kracht van het Noorden in alle
zijne handeling, wilde opbruischende drift, maar ook de
inertia van het Zuiden. Moet men dan het Genie altijd
door een Prisma zien, en kan dan een waarachtig groot man
ook niet als mensch gelukkig zijn. God geve het beste en laat
ik hem intusschen danken voor zoo veel genot boven anderen
voor
∙[marge]Wer das holde?] Weib errungen[marge]
∙[marge]Mische seinen Jubel ein[marge]
Ja, beste Lina, wat ik ooit nog worden moog daarin zult
gij naast God wel den meesten invloed hebben, en dien geest
van werkzaamheid en kracht, die mijne vrienden in mij zoo geprezen
hebben, had ik, in het midden der ongelukken die op mij
nederstortten, dien immer kunnen behouden, had ik u niet bezeten en
door Uw alle omstandigheden geloof aan menschelijke waarde
behouden. O, vergelijk ik met dit zalig gevoel wat de
arme [-onl.] geniet, die door vrouwen en meisjes teruggewezen
ook niet door het fortuin gezegend, nu eindelijk een meid bij
waar hij drie kinderen verwekt had, uit waarachtig beginsel
van eerlijkheid gehuwd heeft en zich nu schamen moet voor menschen
die misschien tienmaal slechter dan hij, gehandeld hebben,
doch dit slechts beter hebben weten te verbergen en zich naar
alle waarschijnlijkheid, daar die ongelijke huwlijken zoo zelden
gelukkig zijn, nog een hel in zijn huis bereidt. En dit is nu
nog niet genoeg, maar de menschen moeten hun liefdeloos oordeel
nog daarbij voegen. Een genoeglijke Episode van deze dagen was
een tourtje naar Haarlem met Matsens dien ik reeds vroeger
te [onl.] aantrof. Deze is indedaad iemand die waarachtig
het hoge en edele in den menschelijken aanleg gevoelt. Ja zeide
hij mit allen sorgen für das Geschäft will ich doch nicht
dass man, nach meinem Tode, das Einmahl eins in meinem Herzen
finden. Hij beminde een Hamburg meisje, was goed constitutioneel
en met den waren geest der liberaliteit in de letterkunde
vervuld. Hij woont te Napels wij spraken veel in de taal
van Tasso en over il bel paese ove siamo[?] en ik zie van hem
nog eenige verrijking van mijne Italiaansche Conthacten te gemoet
Gisteren (Eerste Pinksterdag) bezogt ik Rozenburg terwijl een andere
soort v. Roos dan Carolientje te huis hield. Vele herinneringen voegden
zich daar te zaam. Voor zeven jaren bezocht ik met Lina dit oord
zonder dat wij nog iets voor elkander gevoelden. Voor zes jaar
ontfing ik hier de confidentie v. Henry; nu kwamen hier reeds
Tijs en Mie, toen nog onder de dii minores Gentium met hun
zoontje. Ik denk heden ter Borg te gaan horen die indedaad
meer en meer achting verkrijgt. Sedert mijn terugkomst hoorde
ik Coquerel over Ananias die Paulus dopen moest waarin
indedaad ene zeer schone behandeling bewonderd moest
worden. V. Geuns over den verloren Zoon naïef en krachtig
Halbertsma, die over alle andre leeraars onbarmhartig oordeelde
trad te kansel en sprak, niet zonder welsprekendheid over het
Vergankelijke dezer aarde, maar met zoo veel kunst in de
voordragt en zoo weinig bijzonders in de zaken dat het mij niet beviel.
Een kanselredenaar moge welsprekend zijn, maar zoodra welsprekend-
heid het hoofddoel is, is hij zijn post of onwaardig, of heeft
dezelve niet goed begrepen. Koopmans over het wonder der Apostelen
aan den kreupelen leverde slechts een gewoon
stukje. Verder waren de gebeurtenissen dezer dagen over
het algemeen genoeglijk. Een partij bij A. Fock ter gelegenheid
van het huwlijk van V. Hekeren, toonde ons een allerliefst
bruidje, en ik gevoelde mij die avond zoo zeer op Pegasus
gezeten als dit in lang niet had plaats gehad, ik
improviseerde hollands [onl.] Italie en was op de hoogte
waarop men niet meer vreest een gekheid te zeggen, en dan
is het zoals d'Acosta zeer juist aanmerkt dat [onl.]
waarachtig verheven kan zijn, daar hij gelooft
dat ieder mensch veel meer zijn kon indien hij slechts
durfde. In Harmonica hoorden wij weder van Koo Bruyn
comische vaerzen niet zonder zout, doch ernstige
die bijzonder flaauw waren. Hij heeft enen goeden aanleg
doch blijft altijd op dezelfde hoogte daar hij indedaad niet
gevoelt wat het is, dichter te zijn en wel bij den poète insensible
van La Martine vergeleken kan worden. Ziedaar dan nu
eenige herinnering uit deze dagen waarin ik dus weder
zoo vele denkenstof heb. De herinneringen uit mijn eigen
leven, zijn de schoonste voorbereidingen voor de [onl.] van den
godsdienst[?], en als ik dan alles gevoel, wat ik geniet en
wat mij nog ontbreekt, dan besef ik ook hoe alles op
den aarde verdwijnt en voorbijgaat, maar hoe alleen
de liefde en kracht van God die ons in onze heilige
oogenblikken met zulke zielsverheffende, en vertroostende
denkbeelden bezielt, blijft bestaan. Met moed dan
het volgend tijdperk ingetreden. Ook hij is daar hij heeft zijnen
[onl.] loop beperkt de schoonste hoop gegeven. Hem zij lof en
eere in de hoogste hemelen nu[?], en altoos tot in eeuwigheid
2Pinxt. Een allerheerlijkste leerrede van ter Borg die
ik niet spoedig hoop te vergeten, en die mij de beste indrukken gaf.
Beschouwing van het Pinxterfeest, als 1o de eerste tijding van
eenen afgestorvenen, die kennis van zijne voortduring gaf. 2o
als de bevestiging van de hoop op genade en onsterflijkheid
die Jezus gegeven had, 3 als de volmaking van het werk
des Christendoms. 1o gedeelte. Alle menschen waren sedert 1000[?]
jaren gestorven zelfs agter de langstlevenden van hen kwam
steeds het noodlottige bijvoegsel, zij stierven. Schouwing[?] van
Enoch en Elias konden geen hoop geven. Dit wel
bewijs dat zij tot anderen woningen waren overgegaan niet
dat ook aan de anderen die het moede lijf ter rust leiden
dit te beurt zou vallen. Zelfs Thabor was nog gene
verzekering. Mozes en Elias waren aldaar gezien doch bij beider
dood hadden bijzondere omstandigheden plaats gehad. Hunne
herrijzing zoude voor de andere nakomelingen slechts de gedachte geweest
zijn dat de Apostelen een diergelijken droom gehad hadden, voor dezen
dat deze Profeten nog in 't ligchaam aanwezig waren. Doch
nu was alles licht. Hoe zouden wij niet verlangen het teken van
eenen vrind die ons dikwijls over onsterfelijkheid en toekomst
had onderhouden, dat hij wezentlijk daar was aangekomen.
Dit was hier het geval. 2/ Hij beschouwde onder anderen
deze vlammende tongen in het licht der oude Godsregering, deze
drukte innerlijke dingen, door zienlijke beelden uit. Zoo was
de regenboog het teken v. Gods belofte, de terugloping der zonne-
wijzers, de verlenging v. Hiskia's leven, en zoo ook deze sprake
zoo wonderbaar in de mond v. Galileeërs het zinnebeeld van het
wonderdoende en geheimzinnige van de werking van de H. Geest. Veel
konde ik nog uit deze preek nederschrijven de heerlijke menschkundige
toepassing op ons hoe mij aan de uiterlijke omstandigheden ene
verflauwing toeschreven die alleen uit ons zelven kwam doch ik
wil zoo veel heerlijke lessen bij dit woord onthouden. Mogten wij
nimmer vergeten, dat hetgeen klein is voor de menschen groot is voor God.
12 Dingsdag Nog steeds gaf mij de ogtend van den vorigen
dag aangename en strelende herinneringen en had ik des
avonds een hartelijk en stichtelijk gesprek met mijne
vrouw over al hetgeen ik daarvan gevoelde over de
overtuiging wij ons met den godsdienst meer moesten bezig-
houden over de verplichting die ik gevoeld had da Costa tot
het Christendom in te leiden, de zwakheid en menschevrees
die mij daarin terughielden, en de wezentlijke overtuiging
dat daar door zijne overdrevene begrippen van den vervallen
staat des menschdoms zoude kunnen hersteld worden. Lina
spreekt dan zoo zuiver, zoo natuurlijk over dit alles. Het-
geen mij hiertoe ook misschien meerder had opgewekt was
het 4o deel v. Helon dat mij uitmuntend bevallen was, het
denkbeeld hoe deze door het erkennen van zijn onwaarde
voor God eindelijk in plaats van Chasideeër te worden, op het
punt geweest ware, of om dus te spreken rijp om Christen
te worden trof mij hoewel het gereformeerde denkbeeld van
nietswaardigheid er volstrekt nog niet bij mij in wil. Doch
waarvoor van geschillen te spreken ik was zoo goed gestemd.
Zoo zacht en tevens weemoedig. Had dit altijd mogen duren.
'S middags was Oom dC. hier. Hij had gedacht
eene zekere koelheid van de zijde van W.v.H. te ondervinden. Hij
is gevoelig en waarachtig braaf, maar heeft zoo geen geheel
voor zijn oogen verheugt zich nu en dan als een kind. Goddank
dat wij thans zoo regt wel zijn. Laat ik van gene superioriteiten
zoo als ik wel eens gedaan heb, bitter misbruik maken.
Oom Retemeyer ging trouwen. Het wondelijkste dat men
zich voorstellen kan. Een man op deze jaren. Een meisje van 20. De man
ter wereld die het moeilijkst tot een besluit kan nu opgeruimd
vrolijk en bruidegom. Zwaargeestig voor zijne oude boeken zittende.
Nu handjes gevend in eene barouche Tel est l'homme. Oh Jan
pruilde Grootm. knorde Papa. Redeneerende wat zouden wij dan lagchen.
13Woensdag Ik had eene grote voldoening. Dat werk over alle
de oude zaken, waaraan ik lang geblokt had, liep eindelijk
van stapel. Bijna de gehele week was ik er aan bezig.
Dit gaf mij veel tevredenheid mogt ik in alles zoo
zijn en niet bijv.
∙1. kleinere werkzaamheden voorbijgaan wanneer ik groter of
die welke van meer belang zijn in het hoofd heb.
∙2. dan eens afkeer van deze of gene werkzaamheid hebben
∙3. kleine onaaangenaamheden nu en dan zoeken te vermijden
over het algemeen rasser in het redeneeren dan in het
handelen te zijn.
Heerlijk wierd ik verrast door Dacosta die geen oogenblik
wilde blijven, en egter twee uren redeneerde. Nooit bijna had
ik hem opgeruimder gezien en genoeglijker. Het waren nog
wel altijd dezelfde consideratiën van onze ellende etc.
maar op eenen minder droevigen toon als gewoonlijk en nu
comme s'il s' y trouvait une volupté à la Claude. Zijne
redenering over Poezie dat deze indedaad waarheid
is was uitmuntend. Zoodra hij dit alles zegt, dan
zie ik in die oogenblikken verschriklijk tegen hem op
en wenschte dit eens alles te kunnen onthouden. Zijne
poeetische inzage over de zaken is heerlijk maar hij
moet spreken, op papier wordt alles bij hem koel en
daar wilde ik het zoo gaarne eens zien. Met hem
de voornaamste dichters eens doorlopen o dit ware verrukkelijk
en hij was indedaad hartelijk, vriendschappelijk in den
hoogste graad.
'S avondslegione Italiana ook lief en hartelijk. Henry
is waarachtig iemand om de zaken met eenen onvermoeiden
ijver door te zetten en ik erkende terstond de levendigheid van
Mimi en de perspicaciteit v. Cato. Het is een manier
van zien om de talen te vatten. Ik gevoel dat het mij [onl.]
aan Applicatiën ontbreekt, doch ik wil mij meer dan ooit
toeleggen.
De dagen sedert deze laatste letteren en deze dag
van 8 July zijn rustig voorbijgelopen. De werzaamheden hoewel
niet brillant waren juist niet ongunstiger ik zocht meer
en meer mijne kennissen te bevestigen en heb Landsmann
ten dien einde nu weder op reis gezonden. Wat er
ook gebeuren moge, ik ben overtuigt hierin mijne
pligt te doen en dit geeft mij gerustheid wanneer mij
eens nu en dan een van de donkere oogenblikken van zwaar-
moedigheid bevangt. Deze zoek ik zoo veel zulks moogelijk
is te verdrijven door werkzaamheid en vroeg opstaan. Mijn
huislijk leven is tegenwoordig zoo genoeglijk als men
zulks eenigzins wenschen kan. Eenige bijzonderheden over
die weken wil ik doch aanstippen.
Mijn goede vrouw is regt genoeglijk. Zij gevoelt al den
zegen die haar in het verschiet toelagcht, is reeds bezig
daarvoor kleine schikkingen te maken zich aan dat heerlijk
voorportaal van den tempel der moedervreugde te verlustigen
en de vooruitzichten zijn alleraangenaamst. Goede God laat mij
toch dit waarderen, geef haar een zalige vervulling van
hare hoop, geef mijn de bekroning van mijnen wensch, en
laat mij iederen dag gevoelen hoe veel zegen gij mij in
haar geschonken hebt zoo moedig in iedere omstandigheid
des levens.
Onze omgang. Dezelve is door het afzijn van Pauli en Margo zoo
niet veranderd als ik zulks gevreesd had. Met Henry en
Mimi zijn wij naauwer dan ooit verbonden. De Italiaansche
les geeft een point de rallumer dat heerlijk is. Een
paar famillevereenigingen waren hartelijker dan ooit.
Papa is nu uiterlijk meer gevoelig dan ik hem immer
kende en alles doet ons gevoelen hoe hoogst gelukkig die omgang
zijn zoude kon onze goede Mama Boissevain die eenen dergelijken
toon zoo zeer wensche daarbij vereenigd zijn. God, vereeniging van
allen die nog eens lief gehad hebben, hoe zalig moet
dit de zaligheid zelve niet maken?
Je ne veux pas oublier la visite deM. en Mme. Rücker accompagnés
de Miss Mansin qui nous étaient recommandés par Henry.
Rücker afin de leur montrer toutes les beautés de la
Noord-Hollande et le village de Broek. Je n'oublierai jamais leur
colère, lorsque Klaas Bakker nous eut fermé sa maison et
lorsque Ditmer dit qu'ayant refusé de montrer sa maison
au Prince d'Orange il la refusait pareillement à M. de Clercq.
J'entends encore le courroux de papa s'exprimer en ces mots.
I am disappointed what is the nearest way to go home. Au
reste nous eûmes une journée charmante. Miss Mansin
était aimable et jolie. Dans trois voitures nous traversâmes
les plaisirs du Waterland, la triste ville de Munnikendam
la jolie ville de Purmerend. Arrivés enfin au Koog il y eut
de nouvelles oppositions de papa. Nous fûmes reçus à merveille
chez Henry, une vielle tante nous montra sa maison
c'était l'ancien bon sens hollandais et en parlant avec cette
bonne femme nous nous crûmes transportés cinquante ans
plutôt. Elle nous montre toutes ses [onl.] les énormes
habits nommés alors vachten et une maison entièrement
à l'antique. Un bon dîner à l'Otter finit par reconvalesver
tout le monde. L'oncle et la tante étaient de bonnes gens mais
d'une impatience extrême. Ils étaient extrêmement dévots parlaient[?]
haute voix en Anglais, jetaient des discours du Tract
Society par la parterre[?], à la foule assemblée voulaient convertir
les juifs, mais auraient pu avoir souvent plus de douceur.
La tante surtout était d'une curiosité intarissable.
Miss Mansin étant un peu [onl.] mais jolie, svelte parlait
anglais d'une manière délicieuse, et français d'une
manière naïve, aimait l'église mais aussi la littérature
on nous dit qu'elle tourne la tète, quant à lui j'étais
bien content, c'était la première fois que je voyais sa
sensualité triompher de son raisonnement, je me dis alors, je
te tiens compère. Tu ne m'en imposeras plus.
La gran opera continue tous les matins je suis à l'ouvrage,
mais je sens combien il me manque encore et que
de pareils ouvrages ne s'achèvent pas facilement. J'ai
déjà esquissé l'introduction. Quand même l'ouvrage
n'arriverait pas au bout, j'ai beaucoup appris en le faisant.
Excursion Heemstede Le tems est si singulier et variable
que jusqu'ici. il y a peu de séduction pour sortir de ville.
Cependant con [onl.] mollissima nous arrivâmes à la fin
chez l'oncle Jean qui a deux chambres charmantes. Il est
bon enfant, nous nous amusâmes parfaitement chez
lui c'est dommage qu'il soit trop méthodique en tout,
Varia. Il n'y a plus que des événémens de moindre calibre
qui n'ont pas eu grande influence. Suit le cours assez
calme de notre vie. Le Schutterij continue à exercer. Son
despotisme aux derniers momens de son règne. Tous
les jeudis une loi fatale m'appelle deux fois au
Utechtsche straat une fois pour apprendre les
leçons sublimes du canon, placé devant son embouchure
une autre fois pour faire promener après moi tous ces
grands gredins qu'on honore du nom de canonniers.
Da Costa s'est trop montré dans des thèses où il a soutenu
que le roi ne pouvait donner une constitution ni de
force, ni de gré, et que, puisque son autorité était divine
celui qui le demandait par écrit ou par force, se rendait
coupable de révolte envers Dieu. Siegenbeek et Tiedeman
ont beaucoup parlé contre lui et contre son collègue
Vosmer[?], qui dit que Guillaume 2. avait eu parfaitement
raison en faisant marcher ses troupes vers Amsterdam.
Ce parti de Bilderdijk non content d'usurper la domination
dans l'empire des ultra's dénature l'histoire. Siegenbeek
défendra Wagenaar qui aurait bien pu trouver un champion
plus heureux. Siegenbeek a de très bonnes intentions, mais
il est pour Wagenaar comme l'amitié de l'ours de la Fontaine qui
jetait des pommes à la tête de son ami, pour lui tuer les
mouches. La loi du nouveau projet d'imposition a prévalu
malgré l'opposition des Brabançons. Quel métier ingrat
que celui de gouverner les hommes. Lorsqu'on a donné
les lois oppressives du commerce, tout le monde croyait
que sa dernière heure était arrivée. Maintenant comme
on vient de les ôter personne n'en parle. Koo Bruin
nous a lu sa métromanie, il y a de bonnes choses quelques
saillies, mais il manque trop de goût, il est plus
versificateur que poète et il raisonne tant qu'on
fait de poésie à déraisonner vraiment. Le collège de la
propagation de la foi chrétienne dans les Indes de [onl.]
est prêché ici sous le nom de la société baptiste. Van
Kampen vient de publier une très bonne histoire de la
littérature, qui me coupe un peu le foin devant les
pieds. Voici quelques traits qui suffiront pour peindre
cette période comme je le répète très casanière
mais agréable. La mort enleva le jeune Langhout homme
de beaucoup de qualités aimables, qui récitait très bien
et qui s'était fait beaucoup estimer. Gied et Pauly
sont encore en voyage, mais la séparation a déjà eu
lieu. L'un se trouve déjà à Lyon l'autre à Bruxelles. Le
mariage du grand-oncle Retemeyer a bien fait jaser et
avec raison. Jetje Ebersbach est charmante mais comme
chez Delphine sa légèreté a un peu compromis sa
réputation, les mauvais plaisans ont donc eu une ample
récolte la grand-maman lui a dit qu'il faisait une folie
mais en fait de mariage chacun en veut faire à sa tête.
(8 juillet)
v.7 tot 15 july.
J en M. Genoegelijke dagen. Mimi Westendorp kwam met haar
zoontje, een allerliefst kind. Ook Tijs is een beste jongen.
Jammer dat hem het hoofd te veel om loopt. Hij had nu weder eene
grote operatie gedaan. De Spanjaarden voldoen slechter als men
verwacht had aan hunne Engagementen. Door het Contremine
in de Coupes wonnen de Brabandsche Associanten ca. f 300/ m. Doch
dezen kunnen geen geld bewaren, en ook dit zal spoedig vervliegen.
Regt onaangenaam was de teleurstelling des Dingsdag's ochtends
toen mijne vrouw mij op eens zeide, dat zij vreesde het met haar
niet alles in order was, ik was in eenen verschrikkelijken
angst. Welk ongeluk voor haar en voor mij zoo dit nu weder
verijdeld wierd. Egter schijnt dit Goddank nog al eenen
gewenschten afloop te hebben. Zij hield zich uitmuntend, ik
was zoo bedaard niet. Des avonds verhaalde mij Muller van
eenen achtings waardigen kwaker, die nu reeds diep in de zestig
eene opwekking gevoeld had den staat des Christendoms overal
te onderzoeken en te bevorderen en op deze manier nu hier
ons land bezocht. De Jood Salomons Hongaarsch Rabbi die
bekeerd en de grote vriend en lieveling van Way.[?] was heeft
zich op een dag dat hij hier het Avondmaal zoude bedienen
zich van de kas meester gemaakt en is verdwenen. Vele tranen
zijn om dit rampzalig geval gestort geworden.
Woensdag middag was er eindelijk weder familledag bij Grootv.
Retemeyer. Nog steeds blijft het huwlijk v. Jetje een
onderwerp van strijdige meeningen. Jan die alles in het
zwart en wit, en zoo als hij zelve zegt niets in het grijs wil
zien weigert voluit te komen. Aan 't dessert kreeg ik eenen
woordentwist met Gied, nu uit Parijs teruggekeerd over dat hetgeen
men voor een ander denkt te doen, altijd voor ons zelven is. Dit
geraffineerd Egoïsmus kan mij niet bevallen. Voorts was de
activiteit v. Pauly, een groot stuk, daar Gied supponeerde
dat hij door zijn poppetjes tekenen zoo gelukkig voor zich zelven en dus
zoo nuttig was, als men door eenige andere bezigheid zijn kan.
Donderdag hoorde ik over eene niet zeer belangrijke zaak
pleiten. Meyer heeft veel flu de bouche en bevalligheid v. Voordragt.
Hij is nog jood nog Hollander maar volmaakt franschman.
Sanders pleit opregt Amsterdamsch. Des avonds de gruwe-
lijkste verveling bij het Surveilleeren van eene exercitie.
Zaterdag eene belangrijke visite bij Dacosta. Daar was alles op
het Spaansch of Oostersch, zijne vrouw schitterend gekleed
onder een verhemelte tusschen de moeders, onze dichter met
kanten bezoomd, algemeene felicitaties door alle Portugeesche Joden
de deur open. Hij moet nu gedurende agt dagen te huis
blijven en ontfangt alle avonden een partij vrienden die om
hem gezelschap te houden, met hem partij komt maken!!!
Dat dit onzen goeden dacosta niet bevalt, is vrij natuurlijk.
Hij zegt dat hij nu zeer goed op den weg is, ceremonie meester
te worden. Zondag herhaalden wij deze visite met Henry en Mimi
en wierden toen eenvoudig en hartelijk opgewacht. Een regt aang-
naam diner met H. en M., thans wel diegenen onder onze broeders
en zusters met wie wij het genoeglijkst zijn. Toen weder na huis
daar Caroline eenigzints ongesteld was, en liepen wij dus het feest van
het driejarig huwlijk v. Ca. en C. mis. Ziedaar dus in Resumé
della vita nostra. Regt genoeglijk zijn wij met ons beiden, de
angst van de vorige week deed egter onaangename oogenblikken
geboren worden. In affaires van hoop en vrees egter niet
genoegzaam vast uitzicht en twijfeling aan het vertrouwen op God, die
mij tog niet zal laten bezwijken. De zomer geeft niet wat
wij verwacht hadden. Van de genoegens van de villeggiatura die
altoos het grootst schijnen, wanneer men dezelve niet genieten
kan, moet nu afgezien worden. Oogenblikken van malinconia
komen er wel eens nu en dan, doch met de overtuiging
van Gods vaderlijke liefde, met de bewijzen daarvan genoten
kan en moet zulks niet gebeuren en zal dus denkelijk dit
blaadje door vrolijker uitboezeming gevolgd worden. Wij hebben gezondheid
en een schone hoop, wat wenschen wij maar. Doch volgt ooit
de mensch de inspraak der rede bij een diergelijk gevoel?
Ja daar had ik nu eens gelijk in, want thans
veertien dagen later, zit ik al zeer genoeglijk bij mijn
vrouwtje neder, en herinneren wij ons met genoegen en
dankbaaarheid, alles wat wij sedert drie jaren den
dag die ons huwlijksgeluk deed dagen, tot nu toe
genoten hebben. Het is een recht feest geweest dat
reeds gisteravond door voorlezingen geprepareerd wierd,
en dat dien morgen met plechtige herinneringen met
wederzijdsche cadeaux en dichtstukken geopend wierd. Goddank
de buien zijn weder overgedreven, die ons huwlijks bootje
voor 14 dagen bedreigden. Langzamerhand is al de
bezorgdheid geweken, en wij zien nu hopend in de toekomst
uit. Zoo gaat het in de wereld en men moet dus de
zaken nimmer te zwaar nog te licht achten. Dit is
een der schone zedelessen die men volkomen gevoelt als
men dezelve niet nodig heeft. Wel is waar gelijken de
dagen thans zoo veel op elkander dat er wel gene gelegenheid
is, om op ieder dezelver eene stichtelijke leerrede te
houden, en dus moet het al zoo wat met algemene
beschouwingen aflopen. Mijne gebreken zijn meer negatief
als positief, en met al dat allernaauwkeurigst uitziften
van onze gebreken komt men dikwijls ook niet zeer ver
en gaat het er dan mede, als wanneer men te veel over
de kwalen van het ligchaam gelezen heeft dat is, men
wordt bevreesd voor iedere omstandigheid en gaat
als of men op eijeren loopt, terwijl men iedere eerste
indruk die van de tien maal zeker negen maal goed is
eerst beredeneerd. Mijn leven gaat stil voorbij doch echter
genoeglijk. Hoewel ieder klaagt, hebben wij genoegzaame
werkzaamheid of die nu wezentlijk een goed gevolg
zal hebben dan of het, het vat der Danaiden zal zijn moge
de toekomst leeren. Over granen wordt ontzettend geredeneerd
doch er verandert zeer weinig. Grieken en Turken betwisten
zich nog de velden van Attica en Moldavie. Ik werk
aan de letterkundige taak nu met meer, dan met
minder moed en lust voort, en nu ik hoor dat Dom. Dooyer
ook daaraan werkzaam zijn zoude, kan ik wel zeggen dat
mijne lust nog op nieuw is aangewakkerd. Het gene ik
lees, is meestal daartoe betrekkelijk, hoewel ik ook
met regt veel genoegen de drie eerste deelen van Simondi's
histoire des Français gelezen en uitgetrokken heb.
Nimmer waren onze huisselijke betrekkingen aangenamer.
Mijn vrouw en ik zijn indedaad dol op elkander. Nu ik
eens besloten heb, om uithoofde van zijne doorgaande
hartelijkheid, en waarachtige Vriendschap voor mij, duizenden
kleinigheden bij P.d.C. over het hoofd te zien is onze
betrekking genoeglijker dan ooit. Papa B. is ook
regt hartelijk, en wij lagchen in chorus over de nieuwe Tante
en Oom wier gezelschap ons op een familledag toen
er heerlijke Frauen milch ingeschonken wierd, niet
bijzonder beviel vooral toen Oom B. na ene improvisatie op
de vriendschap zeide Wilem, nu moest gij zoo iets instellen
dat wij weg konden komen. Nu iedere vogel zingt zoo als
hij gebekt is. Tante is geestig, aardig, maar mist die
Zachtheid die in eene vrouw, zoo boven alles behaagt
en dat hij niet alleen niet weten wil dat hij bruigom[?] is
maar bovendien alle de vriendelijkheden der famille met
geen enkel partijtje beantwoord, is niet vriendelijk om niet meer te zeggen.
Met [- onl.] heb ik toen hij in eene zijner [onl.]
de verkoop van eenige honderde balen aan Papa B. verhaalde
een gvaarlijk oogenblik, daar hij mij toen ik meesmuilde, op
eenen beledigenden toon vroeg wat ik zeide? Gelukkig
had ik het geluk van te kunnen zwijgen en naderhand
ontlaste zich mijne opgekropte gevoeligheid in een
staatkundig verschil met oom Jan over ultra's en
liberalen, waarbij ieder even zeer comme de raison in
zijn eigen gevoelen bevestigd wierd, doch 't geen ook zeer
goed afliep. Pauly schrijft druk uit Marseille welke
stad juist een kolfje naar zijn hand is. Muller
bragt een regt genoeglijke avond bij ons door, zijne verhalen
wegens eenen even achtenswaardigen als beminnelijken
kwaker die op 68 jaar nog eens de behoefte gevoeld had
Londen te verlaten, en den staat van het Christendom
op het Vaste land te onderzoeken waren belangrijk. Genoeglijk
was een dag op Vredelust, belangrijk de berigten welke
ik daar wegens de Clercquen famille inzamelde en genoeglijk
het verblijf in een plaats nog Zoo in de herinneringen
onzer famille ingeweven. Het Gein viel mij echter af.
Ik zag met genoegen de femmes. Er is een weinig te veel
vernuft in, doch echter geestige overbrengingen. Zoo
kom ik dan eindelijk tot het genoeglijk oogenblik
van heden en eenen dag waarin ik reeds zoo veel
huwlijksliefde genoot, hoop ik met de kroon der Vriendschap
te eindigen. Caroline heeft mij een allerliefst vaers
gegeven, zij is een engel. Zooeven bekome ik een
briefje van Dacosta ook die moet nog komen en dan
heb ik het gehele boelje bij elkander. Vivat
amicitia en hymen.
Aug. 3. Heerlijk, onvergeetlijk, heilig, onbeschrijfbaar was
mij de avond van gisteren. Waarmede zal ik hier beginnen
waarmede zal ik eindigen, en hoe zal het loflied ten hemel
stijgen voor den dank aan den Vader alles goedes aan den
vlekkelozen bestierer van ons lot voor zoo veel onverdiende
zegen. Was er niet zoo dikwijls in mijne borst strijd
over de laauwheid mijner godsdienstige begrippen gerezen. Had
niet die onzalige gewoonte bij ons belijdenissen op te stellen
welke ter uitdrukking van het begrip van onzen godsdienst
met een eenigzints belletristisch toon vereenigt ook bij mij
eenen noodlottigen indruk nagelaten. Herinner ik mij alle die oogen-
blikken die plegtig op mijn gevoel werkten alleen die belangrijk
voor mijne godsdienstige begrippen waren, het kleine verschil
van denkbeelden tusschen mij en mijne toenmalige geliefde in de
lanen van Rupelmonde, de heilige aandoening bij eenige avondmalen
of de diepe ontroering op den dag toen ik Stillings dood las. Hoe
dikwijls vroeg ik, is dit Christendom en hoe dikwijls besefte
ik stellig dat Christendom meer was als dat rationale
waarvan ieder maakt wat hij wil, en dat soms wrevel[?] doet
geworden[?] daar geen positief denkbeeld zich daarbij vereenigd.
Nu leerde ik Dacosta kennen, bewonderde de hoogte van zijnen
geest de verheffing van zijn genie en ik kan niet ontveinzen
dat het denkbeeld dat deze Jood was, dat met alle de
verheffing van ziel hij eene leer getrouw bleef geheel vijandig
aan de mijne wier aankleving de vervloeking van mijnen zaligmaker
met zich bragt, mij een oogenblik in mijnen godsdienst deed
weifelen te meer daar de zoo enthusiastische man die
mij Dacosta moest leren kennen, mij reeds gewaarschuwd had
mij met hem in dezen niet in te laten daar deze alles onderzocht
had, en nu moest Dacosta mij toeschijnen als
de Christus in de heerlijke en schmerzvolle Phantasie van Jean Paul, die
tot het rijk der doden wederkomt en zegt ik heb den
vader niet gevonden. Tot dus verre bleef ik dan op eenen
afstand met dacosta doch verwonderde mij telkens, als
hij met de hoogsten eerbied de woorden van ons
Evangelie aanhaalde, of met eene onbegrijpelijke scherpzin-
nigheid, de punten vaststelde, waar zich Joden en Christendom
vereenigen. Twee avonden hadden wij dus bij elkander door-
gebragt, hij had mij letterkundig, historisch ja op alle
wijzen onderwezen. Nu hoorde ik den pinxterpreek van ter
Borg die mij zoo als ik vroeger schreef, uitstekend
trof, en waarbij mij de gedachte op eens beving om Dacosta
tot onze wijze van denken te moeten overhalen of liever
want dit is te flaauw, in die gelukzaligheid te
moeten doen delen. Ik gevoelde dat dit moest sterker
dan ik immer iets voelde, maar ik durfde niet tot hem
gaan, niet daarover spreken en gelijk Samuel die aan Eli
het gdrag zijner kinderen niet durfde aanklagen zoo bleef
ik hier gelijk in zoo vele andere zaken, ook door menschen-
vrees terug. Eindelijk had ik dacosta op den verleden
feestdag als vriend als mensch in de rei van de
mijnen en met onuitspreekelijk genoegen gezien, en nu
ging ik weder tot hem. Nadat wij eenige alleraangenaamste
oogenblikken in het Letterkundige door de nalezing mijner
Verhandeling en beoordeling van dezelve doorgebragt hadden
stonden wij gewoonlijk op, en wierd ons onderhoud gedurig
belangrijker. Nu gaf God mij kragt en moed leide mij
om dus te spreken het woord in den mond, en toen hij iets
nader begon te treden, toen hij de mooglijkheid dat hij eens
Christen kon worden meer en meer begon daar te stellen,
toen de scheiding geheel en geheel fijner wierd die nog den leerling
van Mozes van dien van Christus afscheidde durfde ik hem
dat mededelen wat ik gevoeld had, en wat ik naderhand zoo
als altoos bij den mensch geschiedt aan eene soort
van verbeelding had toegeschreven. En wat was nu mijn gevoel
toen ik op dat oogenblik den man die als vernuft als
genie alles voor mij was, op eens als Christen voor mij
zag staan. Beschrijven kon ik niet wat ik gevoelde. Stomme
aanbidding voor de wegen van God was alleen alles hetgeen
ik uitspreken kon. Overtuiging mijner ellende en nietigheid.
En nu, nu ik deze zelfde man mij dat Christendom sterker
sterker aandrong dan ooit een Christen mij gedaan had, toen
hij mij die leerstukken tegen welke ik opzag reeds
bij de oudste overleveringen der menschheid aantoonde toen
hij mij het gehele Mysterie des Christendoms aankondigde
en ik voor een geheel terugbeefde dat ik nimmer zoodanig
ingezien had. Nu nu gevoelde ik het denkbeeld om met
God en de vorsten gene Constitutie te maken en gene
goddelijkheid bij den eenen, geen gezag bij de anderen
schrede voor schrede te beknibbelen. O nu zag ik
een deel van de leiding van zijn en mijn lot in. Nu dankte
ik vuriger dan ooit. Nu was mijne vrouw mij heiliger
dierbaarder dan immer, en dat ledige dat nu en dan
nog mijn boezem gehinderd had was geheel verdwenen
alles was vol van aanbidding onderwerping en liefde. Iedere
nadere uiteenzetting ieder gebed hoe waar alles gebed
en bewondering zijn moest, is hier overtollig. Nooit meer
was mij de overtuiging meer levendig, dat het
Christendom geen rok moet zijn dien wij af en aannemen
maar wel de innige overtuiging van ons hart, zoodanig
dat ons geheel leven Christendom wordt. Nu begreep ik
den gehelen dacosta met alle zijne gedichten en denkbeelden.
Nu las ik het heerlijk gedicht van Bilderdijk aan
hem gericht, en nu gevoelde ik wat men over de
menschen moest en kon denken die Bilderdijk voor ongodist
scholden; en die Israël van Dacosta als een oorlogs-
verklaring tegen de Christenen aanzag. O met welke heilige
aandoening heb ik nu naar huis en dan[?] aan de
onvergetelijke vrouw kunnen terugkeren. Nog heerlijker
dan ooit stond zij daar voor mijnen blik. Nu weet ik dat
ik bij het 4e deel van de Helon niet vergeefs aangedaan
was geweest. Daar stond hij voor mij de Helon van onze
dagen niet beter dan anders maar als door God
verwekt als de man van Israel die de waarheid van
Zijn godsdienst aan den stam van Juda verkonden moet.
Achtingswaardige Way. Treur niet. Een Salomon is gevallen
maar in eenen dacosta is meer dan hij opgestaan. Nog
eer uwe oogen in de schemering des doods vallen lagcht
u missschien deze stralende hoop tegen. Terwijl gij bij
het bezwijken van uwen vriend het Eli Eli Sabbachtani
uitroept. Een nieuw bewijs voor het Christendom herijst
in het midden van eene eeuw waar waanverlichting en
valsche wijsbegeerte den Scepter zwaait en de Ster
eens groot aan de oevers van den Jordaan en die de
sterveling thans vergeefs aan de hemel zoekt werkt nog door
een ontzettende woordenskracht, niet in het raatlen des donders
maar in het gemoed van den mensch die afgevallen engel en tog
nog het verheven toonbeeld zijner grootheid.
Ideen uit d'acostas Gesprekken
Verschillende oorsprong der Grieksche Mythen, Fabels als Orpheus
geheel uit verbeelding, de Prometheus de traditie van den val
doch geheel omgekeerd, waardoor het geene dat de verhevene en
[poetische] zijde van het gebeurde was als characteristicq van
dezelve wierd aangenomen. Oostersche oorsprong van Aeschylos -
Spaansche troubadours door daC. gevonden. Ideaal geenzints iets
denkbeeldig, zoo als in Schiller's Reich der form, maar de
wezentlijke afdruk van eene hogere wereld. Zonder dit ware
poezy de belagchelijkste overspanning zoo iemand zich nederzette
om poetisch of liever opgezwollen te willen zijn. De vorm der
Phrasis bij de ouden wordt subjonctif, blijft bij ons indicatief.
Bilderdijk twaalf jaar te huis geweest zijnde alleen
met de ouden omgegaan hebbende zegt kunt gij mij melden waar
de leidsche straat zij. De ouden stelden zich in hunne
schrift in het praesens van dengenen die leest wij in dat van dengenen die
schrijft. Willem de 1 wereltlijk Graaf v. Holland. Zijn acte
v. verkiezing[?] door Amsterdam en Gouda terug gehouden en
de Aristocratische factie.
De dogmata der Christelijke leer in de Joodsche bewaard.
De oude rabbijnen zeggen dat de Messias lijden moet. D'acosta door
het onderzoek der dogmata en de overtuiging daarvan tot
het historische gebragt. Zijne twee grote plannen. Het eerste
de geschiedenis van de Joden van Spanje, de exclusie van
de stam v. Juda van de dood van den zaligmaker een nieuw bewijs,
het twede de bewijzen uit de Talmud waar God om dus
te spreken incognito en verborgen is. Getuigenis der Rabbijnen zelven
in hunne explicatie van de Talmud, dat ieder slechts
een gedeelte van dit ontzettend werk kunnen uitleggen niet weten hoe
dit met andere gedeelte in verband staat. Het denkbeeld van
Gods verkiezen v. Abr. Isaac. Jacob, Juda. Grote denkbeeld uit
de opvolging van het menschelijk geslacht, alle onwikkeling en
verdeling. Isaac en Ismael beiden de een de kracht de ander
de zachtheden v. Abraham. Jacob nog meer als Isaac de
gehele eenergie van Abraham verleende en zoo volmaakt het
beeld van het Joodsche volk, dezelfde vreesachtigheid, dezelfde
bedriegelijkheid en eindelijk tog dezelfde eerwaardigheid in de
grijsheid. Blijken van Gods verheffing van de Joden zelfs in
hun vernedering. Hun koppen vooral dikwijls die des oosterschen hemels
wat neus en voorhoofd betreft terwijl een duivel hun verder gelaat
schijnt verwrongen te hebben. Kracht vooral in de oogen. [onl.] vormde
den Jood als natie boven andere verheven. Zelfs in zijn bedriegelijkheid
tegen de Christen straalt het denkbeeld eener hogere afkomst door.
Worstelstrijd met God en Jakob het beeld van den strijd van het
Joodsche volk dat zijn Messias verwerpt doch wien
ook in dezen strijd de lenden ontwricht worden. Het
driemaal heilig daaglijks door de Joden uitgeroepen in hunne
gebeden. Slechts een man heeft dan Israel begrepen en
gezegd Dacosta is rijp voor het Christendom. Denkbeelden der
drieëenheid in de vroegere Joodsche schriften gevonden. De Godheid
van den Zoon, zelfs door Deisten erkend. Dezen erkennen tog eene
Godheid die zij niet kan geopenbaard worden, en eene die
zich met het menschlijk denkbeeld vereenigen laat dit is God
den Zoon. Dit alles zal naderhand nog uitgebreid worden,
kunnen en moeten het zijn alles Mnemonische stippen waarbij ik
ons heerlijk onderhoud herinneren wil geenszints woorden die
ik wil opgeven als dus door hem gesproken. Alleen vergat
ik zijn laatste woorden niet. "Dit is alles, deze wereld is
"niets kunst en wetenschap vriendschap en liefde worden slechts
"door dit hetgeen zij zijn moeten. Ik begrijp dat iemand op
"zijn eigen overtuiging niet genoeg durft aangaan om dit
"alles voor waarheid daarom aan te nemen, wijl hem dit alles
"zoodanig voorkomt, doch dan heb ik ook even min
"reden om aan mijn eigen bestaan te geloven.
Aug. 11
Sedert 8 dagen heb ik nu het geheim van dacosta
geweten en reeds veel genoot ik in dien tijd. In weerwil
van den gedurigen strijd welke het onzuivere beginsel
in ons aanrigt om deze uitdrukkingen uit te wisschen
had ik zulke heerlijke oogenblikken. Nooit vergeet ik
Zaturdag dien stond toen mij dacosta veroorloofd had om
mijne vrouw deze ontmoeting mede te delen. Dankbaar
was ik voor deze uitnemende weldaad en hoewel ik in
zijn briefje zijne eigene verwondering onderscheidde
dat hij tegen mij, die hij nog minder als anderen zijner
Vrienden gekend had, zoo had gesproken, gevoelde ik het
treffende van deze vergunning. Mijne vrouw zat naast mij
neder en wij hadden een heerlijk half uurtje.
Die week was voorts rijk aan werkzaamheden van
allerley aard, en ik had zeer veel te schrijven. Wat het
Resultaat zijn zal weet ik niet, doch dit wel
dat ik meer dan immer heb voorgenomen de omstandigheden
niet vooruit te lopen en af te wachten wat de hemelsche
vader beslist heeft. Oogenblikken van angst had ik
nog wel, onwillekeurig geloofde ik ieder oogenblik
Rückers val te keren. De Mastenveiling joeg mij nu en
dan ook schrik aan. Dan weder eens dacht ik of niet
mijn vorig geloof beter was, gemakkelijker mij minder
blootstellende aan belagchelijke oordeelvellingen van
anderen doch op andere oogenblikken gevoelde ik weder
levendig dat dit waarheid moest zijn. Dan weder was
ik bang voor eenen geestdrijver gehouden te worden, en wilde
ik mij in sommige oogenblikken met geweld aan
de magt van Dacosta als van een overheerschenden
Genius te ontslaan. Egter had ik ook sommige indedaad
warme en goede oogenblikken. Zondag ging ik reeds vroeg den
schonen Zomerdag bij Oom v. Heukelom op Voorburen[?] genieten. Het
gezelschap in de schuit was weinig belangrijk. Bij Oom v.
Heuk. deden wij eenen schonen toer na den Aardenhout met
den Heer Lannoy en zijn twee zonen. Hier is het vele le
nécessaire en le superflu. Zeer veel superflu is hem echter
door een zamenloop van zaken noodzaak geworden.
Nu de man verdient geluk zoo iemand zulks verdient God
geve hem zijnen zegen. Zijne dochters zijn indedaad [onl.]
en hupsch, hij bijzonder hartelijk. 'S avonds keerde ik terug
met A. Gildemeester en P. v. Hall. Met de laatste sprak
ik natuurlijk veel over papier en crediet. Tijs schijnt door die
ongelukkige zaak v. Cruys en C. veel in zijn Crediet verloren
te hebben. Hierover sprak en dacht ik nog veel malen in
deze week. Hij is indedaad zoo goed en hartelijk maar
eenigzints trotsch zoo dat men hem de zaken zoo niet
zeggen kan. Hij doet zeker te veel, doch ik weet nu niet
meer hoe de zaak aan te pakken. Met Gied converseerden
wij druk in den loop dezer week. Hij bekende dat onze
Italiaansche les allerliefst was. Wij hadden dezelve
dan ook op eene zeer aangenaame wijze Donderdag-
avond weder doorgebragt. Gied is melancolisch, behalve
de gewone reden hinderde hem het gebrek aan Activiteit[?]
en onze goede Papa heeft gelijk dat hij de tegenwoordige
wijze van werken misprijst doch ongelijk, wanneer hij
gelooft dat het geen kwaad in de tijden is, zich kan
veranderen. De toestand van Gied is derhalve zeer onaangenaam
want wat men zeggen moog men werkt tog nog meer uit
ambitie als eigentlijk om geld te winnen.
Proza De goede Cato v. Hall beviel van eenen Pieter
Jan, ik had eenen allerliefsten brief v. Claude waarin
zijne gehele ziel doorstraalt. Mijne vrouw is Goddank wel
en deze week was indedaad werkzaam en genoeglijk.
Gister avond was Dacosta weder bij mij en wij spraken
natuurlijk over de bijzondere leiding der voorzienigheid in al
dat voorgaande. Bijzonder was hij getroffen toen ik hem
voorlas, wat ik deswegens geschreven had. God zegene de
vriendschap en doe mij de zijne waardig wezen. Alles uit
elkander te zetten zoo als hij zulks zeide hoe hij mij
in vele opzichten aan het denken hielp en zich daaruit indedaad
denkbeelden ontwikkelden bij mij, dit allerzonderlingst is niet
in letteren of op papier over te storten zie hier nog eenige
punten uit ons gesprek. Zijne tevredenheid over den
avond van Verleden vrijdag. Gevoel dat hij zelve om dus
te spreken niet tot deze uitdrukking gekomen was, om te zeggen
ik ben Christen. Overtuiging dat als wij eene aandrift gevoelen
die niet onredelijk is, wij ons nimmer berouwen dan
gesproken en dan gehandeld te hebben. Ik verhaal hem mijne
geschiedenis ten zijne opzigte, erkent dat het eens opgevatte
denkbeeld hij het Christendom naderde, bij mij geweken was
op dien avond toen hij zoo zwaarmoedig geweest was. Hij
daarvan getroffen erkent, hoe een dergelijke avond bij Ce.
dien hij reeds zoo ver op den goeden weg gebragt had bijna al
het gesprokene had uitgewischt. Mijne aanmerking ontrent den
vorm onzer belijdenissen volmaakt door hem toegestemd. Het
ongerijmde een Contract met God te maken. God geeft en
leert niets wanneer wij op eene zwarigheid in het Christendom
stuiten, alles wanneer wij denken het is Evangelie het moet
zoo zijn, Dan wordt alles duidelijk. Moeilijke positie van C.
in zijn huis niet gekend nog begrepen, door zijn vader
als eenen Sectemaker aangezien. Hij verzoekt mij zoo ik
hem mogt overleven, en de voorzienigheid hem gene gelegenheid
had gegeven voor zijne gevoelens uit te komen, dan dezelve
openbaar te maken, doch eerst na den dood van zijne
ouders. Door de Joden wordt hij miskend daar hij alle
de bijzonderheden der wet niet opvolgt. Hij zoude tog nog
die bijzonderheden waarnemen zoodra de Joden gelijk
voor de Revolutie, nog een eigen volk uitmaakten. De Christenen
miskennen hem daar zij niet gevoelen welk het onderscheid
is, tusschen een Jood als natie, tusschen een Jood als
secte. Zijn gevoel van het nut waarvoor hij nu voor
beide kan zijn, door de Joden als geestelijk Jood voor te
gaan, en zoo veel mogelijk tot den geestelijken zin van
hun Godsdienst in de Phariseeuwsche plegtigheden verloren
terug te brengen en de Christenen te doen gevoelen dat hunne
eigen Dogmata in de Joodsche godsdienst verborgen leggen en
de geesten op zulk een wijze in hun geloof te versterken. Hij
kan zonder huichelarij alle de gezangen der joden medezingen
in den Christelijken zin. Zijn overtuiging dat meest alle woorden
om dus te spreken dubbel opgenomen kunnen worden, en dat God
ons, daar waar zulks nodig is diergelijke invallen gaf. Hij zelf
zeide eens Ook de Joden verwachten Jesus Christus Salvator
mundi. Bilderdijk zeide tegen Molenaar die hem opmerkzaam
maakte op de hoge denkbeelden die in den Israel schitterden
Ja maar de Heer d' Acosta is ook een Christen gelijk Saulus
er een was. Dwaasheid der menschen in het algemeen
zich als handelend actief te beschouwen daar zij indedaad
lijdend zijn. Wat is zeide ik hem die geest die mij nu
gedurig dringt alle deze gemoeds indrukken weder uit te wisschen.
Dat is zeide hij het denkbeeld het principe uit den val
van Adam overgehouden, dat wij zeker als erfzonde niet
begrijpen kunnen, maar dat tog in de daad bestaat. Dit geval
van trotsheid om Gode gelijk te zijn is tog de grond van alle
de denkbeelden dezer eeuw, van den geest van opstand tegen God
zoo in het staatkundige al in het Godsdienstige. Wij zeggen tegen
God dat wij onder zekere voorwaarde zijnen Godsdienst willen
aannemen. Hij zeide tegen Mozes Ik ben die ben en liet het
niet eerst aan zijn begrippen over om à priori te beslissen of
er een God bestaan kan of niet. Dit wil hij bewijzen dat
ieder van de grote mannen van het O.T. een trek van den Messias
toonde die alles vereenigde. Zijn plan om door de Rabbijnen, door
hetgeen dat die zich tegen hunnen wil hebben laten ontvallen
de waarheid van het Christendom te bewijzen. De Grieksche wijsbegeerte volgens
hem nog een afdruk van het oude Oostersche. Paphyrus beschuldigt
de Christenen hunne denkbeelden uit Plato en uit de Joodsche
schriften genomen te hebben. Nu zegt hij konden de oude Joodsche
Rabbijnen Plato niet kennen, zoo derhalve hun denkbeelden met de
zijne overeenstemmen dan tuigen beide van eene hoge verloren
bron, dan bewijst dit op nieuw dat het Christendom zoo oud als
de wereld was. De Rabbijnen loochenen de wonderen van
Christus niet doch spreken zich zelven tegen. Sommige zeggen nog
zoo als de Phariseen dat hij de duivelen door de
Overste der duivelen uitwierp; anderen dat hij in de
Cabbala ervaren was en dat diegene die de naam van Jehovah
juist uitspreken kan ook alle wonderen kan doen. Wat ligt
hier niet in? Wie anders dan Christus kon den naam Jehovah
uispreken. Wat was de reden dat dacosta aan het onderzoekt
van het Christendom kwam. Zoekende licht in de geschiedenis
der Joden te verkrijgen, geeft hem een Jood uit den Haag een
boek in vier delen dat die van eenen Spaanschen Ambassadeur
gekregen had, hetwelk eene verdediging van het Christendom en
een bewijs van deszelfs waarheid uit het Jodendom
zelven, alles in het Spaansch, behelst. In het derde deel
dat dan alleen voor hem geschikt was stonden berigten wegens
het verblijf der Joden in Spanje. Dac. leest de eerste delen
egter komt daardoor tot overtuiging en ziet nu de heerlijke
historische als andere bewijzen van het Christendom in welk
eene zonderlinge aaneenschakeling. Alle opleidingen in de
taal tonen ons eene wijsgeriger taal dan die welke wij nu
spreken. Hoe kan derhalve het denkbeeld ontstaan dat de
taal zoo gevormd zij als Rousseau en anderen dit gemeend hebben.
Alles is in eene afdalende, geensints in eene opklimmende
linie gegaan. Zoo ook met den Godsdienst. Christus heeft
de oude godsdienst hersteld. Wat wij bij de andere volkeren
vinden zijn waarachtig brokken debris van de oude godendienst geensints
is het Christendom eene navolging van deze debris.
Christus zegt nergens voluit tegen de Joden dat hij de
Messias was. Dit moesten zij die hunne schriften kenden, weten
en zien. De fout der Joden was dat zij zich eene
Messias naar hunne eigene begrippen voorstelden eenen
wereldlijken koning, en [onl.] wij, door de zoogenoemde
naamchristen indedaad iets anders, als hun eigen Messias
zich te vormen. Zoo als Christus sprak niemand. Hij wederlegt
geene tegenwerping, antwoord daarop nimmer regtstreeksch
maar vernietigt dezelve. God denkt of schijnt dit is hetzelve.
God denkt zich zelven dat is Christus. God als oneindig
wezen kan zich niet als de mensch openbaren als
eindig wezen kan hij dit en ziedaar God de Zoon. Op de
tegenwerping van Mysticiteit zegt hij dit dat alles betrekkelijk
is dat de Deist tegen de Atheist diegene die aan eene openbaring
gelooft tegen de Deist de laauwe Christen tegen dezen en eindelijk
tegen de laatste die welk een met het Christendom was
natuurlijk mystiek moeten voorkomen. Zijn denkbeeld in
gezelschap, alleen spot met eenen hogen spot te beantwoorden
nimmer strijd tegen het Christendom te provoceeren, doch wanneer
het nodig is en wanneer men roeping voelt, moedig op te treden dat
God ons ook dan nimmer verlaat. Zin van zijne vaerzen
nu duidelijk, dat aan mij, aan Bilderdijk, Israel. De
twee bundels om dus te zeggen zijne godsdienstige en staatkundige
geloofsbelijdenis. Zijn verzoek aan mij zijn geheim te houden
hem echter nimmer te verlochenen, laat zich niet dopen dewijl
hij gelooft met dat teken aan het hoofd, voor zijn gevoelens
te moeten uitkomen. Zijne vaerzen geensints om zijne carrière te
maken. De eenige Post waartoe hij in deze zijn manier
van denken zich geschikt acht, Professor. Dit had hij
kunnen verkrijgen zoo hij zijne Thesis had willen opofferen, wat
hij gevoelde toen hij deze verdedigde. Bilderdijk zegt hem
Gij hebt profetisch gesproken. Zijn denkbeeld over Profetie, dat
deze niet naauwkeurig alles verhalen kan of moet maar dat
men op het oogenblik van de uitkomst dezelve moet kunnen
erkennen. Jezus na zijne opstanding wijst nu de discipelen op den
weg van Emmaus agter uit en toont hun zijn gehele leven.
11. Nu heb ik nogmaals begonnen het Evangelie te lezen met
welk eene verrukking het zijn mijne geliefdste oogenblikken hoe
zie ik nu niet alles in. Ik moet nu aan geheimenissen
geloven doch waren deze ook niet in mijn vorige zoo
laauwe geloof. Wat was dan Christus eene soort van Godlijk
mensch, en die echter heerlijkheid bij den Vader had van
den beginne af, wat was die overtuiging dat wij allen
zondig waren, in dat oogenblik waarin het kind dan eigentlijk
begon te zondigen. In 't kort stond ik niet even stil bij
ieder leerstuk. Zeker is de rede een taak van God doch
ook het geloof en nog oneindig verhevener, en was de rede
alleen toereikende dan had ook God niet nodig gehad
Zijnen geest te zenden om tot geloof te voeren.
Zondag. Op nieuw da costa. Voor de twede maal had ik
bij Coquerel gehoord et ces neuf ne sont-ils. De plegtigheid
van de godsdienst had mij meer de leerrede minder dan ooit
bevallen. Nu ijlde ik weder na dacosta. Vier uuren vlogen
daar als zoo vele oogenblikken voorbij. Wat ik juist hoorde
wist ik niet, doch alles was uitmuntend en christelijk.
Hij gevoelt niet al dat geforceerde dat wij hebben, als
wij van Christendom spreken. Bij hem was alles zoo
natuurlijk. Daar toonde hij mij de gehelen mensch in den
eersten adam. God aan ieder volk eene hoedanigheid aan
de joden alleen heiligheid geworden in 't kort het
was weder eene reeks over de meest belangrijkste aanmerkingen
en een van de levendigste gesprekken die ik ooit hield. Juist
waren wij over het zoo belangrijke punt van de Eli Sabbachtani
aan den gang toen het eindelijk tijden hoog tijd wierd
heen te trekken, doch dit kan en durf ik zeggen dat ik nog
nimmer iemand op deze wijze hoorde spreken.
Wat nu verder? Blijf ik die stemming getrouw, of bevangen
mij nu en dan oogenblikken waarin alles mij weder een spel
der verbeelding schijnt. Ja dit is ongetwijfeld. Nu en dan
rijst de strijd weder in mijnen borst, doch heeft tot nu toe
nog niet overwonnen. Zonder een vast godsdienstig denkbeeld
kan men het niet ver in niets brengen, doch dit hoop
ik, zal God mij verleenen. O dan toch voelt men zich zoo
wel, er is iets wel evenmin begrijpbaar als ons Socianismus
doch iets zoo rustigs waarbij men zich kan en durft nederleggen.
Met uitstekend genoegen heb ik het Evangelie v. Mattheus
gelezen en verheug mij reeds in het vooruitzicht spoedig
dat v. Joannes te bereiken. Uit deszelfs begin dat ik gisteren
met mijne vrouw gelezen heb, dunkt mij het woord toch
zoo sterk te zijn het woord was God dat daarover[?]
wel geen twijfel ligt.
Maandag eene aangename familledag. Tijs was er
des avonds. Aansluiten kunnen wij niet veel. Hij is tog zoo waarachtig
goed maar zijn trotsheid hindert mij en stuit mij terug. Dat
hij niets weet, doet mij niets, maar er is iets kouds bij hem
op de andere punten, zoodat ik wel genoodzaakt ben over effecten
met hem te spreken.
Dingsdag avond genoeglik bij Dacosta met Retemeyer en Cappadose
de laatste vol geest. Dacosta is dan wel niet het geen hij in
het tête à tête is, doch hij was vrolijk en regt hartelijk en
vriendschappelijk. Wij spraken meest over letterkundige
onderwerpen. Belangrijk vooral waren de vele kleine vertellingen
uit het huislijk leven van Bilderdijk waaruit dan ook blijkt
dat deze zoo de bullebak niet is die men van hem heeft
willen maken. Hoe belangrijk zal het mij zijn dien man te
leren kennen. Hij is tog de reus onzer letterkunde waarbij
alle de krassende pygmeeen verdwijnen en verdwijnen moeten.
Weder een hartelijke familledag eene allezins genoegelijke
wandeling met Gied. Hoe jammer is het dat deze altijd verdroogt
zich nimmer epancheert uitstort. Er zijn zoo uitmuntende zaden
in hem gestrooid, doch alles wordt nu droog en verdort door
de droefheid en herinnering, doch God weet wat hem goed
is en heeft ook wegens hem zijn weg bepaald, die eens geopenbaard
zal worden. De toon is sints het wegblijven van mimi
oneindig verbeterd.
Des ochtends eene onderhoud met Muller. Ik begon op het
aambeeld te kloppen, doch met eenige beduchtheid. Dit beken
ik gaarne. Het was zoo als ik het verwacht had alles
geestelijk, alles moest innerlijk verstaan worden, doch ik
kan voluit bekennen, dat ik niet weet wat de bijbel mij dan
moet zijn en dat ik dan in eene reeks van zwarigheden
en moeilijkheid gewikkeld worde waaruit ik geen
uitkomen zie. Nu God moge hem en mij verlichten doch
ik moet bekennen dat ik voor mij meer en meer door schrift
en overtuiging tot de andere beginselen, die van de vroegere
christenen begin over te gaan.
Vr. Een toon uit de vorige idylle des levens. Een diner
met Suze. Neen zij had nimmer voor mij dat geworden kunnen
wat mijn allerbeste Lina is. Doch veel goeds heeft zij echter
en ik schaam mij niet te zeggen dat er nog een toon aan de harp
van mijn hart was, die aansloeg, doch de zeven tonen slaan
voor mijne vrouw.
Eene Zonderlinge verschijning was de kennis, die ik door Muller
met den Heer Hofman v. Fallersleben maakte een zonderling kraftgenie
vol van de beelden der middeleeuwen met de heiligste geest van de
Deutscheit overal te verbreiden, eerst groot Philoloog op eens
door de kennis v. Grimm te Cassel tot de Letterkunde der middeneeuwen
overgehaald, toen verzamelaar van Volksliederen in hoog- en vooral
in de Nederduitsche en Hollandsche taal. Bij geen Hollander geloof ik
behalve Bilderdijk, kan men een diergelijke kennis der oude
Volks Letterkunde vinden. Hij was p. pedes na Leyden komen wandelen
zat daar midden onder zijner Manuscripten verward heeft stukken
van 4000 regels afgeschreven. Hij bezocht mij gisteren met Mullers'
broeder en wij waren zeer genoeglijk. Eerst was de vriend wel wat
koud te veel tegen den Hollander pralend hetgeen misschien wel
ook daaruit ontstond, dat hij door eenigen zoo als bv. Scheltema
Siegenbeek, de Vries, zeer koeltjes was ontfangen doch naderhand
wierd hij vrolijker en ons geprek was ook meer en meer levendig
ofschoon ik nu juist zijn raad alle Manuscripten te lezen
niet volgen zal zie ik echter genoeg, dat ik nog te weinig
van onze letterkunde weet, om nu voor den dag te treden
en dat het geen dat ik zou kunnen leveren tog nog altoos
zeer middenmatig zijn zoude, eer ik vereischt met alle
kundigheden kan optreden. God weet waartoe mij alle deze
dingen nog nuttig kunnen wezen en hoe wel het juist
niet in alles eens bewonder ik de onvermoeide
werkzaamheid van mijnen Germaanschen vriend en wenschte
gaarne hem en zijne belangrijke nasporingen nog van
eenigen dienst te kunnen zijn.
Zaturdag 25. In het midden eeniger, bij den tegenwoordigen
toestand van zaken, niet ongewone bekommernissen, zat ik
neder toen op eens da Costa mij als een licht van hoop en geloof
verscheen. Na lezing van eenige stukken uit mijne verhandeling
en gesprekken over het historische kwamen wij weder op het Zedelijke
en Christelijke en ik hoorde toen zoo veel nieuws en troostrijks
weder, dat ik niet kan nalaten ook hierin mij nogmaals
met de opschrijving te verlustigen.
Alles is gaaf. Enthousiasmus gaaf. Enthousiasmus, openbaring.
Zelfs verlicht niet voor altoos, wij zinken tog naderhand weder in
het oude terug, om dat onze natuur niet enthousiast kan blijven.
Door dit alleen is de geschiedenis van O. en N. Testament zoo waarachtig,
dit zijn menschen, daar de Grieken en Stoicijnen altoos op hunne
ingebeelde hoogte staan. Zonder dit ware ééne openbaring
genoegzaam geweest, bv. aan de Aposteln doch nu zagen zij gedurig
en vergaten gedurig. Zonder dit is het character v. Maria die toch
geweten heeft dat de Messias v.[?] haar geboren zoude worden, en
naderhand niet meer gelovig dan de anderen is... onverklaarbaar.
Het gebeurde met Petrus is het onwederspreeklijkst blijk van
historische waarheid. Wie iets verdicht schrijft moet in de
minste bijzonderheden de gelegenheid vermijden van aanstoot
te geven, wie waarheid schrijft stelt de zaken maar eenvoudig neêr.
Zonder dit voorbijgaand Enthousiasmus is een profeet een
dichter in den hogen zin (De profeet ziet, de dichter verbeelt
zich te zien niet te bevatten. Doch Jeremias bv. zoekt den
dood te ontwijken. Abraham, David en alle grote mannen hebben zwakheden.
Het Enthousi. is eigentlijk een gevoel van onmagt eene
oogenbliklijke verheffing, maar de goddelijke natuur heeft
gene verheffing nodig, van daar is Christus de bedaardheid zelve
wordt nimmer driftig, spreekt nooit in geestverheffing altoos
bedaard en als magt hebbende. Kracht zijner antwoorden.
Geeft den keizer wat des keizers is. Gij hebt het gezegd. Dubbele
zin zijner meeste zeggingen. Christus wil geloof en geeft dan
alles, maar als men begint voorwaarden te maken trekt hij zich
Wij daarentegen verheugen ons, zoodra wij een wonder in de Bijbel
minder vinden. Wij willen wel wonderen aannemen maar bijv. niet
dat een ezel of slang spreken, ondertusschen is de wonderkracht
maar één. Goddelijke geest de gezegde[?] van het Evangelie
alreeds minder zuiver in de handelingen en de brieven.
Hoe meer Christus tot zijn lijden naderde, hoe meer menschelijk
dan hij natuurlijk als mensch lijden moest. Van hier
zijn droefheid tot den dood toe in Gethsemane. Zijn woorden
aan het kruis Waarom hebt gij mij verlaten moeilijk. Misschien
de hoge vraag die zijn geheel leven uitleide en waarop de
gehele wereld, en ieder Christen die dezelve tot nu toe hoort
moet antwoorden om onze zonden hebt gij dit geleden. Volgens
Bilderdijk wordt de Drieeenheid in de heilige Sch. niet zoo
zeer geleerd als verondersteld. Ware Christus God zoo kon
hij gerust nu en dan uitdrukkingen die op zijne menschlijke
natuur, sloegen, gebruiken, ware hij mensch zoo moest alles
wat zijne goddelijkheid kon doen opmerken, lasterlijk zijn en dus
alle overeenbrenging met God in een zin ten hoogste te bestraffen
zijn en hoe zou Christus die de nederigheid zelve was, zich
in zulk eene betrekking met God gesteld hebben hoe
het formulier van den Doop opgegeven hebben. Doopt hen
in den naam van den Vader, den Zoon en den heiligen Geest. Dit
zou dus, Christus als profeet aannemende te zeggen zijn In
naam van God, van den profeet van God, en van de Kracht v. God.
Hoe zou hij hebben kunnen zeggen de Vader en de Zoon zijn
één hetwelk zeker als eenstemmig kan worden opgenomen
doch hetwelk zoo gemakkelijk in den anderen zin kan
begrepen worden. Het begin v. het Evang. v. Joannis, daar
hij zegt het Woord is God, is niet Enthousiast, het 3e vaers zelve
is geheel redeneerende, en reeds in het 15. vaers slaat daarop
volmaakt de zegging v. Joannes. Waarvan komt de uitdrukking
de zone des menschen was hij God, zoo betekende dat de
heerlijkste uitwerking van het wonderwerk zijner menschwording was
hij mensch, zoo betekende dit niets. Van daar dat hij zelve
het ook niet alleen zegt, maar als hij vr. aan Petrus wie hij is
zegt deze Christus de Sone Gods en dan antwoord hij dit is
u geopenbaard door God. Hij wil geloof en niet door zijn
werken alleen geloofd worden, deze laatste voert hij wel tegen
de Joden aan, doch tegen Nathanael zegt hij Gij zult
groter dingen zien dan deze. Buiten het heerlijke doel
zijn[er] komst op aarde had Christus het doel om de menschen
te tonen hoe zij leven moesten, hij wenschte hen om dus
te spreken voor en dus was ook zijne verzoeking in de woestijn
het voorbeeld hoe zij de verzoekingen van het kwade of
den Satan wederstaan moesten. Ook de Rabbijnen zeggen dat
Christ. verzocht moest worden, en stellen deswegens een soort van onderhoud
tusschen God en den Messias en den Satan voor, waarin deze laatste
vergunning vraagt hem te verzoeken, en de Messias
daarentegen om de opstanding der ligchamen vraagt. Wanneer
men niet toestaat dat God als mensch zich heeft kunnen
openbaren, heeft hij zulks ook niet in de Natuur kunnen doen.
Men moet dus Christen of Atheist worden, daar de Deist nimmer
de oorsprong van het kwaad kan vinden. De Grieken waren zoo
kinderachtig in hunne philosophie dat zij nimmer het denkbeeld
van scheppen hebben kunnen bevatten en hun eeuwige stof
alleen het noodzaaklijke principe is, dat men aan moet nemen
indien men eene schepping derzelver ontkent. De Grieken
hadden nog altijd de verwarde overlevering van de eenheid
van God die vooral in de denkbeelden van het Noodlot
doorstraalt. Honderd denkbeelden die nu door de wijsgeren
als grondregels van hunne stelsels weder geplaatst
worden, zijn alle uit het Christendom genomen bijv. waar
was het denkbeeld van Zelfopoffering bekend, waar dat van
de hogere liefde tegen het vrouwelijke geslacht; de ouden
kenden zinnelijke en geestelijke liefde doch tegen verschillende
personen, nimmer, zoo als in het Christelijk huwlijk en dezelfde
God gebruikt een middel tot duizend doeleinden de mensch
duizend middelen tot een doel, van daar dat de wet
v. Mozes, te gelijk regelment voor de Joden, voorbereiding van den
Messias was en eindelijk het middel waardoor de afzondering
van de Joden volgens de voorspelling van den Messias bevorderd wierd.
Meerdere vereeniging met de Joden, schriften ter hunne verdediging
uitgekomen, naar mate dat de toekomst van den Messias nadert
en zij op de eerste, wij naar de twede komst van denzelven uitzien.
De meerder voortgang van de toenadering der vrome christenen tot het
Phariseismus terwijl Voltaire en de ander met de
Sadduceeen in aanraking komen. Valsche
zucht om wonderwerken weg te redeneeren. V. der Palm neemt
zelve deze vrijheid gunt die, in zijnen Bijbel der jeugd egter niet
aan anderen. De profecien bepalen zich meest al op kleinigheden
en worden niet begrepen voor zij uitkomen. Van daar nog de
duisterheid wegens de profecie over het laatste oordeel etc.
Nog wegens het Eli Eli sabbachtani, dat het het sterkste
bewijs tegen de zending v. Christus zijn zoude, indien het
geheel verdichting ware geweest. Het is met een doel gezegd en
geen uitroeping van Smart, dewijl het een citatie is.
Vergelijking van iemand die Christus als voorwaardelijk aanneemt
met iemand die zich bij een ander begeeft en die dezen zoo lang hij
zijn geloofsleer niet onderzocht heeft, geensints wil
aannemen maar geheel verwaarloost. Zouden wij dit als
menschen kwalijk nemen en dan niet in zoo veel hoger
zin God.
Trois semaines environ. Une série de jours écoulés les
uns avec conviction et contentement d'autres avec faiblesse
et inquiétude. Des combats de Santé et d'un peu
d'hypocondrie, des élans de génie, et l'abaissement de la
médiocrité le désir d'être tout et la conviction de n'être rien
la force et la faiblesse la foi et la défaillance, l'ultraïsme
et le libéralisme tout cela se combat journellement et je
ne désire que de la force.
Sancta[?] Hoe gelukkig door wederzijdsche liefde en genoegens
ontbrak er nu en dan nog wel eens wat aan door de
gedurige ongesteldheid van mijne vrouw die mij nu en dan
angst aanjoeg. Zij is heerlijk gedraagt zich als een engel
doch nu en dan kan men niet altoos zoo zijn als nu
moet niet altijd die kracht die verheffing hebben. O wij
denken veel te zijn en zijn vaak zoo elendig.
Handel Gedurende eenige weken rees er geen bloempje op den
dorren grond. Thans schijnt zich veel op te helderen. Hope en vertrouwen
moet hier geleiden. Het verlies der f 5000 aan Buijze de Slee[?]
was weder een harde slag. God gaf mij echter den moed en
kracht deze te verdragen hoeveel het mij ook koste. Aangenaam
was ook de loop van de zaken met Rücker geenzints en zijn
brief was mij grievend. Doch ik zie dat men hier meer
moed en vertrouwen moet vinden, alles zijn aardsche zaken
waarover men zich zoo niet moet afpijnen. Duizenden zijn oneindig
ongelukkiger. Nog heb ik niets van dat vaste hetwelk
den koopman hij zij gelukkig of ongelukkig zoo onontbeerlijk is.
Letterkunde. Ik was nog al veel [onl.] mijn kind werkzaam dan
eens gelovende dat het allen, dan weder dat het niemand
voldoen zoude. Dan eens scheen mij deze oude nasporing
alles dan wederom niets te zijn. Thans egter begin ik ook
hierin weder meer moed te vatten en durf nog hopen tegen
ult. Nov. met alles gereed te zijn. Nog twee tijdperken moeten
in dezen maand af en die oude twee tijdperken in iedren[?]
maand. O ik had nog zoo veel kracht onder dezelve niet
nu en dan door eenige [onl.] luiheid naar
ligchaam en ziel en eene zekere lust tot slapen bevangen
wierd. En die konde ik echter zoo ik slechts wilde zoo
gemakkelijk overwinnen en dat hoop ik ook te doen, want
wat wil een man zoo als ik anders voor zijne vrouw en omstandigheden
wezen, zoo hij niet zelfstandig durft zijn.
Nog een avond met Dacosta. Zijne godsdienstige beginsels
zijn heerlijk Letterkundig zoude ik dagen met hem kunnen
redeneren, doch zijn denkbeeld van de oppermagt der koningen
al Godlijk bevalt mij maar in 't geheel niet. Hoe Alexander
uit[?] de [onl.] moeten dan allen hunne caprices
geeerbiedigd zien, omdat[?] dat eens de koninklijke magt van
de vaderlijke is afgestamd. Neen dit gaat niet, dit is
te erg. Maar anders welk een schat van opmerking bezit
niet d'acosta. Een genoeglijke avond was diegene waarin
hij ons met zijne vrouw bezocht, hoewel hij in zijne
flache en niet in een van zijne geinspireerde oogenblikken
was. Zijn vrouw is indedaad lief en heeft veel meer
sanft weibliches als men eerst zoude denken.
Met moed wil ik in alles voortgaan en niet alleen aan de uiterlijke
zijde der dingen hangen blijven. Geschiedenis en Talen blijven mij
heilig en met veel genoegen ben ik weder aan Müller 24 Banden
begonnen. Het werk van Mad. de Staal over de Allemagne
en een groot gedeelte van Wachler uber die Historiale Kunst
hebben mij indedaad veel genoegen gegeven. Dit is een man
naar mijn hart Christen en wezentlijk vereerer van [onl.]
was hij dan [onl.] zoo wel bij Voltaire en Hume als
bij Grotius en Hooft, dat voorwaar is het rechte.
Een avond had ik het genoegen om mij gelijk de aapen
in het beestenspel te laten zien bij Ds. Swart alwaar
verschillende geleerden waren. Ik moest kunst maken.
Kees Loots was bedonderd toen ik hem aansprak en
brokken uit zijn eigen poezy aanhaalde. Nu eerste moest[?] dit
verworden[?] en dan doet[?] een goed en heerlijk doel die[?] en
er moet dan nog meer in worden als Maurits en Floris
v. Hall er niet in gezien hadden. Gerust dan
zoo moet u alles wat schoon en welluidend is in geloof
en werkzaamheid, en alles wat de elendige traagheid
aanwakkert verbannen. Dit zie ik meer en meer, zoodra alles
belang inboezemt, verveelt niets. Met veel genoegen heb ik de
kennis van Dom.[?] Stuart gemaakt. Een man waarachtig door
velen miskend en met veel meer gevoel als ik geloofde. Het
spijt mij dat ik mij zoo over zijne vaderlandsche geschiedenis
uitgelaten heb. Over da costa moet ik veel lijden onder de
geleerden overal waar ik ben worden er allusies op hem gemaakt
en ik heb niet genoeg de geest des oogenbliks om mij
over dit alles heen te stellen zoo zonder hem te
verlochenen of te verheffen gerust voor mijn gevoelen uit te
komen. De voorlezing van J. Bosscha in Harmonica was een
zonderling mengzel van oude poezy en tegenwoordig prozaismus
Jammer dat deze nu geheel geleerde wordt en denkelijk
alleen om eens professor te worden. Loffelijk indedaad is dit
als huisvader, maar dan nog liever een handwerk
voor de kost etc.[?] dan kunst en geleerdheid als kunst
en geleerdheid behandeld. Ongelukkig volgde weldra op
de vroeger gemelden geleerden avond een laaste afscheid van
de schutterij door een ongelukkige keus aan het
einde der Overtoom bepaald alwaar mijn eenige roem was
een paar officieren der Schutterij in Extase te brengen en zonder
merkelijke opschudding van harsenen mijn gedeelte in Negen en
twintig flessen wijn te gebruiken. De gevolgen waren elendig
want ten eerste zong ik den volgenden dag gelijk Dylius, wel
foei wat was dat slechte wijn! en ten tweden zoo vond ik
mijne vrouw ongerust wegens den ontzettenden tijd dien ik aldaar
had doorgebragt, dus daarbij Basta: en dit genoegen
niet weder. Au reste notre vie se ne vada[?] tranquilissamento.
Pauly et Margo qui nous ont écrit des lettres bien amicales,
s'amusent encore toujours dans les environs de Bergerac
d'une manière charmante. Nous voyons très peu Tijs et sa
femme plongés dans les plaisirs ou les affaires, Cato a eu
une couche des malheurs et une maladie suivie d'une
santé trop précipitée et doit garder encore la maison
de sorte que notre plus grande Société se compose
pour le moment de Henri et de sa femme avec qui
nous passâmes l'anniversaire de ma bonne Caroline une
soirée charmante, mais qui partent pour Baren, de Maman
qui va encore partir pour Harlem et de Jeannat souvent
fixée dans son hermitage. Quelquesfois les désirs me
prennent à la fois, celui de voyager l'esprit de l'étude etc.
mais il faut se résigner. Si tout réussit bien si dans un
ou deux mois je me trouve père d'un joli poupon je serai
bien heureux. Et puis j'ai tant de moyens d'être heureux
une femme charmante, des plaisirs littéraires du travail
l'espoir de m'acquiter un jour... enfin mille choses. J'ai
souvent bien de reproches à me faire. Après des preuves
aussi convainquantes de la providence de Dieu après un
guide tel que d'acosta il me reste encore Souvent des
moments d'hésitation. Je lis l'évangile avec plus de
conviction, plus de ferveur que jamais, mais quelquefois
encore les objections que je lis par-ci par-là m'inquiètent,
et cela ne doit pas être ainsi. Suis-je encore l'homme
pour pouvoir m'estimer moi-même quand les autres
ne m'estimeraient pas, pour pouvoir affronter la
mort et souffrir la vie, pour être rempli de conviction
et de foi dans la bonté éternelle de Dieu qui comme[?]
par[?] Christ et St. Esprit est à la fois notre consolation et
veut nous sauver tandis que nous ne sommes encore
des enfants rebelles et que murmurons[?] Oh j'ai [onl.] de
tout je le sais de plus en plus et que sommes-nous.
Rien sans la force d'en haut.
Octr. 23 Eindelijk weder een toon welke
het stilzwijgen van eenige weken afbreekt. Wat zal
ik deswegens zeggen. Het gaat met deze Annotatien gelijk met
particuliere brieven, wanneer men alle dagen schrijft heeft
men meerdere onderwerpen, dan wanneer men dat
slechts eenmaal 's weeks doet. Zoodra men de miniatuur
van zich zelven wil maken is het gemakkelijk iedere dag te
schrijven zoodra men over ieder gevoel iedere gewaarwording
wil uitweiden, kan het daaraan nimmer ontbreken
doch men moet ook de manuscripten de noodzakelijheid
van te schrijven niet onnodig vermeerderen. Had ik voortgegaan
gelijk, in de eerste jaren de reeks van bundels ware niet
te overzien geweest, maar zoodra men alleen de
grote trekken wil behouden is de optekening veel gemakkelijker.
Onze algemeene toestand in deze laatste weken
kan snel doorlopen worden. Het grote denkbeeld bleef
Lientjes verlossing. Hoewel genoodzaakt te huis te blijven
was zij recht geduldig en hopend, en wij genoeglijk. Alles
wat de voorbereidselen betreft, is langzamerhand gereed.
De kraamkamer staat in ordre paraat. Baker Piek is
onze huisgenote en dus met Gods hulp zien wij deswegens
het beste te gemoet. Heerlijk en genoeglijk bleef in dit
tijdstip onze omgang met Dacosta. Nu en dan is hij
indedaad geheel bezield. Verscheide malen was hij bij ons
eens met Capadose, wij waren toen vrolijk en regt opgeruimd
doch het verhevenst is hij tog wanneer hij gelijk nog
voorleden Zondag den christelijken godsdienst voorstelt.
Ja toen voelde ik zoo zeer al dat grote en heerlijke. In 't geen
het lot van het mensdom betreft, moet toch Mysterie
zijn en het denkbeeld dat de waarheden van het
Christendom in het Jodendom leggen dat de Joden op den
grote Verzoendag den Christus zonder hem te kennen vereeren
is zoo iets heerlijks dat het bewondering van eeuwen niet van
enkelen verdient. God geve mij kracht dit alles te
onderzoeken in mijn hart mij het beeld van zulk een
Christus te vormen en zulk eenen Godsdienst met leer
en leven voor te staan. Onze omgang was meer tot
weinigen bepaald. Velen deden nog hunne laatste
afscheidsvisite aan de natuur die voor mij weinig
bekoorlijkheden in dit jaar gehad heeft. In de zaken
waren zeker hier en daar zwarigheden dog over het algemeen
veel meer zegen dan ik had kunnen verwachten. De reis
van Landsmann was in alle opzigten gezegend. Voor
mij mogt deze gehele maand eer Verhandelingmaand
dan wijnmaand heten dewijl het grootste gedeelte
van dezelven aan de voortzetting mijner verhandeling
gewijd was. Werkzaamheden van verscheiderlei aard hielden
mij dus bezig en ik durf zeggen ten minste niet
ledig geweest te zijn. Ik hoorde een heerlijke leerrede
van Coquerel over de Verlossing als pacte beschouwd.
Gelegenheid tot veel lectuur had ik niet, maar ik doorsnuffelde
den Hollandschen Spectator en eene menigte voorts van
grote en kleine hoornbanden. Claude schrijft uit
Kingston dat hij weder terug zal komen en dan weder
rekening Courant zal schrijven en voegt hij daarbij che poi.
Margo schrijft uit Frankrijk de naiefste en ongesmuktste
brieven die men met oogen lezen kan. Oom Jan is directeur
van verscheidene geleerde genootschappen en ook van dat
der Welsprekendheid. Gied heeft nu en dan nog
een uurtje bij ons zitten redeneeren. Anderen
heb ik niet gezien daar wij bijster huisselijk
zijn geweest. God geve nu eene goeden uitslag van
de verwachting mijner vrouw en dan de vierspan er moedig
op, en weder voortgerend over Iddio ci chiede.
Nov. 4. Nog een week in stilte en genoegen doorgebragt
in Trio met Baker Piek en Caroline. De
verlossing van mijne goede vrouw nadert en ik zie dezelve
met verlangen en vertrouwen te gemoet. Huislijk leven
gij zijt toch alles, welke oneindige weldaden vereenigt
gij niet. Aan zegeningen ontbrak het niet. Wij hadden
een schat Connossementen en moed ter Verkoop en
bewerking, en nu prijs ik den Zondag zalig een
dag van rust en nadenken. Dezen morgen ben
ik bij V. Hall geweest en heb genoeglijk een paar
uur met hem gesproken. Dikwijls heb ik dezen man
van de minder gunstige zijde beschouwd. Ik heb hem
nu weder anders gezien, in het geheel, ik bemerk meer
en meer dat ik mij te veel in alles aan oogenbliklijke
indrukken overgeef. De kunst van te denken en goed te
denken is waarachtig een der grootste en veel meer
dan alle lectuur. Het is regt juist het geen M.C.
Van Hall mij zeide dat Kinker eenigzints den geest in
de maatschappij bedorven had, dat het zoo moeilijk
was iets goed te vinden, zoo gemakkelijk te ridiculiseeren
en aanmerkingen te maken, en dat dit laatste wel wat
in den geest van onzen landaard viel. Laatstleden
Woensdag sprak Retemeijer over de Welsprekendheid.
Er was wel veel goeds in, hier en daar egter misschien
wat te schoon gekleurd. Veel nieuwe denkbeelden waren
er juist niet, maar men had eene Voordragt moeten
bewonderen sierlijker indedaad dan men dikwijls
bij ons hoort. Enthousiasmus manqueert hem
geenszints en hij is wezentlijk een best mensch, en nu wierd
hij nog in mijn bijzijn beschuldigd van pedanterie ten
tijde van mijne bruiloft getoond te hebben. Hoe
wordt toch het kwaade onthouden en het goede
vergeten? Mijne vrouw gedraagt zich engelachtig
en voorbeeldig zij is liever dan ooit. Mijn
kind gelijk wij schertsend zeiden, is gereed
Parve et sine me liber ibis in urbem doch het moet nu
eerst nog overgeschreven worden. Deswegens is reeds
veel aan de hand geweest, doch ik geloof dat
nu de zaak toch spoedig beklonken zal zijn. Wij
ontfangen gedurig brieven van Pauly en Margo en bewonderen
hare geestige verscheidenheid, en zijne monotonie. Zonderling
is het dat iemand die zoo veel gezond verstand
heeft als Pauly zoo weinig denkt en gedurig zich
zelve zoo letterlijk afschrijft. De letterkundige vereenigin-
gen beginnen nu spoedig weder. Heden 8 dagen
geleden, had ik nog eenen hartelijken avond
bij Dacosta, onschatbaar door al het gene waar
wij over spraken. Zonderling is het dat wij het in
de godsdienst meer, in de staatkunde minder eens
worden. Zijne letterkundige denkbeelden zijn over
de meeste punten al bijzonder juist. Ik wil van
hem aannemen wat ik goed dunk maar mij zelven
niet verlochenen. Ik ben gesteld om in het midden
der twee partijen door te gaan. Dit is geensints
aangenaam maar pligt is mijn pligt. Goede God
geef mij inzigt in uwe goddelijke wegen tegen
den mensch, geef mij vertrouwen in het daaglijksch
leven, moed tegen andersdenkenden, en aan mijne
beste gade eene gezegende verlossing. U zij de eer
ons de dankzegging.
November 15. Te belangrijk zijn de gebeurtenissen
dezer week geweest, om daarvan niet optekening te
maken. God zij dank ik ben Vader en gevoel het
heerlijke van dit woord. Dankbaar kan ik niet genoeg
zijn, nog nu, nog immer. Een oogenblik heeft beslist tusschen
een hemel van geluk, of een hel van ellende. De barmhartige
heeft de vleugelen zijner genade over moeder uitgebreid
en het kind - wierd. Nimmer voelde ik meer dan
thans onverdiend geluk. God wees hartlijk, hartlijk
daarvoor gedankt. Donderdag den 8e November was
mijn goede vrouw nog regt wel. Vrijdag den 9e
begon zij te kraken gelijk men zegt. Er verliepen een
paar uur. De pijn begon. De oogenblikken waren ontzettend
doch hoe zal ik toch van dit alles spreken de woorden
zijn koud, het gevoel was gloeiend. Het staat mij daar
nog alles pijnigend voor mijn ziel; dat stille
onbeweeglijke zitten van Beekman die zich indedaad
allertrouwst gedroeg, die hartelijke ondersteuning van
Baker, dat gedurige schreeuwen en steunen van Caroline,
dat oogenblik van verflaauwing toen zij Madera wijn
innam[?], eindelijk dat oogenblik toen ik boven kwam den
schreeuw die ik hoorde, dat feliciteeren van Mama
dat weder storten uit de kamer, dat vliegen naar het
kantoor, naar de keuken God weet waarheen die
vreugde o dit alles is nog zoo levendig ofschoon mij
alles reeds zoo lang geleden schijnt. Jubel op Jubel, ik
dacht geheel doorgestreden te zijn doch toen kwamen
de bemoeijingen wegens de min, en het kind dat zwak
scheen te zijn, doch God dank dit alles heeft zich
opgehelderd, de beste vrouw zit op ... het kind mijn
Gerrit om half agt des vrijdags geboren, ziet er zoo
allerliefst uit. O nooit heb ik gedacht dat er
dat in stak Vader te heeten en te zijn. Welk
een Godlijk gevoel. Had ik nu mijn vorig talent,
hoe zou ik over dit alles kunnen uitweiden doch
de tijd is kort, het wordt eens niet mooglijk
alles te lezen en zaken moeten het dus voor
de woorden opnemen. Ik las zondag het zaligst
levensuur v. Spandaw. Hoe waar!
6 Nov. De Kain van Dacosta Reeds dikmaals heb ik
zulks mondeling gezegd, en wil het schriftelijk
herhalen. Weinig avonden waren als deze. Het was
gene gewone tevredenheid over een vaers het was
Verwondering Betovering. Dacosta was groter als
ooit of meer lijdelijk om dus te spreken meer
bezield dan immer. Het scheen een lierzang. Ik
sidderde toen hij de text voorlas, eene ontzettende
onderneming in eene zoo zamengestelde vergadering.
Nimmer zag ik zulk enthousiasmus voor een
diergelijk zoo 't scheen afgesleten onderwerp, maar dit
is meer dan menschelijk dit is het werk van God
deze kent zijn doelwit. Wij laat ons aanbidden!
7 Nov. Dacosta bij mij een nieuwe Voorlezing van de
Kain treffend voor mijne vrouw ook voor Muller
door mij daar bij gevraagd. Deze moet da Costa
waarderen en niet als een naprater van Bilderdijk
beschouwen. In zoo verre zegende ook de voorzienigheid
mijne pogingen. Ik aanbad en verstomde Dacosta zeide
met zoo vele woorden aan Muller dat hij Christen
was, en die verstond niets. O altidudo.
∙8 d. Avond bij dacosta. De derde belangrijke avond bij
da costa. Bijeenkomst met Van Lennep een belangrijk
jong mensch, maar nog te wild, nog te veel jurans
in verba Magistri. Ultra eenigzints volgens de
mode het geen ik volstrekt niet verdragen kan.
Zijne vertaling van de Cecilia's dag, en zijn Romance
op de geschiedenis van het studenten Vaandel zijn
uitmuntend van versificatie en denkbeelden. Er schuilt
veel in, of het licht zo groot zal zijn als dacosta
verwacht, weet ik niet. Zijn vriend Arntzenius was
een zagt jong mensch die twee lieftalige gedichtjes zonder
bruischend genie maar met veel smaak vervaardigd
voorlas. Ik improviseerde over den blik des dichters.
Belangrijk was naderhand het onderhoud met da costa
ik verkreeg meer inzage in zijne huisselijke omstandigheden
en beklaag hem in dit opzicht. De strijd met zijne familie
die Claude om wereldsche begeerte uitstaat moet
hij voor de goede zaak voeren. Zijn hart zal in
sommige oogenblikken veel moeten lijden doch God
zal hem hierin ook nimmer verlaten.
Deze week was voorts een week vol genoegen en
aangename herinnering wegens het gelukkig uitvallen
van de bevalling van Lina. De geschiedenis wegens
het zog veroorzaakte de beste vrouw eerst nog droefheid
doch naderhand zag zij toch alles zoo het best
was, vooral toen die bron der moeder welde niet vloeide
het geen denkelijk door de vroegere beledigingen aan deze
delen veroorzaakt was. De deelneming mijner vrienden
was hartelijk, onaangenaam echter het oogenblik
met Henry eene misvatting die ik niet gemeend had
en die hij naderhand volgens een ongelukkig zwak
meer uitrekte dan wel nodig geweest was. Bij Cris
en Cato had ik eenen hartelijken avond. Zonderling is het
als men de zaken, zoo als bijv. die van hunne
meerdere verstoring wat naauwkeuriger inziet.
Hoe moeilijk is het ons menschen over iets te oordelen.
Nu, gelukkig man en vader, ga uwe loopbaan met
vertrouwen en onwrikbaren moed in, en zoek van
uw kind dat te maken het geen hem in de Phantasie
van Dacosta toelagcht: Wees hartelijker dan ooit tegen
uwe lieve vrouw minder dan ooit door tegenheden
neergeslagen gevoel hoe uwe pligt nog oneindig hoger is
geworden, hoe het leven van anderen meer dan
immer van u afhangt, en daar uw bestaan zelve in
de maatschappij, zoo als gij thans daarin bestaat
nog een problema is, zoo wees behoedzaam bij iederen
stap die gij doet. Geef u aan gene overdreven denkbeelden
wegens u zelven over, en geniet wat God u geeeft maar
met meer en meer vasteren wil oprecht Christen in
leven en daden in leer en werken te zijn.
Ja schittrend rijst het licht na weg gevaagde nacht.
En glansrijk prijkt het heil, met zoo veel hoop verwacht
'T is zegen lieveling 't geen ons uw aankomst melde
'T is vaste troost van God dat ons uw blik voorspelde
Ja, hulploos als het kind, geslingerd in de zee
Van 't wentlend bestaan, al waar geen veilige zee
Het oog des stuurmans troost bij 't loeien der orkanen
∙kan slechts de hoop in God den weg ten haven banen
Ja, blijf getrouw aan 't roer. Verwacht den schoonsten dag
Voor Christus heilge naam in de opgehaalde vlag
Blijf op dat teken trots, in driften overwinnen
Gods welbehagen meer dan dat der wereld minnen
Voer vrij den vreemdling meê van de ongeziene kust
Ontwetend van de zorg die op zijn toekomst rust
Leer hem aan ruwe zij de magt zijns Gods vertrouwen
En ons de heerlijkheid der zaligen aanschouwen.
24 November. God zij gedankt. Alles gaat voorspoedig
en ik dank hem voor zoo vele genotene weldaden voor
de toenemende herstelling van mijne Caroline, voor het opwassen
van mijnen zoon, voor al dat gene dat ik nog beter
zal genieten, als mijne dagen der vreemdelingschap
zullen geeindigd worden, als zich de deuren der kraamkamer
weder zullen ontsluiten en het leven weder zijnen vorigen gang
zal nemen. Geloof ziedaar de grond. God laat mij
geloven en verbreek dat hart dikwerf zo ongevoelig
enthousiastisch of neergeslagen een Ceder of een zandkorrel.
Heiliger zijn mij steeds de betrekkingen met da Costa.
Zijn verstand ligt mij voor, zijne ontzettende bekwaamheid
alles uit elkander te zetten over alles krachtig en
overtuigend te redeneeren, over alles bewijzen te vinden
in de zaken des dagelijkschen levens verlicht mij ieder
oogenblik. Zoo ik van anderen zaken leerde, van hem
leerde ik denken. Zijn avond met Muller blijft nog
aan mij, aan hem, allerbelangrijkst. Nergens kwam
het gezegde van den Verlosser Wie ooren heeft om te
hooren meer te pas. Hij zeide hem toch en indien Helon
het nu goed vindt nog eenigen tijd te wachten eer hij zich
verklaart; wat zeide dit anders? en hoe meer hij naderde
tot het punt en hetzelve om dus te spreken open leide
hoe minder Muller het zelve verstond. Ook bij hem
had ik weder een paar heerlijke uren en deze week
eene avond, waarin wij onder anderen de preek van
M. en zoo vele andere onderwerpen onder handen
hadden. God, ik dank u voor dezen vriend, laat
mij hem waardig zijn, ieder maal dat wij tot
elkander komen, wordt onze verbintenis inniger en ik
meesmuil nog als ik de pen tot briefjes opneem en dien
gehele vroegen kring der vriendschap, die mij nu in den
laatste tijd, denkbeeldig scheen, weder [onl.]. God wat
zijn wij. Werktuigen in uwe hand.
Vele uitgangen heb ik in de laatste dagen gehad, doch
ik begin nu weder het bedaarde der vita casanièra
te verkennen[?]. Voor 8 dagen had ik nog geen ontwerp voor
Felix, ik kom bij Muller zie hem 11[?] dagen te voren
aan zijne preek werken, en denk nu kan ik in
14 dagen tog wel met een verhandeling gereed worden.
In drie dagen waren mijne Grieken klaar dacosta
zegt er veel goeds in is. Het is echter nog zoo wat
en el primo [onl.] geschreven.
Zondag 18. Ik ging bij Muller dooprede. Hij had
iets willen doen het geen de gemeente vereenigen konde sprak
nu over het geloof in Jezus als de Christus alleen voorwaarde
bij het aannemen van het Christendom in de eerste
tijden, uit het voorbeeld van den Kamerling. Er was
veel goeds doch zoo als gewoonlijk bij M. alles te
oppervlakkig. Da Costa zegt met regt dat de
fout hem daarin ligt, dat, bij de eerste gelovigen onder
de Joden het denkbeeld wat de Messias zijn moest overal
aangenomen was, en derhalve slechts een vraag questieus[?]
was of Jezus die Messias, die men naderhand met de
profetische boeken om dus te spreken, kon confronteren
al of niet was. Thans egter nu deze waardigheid
van Messias door sommigen slechts als die van
een mensch gerekend word, nu het gezag dier
boeken zelve miskend wordt is de vraag geheel
verschillend, en moet er weder een geheel ander
soort van geloof vereischt worden. Verder is deze
aanspraak aan de jongelieden van 18 jaar allen zijt
gij afgeweken allen hebt gij God miskend niet hetzelfde
denkbeeld als dat der erfzonde want voor 18 Jaar
maakt men zich tog niet aan zijne grootste misdaden
schuldig.
Dingsdag 20 Zonderling was mijne voorlezing van
Müllers Karel de Grote in de Maatschappij, door een
toeval veroorzaakt. Het stuk zelve viel mij af, er was
niet genoeg kracht van stijl in, te veel algemeenheden.
Zonderling was het dat het einde waarin beschouwd
wierd, dat het goede door Karel de Grote gesticht, vrucht
van het Christendom was, aan de Christenen niet behaagde
door Christelijk te wezen aan dacosta juist mishaagde
door het te weinig te zijn. Deze zegt dan met regt de
historieschrijver moge het nut van het Christendom
als historisch factum aanvoeren de leeraar van het
zelve moet niet de oorzaak aan dit uitwerksel
onderwerpen, en de Christelijke godsdienst aanprijzen,
door haar als bewerker van bloei of beschaafdheid
onder Karel de Groten voor te stellen. Dit is beneden
zijn kring en zijn waarde. Hartelijk was het gesprek
den volgenden dag door mij met Muller gevoerd. Een
best braaf man met de beste inzigten dit is hij
voorwaar. Waarachtig is het, zoo als dC. zegt waar
vindt men het dogma en de liefde bij elkander.
Deze laatste heeft hij, in den hoogsten graad. God
weet alles wij niets, hij zal dien, die hij wil
op den goeden weg leiden. Hem zij de eere ons
aanbidding.
Zonderlinge gebeurtenissen van dezen tijd. J. v. Eijk doet
een belijdenis geheel van den gewonen geest der onze
verschillende en blijft daarin trots een brief v. Muller
verharden. Zwaardemaker verdedigt in de logen
der franc maçons de beginselen van den Christelijken
godsdienst. Heerlijke denkbeelden van dC. over de droom
van Jacob, zijn ladder en Engelen, en zijn gezegde
Is God ook hier.
Het is heden 24 Nov. de avond der voorbereiding voor
het Avondmaal geweest. Ik heb gene bijzondere voorbereiding
gehouden ten einde mij zelven aan gene kunstige
indrukken, hoe heilig misschien ook over te geven, mij
niet anders te stemmen dan ik in de gewone
wereld blijven kan, en niet door dat gedurige kerkgaan
mijne aandagt te vermoeien en [onl.] op het hoge te
letten. Gisteren was eene dag van treurigheid, daar
mijne uitzichten in het wereldsche mij weder beneveld
toeschenen, en de mensch niet geloven kan of hij moet
tasten. Da C. schrijft mij eene naauwe Vereeniging in
denkbeeld met Jezus Christus is het hoofddoel God
geef mij hiertoe uwen zegen. Zwak ben ik onwaardig
van zoo vele weldaden weifelend nog in het geloof, nu
en dan medegevoerd in de beslommering des oogenbliks
en des levens, doch laat mij het oog vrijmoedig
tot u heffen.
Dat mij in de kerk dan Christus zijn verheven glans omstraal
En de geest des eeuwigen vaders in de open boezem daal.
Dat die geest van hem getuige, dat een hoger kracht verschijn
Ja, is God eens mensch geworden Menschen kunnen Goden zijn.
Neen 't is niet een stroom beelden waar verbeelding voor bezwijkt
'T is het woord dat God zou worden dat aan 's vaders zijde prijkt.
Maar zijn het beelden die 't geheim der Godheid schetsen
Elk vrees 't gelovig oor door 't stoutst bestaan te kwetsen.
Nu 't is gevoel alleen die hier de hemel toont
De moed van 't waar geloof hier met aanschouwing kroont.
O moog ik Christus zien gelijk hij voor ons leefde
Voor ons aan 't kruis geboeid, voor ons ten hemel streefde.
Gena verkondde en troost den hemel open lag
De nacht deed wijken voor den schittring van den dag
Herstelde wat de schuld sints eeuwen had verbroken
En 't heil weer bragt op aard van 't paradijs ontloken
En sprak Gelooft in mij, schaart[?] in mijn naam[?] u heen
En eeuwig zijt ge in mij, ik in den vader één.
Nov. 25 D. Ik vervulde mijnen voorgenomenen kerkgang en genoot
van het avondmaal niet. Physisch niet gestemd dacht ik
het meer pligt te zijn niet dan wel derwaards te gaan. Was
mijn gevoelen goed, zoo wierd ik heerlijk beloond door de
preek van Coquerel over het geloof, uitmuntend krachtig
het meest geraisonneerde dat ik nog immer van hem
hoorde zoo menschkundig als ik hem ooit hoorde preeken.
Mijne stemming wierd goed. Bij dacosta genoeglijk onderhoud
wij werden eenigzints gestoord, zoo gaauw wilde ik
het zachte Christendom tot het zijne maken doch
moet hij strijden dan verlene mij God de genade zijn
Melanchton te zijn. Een heerlijke verrassing mijne vrouw
op de achterkamer God ik dank U, een heerlijke straal van
vreugd en dankbaarheid. God leer mij geloven, in de gaven[?]
en in daden en in alles het ware standpunt kiezen.
Een genoeglijke avond met hoop weder lectuur en de beste voornemens[?].
Hoe ben ik gedurende een week reeds meer met de eenzaamheid
vertrouwd geworden!
Nov. 26. De uitzichten waren weder donker. Alles flaauw
een brief van Durege die zijnen toestand indedaad
treurig voorstelde. 'T moet vallen. Er is iets melancoliques
zoo wel in het vallen van grote huizen als in
dat van Tronen. Dit huis indedaad braaf, een der
eersten van Dantzig het niet kunnende houden
zullen er natuurlijk meer moeten volgen en wat kan
dit nog voor nadelen aan den handel te weeg
brengen. In dit opzigt is alles zoo donker en
het zwaarmoedige November weder brengt daartoe
het zijne toe. 'S avonds was Tijs bij ons, allerharte-
lijkst. Mijne vrouw na hare herstelling is lieftalliger
dan ooit. Laat ik waken tegen oogenblikkelijke
gevoeligheid en zucht om een ander te beoordelen.
Nov. 29 D. Goede werkzaamheid geenvis inertiae zoo
als weleens gebeurt 's avonds eene lieve impromptu
vereeniging met Gied bij Henry na het fransche
Comedie alwaar la hausse et la baisse mij regt
beviel en de Philinte[?] de Moliere vooral de Alceste
door Souvray zeer goed gegeven wierd. C'est la comédie
du siècle, ook nog thans.
Nov. 28 W. Genoeglijke vereeniging bij Papa B., wij
waren eenigzints ongerust dat onze kleine jongen
nog niet meer opgegroeid was, doch God die hem
aan ons geschonken heeft, zal ook voor hem zorgen.
Vele gebeurtenissen zijn in dit korte tijdperk
van anderhalve week weder voorgevallen. Met een
woord zij het bijzonderste aangestipt.
Decr. 10 Hartelijk verheug ik mij in de beterschap
van mijne Vrouw en den kleinen jongen dien ik dagelijks
meer lief heb. Hij begint er allerliefst uit te
zien en ik heb heerlijke redenen van dankbaarheid
God laat mij dit alles tog erkennen.
Belangrijk was het onderhoud dat ik met
mijne goede achtingswaardige moeder had. De
schroom die zij wegens hare toekomst vond, vernedert
mij, want wat doe ik om meerder gerustheid
te verdienen. God mogt ik haar iets van den
troost en kracht die mij dacosta gaf, mededelen
en mogt het gloeiende geloof van dezen eens
in haren boezem over gaan. Ik geloof dat de
oorzaak van hare wankelmoedigheid daarin
ligt, dat zij te veel over alle deze zaken nadenkt
te veel zich reden van hare denkbeelden wil
geven en dit kunnen wij menschen doch indedaad niet.
In de fr. C. zag ik met genoegen de Intrigant
waarin Mad. Ribon[?] indedaad uitmuntend
speelde. Er is echter niet de verscheidenheid en
die Comische kracht in, die men in de
Deux Gendres vindt.
Een avond van Bijdragen in de Maatschappij leverde
niet veel bijzonders op. Ongelukkig was Kerkhoven
in de geschiedenis van het Rabraken v. Rudolf v. Wast
en de trouw zijner huisvrouw en dit bedierf den avond. De
princes v. Isenburg die een kind eener vreemde Vrouw
zoogt was gelukkiger gekozen. Klijn's hoop is schoon
doch met te weinig variatie van denkbeelden en
dáár te lang. Westermans Aalmoes en Nederlands
Mirakel op de Celles hadden iets origineels dat
beviel. Ko Bruins Zakko en Jupiter en de Wenschen
hadden niet veel invloed zij zijn niet delicaat genoeg
in 't geheel diergelijke bijdragen moeten frappeeren hier was
alles te middenmatig behalve B. Klijn.
In het letterkundige is voor mij voorts het interessantste
geweest mijne Voorlezing over de Grieken. Zij gelukte goed
on en parla en dit is zeer veel vooral hier, waar bijna
alles zeer koel aangehoord wordt. De zaal was vol.
Ik las geloof ik, eerst goed, naderhand te rad. De
reflecties waren te vol, te geleerd, te veel namen. Oom Jan
duizelde Willmet zeide zoo vermoeid te zijn als wanneer
hij 4 uur gestudeerd had. Haas zeide dat ik een
treurspel bij een Sacrament had vergeleken. Sommigen
noemden het te liberaal. Muller te antiliberaal en
dit gaf aanleiding tot eene Correspondentie waarbij ik
zijn hart meer dan immer leerde waarderen. Te vreden
waren J. de Vos, Cappadose, H.H. Klijn Muller Serrurier
Warners[?] vroeg hetzelve voor het Magazijn. In het geheel
is het eene schrede vooruit. Oom J. noemt den
stijl lyrisch, de Van Halls schenen vrij wel te vreden.
Ko Bruijn het orgaan v. Felix gaf zijne tevredenheid
te kennen V. de v. Vliet wilde het nog eens lezen. V. Dijk sliep.
Ik verwacht nu de aanmerkingen v. da Costa. Het stuk
heeft hier en daar brillante oogenblikken, doch is zoo goed
niet als de Verhandeling. Deze neemt ter ene[?]
overschrijving Collisie met Oom Jan. Deze wenscht
aanmerkingen op mij te mogen maken, en ik respecteer
zijne kennis niet genoeg om hem mijn werk in het
geheel wel in de bijzonderheden te onderwerpen. Da Costa
klaagt dat hij Cicero en alleen Cicero wil navolgen.
Zijn tweede lezing in de Maats. v. Welsprekendheid
is zoo goed niet als de eerste bevallen. Dit genootschap
wordt nog druk door alle patricische Dames
bezocht. Juff. Wattier reciteert de rei
uit Gijsbregt. Da Costa heeft met haar
gesproken zegt zij veel inzage in het grote van
de kunst heeft.
In het Commercieele heeft alles een treurig
aanzien. De positie van Durege is zeer onaangenaam.
Het failliet van Fonniges[?] Kinopacki & C. is uitgebroken
en zal vele ongelukken met zich slepen.
Ook onze goede Vriend Abramowski, een der genen
waarvoor ik het meeste vertrouwen en hoogachting voeldde
is medegesleept geworden. De Graanhandel heeft
van alle kanten het ongunstigste uitzicht doch
ook hierin kan God spoedig redden. Een nieuw
bewijs zijner voorzienigheid dat mij zoo bijzonder
veraste was de gunstige toezegging waarbij mij
van de [onl.] gelden 3 pc. werd toegestaan iets dat
niet anders dan bijzonder strelend en troostrijk
voor mij kan zijn. Vertrouwen dankbaarheid moed Voorwärts.
De huislijke genoegens begonnen te herleven.
Zaturdag zaten wij weder regt gelukkig en aangenaam
bij elkander neder. Da Costa schreef regt hartelijk
over mijne Grieken die hem bijzonder goed bevallen waren.
Zondag 9 Deze was een een regt aangename dag. Wij deden
dat is te zeggen Henry en Mimi Gied Aat en ik in eene
koets op[?] een nevelige dag, een lang afgesproken togtje
naar Haarlem waar wij door Beels en zijne Vrouw
regt hartelijk ontfangen wierden. Wij bewonderden de
getekende abrikozen en bloemen v. Charlotte. Gied vond in
haar een oude inclinatie, het diner was regt opgeruimd.
Aat improviseerde op het klavier ik twee maal op mijne
manier vooral de laatste keer die met een schone
harpspeelster begon was goed. In het terug komen
was ons discours alleraangenaamst. Nooit heb ik
Gied zoo geheel open gezien, nooit hoorde ik hem in
gezelschap zoo vrij over alle de vorige omstandigheden
van zijn ongeluk en het daarbij gevoelde spreken. Waarachtig
hij is een allerbest mensch, vooral zoodra hij eens los
koomt en de nevel van Egoismus die wel eens over
hem verspreid schijnt, verdwijnt. Veel regt genoeglijke herinne-
ringen geeft mij nog deze dag. Caroline was eenigzints
treurig onze goede Piek wezentlijk een mensch vol
hartelijkheid waarvoor ik veel achting had heeft ons verlaten.
Maandag 10. De heer Ottevaer vraagt de bepaling van den
Invoer der vreemde Granen in een request aan de Staten
generaal. Dit maakte nog al sensatie. Voor alle diegenen
die gaauw in het tegenwoordige ten koste van het toekomende
willen bevoordelen is deze maatregen zeer
aan te prijzen, voor anderen schijnt zij uiterst gevaarlijk.
'S middags was ik woedend wegens het ontfangen van een
briefje van Oom Jan Retemeijer, waarin hij mij eenigzints
van ondankbaarheid beschuldigt en ten uiterste piquant
antwoord op eenen brief die ik hem indedaad
met zeer goede inzichten geschreven had. Ik nam de zaak
aller hoogste op en had zonder mijne vrouw ene gekheid
gedaan. Misschien was ik nog bozer om dat hij eenigzints
gelijk had. Er kwam veel gekwetste eigenliefde bij hem
bij doch ik had toch niet na Gied geschreven, en ik had
zoo ik wel inzie niet over het briefje van V. der Swam[?] mij
zelve in het harnas moeten jagen. Drift bederft toch altoos
alles. Gelukkig ging ik bij Da Costa, alwaar wij regt
genoeglijk en letterkundig redeneerden en toorn en
wraakzucht gingen voorbij. God hoe zwak zijn wij?
Dingsdag 11. Met Oom Jan is alles in order. Hij is veel
te goed om eenige onaangenaamheid met hem te kunnen hebben.
'S avonds begreep ik (door een Arrest de onaangename
tijding dat de zaak v. Grieschcke[?] niet goed in order zat.
Ik had altoos veel achting voor dezen man gehad. Goddank heeft
het zich egter naderhand ontwikkeld dat wij waarschijnlijk
niets aan hem verliezen.
Ik las de Verh. over de Grieken bij Grootp. de Vos aan Schimmel-
penninck, Vollenhoven en Bakker voor aan wien dezelve
wel beviel. Sch. vond de stijl wel zoo hoog als de proza
zulks permitteert raadde egter tot drukken hoewel
misschien met eene nog eenigzints meerdere aanmoediging.
Maltes[?] was zeer te vreden geweest, vond egter ik nog wel
iets had mogen aanstippen, van den meerderen geest van
beschaving en moed die zich niettegenstaande het vervallen
van dien stam[?] thans bij de Grieken ontwikkelt.
Woensdag 12 Wij hadden des avonds weder een Vereeniging
bij ons een regt hartelijke familledag waar ook Groot.
en Oom Jan assisteerden en waar indedaad eene regt
gulle vreugde heerschte.
Donderdag 13 Een zeer genoeglijke avond die Dacosta en zijne
vrouw met Oom de Vos ten onzent doorbragt. In sommige
opzichten kunnen zij zig zeer goed naderen en Dacosta verklaart
Oom de Vos in het vak der kunst zeer regtzinnig.
Heden Zondag 16 Dec. heeft Caroline haar kerkgang
gedaan, en ik heb dezelven met ontzettend veel genoe-
gen bijgewoond. Ter Borg deed eene zeer schone
preek over Ephesen 1 v. 16.19 over het geen wij onze Vrienden
wenschen moesten. Er waren uitmuntende stukken in
dezelve, vooral het nagaan of dit inzigt in het hogere
leven dit wenschen aan onze vrienden niet van aardsche
maar van hemelsche inwendige rust, geschieden kan
zonder dat wij ongevoelig worden voor hunne wereldsche
vreugde of rampen. Hij dankte gepast en krachtig voor
Caroline en de goede [onl.] die door het leenen van
hare min op den dag van Gerrits geboorte ons zulk
een dienst bewees. Gerrit is heerlijk aangekomen en
ik heb den jongen hartelijk lief, hoewel zijn geschreeuw
mij nu en dan verveelt. Caroline is een regt lief moedertje.
De positie vanDantzig en van onzen gehelen Graanhandel
blijft zeer ontrustend. An. Willink D. Schluets[?] en
D. Rahusen zijn tot elkander gekomen en hebben over
de vermaarde zaak van het verbod of restrictie v. invoer
gesproken, daar het schijnt dat niet alleen in de
Landprovincien maar zelfs in Holland een rekwest gereed
ligt over den invoer van alle articulen doch
voornamentlijk die van Granen te weeren. Mij is de
eer gedaan mij te verzoeken om de Memorie op te stellen
en de man wien deze vereerende uitzondering
te beurt viel was heden zoo gemelijk wegens het
slegt uitvallen van zijn diner, dat hij maar in het
geheel niet op zijn stel was. Humains! pauvres humains!
Simons heeft deze week eene Vergelijking tusschen
V. der Woort en Seume voorgelezen die belangrijk
geweest moet zijn. Roll schijnt met niet veel
geluk over de invloed der Welsprekendheid op de
beschaving gesproken te hebben. De overschrijving
van mijn stuk gaat goed voort.
Gister zag ik een brief v. [-Claude] aan [-Pauly] uit
[- onl.] Er is daarin iets dat mij volstrekt niet bevalt
eene herinnering een op nieuw beginnen der oude geschiedenissen
dat in geheel niet had moeten gebeuren. Enfin
ik zoude ongaarne, hoe groot ook mijn Vriendschap
voor Claude is, mij genoodzaakt zien weder eene
zoo dubbelzinnige rol te spelen, dewijl onze personen
nu van meer gewigt zijn en men nu tot nadeel van Claude
zelve veel dieper oogmerken zou vermoeden.
Met genoegen heb ik mij in deze week weder in de
studie der Romeinsche geschiedenis verlustigd daar ik
nu dezen winter mijne uittreksels over de oude geschiedenis
wenschte te completeren doch tevens zoodanig in te rigten
dat ik niet alleen het geraamte van de geschiedenis der
oude volkeren moge bezitten maar ook van hetgeen
de nieuwe over hen gezegd hebben. Het ongelijk
van Montesquieu, Müller en Hume over de Romeinen
heeft mij heerlijke oogenblikken bezorgd. Met regt
veel genoegen lees ik Byron. Zijn Siege of Corinth
waar hij weder als Alp the renegate geïdealiseerd is
is mij goed bevallen, doch valt meest in de attibrutien erbuiten
van zijne Giaour Bride of Abydes en Corsair In zijne Parisina
komen heerlijke beschrijving en vaerzen. Manfred
heeft mij met schrik vervult. Moed en Wanhoop zijn
daarin op een ontzettende wijze vereenigt en schijnt nu en
dan eene openbaring der hel te zijn. Hij heeft veel
van de Duitsch geleerd en is het punt waar dezen met
de Engelsch overeenkomen. Op aanraden van
Margo las ik Mazeppa maar dat is een heerlijk
tafreel! Zijne voorstelling van the Vampire heeft hij
eens als ene aardigheid bedacht, doch het cachet
van Byron vinde ik niet op dezelve.
17 Dec. 1821 Ik had een zeer genoeglijk Diner bij Oom
de Vos. Nu de hekken zijn daar ook eenigzints verhangen
en l'argent d'Almelo commence à rouler. On y voyait
Jeronimo de Vries, qui possède des connaissances mais plus
encore de routine, qui en vantant la simplicité n'est
rien moins que simple qui paraît vouloir faire entendre
que toute réputation n'est rien, tout système peu de chose toute
gloire fragile excepté la sienne celle d'un homme qui
ménage les réputations, concilie les systèmes, et réunit
le mérité d'un homme d'état à celui de littérature et de
Mécène. Puis il s'y trouvait M. Apostool que je ne
crois orthodoxe que dans les arts, mais qui déploye
dans cette partie-là beaucoup de connaissances. Me
Molkenboer homme d'une société aimable M. Pinemann
qui a une apparence de génie entouré d'un phlegme
hollandais. M. Rovers professeur d'Archéologie qui
ne parlait qu'antiquité mais qui était d'une conversation
intéressante. M. Suys jeune architecte qu'on a employé
ici à l'académie qui a beaucoup de feu, qui nous
montra des morceaux superbes des chapiteaux etc.
qu'il avait copié d'après nature au Panthéon, à [onl.]
J'improvisai assez heureusement sur l'union entre
les arts. Il y avait de très bonnes idées mais je n'avais
pas entièrement cette confiance en moi-même qui
est si utile dans de pareils momens. On parla
de mon côté beaucoup sur la numismatique. De Vries
me fit la guerre sur les Grecs les nommant trop
illibéraux. Cet homme a pourtant du bon je ne saurais
croire qu'il me voulut du mal. Pineman raconta que David
à la vue du tableau de Waterloo l'avait embrassé. De Vries
traitait Dacosta et Bilderdijk comme ses protégés. Pineman
lorsque j'eus improvisé voulut faire mon portrait.
Rovers qui avait mal parlé des poètes me dit que ceci
lui donnait une idée de la poésie antique.
Anecdotes Schimmelpennink zeide het jammer was dat
men niet een in een Christelijke zin een vaers
tegen dacosta's Israel gemaakt had. De Vries roemde
dat toen hij met da costa over het Christendom had
gesproken deze zig zoo lief en bescheiden had uitgelaten
om de gevoelens van anderen niet te beledigen etc.
18. J'écrivais à Claude une lettre tout à fait dans la
manière de l'ancien Trias et je ne doute point qu'il
ne l'ait comprise.
Vooral in het letterkundige opzigt waren de laatste
dagen van December belangrijk. Een der merkwaardigste
gebeurtenissen was de vertoning van den Montigni. Vele
menschelijke zwakheden waren met den Montigni
voorgevallen. Een meesterstuk van Poezy kon het
onder de omstandigheden van den tijd, en die van den
dichter niet verwachten. Als Vaderlandsch stuk als
werk van eenen man als dichter en mensch algemeen
vereerd had het egter vele waarde en de eerste
representatie die wij in chorus bijwoonden was
indedaad zoo enthousiastisch als ik nog immer er
eene in onzen Schouwburg bijwoonde. Deze aangename
Representatie werd gevolgd door een partij aan
huis van de Heer Klijn alwaar Jelgerhuis en
eenige andere acteurs zich bevonden eene vereeniging
die indedaad zoo hartelijk was en met zoo
vele kunst opgeluisterd dat het wezentlijk een
Hoofdiaansch feest was. V. Hall wenschte Klijn
over zijnen Montigni geluk. Deze bedankte de
voorstellers van zijn stuk. B. Klijn had een hartelijk
gedicht aan zijn broeder, en een schoon gedicht over
den vaderlandsche roem, Loots de zoon van Vondel
doch buiten dezen een nagtegaaltje hetgeen er niet
te beter om is, van op gene Grieksche of Latijnsche
kreek te hebben gesprongen bezong in krachtigen toon
Palembang en geestig het gebruik v. het huis v.
Crevenna. Nu hoorde ik v. Jelgerhuis die manier van
reciteren tegelijk schilderen en opzeggen die hem
eigen is en die hoewel misschien wat te gekunsteld
echter bij het eerste horen in hetzelven veel effect
maakt. Zoo zeide hij voor ons op de rol uit Palamedes
(de bode die den dood verkondigt), voorts een storm uit
Feith, Mars, Mopsus v. Gellert de man met den lantaren
v. Cats. Hetgeen hij uit Cats haalt is ontzettend en doch
zijn behandeling v. Granville toont een man v. Genie. De
anderen deden hun best. Westerman met zijn Nederlands Mirakel
v. Hulst met eene rol uit Achilles. In 't kort alles
was regt levendig en genoeglijk en ik improviseerde
niet ongelukkig.
Aangenaam was ook een avond waarin ik kennis
met Lulofs maakte, iemand die een indedaad belangrijke
mensch schijnt te wezen, hoewel hij niet dat gene
heeft dat de man van Genie en dichter aanduidt zoo
als bv. de levendige verbeelding en de rijke kleuren
van het discours v. Da Costa. Over de Duitsche Kunst
en Poesie scheen hij het warmst te worden.
Regt aangenaam wierd ik nog door de ondergaande
Zon van 1821 op deszelfs laatste dag verkwikt door
de terugkomst v. Claude. Naar weinig gebeurtenissen
had ik meer gewenscht en allerheerlijkst was mij
dezelve. Spoedig bemerkte ik dat [onl.] homme[?] gelijk
Pauly zegt, niet veranderd was, en de oogenblikken
come ni avevamo veduti molti versch werden. God
dank dat hij weder hier is.
Na vele geschiedenissen etc. met Oom Jan waar
ik indedaad zijn hartelijkheid eerbiedigde, na
ontzettende Comités en Super Correcties wierd het
opus quod exegi aan de huizinge des
instituuts gebragt en hiermede Adieu 1821. God
geef mij geloof en vertrouwen.
Dec. 1820. 1
Bijzonderheden Olla podrida
Dood van J. Vollenhoven. Zijne schikkingen voor zijne
vrouw. Zijn voorgevoel van zijne dood. Zijn denk-
beeld over de Sympathie met de afgestorvenen
- wegens A. v. Eeghen
Maelzels Automat. Algemeen gevoelen door Bruyn in
een oud boek ontdekt dat dezelve door 't midden van
een in de kast gekropen mensch werkt.
Dispuut tusschen Maezel en Werkel over de uitvinding
van het Chronometer.
Geschiedenis van de hond die op het horen van de
dood van zijn meester gestorven zou zijn.
Geschiedenis v. Zuck Kl. C. Pan had voor hem gewonnen
in 1817. 896/m herw. honderd twintig ladingen bezorgd.
Etablisse van hem te Odessa. Zijn [onl.] met
het Pruiss. garnizoen.
Gelezen datBelzoni eerst goochelaar geweest is
Van dacosta vernomen dat de vergelijking v. Turnus in
het twaalfde boek bij een hert de eenige in
Vergilius is waarvoor men geen gelijkluidende in
het Grieksch vindt.
Oct. was hier de Heer Chalon[?] die aan eenen man eene
promenade Aerienne tegen de zolder liet doen waar hij
at en dronk en wel een uur sejourneerde.
Waren hier de twee juff. Fay waarvan de eene
niet meer als tien jaar oud verscheidene zeer
gecompliceerde rollen speelde als Frisère[?] la fée urgele
Inrigting van het declamatie gezelschap onder
directie v. Langhorst, Wiselius, Juff. Grevelink etc.
Bezoek v.Angass[?] voor de baptist mission in Seranpore
Zijn boek geschikt. Zijn verhalen in de kerkenraad.
Over de pennys society. Oorsprong der eere-
dienstmeid[?]. Manifest door hem[?] uitgegeven.
Overlijden van Borger
Kemper verhandeling of Lijkrede over Cras moet
door schone doch niet door geregelde
denkbeelden uitgeblonken hebben. Het vaers van
Van Lennep moet zeer fraai geweest zijn.
Proces tusschen V. Kesteren en de le Chary over de
uitgave der vertaling v. Lodewijk Napoleons Memoires
door de eerste hier verloren en in Cassatie gewonnen.
Protestatie v. Fracties door Koch Rijnbende u. C. onder
voorwendsel van 't niet noteeren v. den datum v. [onl.]
Door Cuperus beweerd dat men zou kunnen wegen goed
geconsigneerd voor Compensatie vatbaar te zijn indien
niet uit de Correspondentie kan bewezen worden
dat juist daarop getrokken is.
Partij door Coquerel in zijn preek getrokken uit de
gewone benaming van le Bon Dieu en uit het gezegde
Chacun pour Dieu, et Dieu pour tous
J. Kops verhandelt over het ondienstige van het
braak liggen der landen
Aanvraag (Sept.) aan de Kamer v. Koophandel wegens
minimum en Maxima v. Graanprijzen
Proces v. de koningin v. Engeland. Memoires v. Pergamon[?]
Twijfelingen ontrent de echtheid van de hertogen v.
Bordeaux.
Bijzonderheden wegens de zucht v. Heerselbincq[?] om
in afgezonderde Cahiers de oorzaken van ieder
zijner bankroeten breedvoerig op te tekenen.
Nov. Gerucht van de landing v. Nap. en ontsnapping
uit st. Helena
Jury over de Treurspellen. Sieg. en V. der Palm vóór Tollens
en v. Lennep tegen de Montigni van H.H. Klijn.
Gied uitgehuwlijkt met Trui Huidekoper
Preek v. Coquerel over het wederzien van Jacob en Joseph
door Caroline gehoord.
De dispuutzaak over de witte
Vaers van den ouden Simon Woubeek[?] oud 83 jaar.
Zijn leven d.h.z. in een foliant beschreven.
In 't instituut. Tollens over het dichterlijk geluk.
V. der Palm verh. over het noodzakelijke van zich
aan de regelen der kunst te houden.
V. der Palm wil een rechter benoemen over het blijspel
Het publiek.
Klijn's aanmerking over de verh. v. Kops dat de Romeinen
om de drie de Grieken om de 4 jaar gebraakt hadden.
V. der Palm zeide over het Improviseren tegen Tollens die
zeide dat het gerijmde onzin was. Indien gij honderd
menschen neemt laat er dan negennegentig aan uwe
regter zijde staan, maar laat de honderdste aan uwe
slinke zijde en gij zult van dezen iets horen dat
gij nooit gehoord hebt en misschien niet weder zult
horen.
De Haan zegt dat Bilderdijk zich uitgelaten heeft
dat Southy de eenige grote thans levende dichter
in Engeland is.
Gartman had besloten en heeft volgehouden om zoo lang
Holland onder 't juk was, niet den Dam te betreden.
Kingsbergen zal in het graf van de Ruiter bijgezet worden
was zoo roemzuchtig dat hij bij de maaltijden die hij aan
het kweekschool gaf voegde dat indien zulks niet
in de Courant geplaatst wierd, hij zijn gunsten introk.
·'S Gravenweert supponeerde dat de zoo veel opgang
gemaakt hebbende Arrestatie van de onbekende
persoon geweest zij den adm. Verhuel dat die
ten doel zoude gehad hebben de Prins aan 't hoofd
der Buonapartische factie in Frankrijk te plaatsen dat
de Prins eindelijk het gevaar ingezien hebbende
Wiselius bij zich had laten komen de Arrestatie geschied
was.
·Gronden daarvoor, familiariteit v. Boerse met de Prins te
Spa. Discours v. twee uur tusschen Verhuel en de Prins te Spa.
Afwezen v. Verhuel te Parijs en voorgewende ziekte.
Zekerheid dat de gearresteerde hier maar twaalf uur
vertoefd heeft hoewel het scheen alsof hier weken
lang iemand verhoord is geworden. Fallee nog steeds
te Parijs.
·Mijne aanmerking van het geheel verdwijnen van eenig
Enthousiasmus voor de koning bij het zien van Le Roi
et le patri waarin Allusies waren die zoo duidelijk
waren die men al was het ook maar welstaanshalve
had moeten doen uitkomen en men hoorde alleen de
dodelijkste stilte.
·Ik zag bij Muller C. een kostbaar werk in 4 delen prijs
f 200 bevattende de Catalogus alleen van de drukkunst
de 15e het begin der 16 eeuw in de bibliotheek van
Lord Spencer bevat met de facsimiles der drukken
houtsnee platen etc. Zeer belangrijk is eene eerste
druk v. Dante. Deze Lord betaalde £ 2000 voor eenen
Boccacio waarvan er slechts slechts twee ter wereld zijn. Hij bezit
den eenen die een diergelijk prijs waardig was, doch
kocht er den tweede bij, dewijl aan de eerste een
paar blaadjes defect waren.
·Dec. 1820 Commercieele onlusten in Londen. Mincing Lane
faillite Webster en Simpson makelaars massa van
£ 500.000 Wildman & Co v. 800.000 voorts Rücker Brothers
George Corvu[?] ook raffinadeurs en anderen van minderen
rang.