https://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/declercq/whole_transcription?source=9

Deel IX (1822)

pagina:

[omslag; etiket:]1822.


pagina: 1

1822

1. Nieuwe Jaar. Claude. Avond bij de Vries met V. Assen

Varia litteraria Wiselius. Bilderdijk. America

Lectuur. Handel.

2. Onderhoud met da Costa meest godsdienstig.

3. Nuvoletta met da Costa. Leerrede v. Muller. Bezoek

bij Pineman. De Jood Lehrer. Récits de Claude.

Dood van Mama de Clercq.

4. Avond bij Van Hall. Begravenis. Mijne gedachten over de avond

van den 15.

5. Over da Costa Lange, Coquerel Roll. Claude en da Costa. Litteratuur

Byron. Familledag. Onaangenaamheden. Bezoek bij da

Costa, onderhoud met Lina.

Feb. 6. Prof. Ebersbach. Retour en récits de Pauly. Claude en Pauly.

Misverstand met Wiselius. Ministres Wallons

7. Onderhoud met da Costa

8. Storm in de Welsprekendheid. Montigni. Loots. Merk-

waardige vereeniging bij Gied. V. Hall Noordkerk

Omniana. Retemeijer.

·9. Leerrede v. Roll. H. Rahusen. Dood van Da Costa's Vader.

Belangrijke familledag. Littéraria Muller. Melancolie.

Belangrijk onderhoud met da Costa.

10. Leerrede ter Borg. Avond met Claude en Pauly. Avond met

Schimmelpenn. bij Gr. de Vos. Dîner chez l'oncle Retemeijer.

Avond bij Muller.

11. Leerrede v. Ter B. [?]. familledag. Over Oom de Clercq. Vier

avonden met da Costa. Herinnering aan Mama.

12. Avondmaals viering. Extrait v. eene week. Da costa en de Coterie

met Sinderam. Souper do. bij Groot. Retemeijer. Requête concernant

les Grains audience.

13. Handel Granen. Instorten v. het Magazijn Letterk: da Costa. Laatste

vergadering der Maatschappij. M.C. v. Hall, B. Klijn, Loots, Improvisatie de Montigni.

Dam v. Isselt, V. Es, Simons, Zilles en V. Lennep (G.). Muller.


pagina: 2

14. Victor. L'oncle Jean Amoureux.

15. D.C. Verschil Montigni. Character van dC. Over

L. Byron. Manicheismus. Cabbala. Melchisedek. D.C.

Christendom. Omgang met menschen.

16. Punten van onderhoud met dC. Over zijne Voorzienigheid, wegens

zijn vrouw.

17. Avond met H. en M. bij dC., over zijne gevoelens, vooroordelen

tegen hem. Plannen. Soirée de Claude et dC. Sur

les Séductions Politiques.

18. Oogenblikken v. Mistroostigheid. Avond met den Baron

Dirking. Ontbijt met Dirking, de Jenasche Litteratur-

zeitung. Nadere kennis met Capadose

19. Punten v. onderhoud met dC. Magnetismus. Anecdotes wegens onzen Koning

Anecdotes wegens d.C.'s Kain. Over de zaak v. Schilperoort.

20. Reis na Leyden Kennis met Bilderdijk. Eerste visite bij B.

Angst v.dC. wandeling met Herding, de Telescoop Kleinenberg.

Diner bij B. Toeval van Mev. dC. Toenadering. Hartelijkheid

v. B.

21. Kemper. Museum. V.Assen. Hogendorp. Diner in de

gouden Leeuw. Toneel tusschen B. en dC. Imp. Gesprek mev. B.

Remi. Terugreis na Amsterdam. Over de kennis met B.

22. Over het Character van B. Bekend worden van het

geheim v. dC. aan Muller, aan Claude.

23. Dirking, (Miss. Mackenzie) Chalmers. Bilderdijk.

(Anecdote wegens). Br. aan hem. Over het Théâtre Étranger.

Loots Over Eng. Litteratuur. Kennis v. dC. met Binger

met Ricardo. Trias met Cap. en dC.

24. Coterie réunion chez H. en M. Grande fête chez P. Amitié de

P. Familledag bij Gied. Trias chez Cl. Aangename

dag met H.en M. Familledag in casa nuova. Fête

de Cl. à Overveen. Excursion Haarl. avec M.C. Sommer. Henry

en Margo. Plaisirs de Société. Claudio. Margo en Henry.


pagina: 3

25. Huislijk leven. Ons huislijk genoegen. Comparitie met

W. v. H. & C. Verjaardag v. G.Westendorp. Zaak v. L. en J. over

C. over mijn betrekkingen. Avond met C-e. Voorbeeld v. Bilderd.

Feest v. den trouwdag.

26.Improvisatie op Democriet, op eene grote Societeit bij

Fabius, bij da Costa, bij Pauly. Exc. te Heemstede

bij Oom Jan met Wiselius, 'S Gravenweert, da Costa, bij

Zwaardemaker, togtje naar Zaandam.

27. bij Moura. Togt naar Noordwijk. Stule[?] Luberti, bij Tijs,

bij d'. met v. Bommel, op den Trouwdag, bij Nicht d. Clercq

over Brandt.

28. Kantoor ongelukken van hetzelve. S. en S. J.H.S.,

ongeluk in de Legmeer, kragtmeter. Baptême de l'Enf.

royal, Coquerel.

29. Excursie Vredelust. Brandt. Avond met Cl. Av. met

dC. en C. ochtend met Cl. Diner bij Cr. Avond met Gied

bij P. Br. v. Carol.

30. Diner bij D.R. Avond bij G. d. Vos Herwerder. Wijsz. Vredelust.

Ontmoeting met mijne Vrouw na de Com. Heerlijke bijeenkomst

bij dC. Improv. Harmonica. Dîner splendide chez P.

Journée au Haag.

31 Inquiétude vague. Cl. Os Lusiadas. F.A. v. Hall. Gr. de Vos.

Vrolijke avond bij dC. Uitspraak v. het instituut. Fremery Goudoever

Hamaker. Spandaw. Diner bij Oom de Vos. Impr. Prof. Tiedeman

Serrurier.

32 Diner bij Wiselius. Kinker. Tollens. 's Gravenweert. Gelukkige

improvisatie.

33 Verdere beschrijving v. het letterkundig diner. Recensie van

mijn stuk.

34 Visite Capadose. Siegenbeek. Av. bij dC. Carbasius. Texeira

over D. Wilet. Exc. n. Haarl. Sidenius. Failliet Wahlmann

Melancholie. Verklaring aan Oom v. Heuk. Moed. J. Bosscha.


pagina: 4

35 Da Costa bekering. Bekroning. Handelfailliten.

Avond met daC. Kerk Muller. Vis. 'S Gravenweert.

Av. bij Muller. Ter Borg. Zaak v. Gralath en Becker.

Soirée chez Pauly. Avond Gr. de Vos. Secretariaat v. De

Maatschappij. Familled. bij Gr. Retemeijer. Failliet v.

Cramerus. Visite bij dC. Zijn onderhoud met dr. Solla.

36 Bekommernis. Av. bij Fabius. Vis. bij da Costa. Middag

bij Cris en Cato. Faill. Kock Rijnbende & C. Middag met

Hogendorp en Messchaart. Brand v. de Nieuwe Luth. Kerk.

37 onze gevaren bij den brand. Visite bij Cramerus. Over 't kantoor.

Afscheid v. da Costa en Cappadose. Avond met Spaho. Comparitie

met K. R. & C. Leerrede v. Muller. Diner met de Trias. Imp.

Cadeau v. Bilderdijk.

38 Herinn. aan Petersburg. Br. v. da Costa. Visite bij Wiselius.

Mijne verhandeling. Diner bij Vollenhoven met Falck,

v. Beek Vollenhoven. Diner bij Westendorp. Harmonica

representatie. Visite Mev. Oudermeulen. Kantoor. Mijne Vrienden.

39 Huislijk leven. Rücker (W.) Lied der Glocke. Souper Cris en Cato.

Kantoorzaken. Retour de Henry et Mimi. Kantoorzaken, fête de

Papa. Reis naar Leyden, doop v. da Costa. Bilderdijk.

Carbasius. D. Hogendorp

40 Vervolg der reis na Leyden. Kleine Annotatie Diner met

Coquerel.

41 Ideen v. Bilderdijk. Capadose. Avond Holl. Maatschappij

Avond met Mie en Cato.

42 Onaang. wegens oom de Clercq. Comparitie met Oom v. H. & Co.

Feest bij mij wegens de terugkomst v. H. en M. DC. terugkomst.

Doffe stemming van dC. Zaak met Mev. Belangrijke zaak v.

Juff. Kruyer. Dag bij Oom de Vos. [onl.]. Zaak v. Juff. Kruyer.

43 de Mullers v. Kampen. Improvisatie. Tell. India.

Mijn Verhandeling. V. Kampen. Hardere gevoelens v. dC.

Mijne denkbeelden wegens hem. Oefening v. Wiselius. Belijdenis.

J. de Vos Socianismus. Twistvragen over dC.


pagina: 5

44 Gerrit verjaardag. Koopmans leerrede. Visite Roell.

Rapport der Commissie. Visite bij dC. Dag met H. en M. Chute

des Effets publics. Verg. Scholen. Lecture. Soirée J. de Vos. Exposé

du système par Humbert de Superville, d'après une lecture de

celui-ci. 45 Réunion de da Costa en de Coquerel. Humbert.

[onl.]. Pocholles de J. Toits des Égyptiens.

46 Effecten. De Baron Dirking. Avond met hem bij dC. Imp. Over Tijs.

Heerlijke Leerrede ter Borg. Aang. Vreemdeling Diner. J. Sidenius

W. Rücker C. Kriegsman Aug. Kriegsman Kalleweg[?] Imp. Lectuur

in de Maatschappij. Vis. bij Muller. Begonnen over het Imp.

Hoop op God. Av. bij Grootp. de Vos. Avond D. Rahusen. Imp.

Vie de famille. Godsdienst. Dirking en da Costa Leerrede ter Borg.

47 Claude, da Costa. Pauly. J. Retemeijer. Carbasius. Kantoor

Werkzaamheid. Betrekking. W. Rücker, kerkenkamer. Naffziger.

Bal. Ml. Hackman. Waarschuwing v. dC. om geen zaken en personen

te verwarren.

48 Haakman (Verh.). Bruiloft oom Jan. Gedrag v. Wiselius.

Reis naar de Haag. J. Bosscha en zijn vrouw. Souvenirs v. den Haag.

Hollandsche Maatschappij. D. v. de Casteele. Van de Casteele. Beelo

Diligentia. V. Royen. Souper bij Casteele, de Jonghe.

Imp. Byron.

49 Mev. van de Casteele. Imp. bij J. Bosscha, de Capello, Bax.

D. van Manen. Geel. Carbasius. Francius, de Copist.

Av. bij Carbasius. Schiffer v. Egt. Reis na Leyden. Bilderdijk.

Tiedeman. Reinwardt. V. Assen. Mev. v. Assen. Imp. v. Reinwardt.

Imp. bij V. Assen v. Goethe. Wandeling na den Haag.

50 Diner bij Retemeijer, de Kruif. Afs. J. Bosscha. Claude

en 'S Gravenweert. Tempeliers. Waarheid. Kerk ter Borg. Anecdote

Bilderd. en zijn dochter, 2 anecd. over de betrekking tusschen

B. en V. Kampen. Francois en Chladni. Uitwerksel van de persoonlijke

kennis v. B. Br. v. Hein. Aanm. v. Reinwardt. V.d. Palm

Brand.


pagina: 6

∙[leeg]


pagina: 9

1822

Het nieuwe jaar begon, en nimmer ontfing ik

het zelve, om dus te spreken, minder geprepareerd dan

thans. In plaats v. sneeuw en ijs gewone gezellen in

dit tijdperk vind men alleen plassen en westenwind die ten

minste sedert 3/ maanden onophoudelijk gewaaid heeft. De

18 schepen waren nog in aantogt en ik kan mij dus

nog niet verhelen, dat wij den nieuwen tijdkring in gingen.

Nimmer was in het opzigt van huiselijke betrekkingen

een jaar meer gezegend voor mij dan dit. Gelukkig

man en Vader, wat kan ik meer wenschen. Doch, in ander

opzigt is er nog zoo veel duister voor mij, ik wilde

alles doen en weten, hoe ik ten allen tijden vrouw en kind

zal kunnen onderhouden, doch ik vertrouw op de

oneindige goedheid van God. Da Costa leer mij vertrouwen

en hopen, God wees mij in de uren der zwaarmoedigheid

genadig.

2. Regt aangename oogenblikken schaarden zich nu

zoo om de gebeurtenissen van den dag heen. De vorige dag

had Claude gelijk in de dagen van ouds, weder met ons

geredeneerd. Sempre l'estasi... Un cuore come il suo non

cangia. Een briefje van dacosta wegens een kleine

aanmerking die ik hem over een kleine

bui van ontevredenheid gemaakt heb, is mij ook

zeer waard. Ik hoorde Van Assen over de kieschheid der

ouden. Te veel geidealiseerd, doch alles van eenen

kieschen stijl, met wijze spaarzaamheid uitgedrukt. Met

veel genoegen bragt ik den avond met dezen bij De Vries daardoor[?]

Van Assen schijnt mij een man van zuiveren smaak en

indedaad regt goede gevoelens wiens gezelschap mij

zeer beviel.


pagina: 10

Varia litteraria

De Vries en Van Assen raken aan het disputeeren over de

Constitutie - de eerste blijft souteneeren dat de Souvereiniteit

in het volk bestaat, dat het volk nimmer slechte

keuze doet en men maar uit trotscheid de waarde

van het zelve niet wil erkennen. Hij zegt dat er

nergens meer verdrukking heerscht dan in

monarchien. Van Assen verhaalt mij wegens de Miso

Gallo v. Alfieri, de Vries verwondert zich dat de

Lofrede op Willem I door Spandaw niet bekroond

was geworden. De Vr. verhaalt van een lijst nog

onder zijn bezit die Bild. opmaakte, toen hij onder nul

was en waarin hij niet alleen al hetgeen hij had,

maar hetgeen hij op deze of gene wijze misschien

bekomen konde tot dispositie van zijne Crediteuren stelde.

Hij verhaalt dat dikwijls, men aan collecteerende

personen zeggen moet, zijn huis voorbij te gaan, daar

hij anders in staat zijn zoude, om veel meer

te geven als zijn omstandigheden toe laten. Bild.

zegt van de Grieken Och die Grieken, het ware te

wenschen dat zij maar zulke goede Christenen als de

Turken waren. Voorts zegt hij Toen de opvoeding der

[onl.] door ridders bestierd wierd, wierden zij inderdaad

ridders. De leiding der opvoeding ging in de handen v. monniken

over en zij wierden monniken. Nu vinden zij hunne

onderwijzers in philosophen en het zijn ook indedaad niet

anders dan elendige philosophen. V. Assen verhaalt van zijnen

schoonvader gehoord te hebben dat Bilderdijk reeds in zijnen

tijd veel invloed onder de studenten had, velen daarvan tot

zijn principes die reeds toen sterk oranje waren had

doen overgaan. Verhalen v. de Vries wegens de driftigheid


pagina: 11

en ligtgeraaktheid v. Wiselius. Commissie door Koning

Lodewijk benoemd v. Bilderdijk, Loots en Tollens om over

het toneel te rapporteeren. Bild., hoewel in 20 jaar

bijna geen toneel gezien hebbende, schrijft daarover uitmuntend.

Toen het op het tekenen aankomt beginnen Loots en hij te

disputeeren over de Tartuffe die Loots als fraai Bilde.

als onzedelijk beschouwt, en het Rapport is nimmer

getekend nog ingeleverd geworden. Gartman besluit

het Stadhuis niet voorbij te gaan sedert het zelve Paleis

is. Naderhand echter spreekt hij met een ander wegens

het doel om zich te recommanderen, ten einde eene

leverantie van boeken voor het Institut te bekomen. M.C. van

Hall dit horende zegt Ik houde het er voor dat

hij het Paleis voorbij gegaan is. Aanvraag van 2

Franschen om ook twaalf onzer meesterstukken te vertalen

(dramatisch). Opgegeven, Lucifer, Gijsbregt, Scilla, Achilles, [onl.]

Jaco. Sim. de Rijk. Belegering v. Haarl. etc. Verhalen v. Claude

over de Ansiedelung v. America. [onl.] van der Missisip.

Alles wordt langs de kleine kreeken aangebouwd.

De regte Indianen hebben nog weinig van de Civilisatie

der Europées aangenomen alleen hebben zij hunne dekens

tegen betere, hunne bogen tegen geweren verruild.

De geweren verjagen het wild echter. Het eerste begin

eener volksplanting aan de oevers van de Missisip.

Claudes verhaal wegens de wijn waarop Lady

Morgan noten maakt. Verhalen v. de Vries wegens

Concordia. Drie Verhandelingen moesten er gedaan worden

eer men lid mogt zijn.


pagina: 12

Lectuur Ik heb met genoegen de voorrede van Wiselius

voor zijn treurspel gelezen dat, mij echter daarom niet

beter bevalt. De Aarnout bevat krachtige tonelen-, is veel

geleerder, doch het verrassende, het Classieke ontbreekt er

toch aan. De narede v. W. zou schoon zijn, zoo zij gedacht

was, niet nu zij geschreven is. (Hij zegt de Philidonius te

[onl.] door V. der Ende vervaardigd, en volgens hem

onder zijne opzigt, door zijne kwekelingen op de Schouwburg

vertoont. De Verhand. v. Pfaffst over de Kruistogt behelst

weinig nieuws, meest vermoedens. In de Anthologie v. Visser

zoo door Witsen Geysbeek gedecreerd wordt in belangrijke

Stukken, bijv. Op 't nieuwe jaar en 't vrijers lied beide v. Spiegel

de Phyllis kluchten v. Tesselschade en een boek uit

Bartas vertaald. Zoo ik nog noten op het eerste

gedeelte mijner Verhandeling moet maken, komt mij dit

alles zeer te stade. Met genoegen herlas ik het

Verslag der Openbare Vergadering v. het Institut v. 1818.

Goed is het Rapport over de treurspelen toch geschreven, ik moet

den Alfonsus nog eens nalezen.

Handel Alles blijft nog maar dodelijk, alles behalve den

Effecten handel. Zoo wankelend zijn de berigten wegens

Vrede of oorlog in het Zuiden dat men daarvan niet

meer kan geloven. Berigt wegens de Spaansche Effecten

(valsch) aan de beurs aangeplakt. Failliet v. C. Slaap en 2

Cassiers. Nieuwe beschouwing dat een Cassier niet

failleren mogt. Grote verschillen over het

houden der Cassiers briefjes, met het invullen der[?] [onl.]

failliet v. Scholts makelaar in de hennep ook

weder door de Effecten. [onl.] v. blou van Antwerpen.


pagina: 13

5 I. Da costa was hier gisteravond. Heerlijker hoorde

ik hem nimmer over het Christendom spreken. Godlijker

scheen mij het nooit, en nimmer zag ik zoo de noodzakelijkheid

in hoe alles was, zoals het zijn moest, hoe ieder woord van den

Bijbel niet duidelijk wierd, maar hoe of alles in een

ontzagwekkend verband stond. Tusschen den onstoffelijken

God en het schepsel bestond gene verbinding. God denkt zich[?]

Goden en een menschelijke natuur tevens en hierdoor ontstaat

de Christus die de wereld schept. Er is geen middenweg of

Christus heeft gezondigd of niet. Heeft hij het niet gelijk

de h.s. zulks bepaaldelijk zegt dan kan hij niet anders

als God zijn, dan kan de verhoging tot Engel, ja tot hoger als

Engel niets voor ons uitleggen. Adam had gezondigd en

de band tussen Schepper en Schepsel was verbroken want het

gedurig denken v. God aan den mensch deed hem voortleven en

hoe kan nu God op het misdadige[?] denken. Dat schepsel

ware derhalve ter vernietiging prijsgegeven, had God in zijn

oneindige liefde niet reeds deze ramp maar ook deszelfs

herstelling voorzien. De herstelling geschiedde door Christus op

den vleklozen rigt zich het oog des vaders en deze zegt tot

de zijnen, dat zij in hem zalig mochten worden dat hij de

eenigste nog is waardoor zij tot God kunnen komen. Van hier

wordt alles licht de gehele schepping was een uitgaan

v. God de herstelling is weder een naderen tot hem. De

Geest v. God omvat ons en voert ons door het geloof tot

dien Zoon die ons weder tot den vader voert en zoo komen

wij misschien op verschillende trappen oneindig nader

tot hem die oneindig is. Hier moet verstand en gevoel

ophouden, wij allen danken, wij allen aanbidden. Had Christus

het leerstuk der Drieeenheid in volstrekte wonderen geleerd

wij zouden het als stelsel geloven moeten, nu echter zien


pagina: 14

wij het, want wat doet het geloof anders dan

dat het zelve ons de oogen opent, en de waarheden van

het N.T. laat inzien. Dit is het heerlijke doel

van het Christend. alles weder tot den Vader terug te

brengen, de smet der eerste Zonde uittewissen of om

dus te spreken, de weg tot God te openen. Ware Christus

slechts mensch geweest, zoo had hij ter vermijding eener

ketterij die hem tot God had kunnen verheffen

alle uitdrukkingen die op een andere wijze uit te leggen waren

vermijden moeten. Maar was het denkbeeld van de drieëenheid

en de Godheid en Christus slechts een Ketterij een menschelijk

droombeeld wegens een Godsdienst die dezelve niet nodig

had, zoo zoude de uitvinder daarvan, een grootscher denkbeeld

dan de insteller van de Godsdienst zelve gehad hebben.

Alles komt er nu op aan, zoo wij van God of van de

menschen uitgaan. Dezelfde trotsheid die de Joden Christus

deed verloochenen en niet erkennen die hem onder

den Jubelzang der menigte den Goddelijken naar het

Kruishout deden leiden, heerscht nog in ons. Ook wij

verheffen ons zelve willen de christelijke godsdienst die ons

hemelsche waarheden moet leeren, als een onderwerp van

ons verstand beschouwen, daarmede in Conventie treden en

wij grijpen de Gods[onl.] om dus te spreken bij de haren

om hem het hoofd te doen bukken en onder het

gezag der Philosophie van onze eeuw te verdrukken. Wij

maken ons een stelsel, hoe een openbaring zijn moet

en zoeken het Christendom daaraan te toetsen, in hoe

verre hetzelve daarmede overeenkomt. Wij willen terug tot

God via een mensch wordt de mensch als God overtroffen en


pagina: 15

dit is het beginsel der Ketterij altoos tegen het begin

van het Geloof voorgesteld. Het geloof moeten wij ontfangen,

wij moeten passief zijn, en ondertusschen wij willen in het

Godsrijk actief zijn, gedurig rijzen ons verheffen, en het

verheugt ons een mensch ene zoodanige hoogte als die

van Christus te zien bereiken. Van daar dat Byron met

zijn wildheid en zijn ongeloof nog nader bij het groote

doel kan zijn, dan diegenen die het Christendom naar

hunne wijze verknippen en de texten die hun te

zwaar vallen, alle op zijde schuiven. Onderwerping

wordt dus de eerste de heiligste pligt, en door deze[?]

alles gemakkelijk God te beminnen met geheel onze

ziel, ons verstand zie daar het grote gebod, en door dit

te volgen ontfangen wij het geloof dat ons allen leert inzien

en ons het verheerlijkste voorbeeld v. Christus in alles voorstelt,

dit vooral voorstelt bij ons eigen lijden, door de heerlijke

aanschouwing van zijn lijden, als

God en mensch tevens met alle de kracht van een God maar

tevens met alle de aandoenlijkheid van een mensch. Dit lijden

was tevens dat van ligchaam en ziel. Zelfs de wensch

hetzelve te ontgaan, bestond bij Christus zoo als dezelve

bij ons allen bestaan zoude, en hoe leed hij. Met zulke

beelden, met zulke hoop moesten wij ons omringen wanneer

wij in onze dagen v. Christelijke tevredenheid en moed leren om

ons tegen de boze dagen te kunnen wapenen. Onze trotsheid

onze zelfheid te verwerpen dit is de eerste wet[?] van het

Christendom daar Christus zelve zegt Zoo gij niet wordt

als dat kindeken, zoo komt gij niet in het Koninkrijk

der hemelen.


pagina: 16

Bij dit alles voegt Dac. nog zijne bijzondere denkbeelden

over sommige stukken die allen zoo heerlijk met het

grote zamenstemmen, doch die het tegen zijn wil zijn zouden indien

men dezelve onder de rei van de eeuwige waarheden plaatste

die hij met zooveel kracht helpt verkondigen. Onder

dezen behoort zijne gedachte dat het Christendom niet

door de uitbreiding bloeit, dat al ware het maar in

een bou[?] bewaard geworden, deszelfs doel was volmaakt

geworden dat Christus indedaad voor alle menschen gestorven

is, doch in zoo verre dat hij voor alle menschen de prikkel

des doods vernietigde, voor allen de zonde van Adam

wegnam; dat dus het getal der uitverkorenen reeds hier

rijp tot zaligheid gering zijn zal, doch dat de Geroepenen

nog door andere beproevingen en voorbereidingen tot het

eindelijke doel de Zaligheid aller menschen geleid zullen

worden. Nu heeft hij nog zijne begrippen over de Joden, zijne

gedachte dat God die hen eens zijn uitverkoren volk noemde

hun daarom niet verlaten had, dewijl zij den Christus

niet aangenomen hadden, daar ook de heidenen naderhand

in dezelfde zonde vervielen. Christus heeft aan de Joden vergeven[?]

niet alleen aan diegenen die na eeuwen door aanneming

van het Christendom zalig zouden worden, maar aan die

welke hem gekruisigd hadden. De schat v. Abraham

schijnt hem de zinnebeeldige uitdrukking van den ondergeschikten

staat van Zaligheid door hen genoten waar zij zich

vereenigen in Abraham hun stamvader en door dezen in

aanraking met Christus komen. Ja nooit heb ik

alles zoo ingezien God leer mij aanbidden doe mij geloven

U zij de eer in alle hemelen en alle eeuwigheid.


pagina: 17

Zoo regt heerlijk waren weder de gevolgen van Dacosta's

bezoek. de kleine nuvoletta met hem, de Vriendschappelijkheid

jegens mijne vrouw door dat ik voor twee dagen enigszints jaloersch

scheen en dit was nu alles verdwenen, dit alles weggesmolten

in de aanbidding van een betere hogere wereld. Nu als

hij zoo bij ons is, zoo met mijne Vrouw spreekt en deze

dubbele toespraak, een mengeling van kracht en zachtheid

in hem te weeg brengt, dan is hij overtuigender dan ooit

en niets treft mij meer, dan de werking die hij dan te-

gelijk op Caroline en op mij heeft, daar wij intusschen beiden

een zoo verschillend character, een zoo verschillende opleiding

in de Godsdienst bezaten en Caroline niets van de

levendigheid van verbeelding bezit, om zoo op eens mede

gesleept te worden, maar daarentegen lang over de zaken

nadenkt en om dus te zeggen veel meer innerlijk leeft.

Neen ik durf gerust te zeggen, niemand immer

zoodanig over de Godsdienst te hebben horen

spreken, vooral wanneer hij zoo als gister avond is, alleen

Christen en zich op een hoger standpunt stelt als

datgene waarin zijn Politique wereld rondzwerft.

En egter is er tog ook in die staatkundige wereld

veel waars hoewel ik dit nog gedurig zoek

af te keuren[?] en daartoe het onderzoek der Geschiedenis

nodig heb. Doch heerlijk zijn zijne uitzichten voor

ons heerlijk die avonden waarin hij zich met

ons onderhoudt, waarvan ik eenige trekken op

de voorgaande bladen heb nedergeschreven, en welke

ik nimmer zal vergeten.


pagina: 18

Heden morgen (6 Jan.) hoorde ik een leerrede van

Müller over Onze Vader in den hemel die indedaad

veel goeds over onze betrekking tot God bevatte

maar er is altoos iets eentonigs bij hem. Indien

de menschen de kracht wisten te bevatten van de

uitdrukkingen die zij bezigden, zouden zij allen in

het grote denkbeeld van het Christendom komen, doch

men kan zich zelven niet wegwerpen.

Een zeer aangename Visite deden wij bij Pineman die

ons de schone schets van het grote schilderstuk dat

hij voor Engelsche Rekening wegens Waterloo onderneemt

deed zien. Het zelve zal heerlijk zijn. Wij zagen voorts den

[onl.] van Wellington, die tevens den hoveling en

den bedaarden man kenschetsen. Da Costa vind in hetzelve

wel iemand die zich zelven wist te beheerschen doch

geensints dat Genie dat in den kop v. Napoleon niettegenstaande

alle zijnen tyrangeest doorstraalt. Voorts de

Marquis v. Anglevey[?], een schone man met een heerlijk

oog. Nog een paar subalternen, eindelijk het paard

van Wellington een heerlijke kop. Dat paard is

vijftien jaar oud, heeft Wellington in alle zijne

campagnes vergezeld en heeft, gelijk hij, nimmer

enige wonden ontfangen. Hoewel reeds oud vonkelt zijn

oog nog als hij door den held v. Waterloo bestreden

wordt en toen Pineman zich scheen te verwonderen over

de blik die het paard op mij wierp, zeide Wellington

tegen hem Ja hij weet het zeer wel, dat hij uitgeschilderd

wordt.


pagina: 19

Anecdote v. Lehrer die met eene secte van twaalf personen

die zich in zijn huis verzamelt, de wet leest, des

Donderdags vast, zich voor de regtbank heeft moeten

vertonen. Dezelve heeft hem vrijgesproken, doch hij heeft

zijne vrijspraak niet aan den Adv. Meijer toegeschreven

die voor hem gepleit heeft, maar gezegd dat deze zaak

zeker veel goeds aan de ziel van Meijer doen zal, maar

dat hij zeker wist dat hij niet veroordeeld kon worden.

Avec bien de plaisir nous eûmes une réunion à

laquelle Claude assista. Si jamais homme est peu

changé par une absence de trois ans c'est bien Claude

ce sont les mêmes idées, les mêmes gestes, les mêmes

paroles, si ce n'est que ses idées se sont éclairées

sur plusieurs points quoique sa coutume de parler tant

de langues, lui donne une difficulté à s'exprimer.

Anecd. nouvelle manière de construire des chemins avec des

pierres égalisées. Pierres Druidiques sur la côte

occidentale de l'Angleterre. Forteresses de terre sur

les bords de l'Ohio. Manque absolu de tradition

à cet égard. Dépravation des habitans, là où les

traits des noirs et l'esclavage sont établis. Disparition

graduelle des Sauvages et des animaux féroces là où

la civilisation augmente. Claude chassé par une

[onl.] entre la Havane et la Nouvelle Orléans.

Moyens imaginés pour éviter qu'on falsifiât les

billets de banque. Franklin moins estimé dans

l'Amérique, que sur le continent à cause de ses

opinions religieuses. Jeune femme anglaise à qui son

amant avait exigé une sauve garde d'indiens. Assassinée

par un chef d'indiens au moment où la récompense qu'on

avait promise, allait occasionner une dispute entre

les deux parties.


pagina: 20

January 20 Dood van Mama de Clercq. Ontzettend

was de gebeurtenis, die ons in den loop dezer week heeft

getroffen. Nog op den voorledene Zondag zaten wij regt

genoegelijk bij Mama. Dewijl haar huizing klein was

hadden wij besloten den grote familledag aldaar wel

is waar te vieren, doch aan kleine tafeltjes 't geen dan ook

met goed gevolg en op een regt aangename wijs geschiedde.

In langen tijd had ik Mama zoo vrolijk niet gezien. Dingsdag

was het mijn Verjaardag, een lang vooruitgeziene

en verwachte dag, waarop ik volgens vroegere afspraken, na

eene Voorlezing van V. Hall improviseeren zoude. Ik had

mij bijzonder veel genoegen van dezen dag voorgesteld. Doch de

verwachting dezelven geheel aan Vriendschap en Liefde te

wijden, konde ik niet geheel vervullen. Vele kleine tegenheden

ontstonden, een storm die het Y beroerde en het water

over deszelfs gewone peil deed rijzen gevoegd bij allerdroevigst

weder maakte een contrast met de rozenverwige verwachtingen

wegens dien dag. Eindelijk brak het middaguur aan. Da costa

en zijne vrouw, Jan Retemeijer, Mie Westerdorp en Cato Coster kwamen

bij ons dineren nevens Mama die dien dag zeer opgeruimd

scheen en met welgevallen naar alles luisterde. Eindelijk gingen

wij in hoge verwachting na de doelen, de zaal was vol, zoo

het scheen, van de eerste personen dezer stad, wat kunde of

aanzien betrof. Ik ging in den binnenkamer bij V. Hall en

wij beraadslaagden over de wijze hoe de keuze en loting

der onderwerpen best in te rigten. Eindelijk keerden we in de

zaal terug waar behalve alle mijne vrienden zich eene

regt talrijke schaar vereenigd had. De zaal was schoon

verlicht en wezentlijke lust beving mij aldaar te improviseeren.

Van Hall begint doch heeft maar twee bladzijden gelezen

of eensklaps ontstaat eene sterke beweging aan die

zijde van dit gezelschap, alwaar Mama nevens Caroline en


pagina: 21

anderen zat. Nog eenige oogenblikken verliepen

er, eer ik met den waren oorzaak bekend wierd. Onze

goede moeder was op eens in één gezakt en wierd in de

nabijzijnde kamer eerst op stoelen, naderhand op de Canapé

gelegd. Een gelukkige braking scheen goede uitzichten te

geven, men sprak slechts van flaauwte, en ik ging

zelfs weder in de zaal, in de verwachting zich misschien

alles nog beteren mogt doch vergeefsch. Weldra teruggeroepen

zag ik Haakman en Thijssen naderhand Luber die het

geval ten hoogste bedenkelijk vonden. Akelig waarden zij

door de sombere kamers van de Doelen. V. Hall las zijne

verhandeling over de Improvisatie voor aan eene menigte

meest verstrooid van gedachten. Eenige woorden ter mijner

eer en ter gelegenheid van de gebeurtenis gezegd sloten

de vergadering waarover zoo veel was voorgevallen. De

leden en gasten trokken af, doch even akelig bleven de

omstandigheden voor ons. Een aderlating was van geen

bijzonder nut geweest en weldra bemerkten wij, dat de

aanval indedaad eene beroerte, en lamheid aan de

eene zijde niet te ontkennen was. Schriklijk waren

die oogenblikken. Eindelijk besloot men tot eene overbrenging

en deze gelukte in eenen brom onder het opzigt van Luber.

'S nachts te half een lag onze goede moeder in haar

eigen bed dat haar sterfbed moest worden. Ontzettend

waren de dagen van Woensdag, Donderdag en Vrijdag. Innerlijke

Presentie van geest was er vooral in de twee eerste

dagen, doch bijna volkomen gebrek van kracht

om zich uittedrukken. Eenige woorden, de begeerte om

naar huis te komen, de herkenning van kinderen en

nabestaanden, de uitdrukking vragender wijze van het

woord Improviseeren, dat hoorden wij nog in den eersten

nacht, maar verder ging het verergerde, hoewel het


pagina: 22

Donderdag avond vooral eerst nog scheen, of er beterschap

te verwachten ware. Alle prikkelende middelen wierden

vergeefs gebezigd. Schrikkelijk was de strijd vooral des

vrijdags doch dezelve eindigde eindelijk in een zacht

ontslapen. Oneindig veel zoude ik over dat alles kunnen

zeggen. Schrikkelijke tegenstelling tusschen 8 dagen Gerusth.[?]

en genot met dood en ontbinding, doch wie zou alle de

denkbeelden in zulke dagen opgekomen ter neder kunnen

schrijven. Bij meerder kalmte hoop ik de nadere

trekken van het character dier beste Vrouw die ik zoo

hartlijk bemind heb, nog nader te ontwikkelen. Deze

korte regels wilde ik tog neder schrijven. Hartelijker bejegening

als die onzer familie in het algemeen laat zich

moeielijk voorstellen. Het sterfhuis was indedaad een

huis des vredes. Oom de Vos ofschoon nu en dan

na het uiterlijke iets kouder dan de anderen gedroeg

zich allerliefst. Tijs was zonder voorbeeld in het

opppassen van Mama. Oom Piet was de hartelijke broeder

en Oom v. Heukelom verenigde weder alle die

eigenschappen die hem voor ons zoo dierbaar maken.

Zalig zij de nagedachtenis der afgestorvene, eene

waardige vrouw was zij altoos voor pligten levende

liefderijk als moeder, de trouwste oppaster van een

dikwijls lijdende egtgenoot. Weinig uiterlijk voorkomend.[?]

had zij innerlijk moest men haar kennen. Eene eenigzints

andere opleiding, een godsdienstig gevoel dat meer

op haar hart werkte en zij ware van die zwaarmoedigheid

beroofd geweest, die haar nu en dan folterde en

waarvan vooral de papieren in de secretaire gevonden


pagina: 23

tot blijk kunnen strekken. Doch God weet hoe hij

zijn kinderen leidt, tot wat doel. Heilig blijve ons

hare gedachtenis. Nu met haar egtgenoot vereenigd

geniete] zij de voorsmaak der zaligheid. Onvergetelijk zijn

mij de godvruchtige gesprekken nog in de laatste maanden

met haar gehouden. Doch nog oneindig meer had

ik kunnen doen.

Onafscheidbaar in al het ongeluk, door de rampvolle

gebeurtenis van de 15. veroorzaakt geloof ik, dat, wat

mijne Improvisatie betreft het zeer goed is dat dezelve

niet is doorgegaan. V. Hall begon zijne onderneming met

warmte. Dat hij zich aan mij opofferde kan ik voor

een man van zijn aanzien, en reputatie niet genoeg erkennen doch

was misschien zijn zucht mij te prijzen, niet overdreven. Had

ik dit kunnen aanhoren, en moest hetgeen ik daarover zegde

niet steeds bij de gespannen verwachting afvallen. Dat

was het gevoelen v. L'Ange v. Claude en denkelijk ook wel v.

Muller. De menschen verlangen niet dat men op hunne

bewondering anticipeert en dat zelfs geeft reeds een

ongunstig vooroordeel. Neen, Improviseeren à la bonne

heure, maar nooit weder in publiek, nooit weder

geannonceerd, nooit weder mij zelve onder anderen

gesteld.

Ontzettend was nog de dag v. Woensdag toen wij de

Noorderkerk naderden die zoo veel mijner dierbaren bevat.

God ik bid U om kracht en moed in het leven en

eene kalmte in den dood. Dit begraven is tog ene

grote indrukmakende plegtigheid. Belangrijk is het-

geen Schlegel zegt, over den eerbied die men overal

voor lijken gehad heeft. Hierin ligt iets onwillekeurigs

iets dat een hoger oorsprong en voorgevoel van onsterfelijkheid

verraadt.


pagina: 24

Genoeglijk was nog de avond van de 14. bij V. Hall.

Hij is indedaad een hupsch mensch. Ik had zeker

gedacht daar niet te improviseeren en ondertusschen kwam

het er toe. Het was over de oude talen een der belangrijkste

Improvisaties die ik deed en die ook goed voldaan schijnt

te hebben. Mijn vrienden vergeten mij niet. Ik

had een paar avonden met Claude waarin hij zoo

geheel de oude was, en waarvan ons de tijd zoo

pijlsnel voorbij ging. Neen dit gevoelde ik nimmer

dan met Claude en met d'Acosta. Ook die was weder in

deze week een avond bij mij, en er ontwikkelden zich

onder ons onderhoud weder heerlijke denkbeelden. Met

een nieuw Enthousiasmus bezielde hij mij voor het Grieks

en ik wil daaraan met kracht beginnen. Ik heb vele

goede voornemens in alles, doch zij hebben te weinig

krachtdadigen invloed. Doch ik wil de schrikbeelden die

vooral wegens mijn tijdelijk bestaan opkomen weren. Nu toch

nu eene onverwachte gebeurtenis, hoe droevig ook, in de

gevolgen daarop gunstig werkt in plaats van te voelen

hoe of alles toegeworpen wordt maak ik mij weder

angstig en verslagen en heeft ditzelve op mijn physicq

invloed. Zonderling is dat ik die angst nimmer

van mij kan afzetten. Nu met moed voor al

het goede het strijdperk weder ingetreden. Dit zeide

Muller ook nog in zijn leerrede van heden

die allezins toepasselijk was op onze omstandigheden

en veel gouds[?] bevatte; doch hij verstaat niet de

kunst van mij te kunnen schokken integendeel blijve

ik daarbij altijd in eene meer gelijkmatige stemming

vooral om dat het gevoel dat zoo iets

voor een zekere gelegenheid gemaakt wierd bij mij

veel van de Illusie wegneemt.


pagina: 25

Zonderling is het wanneer men nadenkt hoe

dacosta wiens werken misschien eenmaal de Commentaristen[?]

van het nakroost aan den gang helpen zullen op zijnen

25e verjaardag bij zijn vader geroepen wierd, die hem zeide

Zoo zijt ge nu Vijfentwintig jaar geworden en wat ben je. Ik

heb altoos wel voorspeld dat er niets van je groeien zoude.

Dan gelaten te wachten, zich aan aller blaam bloot te stellen

is moeilijk.

Claude heeft da Costa opgezocht. Zij hebben gesproken. Dit

zoude ik duizend tegen eene geraden hebben over mij, en

over Byron.

Da Costa heeft mij een allebelangrijkste brief over de Grieksche

letterkunde geschreven die ik als koek[?] bewaar. Heb

ik van hem denken geleerd hij wel eenigszints van mij schrijven.

Da Costa vindt in La Bruyère dat gelijk ieder denkbeeld

eigentlijk maar door één woord uitgedrukt kan worden,

ieder rijm en gedachte ook de tegenrijm en tegengedachte heeft

die daar op slaat en dat het spoedige vinden daarvan

eigentlijk de improvisatie is.

∙L'Ange erkent met mij dat zelfs in het Proza Impro-

viseeren de gedachte ook eene door de andere opwekt,

doet het echter niet daar hij begrijpt dat de zuiverheid

van de fransche Constructie, die op één manier tog

maar goed zijn kan er door lijden zoude.

Dom. Roll. in eene improvisatie preek door de toevallen

van eenige vrouwen gestoord, verklaart dat hij niet

voort kan gaan daar zijne gedachten in de war zijn en

eindigt met eene blote toepassing.

Coquerel gelooft dat de Improvisatie onmogelijk

is in 't Fransch, hij zegt un défaut qu'à la

poésie de M. de Clercq c'est qu'elle est perdue. Hij

heeft een treurspel gedicht en een beschrijvend gedicht

le Calendrier. Hij kan zijne preeken niet memoriseren


pagina: 26

dan door dezelve niet op te zeggen maar op te

schreeuwen.

L'aventure de [- onl.]

qui lui demandait de l'argent

est tout à fait originale, en même tems digne de

la scène de Gilblas et d'Aurore et d'un autre côté

elle était si parfaitement dans le caractère de notre ami.

Plusieurs anecdotes de Claude sur le grand

Washington étaient bien intéressantes surtout le

récit que lui fit son nègre. Je dois lire son journal

qui contient des choses intéressantes mais pour

la plupart des faits.

C'est avec un bien vif intérêt que j'ai vu la

tête de Byron. Elle était telle que je l'avais attendue.

Remarques sur le respect des rangs uni chez

les Anglais à l'esprit de liberté.

Littérature Je viens de lire le Manfred de Byron, il y

a du sublime mais c'est toujours encore le Corsair

et le Childe mais plongeant ici presque dans les

régions du monde des esprits. C'est Byron habillé

en Faust, mais plus de Courage et moins de Sophisme.

Byron est le poète du désespoir. Je frissonnai à

la première lecture. L'idée que cet poème laisse est

bien confuse. C'est quelquefois une poésie du diable

mais aussi quoique il y ait du plagiat de Shakespeare

et de Goethe on sait: que c'est l'ouvrage du génie

et Manfred qui répond à l'esprit infernal qu'il le

défie et que s'il va aux enfers ce sera par lui-

seul est plus gigantesque que Faust qui se laisse

entraîner par Méphistophélès.


pagina: 27

Aussitôt qu'on quitte les ouvrages où[?] ce personnage mystérieux

tantôt tragique ou bouffe n'existe plus, le terrain

change entièrement tout devint moins intéressant.

∙Ses Hebrews Mélodies n'ont pas cette vigueur supérieure.

∙Son Dream est superbe, mais c'est encore Byron

qui rêve de soi.

28 Zondag. Alles liep op den familledag die bij ons

plaatsvond nog beter af dan ik vermoed had. Die

innige uitstorting, die confusie van rangen[?] en denkbeelden

kon nu eenmaal geen plaats vinden. Er waren te veel

menschen om een feest der herinnering te vieren des te

plegtiger door het herdenken dat wij nog voor

14 dagen dit feest met onze geliefde moeder gevierd hadden.

Egter vergeten kon men dat gemis ook nog minder en ik

was dus regt te vreden toen die twijfelachtige toestand

geeindigd was.

Maandag. Mijn eerste uitgang bij droevig weder. Condoleanties

en onaangenaamheden volgden zich op, derhalve kwam

ik in eene moedeloze stemming die mij thans minder

dan ooit had moeten overvallen en waarin ik mij weder

onwaardig gedroeg van alle die gaven die ik geniet doch

des avonds ontfing ik weder kracht en trok aan 't werk

aan een bericht in folio waarop dan ook de rimpels langzamerhand

verdwenen, en ik nog diezelfde avond voor mijn vrouw

over een schoothondje en over da Costa improviseerde.

Dinsdag Des avonds verkwikte ik mij in het gezelschap

van da Costa dien ik op mijne beurt verkwikte. De beste

jongen was door het voortdurend ziekbed van zijn vader aan

vele onaangenaamheden blootgesteld. Deze man is

ontzettend driftig en voortvarend en dit gevoel zoo als

zulks wel meer het geval is wordt door zijne zwakte


pagina: 28

sterk geirriteerd. Van daar gedurige schrikken en

onaangenaamheden. Op het laatst van den avond kwam

er meerder rust en wij hadden gelegenheid ons plan

wegens het Grieksch nu uit elkander te zetten. Toen

vielen wij op het Latijn en lazen de ode ad Canidiam

die ik nimmer had kunnen verstaan, doch die mij nu

heerlijk scheen. Voorts lazen wij met het grootste genoegen

twee noten uit Bentley's Horatius de eerste over

laurens Aper in plaats van [onl.] Aper uit de Canidia

de andere uit het Palma nobilis invehere en de eerste

Ode aan Mecenas. Nimmer had ik kunnen denken dat er

in de Criticq zoo veel kon steken, en hierin had ik

ook weder voorbarig geoordeeld. Vergelijking van da Costa

tusschen Hogendorp en Claude. Brief van Hogendorp over

de statisticq en de uitvoer van granen. Bilderdijk expliceert

een onbegrijpelijk decreet uit den tijd van Diocletianus

door te bewijzen, dat Decreet en Commentaar in elkaar

gevloeid waren en scheidt dezelven zoo. De zaak van

Wiselius is nog niet afgedaan. Ik ben overtuigd dat

ik den druk had kunnen nalaten op het diner van Klijn

en dat ik toen te veel de eerste impulsie gevolgd heb.

Lang en breed hebben wij er over gesproken en ik heb

de geheime gevoelens van mijn hart bevestigd gevonden.

Iedere dag verheug ik mij meer dat, wat mij betreft de

Improvisatie op de 15 niet doorgegaan is. Niemand

had mij dan den lof van V. Hall die indedaad te

exorbitant was, kunnen vergeven, en hoe zou

deze niet een ieder tegen mij gepreoccupeerd hebben

want niets hindert de menschen tog meer dan

dat men op hunne bewondering anticipeert.


pagina: 29

30 en 31 Jan. Treffender kan zelden eene gebeurtenis zijn

dan de dood van twee dochters van Prof. Ebersbach in

de bloeiendste leeftijd, op eenmaal op de schrikkelijkste

wijze afgerukt. Beiden lagen te bed aan de mazelen

die niet gevaarlijk schenen. Op een oogenblik dat de moeder

het bed verlaten had, sterft de eene, en de schreeuw die

de ongelukkige ouders ontvalt stort de andere in een

stuip waaruit zij niet weder is opgestaan. God moge hier

kracht na kruis geven, doch het oogenblik toen de diep

bedroefde vader, tusschen de twee lijken zijner geliefden stond

moet ontzettend geweest zijn. Geen redenering of vertroosten[?]

alleen de kracht van de woorden v. Jezus moet hier ondersteunen.

Schriklijk zijn tog de onheilen die in de wereld gebeuren, een

oogenblik treffen, en dan vergeten worden.

Peu de momens pouvaient me donner une surprise aussi

agréable que lorsqu'allant chez Papa, au jour de famille

ce fut Pauly lui-même qui m'ouvrit la Porte [onl.] di bacco

che [onl.]. Sa femme est plus jolie et charmante que

jamais. Il a déjà disputé col'avunculo Geanni enfin

tout va l'ancien train. Ce qui lui a fait le plus

d'impression ce sont les Pyrénées avec les touffes de

Rododendrum, les cascades des montagnes, les troupeaux, des

bergers Navarrais en costume idéal etc. etc. L'aspect du port

de Marseille doit être bien intéressant. Amphiteâtre de

Nîmes, belles galéries. Maison Camé destinée à un

Musée. Masse du Pont de Gard. Arc de triomphe de Marius.

Beaux restes à Montpellier. Fontaine de Vaucluse

minorque fama. Talma comme Sylla ressemblait

parfaitement à Buonaparte. Soirée littéraire chez

Miss Williams. Un poète lit des stances à ma mère. Un

autre n'étant pas fort bien accueilli dit, Mes dames il

n'y a plus que deux vers. Le Parca leur parut long.


pagina: 30

Idamon (p. Joanny) Médiocre. Made. Maro une Henriette [onl.]

inimitable. Belle décoration dans un mélodrame de

l'effet du vent du désert, Une caravane engloutie

sous le sable. Les petites danaides à la porte St. Martin

dans les quilles on voit les Montagnes. Russes en

Enfer. Bassin artificiel du canal de Languedoc. Grotte

d'Aroy remplie de chauves Souris. L'entrée est difficile.

Une dame demande si les Protestans et les Juifs ne

sont pas la même chose. Les Missionairs Prêchent sur deux

[onl.], l'un le Catholique fait le convertant, l'autre

le Protestant le converti. Lettre de Jésus christ affichée

dans une auberge. Pausse[?] des Françoises. Femmes

qui n'aiment pas les enfans. Les moeurs françoises

non exagérées dans plusieurs petites Pièces du Jour. On

demande s'il y a des promenades en Hollande et on croit

fermement que chacun à besoin d'un bateau pour arriver

chez sa famille ou ses voisins. Éternelle Conversation

de Vin. Indécence des discours et en général, des femmes.

Véracité de l'hermite. Identité de plusieurs de

ses personnages.

Allergenoeglijkst waren de dagen en avonden die ons

het gezelschap v. Claude en Pauly en het genoegen hen nu

im traulichen Kreise weder te zien, veroorzaakte. Zaturdag-

avond hadden wij bij den laatstgenoemden indedaad een

feest. Ik improviseerde over zijn kamer, waarbij dan alle

de Mythologie van het Oosten te pas kwam, en dat vrij wel

gelukte. Voorts hadden wij oesters en lekkere wijn, heerlijke

verlichting vrolijk gezelschap, in het kort, alles wat men

slechts enigszints kan wenschen. Tot laat in de nacht

bleven wij bij elkander. Weinig is het ons vergund


pagina: 31

diergelijke feesten te vieren. Welk eene gedurige

afwisseling van vreugde en droefheid in dit leven. Welke

tonelen. God leer ons tog meer en meer inzien hoe alles

buiten U ijdel is. Gisteren waren P. en M. ook C. hier.

Wij hadden een indedaad belangrijk onderhoud. Ik las

den Cain van dacosta die op Claude veel uitwerking

maakte. Deze twee moeten zich voorzeker eens verstaan

en doen het misschien nu reeds. D.C. was gister bij

mij. Regt genoeglijk was ons onderhoud doch wij hadden

eerst nog een lange en brede Redenering over het Republikanisme.

Ik kan de denkbeelden hierin nog maar niet opgeven.

Strengheid der eerste ordonnanties van de Puriteinen in

Connecticut wegens den Zondag. Nog voor zes jaren wierd

men daar door de ouden der kerk aangesproken en tegen-

gehouden, zoo men des Zondags reizen wilde. Muziek geheel

verboden, zelfs Lectuur van iets anders als geestelijke werken.

Kaartspel als hoge zonde op dien dag zelfs door losdenkenden

gerekend. Puriteinen om de vervolging te ontwijken uit

Engeland geweken, vervolgen op hunne beurt de Kwakers

en verbranden witches. Weinig verspreiding van Litteratuur.

Nimmer hoort men discoursen over dezelve, de verenigde

Staten alle souverein op zich zelve. Vrijheid der drukpers.

Instabiliteit der fortuinen aldaar. In Frankrijk zijn

alle de Royalisten Romantiques, de liberalen Classiques.

Lord Byron zegt dat men de adel aan den handen zien kan.

Denkbeelden van dacosta over het regt van Prescriptie, over

de afstamming als een vervolg van ons zelven, weshalve de

nakomeling hetzelfde recht geniet als de stamvader

indien hij geleefd. had. Deshalve leven wij dubbel zoo in

ons zelven: individueel, als ons geslacht. Anders was de

belofte van God aan Abraham dat hij in zijn Zaad


pagina: 32

zoude gezegend worden, ongerijmd. Ontwikkeling van het

denkbeeld hoe alleen de God mensch vervullen kan de

leemte in alle onze denkbeelden en begrippen, die tot

eene Eenheid opklimmen.

In 't Commercieele kwam er weder eenig droevig vooruitzicht

door de zaak van B.C. welke ik nu echter hoop dat

zig onder Gods zegen nog schikken zal.

De zaak met Wiselius is zoo als da Costa mij zeide

eigentlijk geassoupisseerd. W. zeide niet op mij vertoornd te

zijn, maar op die zijner vrienden welke het woord tegen

mijn Conditie niet hadden opgenomen, door te zeggen dat

er gene oneenigheid tusschen Klijn en hem bestond, hetwelk

hij dacht de Basis dezer Conditie te zijn hetwelk

men hem naderhand zeide, dat geenszints het geval geweest

is, waarmede ik nu hoop dat ook dit geval beslecht is.

Pendant ces derniers semaines plusieurs événemens

ont occupé la renommée je ne veux les noter que simplement

sans m'engager dans des explications plus douteuses encore

d'après qu'on est plus près des circonstances.

Les Ministres Wallons Toutes ses anciennes querelles des

idées de hiérarchie chez les Ecclésiastiques parurent se renouveller

lors d'une nouvelle dispute qui eut lieu au consistoire Wallon.

Lange y désirait une place pour Coquerel on la lui refusa

et voilà Lange et Coquerel non seulement piqués au vif

mais donnant leur démission. Jamais une démarche aurait pu

leur attirer plus de mécontens et d'ennemis. On leur reproche

d'avoir sacrifié à leur amour-propre les intérêts de l'église et

ceux des pauvres. Lange fut reçu on ne peut plus froidement

par des familles qui l'accueillaient jadis avec enthousiasme, les

relations de Coquerel se refroidirent, et l'incrédulité et l'indifférence

se saisirent avec joie de tous les avantages que leur présentait

cette dispute qui finit par à qui cela devait finir en laissant

une rancune décidée dans l'âme de tous les acteurs de la scène.


pagina: 33

19 febr. 1 Uittreksel uit een onderhoud met da Costa

Zijne meer en meer duidelijke voorstelling der drieeenheid, of liever

van de mogelijkheid en de waarheid dat God zich op een plaats meer

bijzonder openbaart. Die God die oneindige almagtige die de Vader

in de Persoon van de Drieeenheid is die onstoffelijke en overal tegenwoordige

vertoont zich uit zijn natuur zelve niet aan den

mensch komt met hem niet in aanraking, hij neemt eenen

naauweren cirkel waarin de mensch hem vatten kan, dit is zijne

vermenschlijking, dit de Zoon. Dus is deze vermenschelijking om dus te

spreken, de concentratie van Gods almagt op een zeker punt waar

hetzelve zigtbaar voor den mensch wordt. Dit verklaart de gehele geschiedenis

van den Bijbel, dit de schepping door het woord, de nabijheid van

God aan de Aartvaders zijne aanwezigheid in het braambosch, in de wolk rots

in de ark, in den tempel tusschen de Cherubinen eindelijk bij Christus in

eene gedurige opklimming. Van daar worden deze plaatsen waar

zich God aldus manifesteerde Jehovah in den schrift genoemd. Van daar

kan de God van hemel en aarde de God van allen en dies meer gemanifesteerd

de God van Israel zijn. Dit denkbeeld van vermenschelijking is

dus geheel met de geschiedenis des menschdoms en zelfs met

onze eigene denkbeelden ineengeweven. Moeilijker is het denkbeeld

van den h. Geest dat ons duisterder blijft, en blijven moet daar wij

de waarheid nooit anders dan partieel kennen en indien

wij dezelve geheel bezaten God zijn zouden. Het O. Verbond leerde

de eenheid van God en gaf wenken van de verschijning van de Zoon.

Het Nieuwe Verbond, geeft ons de uitlegging van den Zoon,

doch is duister ontrent de H. Gt. waaromtrent zich alles

eerst bij de twede komst van Christus verklaren moet. De H.

G. is eigenlijk alleen de werking van God bij ons, hierdoor verklaart

zich alles. Dit was de werking van den H. G. van de Vader die

aan de Grieken hun gevoel voor schoonheid aan de Romeinen

hunne dapperheid etc. gegeven had. Die voert tot het erkennen

van God zoo als Christus zelve tegen Petrus zegt Dat heeft

God u in het hart gegeven. Het is natuurlijk dat daar


pagina: 34

God onder het O.V. zich bijzonder op deze en gene wijze manifesteerde,

de afgoderij niet bestond bv. in het aanbidden in iets [onl.]

bv. de ark zelve aangeboden wierd maar in het willekeurige aanbidden

van God daar waar hij niet was en niet wezen wilde. Van daar

de misdaad van het goude kalf van de altaren op Garizim.

Elk aanbidt en erkent God naar die mate naar het geloof hem

gegeven en kan dus op verschillende trappen de Godheid naderen

daar het gehele Christendom niet anders dan eene gedurig opklimming

is, waar zich gedurig schakels aan God hechten waar door Christus

wij allen in God zijn, zijne Apostelen het naast bij

hem en zoo de anderen in eene oneindige rei van opvolgingen. Hoewel

dus alles eens naar onze vermoedens zalig zal worden zoo is

het daarom mogelijk dat het ware Christendom slechts voor

weinige uitverkoornen gepredikt wierd welke ten alle tijde die

onzigtbare kerk van Christus uitmaken waardoor waar God om dus

te spreken, met de wereld in verband blijft. Christus God zijnde,

kon zal in zijne leer niet in die Compensatie treden die

de zwakheid der menschen misschien mogelijk maakte. Hoewel

hij onze onvolmaaktheid kende zeide hij Wees volmaakt als uw

vader in den hemel, hoewel hij wist dat zulks slechts bij weinigen

zoude gebeuren zeide hij Verkoopt uw huis en volgt mij. Hoewel

zijn genade aan de misdaad vergeving bood zeide hij. Gene

hoereerders zullen in het rijk der hemelen komen hoewel hij

wist dat sommigen hem slechts als mensch en profeet zouden kunnen

erkennen openbaarde hij zich als God. Van daar leert hij het

Ideaal van het Christendom, en nu zijn er die dit bereiken kunnen.

Christus vervult alleen de schriften. Hoe weinig aanspelingen op dezelve

hebben ons de Evangelisten bewaard. En egter verklaarde Jezus

op den weg naar Emmaus uit dezelve zijn gehele leven. Dit alles

kan het geloof geven in de H.G. die naderhand van den Zoon op de

Apostelen nederdaalde ofschoon dezen, gelijk vroeger aangemerkt

wierd, reeds den geest van den vader bezaten. Christus God niet

zijnde, het zij hij de eerste Engel in de drieeenheid is, of

bloot mensch wordt zijne huldiging afgoderij wordt het


pagina: 35

het dopen in zijnen naam, blasphemi. Vragen over de

Existentie van de mensch. Onjuistheid onzer ideen over de ziel

als een op zich zelf bestaand wezen, dat bij den dood van het

ligchaam weder op zich zelve blijft. Neen, zoo als de mensch naar

het beeld van God geschapen is, zoo is ons ligchaam eene soort

van incarnatie van onze ziel gelijk Christus de Incarnatie

van God. Het is een geestelijk wezen, door God bestemd, om

gedurende den tijd van een of van zestig jaar geen andere

indrukken te ontfangen dan door de vijf zinnen, de

dood vernietigt deze toestand en de ziel wordt weder ziel en

bedient zich van zijne geestelijke zinnen tot op den dag

des oordeels, hetgeen wij de opstanding van het ligchaam noemen

de ligchamelijke zinnen teruggeeft, die met de geestelijke

doet ineensmelten en dien heerlijken toestand doet ontstaan

waarvoor ons God bestemd heeft, en waarin wij hem zien

zullen. Consequentie van het Orthodoxe geloof eigentlijk het primitieve

en dit alles bewijs van waarheid voor ons. Daarom word de

Mathesis geloofd om dat zij consequent is. Zij rust op de

onderstelling die wij als waar aannemen dat alle delen gelijk

zijn aan het geheel, en kan dies buiten dien kring niets bewijzen.

Verplichting ieder mensch, iedere gelovige op zijn standpunt te eerbiedigen

Dwaasheid het geloof te willen dwingen hetwelk is de H. Geest

te supponeeren, daar waar Hij niet is. Zonderlinge, door God

geopenbaarde mengeling van goed en kwaad, juist de grote

gaaf op aarde die te kunnen onderscheiden. Ieder mensch heeft

uit zijn oogpunt na zijn redenering, zoo niet geheel, toch zeker

gedeeltelijk gelijk. Zoo de mensch geheel kwaad was, geheel

leugen sprak, was hij een duivel. Wij kunnen egter niet in

die bijzonderheden van anderen treden, of hunne pligten beoordelen,

wij moeten onze pligten volbrengen, en naar ons standpunt oordelen.

Wij beschouwen ons in alles niet genoeg lijdelijk, niet genoeg in

een militaire positie onder het bevel van God. Denkbeelden in

de Joden over de onsterflijkheid, duister doch tog zeker Levendigheid

bij hen van het ons bijna onbekende denkbeeld van het voortleven


pagina: 36

van hun geslacht, zoo als reeds bij Abraham. Dit nog

bestaande bij de Joden, eeuwen na Christus, blijkbaar uit oude

Testamenten vooral van Spaansche Joden, waarin dezen zeggen dat

niet om hen gerouwd moet worden, daar zij nog in hunnen kinderen

voortleven. Grote familles, patriarchale denkbeelden nog bij vele

Joden. Dacosta's aanmerking tegen Schlegel die zegt dat de

Joden alleen het vehiculum van Gods waarheden zouden geweest

zijn eigentlijk ja zoo als de Grieken het vehiculum van schoonheid

de Egyptenaren van wetenschap enz. waren. Doch was het bij

dezen verdienste waarom dan niet bij de Joden? Verdienste is tog

niet anders dan Gaaf van God. De waarheid ligt overal in verborgen

men moet haar egter slechts op de ware plaats brengen. Bilderdijk

developpeert de denkbeelden van da Costa over de meeste stukken

heeft hij egter reeds in zijn jeugd gedacht, en het Christendom

alleen is solutie voor hem geweest. Zijn angst jong zijnde, dat

hij droomde. Zijne overtuiging dat zijn leven slechts kort

zijn zal, doch tot de vaststelling van eenige waarheden zal

strekken. Zijn deel wegens de drieëenheid, dezelve eerst op

theologische Gronden vast te stellen, vervolgens philosophisch

duidelijk te maken, eindelijk historisch te bewijzen. Over-

levering der Joden van Zamira dat de brief aan de Hebreen

aan hen gerigt zijn zoude. Meerder hang van Capadose naar het

Roomsche. Zijn Droom en redenering over de dromen. Toestem-

ming dat zijn werk tot zuivering van den Godsdienst al mogt

het ook gelukken, slechts voor eene Generatie zijn zoude.

Compensatie is menschelijke verdienste in leer en leven. Meerdere

losheid van zedelijke beginselen bij sommige Dogmatici der

valsche explicatie. De geestelijkheid door het beginsel

van verheffing dat in den Godsdienst ligt, misleid zoekt

wereldsche eer en goud is de stand der grootste cupiditeit geworden.

Aanmerking wegens de verschijning van Christus in nederigheid

wel is waar, maar in schijnbare laagheid en

wezentlijke grootheid. Wel is waar waren zijn ouders uit

den stand der handwerkslieden, doch als afstammeling van David

boven velen verheven.


pagina: 37

De storm die in de Welsprekendheid woedde was

niet minder gevaarlijk. Reeds lang was deze inrichting

aan vele gebreken onderworpen geweest, waarbij zich nu

op het laatst de verveling begon te voegen, toen op eens

op eene anders onbeduidende vergadering Jelgerhuis

door een Misverstand de vergadering opende. Wiselius wiens

zaak dit was komt driftig binnen, en zoekt met ene

donderende stem zijn regt te doen gelden. Van beide zijden

wordt een oogenblik gezwegen, doch weldra barst de ingekropte

woede uit. De aanschouwers en leden beginnen er zich

mede te mengen. Dames bezwijmen. Men roept dat

Wiselius de vrouw gemanqeerd heeft. Er wordt gefloten.

Warnsick stelt zich aan het hoofd van een Lijst die

verbiedt om zoo Wiselius de Directie niet verlaat, voor het

gezelschap te bedanken. Da Costa Retemeijer en J. de Vos

schaarden zich aan de zijde van Wiselius. Op nieuw

werd nu de strijd hevig en allen die uit welke reden dan

ook W. vijandig zijn verenigden zich. Eindelijk na

ontzettende twisten groot verschil van denkbeelden en vergaderingen

en comparitien heeft de Directie getriomfeerd, zoo als

zulks steeds geschiedde moet wanneer de eene partij

weet, wat zij wil, de ander maar in vage declameert. Men

heeft de leden om hen te stillen beloofd Juff. Wattier

en de Erfprins in de volgende vergadering te zien et chacun

fut content. Zonderling is het hoe weinig menschen over het

algemeen voor Wiselius gestemd zijn, waarvan ook reeds

zijn dispuut met Sinderus[?] getuigde. Ontzettend moet zijne

drift zijn die dan ook hier weder de grond van het

gehele ongeluk is, en hierbij voegt hij eene onvoorzigtigheid

van handelen, die zijne vijanden niet anders als kwaadwilligheid

kunnen opnemen en waarvan het volgende een staaltje is.


pagina: 38

Montigni Gedurende het vertonen van Alcestis wordt Wis.

door de Vries gecomplimenteerd en vertrouwt aan dezen een

nieuw stuk op stapel te hebben. Deze nieuwsgierig, daar

hij hoort zulks uit de Vaderlands. gesch. is, vraagt daar na

en horende, dat het onderwerp van Karel Erfprins v. Spanje is

zegt hij hem onvoorzichtig genoeg dat Klijn dat ook bewerkt en

raad hem daarvan af te gaan 't geen deze weigert. Na

eenigen tijd ontfangt W. als Secretaris het stuk van

Klijn vindt hetzelve na lezing slegt, zendt het met

een briefje aan de Vries, om de schrijver te raden dit

prulwerk terug te nemen. Deze heeft de onvoorzigtigheid

stuk en briefje aan den Autheur te zenden die met

verontwaardiging het stuk terugzend et voilà la guerre allumée.

Hoe nu ook W. een man van jaren en ondervinding begrijpen

kon dat dit goed opgenomen zoude worden, is mij onverklaarbaar.

Bij Loots heeft de Metselaar den dichter aangepord om

een vaers te maken over de verplaatsing van

drie afgodsbeelden in het Instituut waarvoor men een

steen van Egmond met Dirk 1. zijne vrouw en St. Petrus uit

den weg wilde ruimen. Het behoort zeker niet tot zijn

gelukkigste stukken de Koning heeft er om gelagchen maar

hoe d'admiration of de pitié over die geleerden die

geen budgets kunnen maken waarbij te veel uitgegeven te

weinig ingenomen wordt.

Onder de vereenigingen waarbij de Vriendschap voorzat

was zeker de familledag bij Gied, een der onvergetelijkste. Nimmer

had ik gedacht deze gehele vereeniging waarbij toen Ko Bruin

was, tot de hartelijkheid tot de vereeniging van waarachtig

gevoel en vriendschap te kunnen brengen. Gied was indedaad

verrukt. Hij had een vaers dat voor den 15 bestemd was

geweest en waarin indedaad heerlijk veel goeds doorstraalde.


pagina: 39

Ik improviseerde op het lang door Ko Bruin bewaarde

sujet van Noach 't geen zeker een mijner gelukkigste improvisaties

was, en waarin ik vele van de gevoelens van Da Costa en Schlegel

gelukkig ontwikkelde Papa B. was zelve zoo aangedaan dat

hij opstond en deze regels aanhief.

Heb dank mijn kinderen, voor uw schone poëzij

Gij hebt mijn hart geroerd door uw verhevene klanken

O aangebede vrouw, waarom verliet ge mij

Hoe zoudt ge hen met mij, thans voor hun liefde danken

Zelden heb ik iets gezien dat meer invloed verwekte en

toen Gied daarop eene Conditie ter eere van den Godsdienst

instelde, was ons aller hart heerlijk gestemd.

Omniana Je pourrais donner encore plus de détails

mais je ne veux qu'esquisser rapidement. Les affaires ne

sont pas détériorées, les réunions sont agréables. Une

fièvre qui me prit un jour et qui occassionna une petite

nuvolette avec Pauly fut bientôt dissipée. J'avais eu

tort, je cherchai à le réparer autant que possible. Au

reste rien de nouveau en littérature on parle beaucoup

du renégat en il y a des belles idées mais bien du fatras.

Dinsdagavond was ik bij dacosta die wezentlijk nog

zeer veel lijdt wegens zijn vader. Ik heb de hoofdtrekken van

ons onderhoud opgeschreven. Ene schone gedachte was nog

die dat God juist daarom voor ons oog niet consequent handelde

dewijl wij in dat geval zoodra wij het begin van iets

zagen, altijd zouden kunnen denken in het plan van God te kunnen

voortwerken. Veel spraken wij nog over leven en dood, veel

over het moeilijke van zijn toestand, hoe of ook de

zaak met zijnen vader afliep. Nog geensints kan ik mij

met het denkbeeld van de stichting van een nieuwe

kerk vereenigen.


pagina: 40

Woensdag verhandelde V. Hall over Noordkerk die indedaad

een belangrijk man moet geweest zijn. Hij schilderde denzelven

als advocaat voor de balie, haalde verschillende zijner

uitdrukkingen aan, zoo ter gunste van de verdraagzaamheid

in het verdedigen van Deurhof, als uit de opdracht van de

handvesten van Amsterdam, in den moeilijke tijd van 1748 vervaardigd.

23 feb. waren wij des avonds bij Klijn een heerlijk

avondje met zijn broeder Mev. Moll, H. en M. etc. Een klein kunst-

beschouwing opende de avond die met een vrolijk Souper

besloten wierd. Het succès van den Montigni heeft in dit

huisgezin nieuw leven verspreid en Klijn om dus te

spreken weder met de gewone wereld in aanraking gebragt. Overal

zijn de Bilderdijkiaansche grondbeginselen bij diegenen die

prijs op verlichting stellen de topics of the day J. Retemeijer

verdedigt dezelve met moed, doch zoo onbesuisd, dat hij,

zich zelf meer als iemand aan aanvallen van den anderen kant

bloot stelt, en de vaderlandsche drift van B. Klijn of de

Republikeinsche ondervinding van Claude niet kan doorstaan.

Nu is hij weder dodelijk van Ida, en ieder kan zulks bijna

op zijn gezigt lezen. Ik wensche hem van harte dat hem

dat niet ontgaan moge, doch dit is weder niet voorzichtig

aangelegd. Mev. Moll is eene vrouw van uitmuntend veel

verstand die mij eigentlijk beter dan wel de vorige keer

bij V. Hall beviel. B. Klijn las een stuk over Eigenwaarde

dat, zoo als alles van hem, veel goeds bevat. Wat is

eigentlijk tog Eigenwaarde van den mensch..? Ik improviseerde

vrij gelukkig over Voltaire, misschien minder brillant als op andere

tijden doch ik had nu en dan heerlijke gedachten en

de laatste regel, daar ik op nederkwam, was uit een

goed gevoel gesproten.

De Engelen zullen eens ons melden; ook Voltaire heeft geloofd.


pagina: 41

Feb. 26. Met oom Rah. hoorde ik weder eene leerrede

van Roll. Nog vel ik daarvoor hetzelfde oordeel. Uit-

muntend veel goeds Kristelijk, gepast vloeiend, maar niet

dat treffende, dat verrassende dat ter Borg of Coquerel hebben.

De goede oom Rah. verloor zijn kindje een klein elendig

worm. Hij was regt getroffen. Een braaf best man in het

grote groot, in kleinigheden wel eens klein. Oom v. Heuk.

daarentegen in alles cordaat.

Ik deed eene visite bij da Costa wiens vader gestorven was.

Regt veel zoude ik hierover kunnen ter nederschrijven. O hij had

veel beter veel treffender gehandeld dan ik bij mijne moeder. Met

de joodsche plegtigheden, had hij den Christelijke geest

vereenigd over de laatste drup wijn aan hem ter laving gegeven

den zegen des Christendoms uitgesproken. Als Christen

erkende hij, in de joodsche gebeden, die bij het doodbed van zijnen

vader uitgesproken wierden den waren geest van het Christendom

en zelfs het heerlijke, in uwe handen beveel ik mijn geest.

Toen nu de laatste adem was uitgeblazen kwam de Rabbi

tot alle de leden van het eerste bloed en sneed hen

een gedeelte der klederen open als teken van den ouden

Oostersche toon der droefheid die zich bij de Hoogduitsche

Joden nog met meer onstuimigheid uit. Meer nog heerscht

bij den oosterling het denkbeeld van de droefheid zelfs tot

wanhoop grenzende, bij dood en schijnbare vernietiging. Nu

heerscht dezelve deze toon der bittere rouw in het gehele

huis. Aan gene wereldlijke zaken wordt gedacht. De

gescheurde klederen worden gedragen, gedurende de treurdagen, die

tot aan den Sabbat duren, wanneer de Rabbi zelf de

klederen doet verwisselen niet geschikt om op den dag

des heeren gedragen te worden. Deze klederen mogen tot op

den dag der begrafenis die binnen een of twee dagen

volgt, niet gewisseld worden. Wijn en brood de giften

des hemelschen vaders, mogen tot dien tijd, niet worden


pagina: 42

genoten. Geen rust op de gewone slaapstede mag den

bedroefden verkwikken, zoo lang de ziel van den geliefden

nog in duistere miskenning daarheen dwaalt, dewijl

hij slechts bij de begrafenis naar het verblijf der

eeuwige rust oprijst. Zeven maal wordt het ligchaam

om het graf heen gedragen, gedurig verijzen liederen

en hymnen die van ene vergeving der zonden van ene

oprijzing naar het paradijs der vadren spreken. Dan wordt

de zuivere wijn en zout[?] de treurende weder aangeboden. Doch

nog zijn de plegtigheden niet afgelopen. Nu volgen de

dagen des rouws. De rouwenden zitten op lage gestoelten

als een flauwe herinnering, door zuidelijke hoffelijkheid

meer omhuld, aan dien tijd toen zich hunne vaderen

in zak en assche wentelden. Nu komt de Rabbi tot

hen, om hunne gezamentlijke gebeden voor te lichten

en in te stellen. Alle de Joden, die slechts gerekend

worden een geslacht uittemaken delen in den rouw.

Een maand lang groeit de baard des bedroefden en zelfs na

elf maanden heerschen er nog bijzondere plegtigheden.

Veel goeds heerscht er in dit alles, veel treffender

dan bij ons alwaar het Christendom tot een soort

van Deismus terug is gezonken waar het misbruik

alweder het goede verdreven heeft, want wat tog was

er natuurlijker dan dat zonder de stervenden te ontrusten

de gebeden van eenen geliefde leeraar rust, bemoediging

en hoop op onsterflijkheid verspreidden [onl.] dC.[?] was

het dan ook niet op den lijdenden, ten minste op

de omstanders eenen gezegenden invloed zou hebben. Ontzettend

groot is echter het onderscheid tusschen den geest

van dit Jodendom en dien van het Christendom doch ik

spreek hier niet over het werk van God maar over dat van den mensch.


pagina: 43

Ik zal misschien nog wel eens zoo God mij het leven

geeft, gelegenheid hebben op dit alles terug te komen

want alles wat ik hier denk kan ik niet uiteenzetten.

27. Heerlijke familledag bij Henry, geheel onder ons

eerst Astronomie over een Tellurium van Lau toen

een wezentlijk hartlijk gesprek, Discussie zonder

Dispuut, hartelijk, broederlijk wij kwamen over godsdienstige

onderwerpen en als door eene Goddelijke leiding

kwamen wij over Christus, over zijn wonderen te spreken.

Gid. was oneindig beter hierin dan ik ooit had kunnen

verwachten. Nu vroeg men mij met aandrang of ik

nimmer over alle die waarheden, met da Costa gesproken en

het onderhoud nam ene dubbel belangrijke houding.

God, u zij eer en heerlijkheid. Ook hierover zoude ik

nog veel kunnen zeggen. Maar ik heb mijn hart

dezen morgen in eenige regels aan da Costa uitgestort

waarin ik hem kracht en moed wensche tot het

grote doel dat hij op aarde nog moet volbrengen.

Litteraria Wij hoorden Muller in de Maatschappij over

den vijandelijke Geest van het Islamismus tegen het Christendom.

Dezelve behelsde veel goeds hoewel misschien het oogpunt niet

nieuw nog nodig te bewijzen was. Het belangrijkst waren

vele aanhalingen uit de Alcoran die tog indedaad in

een treffende stijl gesteld zijn en verschillende Anecdotes zoo

als ook de Constitutie van Omar wegens de Christenen. De

denkbeelden over het Character van Mahomet waren

meestal uit Gibbon genomen.

Prof. den Tex heeft in Felix gesproken over de staatkundige

grondbeginselen van Plato, eenigzints geïdealiseerd uit de

school van V. Heusden, M.C. van Hall heeft over Kantelaar

gsproken. De zaak v. Wiselius in de Welsprekendheid is geschikt,

er schijnt egter tegen dezen man een sterke tegenstelling

in de publieke opinie te heerschen.


pagina: 44

Maart 1. Les jours se suivent et ne se ressemblent pas.

Nieuwe betrachting en ontdekkingen wegens ongelukken

van 1820. Diepe Bedroefdheid en een soort van nederslagtigheid

aan wanhoop grenzende. Doch ik heb tot God gebeden

mij vertrouwend tot hem gewend, en weet dat hij kruis

en kracht kan geven. Ik hoop dat deze aanval die

beide ligchaam en ziel schokte, te kunnen doorstaan en,

met Gods hulp, overwinnen.

Mt. 3 Met ontzettend veel genoegen beleefde ik dezen

dag, die mij weder zoo vele nieuwe inzichten in alles

gaf, en mijn gemoed zoo ophelderde. Ik had gebeden en troost

na kracht ontfangen niet direct maar alles zoo indirect

hartelijkheid van vrienden, liefde van mijne vrouw gedurige

heerlijke opbloeiing van mijn kind, dit waren voor mij

de tolken des hemels. Na eenige uren in onderzoek lectuur

en aangename herinneringen doorgebragt ging ik naar Da Costa

ik vond hem wel is waar nog treurig, maar er was eene

zachtere en levendiger gesteldheid bij hem opgekomen er

was een gevoel van rust, na dat rusteloos kampen met alle

die kleine omstandigheden en onaangenaamheden 't geen

hem in de laatste tijden zoo bezwaard had. Heerlijke

denkbeelden ontfing en wisselde ik toen nog over alles, doch

de tijd heeft reeds weder veel van het piquante en Saillante

terug genomen en er blijven nog weinig trekken scherp

genoeg over. Cappadose was ook aldaar. Van de eene

zijde vreesachtiger van de andere angstvalliger dan

Da Costa had hij zijne opvolging van de joodsche plegtigheden

bij den dood van zijnen vader misprezen. Hij is scherp

Metaphysicus denkt nog fijner als dacosta, niet zoo

bezield. Bij hem is alles nog sterker één. Hij had Bilderdijk

gesproken nog in volle zielkracht. Bilderdijks zucht om bij

vriendschappelijke bijeenkomsten onaangenaamheden te vermijden.


pagina: 45

Zijn gezegde over de Voorzienigheid, aangehaald in de

noten op zijn mengelstoffen. Getergd zijnde door iemand die

hen zeide dat dan tog eene Constitutie wel de beste regerings-

vorm is, antwoordt hij ja indien zij zich zelve vormt.

Meer dan ooit wierd ik nu van de waarheid van het

geen men Drieeenheid noemt, overtuigd van God als oneindige

bestaande God zich openbarend. God werkende op de menschen en

nu begint zich mijn denkbeeld wegens dit meer dan ooit

te vormen. Hierbij voegt zich nu nog de aanmerking dat

het gewone spreekwijzen waren geheel Joodsche, die de

Zaligmaker gebruikte, dat zijne Parabelen meestal bij de

Rabijn en gevonden wierden zijn laatste uitroep aan het kruis

een Syrismus was, en dus God zich geheel in de Natuur

van eenen Jood van dien tijd verplaatste. Was dus

Christus slechts een profeet, een groot man geweest, dan

had hij zich boven dit alles kunnen verheffen in alles oorspronkelijk

zuiver van taal en begrippen zijn, doch nu kwam het alleen

op de applicatie van alle deze joodsche begrippen aan. Ontzettend

veel spraken wij nog over het ongepermitteerde van Proselyten-

makerij hetwelk om dus te spreken eene aanmatiging is,

die alleen Gode toekomt. Hij zelfs stemde in, dat ik

mij met de politique beginsels niet moest inlaten. Mijn

denkbeeld over Bilderdijk beviel hem uitmuntend. Heerlijk

waren deze uren. Bijna dronken van genoegen kwam ik te huis.

Des middags hadden wij bij de gelegenheid van de Bespotting

en Geesseling van Christus een heerlijke preek v. ter Borg. Hij zeide

dat de Vader die zijn kind de liefde van God verhaalde,

hem tegelijk op een beeld van die liefde de vrugtdragende

boom de koesterende zon wees. Zoo was ook in de onderwijzing

van God aan de menschen leer en beeld altijd vereenigd. Zoo leert

Christus eene onzigtbare albestierende magt, en beveelt over de

stormen, spreekt over de opstanding der ligchamen en verrijst zelve met

het graf van de onverderflijkheid van ons ligchaam en verschijnt in zijne


pagina: 46

opstandingen, van de woningen van zijn vader en rijst

ten hemel. Dit nu toegepast Zoo was zijn stilzwijgen

gedurende het bespotten en beschimpen het beeld van het

koningrijk des hemels. Juist deze bespotting van aardsche

grootheid, toonde hoe weinig hetzelve tot deze wereld behoorde

en ook dit zette hij in verschillende bijzondere afdelingen uitéen.

Naderhand hadden wij een heerlijke avond bij Pauly met

Claude. Zijne uittreksels uit de Americaansche Papieren Wetten

in de Zuidelijke provintien waardoor de slaven

geen onderwijs mogen genieten. Poenal et cetera in de Ohio

Provintie op het uitrukken van een oog en gesteld. Aankomst

van onzen Claudio in deze Provintien in de Nieuws-

papieren gemeld.

M. 5 Een genoeglijk onderhoud bij Groot. de Vos met Schimmelp. Weinig

menschen ken ik, wier onderhoud indedaad belangrijker zij.

Ontzettend is zijn Geheugen hij reciteerde nog uit Lucanus

die passages waarin hij de staat van Rome ten tijde der

Burgeroorlogen beschrijft, voorts het begin van zijn Pleidooi

ten voordele van de Heren Bikker etc. die aan het defensie-

wezen van Amsterdam voor de omwenteling van 1787 4/C/M

geleend hadden, en waarin hij de naam van de Bikkers

dien de stad eens beloofd had, tot in hunne nakomelingen

te zullen belonen regt goed te pas bragt. Dat pleidooi

wierd gewonnen. Zijn verdediging van Baars en Kuitenbrouwer

beschuldigd eenen Oranje schreeuwer gedood te hebben. In

Parijs hoort hij Gianni, dikwijls bij eene Genueesche hertogin

alwaar hij zich toen bevond improviseren, doch nimmer

in Metrum. Zijne kennis met Necker en achting voor dezelve.

Deze verzoekt hem met zijne dochter over het deelnemen

in Americaansche Acres te spreken. Schim. komt aldaar

en wordt daar zij de ministre d'Hollande niet wil laten

wachten in haar vertrek geleid waar zij in profond

zit en aangekleed wordt. Mad. de Staal toen ultra


pagina: 47

sentimenteel ook nog al als liefhebster bekend doch

nog geen sporen dragende van die kracht in denkbeelden

die zij naderhand ten toon spreidde. Hij dineerde dikwijls

met Delille vergelijkt dezen bij Feith, zuiverheid en bevalligheid

doch gene zeer hoge vlugt. Hij reciteerde egter uitmuntend

daar Feith, om dus te spreken, zijn vaersen scandeert.

Zucht van Napoleon ieder altoos iets onaangenaamts te

zeggen. Hij zegt aan de Prof. te Leyden dat alle

regtsgeleerdheid behalve het Code Napoleon dwaasheid was

waarop de oude Prof. van der Keessel zeide, dat hij hem

altijd voor een groot man gehouden had, nu echter zag

dat hij maar een breteur was. Verh. van Schimmel in Concordia

tot verdediging van Machiavel Van Vommer en Viglius Zucherus

van Ayta, etc.

M. 7. Enfin la fameuse réunion chez le grand-oncle Rete-

meyer prévue depuis vingt-cinq années du moins et

provoquée par des épigrammes sans nombre eut lieu. Nous nous

y rendîmes en grande tenue la padrona di casa savait

fort bien prendre le ton qui lui convenait. Outre les

habitués de notre jour de famille, il y eut un M. [onl.]

jeune médecin qu'on dit avoir du talent mais qu'on

trouva qu'il est bien difficile d'avoir des pratiques dans

une ville où il y a une si grande abondance de medicins.

Mlle. Rike soeur de la belle Mad. Houtmann et le jeune

Ebersbach comptant s'embarquer pour les Indes. C'était

donc une société à demi familière et on se connaissait presque

pas d'un autre côté. Il y eut profusion de plats, du bon vin

mais la gaieté bruyante qui accompagne notre jour de famille

manqua. La tante era leggiadria, spirituelle assez mais

cependant ce n'est pas ce que je désirerais dans une femme.

Passe pour tout cela. J'admirai l'instabilité des choses humains

l'oncle Jean, après tant de sermons alla tavola di

sua zia, enfin ecco il mundo.


pagina: 48

Avond bij Muller. Heerlijk was de volgende avond dien

wij bij onze goeden Müller doorbragten. Ik vond aldaar Warnes

met zijne jonge vrouw vroeger gouvernante bij Jer. de Vries, wier

uiterlijk zeer voordelig is. Barend hulshof en zijne vrouw een

man van veel leisure en lectuur scherp en snedig in

oordeel, epigrammatisch in zijne antwoorden, en die het

gheen hij leest, zeer goed schijnt te digereeren. De goede Muller

broeder van onzen Samuel, die ook veel gevoel bezit en door

de rampen van eene ongelukkige liefde gefolterd wordt, eindelijk

zijn zuster de vrouw van Robbert op zoo vele wijzen beproefd

en tot een soort van godsdienstige exaltatie gebragt. Het gesprek

na veelvuldige zeer belangrijke onderwerpen aangeraakt te

hebben, kwam op de improvisatie, en ik behandelde eerst

de jagt, vervolgens Schiller. Het laatste viel gelukkig uit.

Muller was verrukt en kon moeilijk zijne aandoeningen

bedwingen. Ja, waarachtig ook hij heeft de behoefte eener

hoge wereld en moet eens ook als christen nog meerder

als thans zijn. Tot herinnering van den alleraangenaamste

avond, stukken en leven van Schiller mij door hem en

zijn broeder ten geschenke gezonden, en het welk met het daar-

bij gevoegde briefje mij steeds aan een van die

alleraangenaamste oogenblikken zal herinneren welke

mij de Improvisatie immer gaf. Er is tog altoos bij

de Duitschers iets dat spoediger tot enthousiasmus

overgaat, doch hunne vereering voor hunne grote

mannen valt, zoo als ik dat uit het leven van Schiller

nog bemerkte spoediger in een soort van idolatrie dan

zulks bij ons geschiedt, waar slechts weinigen gelijk bijv.

Borger en Tollens de afgoden der eeuw genoemd kunnen worden.

Jammer dat Muller dat hartelijke dat verhevene

dat hij in het gewone onderhoud bezit zoo weing


pagina: 49

in zijn leerredenen overbrengt waarin altoos eene zekere

eentonigheid heerscht en met de beste inzichten in de wereld

en eenen zeer goede stijl, gene bijzonderheden heerschen die de

aandacht opwekken en naderhand naverteld kunnen worden. Zoodanig

was het geval met de preek die ik Zondag de 10e van

hem over de woorden van Jezus tot Joannis aan het kruis

hoorde. Geheel anders is het met Ter Borg. Ieder keer

dat ik zijn leerrede bijwoon worde ik daardoor meer getroffen.

Zonder in leerstukken te treden, drukt hij zoo volkomen de denkbeelden

van da Costa uit. Zijn leerrede van dezen morgen over de

laatste woorden van Christus aan het kruis waren treffend.

Zijn uitlegging van het Eli Eli sabbachtani was deze dat

Jezus deze aanhaling uit den 22e Psalm slechts gebruikt

had om aantetonen, hoe hoog toen ook de nood bij hem gerezen

was, hoewel ondertusschen de denkbeelden van troost die in denzelfden

psalm heerschen, even levendig bij hem waren. Hij stelt

deze uitroep voor als een bewijs door Jezus gegeven, hoe zeer de

schriften waarmede hij zich, sedert zijne eerste jeugd zoo gemeen

gemaakt had, met zijn geheel aanzijn inééngesmolten was, en

hoe een dergelijke aanhaling aan hem voegde, die reeds

op zijn twaalfde jaar gezegd had dat dit zijne lust was de dingen

van zijn vader te onderzoeken, en die eenige jaren erna, slechts

door de woorden er staat geschreven den Satan voor zich

had afgewezen, treffend waren vooral zijne aanmerkingen

over Het is volbragt hoe alle banden die hem nog aan de

aarde terughielden, eerst moesten wijken, eer hij die woorden kon

uitspreken, hoe dezelven toonden dat de laatste gedachte die

hij op aarde gehad had, het volbrengen van dit grote werk geweest

was. Ook in zijn toespraak waren heerlijke en troostende

denkbeelden en weinig Godsdienstoefeningen heb ik met meer

stichting bijgewoond dan deze.


pagina: 50

Genoeglijk was de omgang met Vrienden en Bloedverwanten

en de familledag bij Tijs wierd met meer dan gewone

hartelijkheid gevierd. Ik improviseerde bij gelegenheid

van de eerste verschijning van Josua Bruyn op dezelven. De

goede oom de Clercq nam hartelijk deel in de vreugde, wierd

vooral door dit blijk van opmerkzaamheid getroffen. Weinig

vermoedden wij toen dat wij nog in het einde van dezelfde

week bezorgd over zijnen toestand zijn zouden. De Podagra

waarvan hij sedert lang geenen aanval leed, schijnt zich

op fijnere delen verplaatst te hebben. Ik heb menschen zien

sterven met welken mij heiliger banden zamenvoerden

en egter bekenne ik dat zijn afsterven mij veel, zeer veel

zoude kosten. Wat ook zijne zwakheden zijn mogen zijn

hart is zoo uitmuntend wel geplaatst. Zedert eenigen tijd

waren wij zoo regt genoeglijk, en hartelijk met elkander.

Over de gebeurtenissen van 1820 is nimmer eenige wederzijdsche

klachte onzen lippen ontvloeid. Hij heeft het zoo hartelijk

goed met Mama gemeend, en wij hadden hem in dit

opzigt nog zoo veel te vergelden. Moge de goede God hem

doen herstellen hij de laatste van de broeders

en zusters van onzen goede vader. O ik gevoel thans meer dan

ooit, het geen wij aan onze goede Mama missen. Hoe dikwijls

heb ik reeds naar haar toe willen gaan, om haar het

een of ander medetedeelen. God hoe snel verdwijnen

gehele geslachten op deze aarde, hoe veel ouder voelt men zich

ieder oogenblik, en welke verpligtingen rijzen er niet om

zich voor de toekomst te bereiden, verpligtingen die wij altoos

zoo gebrekkig volvoeren.


pagina: 51

Vier avonden bragt ik in den loop dezer beide weken met

da Costa door. In de eerste grammatiseerden wij braaf en

vervolgens begon onze vriend weder wat te aberreeren. Een der

belangrijkste bijzonderheden van dien avond was, dat ik

toen leerde inzien, hoe gelukkig mijn huwelijk was, hoe

de mindere openhartigheid dat meer geretireerde van

mijne vrouw, juist datgene was waarnaar duizenden vergeefs

verlangd hadden en met vernieuwde dankbaarheid keerde ik

te mijnent terug.

Op eenen twede avond waren onze etudiën nog belangrijker. Ik

dwong hem toen bij zijn stuk te blijven en heerlijk waren de

denkbeelden die hij mij toen gaf over de oorsprong der talen. Met

een heerlijk genoegen lazen wij te zamen dat onovertrefbaar

afscheid van Hector en Andromache zeker een der

verhevenste brokken, die de oudheid ons naliet.

Niet minder genoeglijk was de avond toen hij bij ons was,

toen hij met een kalmen maar bezielden blik de schrift opsloeg

en onder anderen het eerste kapittel van Johannes' openbaring met

ons naging. Alles is licht, waar hij de blikken wendt

en zoo hoorde ik nog nimmer over diergelijke onderwerpen spreken.

Eindelijk gisteren gingen wij nog eens den gehelen loop onzer

kennismaking en vriendschap door, van het eerste ogenblik af,

toen ik hem zijne lierzang over het treurspel hoorde voorlezen

tot aan alle die belangrijke gesprekken die wij te zamen hadden

over zoo vele punten van het hoogste belang. En nu bewonderen

wij, die gedurige opklimming, die aaneenschakeling der

gebeurtenissen, en den draad die door alles heen loopt en

alle onze woorden, gesprekken, en ondervindingen als een snoer koralen

aan elkander rijgt daar dit alles toont, dat wat men hier

toeval noemen moge, alles ontwikkeling, alles voorzienigheid

is...


pagina: 52

Ik had reeds vroeger eenige woorden nog beloofd over mijne

goede moeder. O mogt het mij gelukken de trekken die mij wegens

haar voor het oog zweven in eenige[?] denkbeelden zamen te vatten in

Waar spreidt zich tog die deugd, in 't vrouwlijk hart ten toon

Dien Gods genade erkent met onverderflijk loon

'T is als het kampend hart steeds met zich zelf te onvrede

Geen zelfvoldoening oogst in 't worstlen hier beneden

En lijdt in 't duisternis maar uitziet naar het licht

En eigen deugd mistrouwt, schoon offer van zijn pligt

Zoo waart gij diezelve vrouw die 'k zints mijn prilste dagen

Die achtbre huwlijks band met zoo veel trouw zag schragen

Van geen gevaren wist waar moederpligt gebood

En smekend om herstel het krankbed nooit ontvlood

Der panden aan uw hart, zoo dierbaar als het leven

Dra zaagt g'er reeds voor u Gods hemel binnenstreven

Ik zag hoe ge een echtgenoot den troost der liefde bood

Tot gij die trouste band gescheurd zaagt door den dood

Ik zag u met Christen moed de kelk der scheiding legen

'K zag u met vertrouwen door geen rampen neergezegen

Tot 't lot des handels ons die schatten had ontroofd

Waarop de stervling steunt, schoon hij aan God gelooft

Nu achtingswaard als vrouw, als moeder eindloos teder

Vond Lina aan uw zij de zorg der moeder weder

Ontzettend zagen we u van 't kinderhart gerukt

Zacht werd het spook des doods op uw gelaat gedrukt.

Gezegend blijft gij ons. Nu ziet gij 't al verdreven

Die twijfel door 't verstand vaak nog in 't hart gedreven

Thans dringt de zekerheid van geestlijk aanzijn door

O geev des hemels gunst der kinderen beê gehoor

Dan treed uw beeld en dat van den geliefden vader

Ons in de laatste stond in vollen luister nader

En voer ons naar het huis door Jezus ons bereid

Daar waar aanbidding heerscht geloof, en eeuwigheid.


pagina: 53

Maart 31 Met regt veel genoegen ja met dank-

baarheid en verrukking, woonde ik heden het Avondmaal

bij. Onze voorbereiding was nimmer zoo treffend. Zoo

ten eersten, door eene Leerrede van Ter Borg Kinderkens

blijft dan in hem waarin hij zoo uitmuntend de noodzakelijk-

heid uiteenzette om indien wij in hem blijven wilden

alle zaken te beschouwen als behorende tot het huis onzes

vaders. Voorts een bezoek van da Costa. Hij was

helder, liefderijk, zoodanig, als ik hem zoo gaarne zie.

Hij sprak over de Hozanna's eindelijk over het doel

van het Avondmaal, en stelde meer daar in dan wij

gewoonlijk plagten. Met hartelijke deelneming begaven

wij ons tot deze plegtigheid, geschikt om ons naar

ligchaam en ziel te versterken. Moeilijk is het den

juisten indruk, van die plegtigheid uit elkander

te zetten, doch ik dank God dat hij mij dezelve

zoodanig deed beleven. Mogt al dat goede dat ik

heden voorgenomen heb, zich met gods hulp bevestigen,

mogt vooral het beeld van Christus levendig in mij

blijven, mogt ik in alle daden denken hoe weinig ik

zijne liefde waardig ben, wanneer ik niet wel

handel, hoe laag het is te zondigen als de zonde

zulke onmiskenbare, noodzakelijke gevolgen met zich

voert. God nimmer heb ik dit alles zoo als thans

ingezien. Mogt dan toch zulks levendig in mijne ziel

blijven Mogt ik afnemen in hoogmoed en eigenwaan

maar vooral toenemen in onwrikbaar geloof in U

en in Uw Christendom. Ik bid hierin van harte uwen

almagtigen bijstand af.


pagina: 54

Deze week bragt niet veel belangrijks voort. Ik

zocht zoo veel mogelijk de heerlijke beelden van Zondag

mij voor oogen te houden, het geen nu meer dan minder

gelukte doch ik voel mij nu weder met nieuwen moed

bezield. De Leerrede van ter Borg op den eerste Paaschavond

was weder uitmuntend. Hij beschouwde de verschijning

van Jezus aan Maria, als de ontwikkeling van de heerlijkheid

die buiten de aarde is, waardoor ten 1 hoge vreugde verspreid

en alles wat donker in het leven van Jezus was opgehelderd

wierd, ten 2 licht over de graven onzer geliefden oprees en eindelijk

eene vrolijke en blijmoedige zekerheid over onzen wandel verbreid

wierd.

Verder waren er nog al bezigheden van meer of min aangename

aart, nu de waarneming van het Presidium voor de eerste

maal, dan het trekken met Huidekoper, lang de huizen der

zonen van Menno ter verzameling der liefdegaven, eindelijk het

zwoegen over de rampvolle balance van 1820. De zaak [onl.]

eenig andere omstandigheden gaven mij weder oogenblikken van aller-

onaangenaamst gevoel doch God kan kracht en troost geven.

Een avond bij da Costa was weder heerlijk schoon hij niet

zoo goed gestemd was als de avond bij ons. Eene met Claude

leerde mij dezen zoo geheel waardeeren als ook alles wat

hij voor mij is. Tot diep in de nacht duurde het aller-

aangenaamst gesprek door. Zoo iets zoo getuigt het briefje

van hem ontvangen, van de uitmuntendheid van zijn hart.

Een groot pranzo bij H. en M. mislukte eenigzins. Tanta R.

kan mij maar niet bevallen. Men vond mij niet vrolijk

genoeg, ik Henry wat piquant. En nu met moed weder verder

wij hadden heerlijke huislijke avondjes. Lina was

allerliefst.


pagina: 55

Maandag 8 2e Paaschdag. Eine der angenehmste

kleine Freundschaftsfeste welche wir seit lange feyerten.

Claude hatte eine Paté Pauly einige Flaschen Wein mitgebracht.

Auch Henry und seine Frau, waren dort. Das Discours war recht

unterhaltend und angenehm ohne so ganz im tollen zu fallen.

Auf einmahl erschien Da Costa unerwartet und dessen ankunft

war in vielen Hinsichten merkwürdig. Nu moest hij ook

aanzitten, ook een glas lafette met ons drinken en men begon over

allerlei zaken te redeneren. Pauly maakte caricaturen en liet de

zaak lopen. Claude hield stand maar kon toen men op het denkbeeld

van taal, van gevoel, en van zoo vele zaken, die mij nu reeds geheel

duidelijk zijn, aankwam niet veel antwoorden. Da Costa las

zijn Gevoel voor en vervolgens op verzoek van Claude zijn Israel. Dit

was Merkwaardig. Margo was getroffen. Mimi zeide 'T is een

engel van een Joodje, doch toen hij het Israel voorlas zeide zij

Nu dat is te akelig dat kan ik niet met genoegen horen

daarop doelende dat da Costa een vreemdeling in de waarheden van

het Christendom was. Ik zocht haar deswegen gerust te stellen.

Ik improviseerde op de bel van Gerrit en kwam op dezen hetgeen

natuurlijk mij verder bragt dan ik wenschte en voor de

goede Henry en Mimi al te aandoenlijk wierd. Da Costa zeide mij

naderhand dat dit het minste was hetgeen hij sints lang van

mij hoorde. Zoo gaat het altijd als ik personeele onderwerpen behandel.

Het was Zonderling hoe toch allen voor da Costa een groten

eerbied hebben. Zijn Character verdient zulks zoo geheel, en hij

is wezentlijk in gezelschap zoo beminlijk, weet ieder zoo

wel t'intrigeren, door op te nemen hetgeen in waarheid in

hunne uitdrukkingen ligt, en vleide zelfs de eigenliefde v. Pauly

eerst wegens zijne Caricaturen, naderhand wegens zijne [onl.]

dit had da costa egter beter kunnen opnemen.


pagina: 56

Dingsdag 9. S'avonds souper bij Abrah. en A. Fock met de

famille Sindrau[?] Ziedaar nu een man van eenen geheel

verschillenden stempel dan onze gewone kring. Zoo echt Amsterdams

luidruchtig, doch vriendschappelijk. Hij had gewenscht mij te zien.

Nu dit was natuurlijk al een goede recommandatie. Wegens

de vroegere geschiedenis v. Amsterdam geloof ik dat hij veel

belangrijks weet. Hij heeft veel ondervinding v. Practijk

zoo het schijnt ofschoon misschien niet de wijsgerige blik wegens

denzelven. Ik improviseerde over de Nederlandsche Vrouwen en

het heilig Verbond het laatste vooral goed. Doch eerst moet dit

bekend zijn, dan eerst kan men het als middel gebruiken

daarmede iets te werken.

Woensdag 10 Eene bijeenkomst bij Grootv. Retemeijer die nog

al tamelijk gelukkig uitviel waarin Jan ons zijne geliefde voor

het eerst te zijnent presenteerde. Jan is een allerheerlijke beste

jongen maar te openhartig en die als het kind van Horatius

dat het geen het zelve den eenen dag verkiest op den anderen

dag weder verwerpt. Zijn Meisje is lief staat egter niet na

mijn inzien op de hoogte van de drie boissevaintjes. Wij hadden

eenen genoeglijken middag, vrolijk zonder dat al te luidruchtige

dat dikwijls bij het nadenken zoo geheel aangenaam niet is.

Requête concernant les grains. Déjà longtems et je crois en avoir

noté qq. chose j'avais été occupé avec Mess. A. Willink, D. Rahusen

et Schluiter une mémoire pour prouver au roi s'il était possible

toutes les suites fatales qui pourraient résulter d'un décret

quelconque qui tendrait à gêner la libre accumulation et importation

des Grains. J'avais admiré la sagacité du premier le bon

sens du second de mes collaborateurs et je m'étais bien souvent

impatienté des longueurs sans fin du dernier. Nous avions

d'abord gardé notre manuscript pour nous, dans la conviction

que nous avions, que le roi partageait entièrement nos

principes, et que s'il avait mis cette affaire dans les


pagina: 57

mains d'une Commission, ce n'avait été que pour la soustraire

aux délibérations des états Généraux 2 chambre. Cependant après avoir

lu la nouvelle que le Roi viendrait ici, nous résolûmes d'après

les avis de M. Roell président de la Commission et surtout de M. Boetzelaar

de nous adresser à lui. Nous convoquâmes donc les négocians au

Denh. et en effet cette assemblée présidée par M. Willink eut les

résultats les plus unanimes. Personne ne s'opposa à nos idées, deux

petits négocians du marché furent les seuls qui crurent que la

Signature nuisait à leurs intérêts. Hooy refusa de signer par le

motif de Philantropie mal entendue, croyait qu'on ne pouvait refuser

du secours aux laboureurs et ne jugeant pas que le commerce

avait souffert bien davantage. Le projet fut d'ailleurs adopté

unanimement et signé par environ 70 personnes et qui plus

est, cette mémoire dont je n'avais rien attendu me procura

à la bourse une réputation très flatteuse et ce que je n'avais cru

n'être rien sous le rapport littéraire eut peut-être plus d'effect

qu'aucune autre production. Voilà les chemins de Dieu. Puisse-

je seulement me rendre digne de ses bienfaits infinis. Nommé

avec la commission chargée de présenter cette requête au roi, nous nous

rendîmes [onl.] pour la première fois à l'audience et pénétrâmes enfin.

Le roi nous accueillit avec plus de bonté que de majesté. Il

a quelque chose de prévenant qui nous enhardit, mais rien d'élevé

dans la physionomie. Il nous dit plusieurs choses qui prouvaient

qu'ils s'était beaucoup informé de l'affaire mais qu'il ne comprenait

pas encore assez où le noeud nous tenait[?]. On lui avait dit

d'un côté que l'on faisait des expéditions pour le Portugal de

l'autre que des bateaux de grains étrangers avaient passé

la Meuse ce qui n'étaient tous deux que des exceptions et

prouvaient tout aussi peu pour la grande chose l'un que

l'autre. Nous eûmes la satisfaction de voir notre maxime

approuvée par les uns et les autres, blâmé par peu et

nous espérons que le roi restera dans les bons principes.


pagina: 58

Handel Deze geeft mij tegenwoordig bijzonder veel werkzaamheid

en rozen in zoo verre, als te vredenheid van onze Correspondenten en

vermeerdering van affaires zulks doen kunnen doch ontzettend is

van de andere zijde die gedurige daling en dat weinige uitzicht

op een eindelijke beterschap, niettegenstaande de Speculanten

elkander gedurig voedden met de hoop in eenen oorlog in het

zuiden, doch het schijnt juist niet dat de Pruissen[?] zich

verhaasten de Donau over te trekken en schijnen dezelve in en

om de Proet te blijven. Welke de gevolgen van te sterk opgehoopte

toevoeren in deze lente, van de gedurige westenwind etc. waren

is in mijne berigten van deze maanden te zien. Ook ontbrak het

niet aan angsten; doch God geeft kracht.

Een alleronaangenaamste gebeurtenis welke de bezwaren

van de handel sterk vermeerderde was het inzinken van het

O. I. huis voor enige jaren door Cruys & C. gekocht en geheel

met graan belegd. Aan de beurs werd er Zaturdag de 13 over

gesproken en reeds des avonds was het gebouw in elkander

gestort. Op de volgende ochtend viel de muur van het midden-

gedeelte en de toren ook in elkander. Slechts een man

bezweek er onder de puinhopen dat een allerbeklaaglijkst gezigt

opleverde. De schade werd op Ca. f 300.000. getaxeerd. Groot

was de ontsteltenis, groot de gelegenheid tot onaangenaamheden

de vermoedens etc. doch alles liep nog vrij rustig af, daar

er nog op denzelfden dag een Commissie benoemd wierd om

met de genen welke de koning door de Heeren Bendt en Wilson

deswegens verwittigd, daartoe had benoemd, de nodige maatregelen

te nemen. De tweede helft van het gebouw schijnt nog rustig

te blijven staan en reeds is het grootste gedeelte van de granen

afgedragen geworden, doch er is nu weder zolderruimte

vereischt geworden en aan bemoeiingen en zorgen is er voor velen geen

einde en waar zich twee menschen ontmoetten gedurende deze week

spraken zij over het Oostindisch huis.


pagina: 59

Een alleraangenamste avond bragt ik met mijn vrouw bij

da Costa door. Wij wierden hartelijk ontfangen. Zes uren waren

in een oogenblik voorbij gevlogen. Homerus, Grammatica, en tevens

Letterkunde. Zijne hymne op de voorzienigheid misschien iets

te metaphysisch, mijn improvisatie over Geloof, hoop en liefde en

deze vooral. Lang zoude mijne optekening worden wilde ik over

alles uitweiden. Hij is een best waaracht heerlijk mensch. Die

harde onverdraagzame trek wilde ik er gaarne uit hebben doch

ook die is zeer zeker nodig, om den gehelen da Costa uittemaken.

De Maatschappij eindigde hare zittingen op eene luisterrijke wijze

Maurits Cornelis zeide eenige kleinigheden op, juist niet van bijzonder

belang; de Ode aan Graphuis over Montigni. Barend Klijn. Zijn vaers

aan Keizer, zijn vader op zijn verjaardag. Voorts op de stads scholen.

waar indedaad veel goeds in was. Is dat nu dat stuk tegen

Bilderdijk. Ja beste man, ik wil ook, zoo gaarne vrede en eendragt, doch

laten wij geen tweespalt zaaien, denkende tweespalt te vermijden.

Loots gaf eene mijmering. Nu dat was dan ook indedaad mijmeren

heerlijke beelden maar volstrekt geen eenheid, geen punt van

vereeniging van denkbeelden. Op het diner ging het ook levendig toe.

Tollens wierd in het vaers van een ongenoemden gehekeld. Loots zong

de vrouwen en de kaas. V. Dam v. Isselt regt door zee. 'S Gravenweert

scheen opgeruimder dan voorheen. Ko Bruin verhaalde Phaetis val.

Door een toevallige afspraak met J. v. O. Bruyn geraakte

ik aan het improviseeren. Beste goede Moeder had gij dit mogen

bijwonen. Nu, moge ik het eens in den hemel voor U doen.

Onder de door de dames opgegeven sujetten waren er ongelukkig

De verrassing, de edelmoedige. Gelukkig trok ik, de dood v. Socrates,

en de Vaderlandsliefde, die het mij nog al gelukte te verbinden.

Het begin was zeer goed. Naderhand mijn lierzang juist om dat

hij weder met een te practisch but was minder dan gewoonlijk

de laatste regel rijmde niet hetgeen door weinigen gemerkt werd. Van

Hall lette op dat ik 25 Minuten sprak over 400 Regels Bedaarder

deed ik het nooit doch de Catheder is egter geen geschikte plaats.


pagina: 60

Montigni. Veel droefheid en onaangenaamheid in het letterkundige

is er verwekt door een dikke Recensie van de Montigni à 36 st. door

Olivier v. Schilperoort uitgegeven. Er is wel is waar veel waars in

doch ook regt vele spitsvondigheden, speldeprikkingen en verder alles

op de hatelijkste wijze bijeengezocht wat Klijns Character zelve

konde aanranden. Sommige uitdrukkingen zijn hatelijk en zelden zag

ik iets waar meerdere hevigheid en bitterheid in doorstraalt. Velen

hebben de Montigni niet met die hoge bewondering gezien, doch

de achting voor het character van den auteur, het genoegen een

Nederlandsch Succès te zien, deden hem, dit alles met regt veel

genoegen bijwonen. Ik heb het stuk met genoegen gezien en de

twee laatste actes met aandoening gelezen. Het character van

Filips en het toneel van de herkenning heeft niemand veel

genoegen verschaft. Doch nu komt alles op partijzucht

los en die in den Montigni niet aanbidt wordt Domper die hetzelve

schoon vindt, Jacobijn. Een bewijs hoeverre deze

partijdweperij met name gaat is dat de Hr. Dam v. Isselt die

anders een indedaad belangrijk mensch schijnt te zijn in zijn

vaers regt door zee Oldenbarneveld, de Groot, en het edel broederpaar

de Witt aanriep als voorbeelden die wij daarin volgen moeten. Dit

wierd geapplaudisseerd. Men kan het Bilderdijk toch niet kwalijk

nemen als hij zulke applaudisseurs veracht. Ik leerde

kennen den Heer Zillesen Rector, een alleszins droog mensch die

misschien veel kundigheden bezit doch Horatius dunkt mij nooit

voelen kan. Voorts in Doctrina een Heer Van Es die zeer

op ene improvisatie belust was. Gerrit v. Lennep de broeder van

Ruters[?] die ook de Improvisatie zeer wilde en dien ik beloofde, dat

ik in den Haag eens voor hem improviseeren zoude. Prof. Simons had zich dan

maar het meest verwonderd hoe ik van Alexandrijn tot lierzang

kon overstappen. En deze is dichter. De goede Muller is tot

mijn hartelijke blijdschap hersteld. Wij zijn het over zoo vele

punten eens, maar hij ziet dan nog maar altijd die school v. Bilderdijk

aan als menschen met dolken gewapend, om al het goede en

schone op de wereld uitteroeijen.


pagina: 61

Je goûtai un plaisir classique par les deux représenta-

tions de Victor aux quelles j'assistai celles de Zaïre et de

Britannicus. Victor possède une belle taille un extérieur

noble et une voix heureuse. Mad. d. Sainville qu'il

avait amené est très faible. Quel plaisir que cela

de voir bien représenter une tragédie française. En général

Zaïre est plus calculée par l'effet et laisse une

impression bien plus agréable que celle de Britannicus

mais quelle différence des vers de Racine à ceux

de Voltaire. Lui sacrifie tout aux grandes parties

l'autre ne néglige rien, il est parfait fini et rien n'est

plus vrai que la réponse que fit Voltaire lorsqu'on

lui demanda un commentaire sur Racine. Il n'y

aurait qu'à mettre au dessous de chaque page beau

pathétique admirable. Victor eut des momens superbes tant

comme Orosmane que comme Néron, mais n'ayant pas

vu d'autres grands acteurs dans ces rôles, il me serait

difficile de faire une comparaison.

Au reste che nuove. L'oncle Jean est plus amoureux que

jamais et Ida Wiselius paraît être enfin la belle devant

laquelle il va amener pavillon. La dissertation du

jeune Hogendorp fait beaucoup d'époque. Van Kampen l'a

attaquée dans les Letteroefeningen. On la défend dans

l'Adoutente blad. Les guérisons de Van der Lee à

Delft et Rotterdam, par le magnétisme sont en effet très

remarquables. Hogendorp l'aîné, qui à ce que da Costa me

dit et d'après les lettres, n'est aucunement enthousiaste,

en a vu des choses tout à fait étonnantes. Il y a encore

beaucoup à penser à ce sujet. Les Grains vont de

mal en pire. Reijphuis demande des loix prohibitives

avec toute la Belgique.


pagina: 62

∙[leeg]


pagina: 63

Memoires 1822

da Costa (Letterkundige Omgang)

April 27 Reeds was hij van Leyden en den Haag teruggekeerd, en

egter had ik nog gene gelegenheid gehad hem te zien. Hoewel

in de zelfde stad wonende, moesten er vijf dagen verlopen eer ik

eindelijk naar hem, nog eenen uitstap konde wagen. Ik vond hem

op zijne kamer bij zijne planken met Classieken en er was zoo veel

medetedelen dat wij spoedig aan den gang geraakten. De hoofdzaak

was nu Montigni. Da Costa vond in Schilperoort bijzonder veel

waars, respecteerde Klijn's character, doch was reeds à priori ingenomen

tegen het algemene Verdammungs Urtheil ,dat nu over den

man werd uitgesproken, die misschien door armoed plagerijen tot

die dronkenschap waarvan men hem beschuldigde, gebragt was

geworden. Olivier van Schilperoort is iemand wiens ouders voor de

Zaak van het huis v. Oranje geleden hebben. Dac. had een brief

van Bilderdijk aan hem overgebragt en dezen man toen zoo fatsoenlijk

gevonden, als moogelijk, ja hij had de denkbeelden die hij hem wegens

de geschiedenis gaf, bewonderd... Hij zag zoo in de opgeruidheden

tegen dien man, een werk der zoogenoemde liberale fractie, gaf zich

aan zijn gehele impetuositeit over, en wierd van oogenblik tot oogenblik

meer geanimeerd. Naderhand daar ik niet tegen sprak, maar hem

weder tot eenige algemeene begrippen terug bragt stemde hij mij

alleen toe, dat hij mischien te hard te phariseewsch geweest was

en nu eens de [onl.] er af was, volgden de hartelijkste uitboezemingen

der Vriendschap.

Den volgende dag kwam hij bij ons en nu ontwikkelde zich weder eene

menigte van ideën die uitmuntend waren. Jammer dat deze man geene

kracht van doorzetten heeft wat zoude hij niet kunnen worden.

Zoodra wij bij elkander komen, is hij droefgeestig doch langzamerhand

word hij meer bezield en eindelijk als wij uit elkander gaan

is hij zoo kinderlijk naief, kan plaisanterien allerbest zelfs op

zijn meest behartigde Systema's verdragen.


pagina: 64

De Kain vanLord Byron. Dezen te lezen was het grote

doel van onze bijeenkomst op dien dag, want hierin ligt

oneindig veel merkwaardigs. Tot nu toe moge Lord Byron den

geest des Kwaads hebben doen rondwaren als een brieschende

leeuw, hier verschijnt hij als Geest des Kwaads zelve, niet

meer onder den form van Manfred of Juan. Als godlasteraar

treed hij op, maar niet, als de sophistische Materialist der

18de eeuw, nee hij is te groot van genie om geene onstoffelijke

wereld te erkennen, doch in deze ontwaart hij God doch vloekt

hem. Het is de Engel des Kwaads, niets ontbreekt hem. Genie,

schoonheid, kracht, alleen geloof. Wie den Kain leest moet

daarin eenen Satanischen geest erkennen, den bittersten

spot met de heerlijkste poezy vereenigd. Het is de onbuigbaarste

trotsheid die zich in alles uitdrukt, die zucht onsterflijk te

willen zijn te willen weten doorgronden doch zonder God, eindelijk

zich buiten het rijk van dezen te stellen en van daar het

heelal te beschouwen. Nog groter als dichter wordt Byron

daardoor in onze oogen doch ook groter als duivel. Alle de

andere scheppingen van zijn genie zijn nog flauw bij deze.

Zwak zijn zijn Adahs en Abels, het goede kan hij niet schilderen

doch hoe meer alles duister wordt, des te hoger klapt hij de wieken

en zich verdiepende in de volkomenheid des Kwaads schijnt

hij daar in zijn element te leven en te zweven. Merkwaardig

is zijne verschijning eene van die gene waardoor de 19de

eeuw zulk eenen gehele anderen vorm dan de 18de aanneemt

en waarvan God ons eens de oplossing zal geven. Het

denkbeeld van als dichter te heerschen is even zeer in ieder

regel al bij Bilderdijk te vinden, en de trots van den Engelschen pair, de

moed van den afstammeling der Byrons, de coquetteri van den wellusteling

schitteren nu en dan, in de woorden des Satans.


pagina: 65

Door de lectuur v. Byron en het lezen van Hahnde Magia

heeft daC. zich zijn stelsel ontrent den Satan en zijnen

invloed gevormd. Volgens hem is dit alleen de uitlegging van

het Kwade, dat nimmer van God die oneindig goed

is, kan komen indien hij daartoe niet een intermediair

gebruikt. Van hier dat hij hier in de wereld door zijn invloed

het Kwade bestrijdt, zich om dus te spreken met den geest des

kwaads gelijkstelt maar in de hogere spheer zich natuurlijk oneindig

boven hem verheft dewijl deze daar geheel verdwijnt. De ontkenning

van dat laatste grondbeginsel bragt het Manicheismus

voort. Op deze wijze is ook de Verzoeking v. Christus uit te leggen.

God was mensch geworden en derhalve voor verzoeking vatbaar.

Melchizedek Dacosta bij Bilderdijk zijnde met eenen deensch baron

en verhalende dat zijn vader gestorven was, antwoord

deze hem door de aanhaling van den text, dat hij gelijk Melchizedek

was, waarop dac. gaat nadenken. Wat toch die Melchizedek

was zonder vader, zonder moeder, de texten vergelijkt, en nu terstond

geinspireerd wordt door de Gedachte dat Melchizedek de Christus

geweest is. Wanneer men in dien zin den brief der Hebreeuwen

7. v. 1 en 2 leest kan men dit bijna niet anders expliceeren en

men vindt in Genesis gene aanduiding dat Melchizedek een

mensch was. Hij verschijnt aldaar op eens, brengt voort brood

en wijn en zegent Abraham. Doch de twee vaerzen in den

brief aan den Hebreens zijn zoo duidelijk dat er dan volstrekt

gene uitlegging meer bij behoort dewijl hier zijn naam

uit elkander gezet wordt en er nimmer een stad bestaan

heeft die Salem genoemd wierd. Hoe staat die gebeurtenis

dan niet gelijk met die van den Engel die Jacob deed worstelen.

Cabbala De man die dacosta's boeken helpt schikken is de

zoon van eenen in de schriften zeer ervarene Jood. Deze had den

gehelen bijbel uitgerekend en vond door de getallen die

daarvan kwamen de eenduidigste combinatien. Zoo bragt hij


pagina: 66

bijv. uit dit vaers uit de Psalmen deAarde schudde en beefde

het jaargetal uit, waarin Lisbon door eene

aardbeving verwoest wierd. Op een diergelijke wijze voorzeide

hij een gebeurtenis van den Amerikaanschen oorlog: Dit is

ergens officieel aangetekend, en zal ik hier nog eens

op terug komen. Dit is hier alleen als data zonder daarvan

te bepalen, of ik aan deze Combinatien geloof of niet. Dit

alleen blijft bij mij zeker dat in deze eeuw het geloof en

de Convictien bij diegenen die geloven groter, de afscheiding

intusschen bij de anderen groter zal worden. Eene grotere gaping

zal er tusschen ligt en duisternis ontstaan.

Zoo vloeide onze avond in de genoeglijkste en treffendste

gesprekken henen. Da Costas christendom begint meer en meer

noodzaaklijk naar buiten te werken, en reeds zijn er eenige

deelgenoten meer van zijne Confessie. Zonderling is het hoe

hij zoo geheel met Paulus symphatizeert. Datzelfde vuur

die zelfde hardheid nu en dan. Iemand had aan Capadose

geschreven dat Da Costa over eene zekere zaak inligting kon

geven, indien egter de Heer da Costa, nog iets voor Christenen

over heeft. Die antwoord daarop gepiqueerd eenigzints, waarop die

man meer daarin ziende als de andere gemeend had er in

te stellen, zegt dat hij hoopt de tijd nog eens zal komen

waarin hij hem zijnen heiland zal zien aanbidden. Nu

antwoord C. wij zijn Christen. Op deze wijze kan de gehele

zaak niet lang meer een geheim blijven.

Moogelijkheid volgens daC. om met de menschen om te

gaan, wanneer men slechts het standpunt aanneemt waar

men het met hem éens is, en dat is men met ieder

tot op eene zekere hoogte.

Er bestaat gene liefde volg. daC. zonder regtvaardigheid

en deze is onze eerste pligt jegens de menschen.


pagina: 67

April 30. Een allergenoeglijkste avond bij da Costa, hij

was indedaad in eene regt goede stemming. Hij begon met

mij zijne hymne op de Voorzienigheid voor te lezen, indedaad

een zeer hoogestemd vers, waarin egter niet een zoodanig leven

van Versificatie zit als in de Inleiding zijner Hymne. Zijn

project de bultige bergen te laten staan en in plaats van dat

Lord Byron bij de hand te nemen, brokken uit deszelfs gesprek

tusschen Kain en Lucifer uit de Hades te nemen en deze te doen

beantwoorden door het koor der Engelen dat onzichtbaar om hem

zweeft. Michael wil den Godslasteraar verpletten Gabriel weerhoudt

hem door het denkbeeld dat ook in Gods rijk het kwade tot

goede oogmerken dient en Rafael wil dan tenminste deze waarheid

aan den gevallene verkondigen. Idee een vers op Lord Byron

te maken in den bundel en explicatie te geven in een voorberigt wegens

dit vaers, de voorzienigheid, en de togt na Babel. Denkbeeld van Drieeenheid

in alles wat wij aanschouwen, opklimming in de taal. Deze ontstaat

zoo zeer uit de zucht om door klanken af te beelden, en ten twede wordt

zij door het gevoel van harmonie geleid. Dit gevoel was zoo duidelijk

bij de oostersche volkeren en in hunne talen. Een sprank daarvan

blinkt voor ons in het Grieksch dat voor ons Oostersch is. Bij de Hebreen

zijn er maar drie letters die alles den toon geven, alles de uitdrukking

der pronomina van het werkwoord, wierd in het grondwoord gebragt en

was dit nu te moeilijk om uittespreken geworden, zoo nam men het

woord in eenen greep op, en van daar de noodzakelijkheid van dit gevoel

van welluidendheid te bezitten om het Hebreeuwsch zonder punten te leeren lezen.

Hypothèse dat wel is waar de geestelijkheid in de midden eeuwen het

lezen van den gehelen bijbel niet aan zijne leken toestond maar dezelven

de kracht daarvan in woorden, spreekwijzen, taal, kunst en feesten weder

teruggaf. Overblijfsels in de taal van het N.T. in onze uitdrukkin-

gen en in onze spreekwijzen. Bewijzen dat de taal gene Conventie is

wanneer men in de metaphysische afleiding van de woorden waarheden

vindt, die eerst naderhand ontdekt of meer aan het licht zijn gebragt.

Lugt is gene ruimte, maar volgens de ontdekkingen der nieuweren


pagina: 68

een vloeistof gelijk het water. Voor beide gebruikt de grieksche

taal de [onl.]. π die een zekere soort van drukking kentekent

doch met de A. die nog zwaarder drukt, en een kenteken van

volheid lompheid is wordt het teken van het doorklieven in het

water dewijl de ademhaling die de lucht doorklieft met de

verbindende V. het [grieks] wordt. De Ioniërs minden zelfs deze

v. niet daar hij voor hen de woorden nog te veel verbond.

Zoo ligt er bv. zelfs in de namen der Bijbelsche Personen en

propheten daar zij dezen naam ontfingen in oogenblikken waarin

hun levenslot nog geenzints vooruitgezien kon worden. Zoo was David

de geliefde Salomo de Vredevorst. Adam [onl.] van de a als

het eerste geluid, vooral het kenteken der adspiratie der ademhaling

en adamo aarde. Het is natuurlijk dat de taal van Adam de

volmaakste de eerste de eenvoudigste tegelijk poezy en muziek geweest

is. Eerst na den val ging de scheiding voort van alle eigenschappen doch

tevens met de verbastering leefde er een zucht naar herstel. Dus

ontstond poezy, maar die nu niet meer met het gewone leven

instemde hoe meer men terugging hoe meer poezy en proza zich

geheel afscheidden en de eerste op het laatst geheel vreemd wierd.

Bij de oudste schrijvers vindt men de poezy het minst door

Metrum van de proza afgescheiden, de poezy het meest door

Melodie naar de poezy gelijkende. Men moest dus weder

een muzyk en poezy scheppen, doch deze alle zoo genoemde uitvindingen

waren slechts hervindingen flaauwe afschaduwingen van het vroegere.

Zelfs de dans behoorde hiertoe. Wat toch is het doel van den

dans (nog in Walzen) de slingerende beweging om op allerhande wijzen

door elkander heen te draaien te springen en ondertusschen orde te

observeren. Dit ook is niet anders dan eene herinnering aan

den ouden dans aan de navolging van den dans der Sferen of leer

zoo als men thans zoude zeggen van het zonnestelsel. God heeft zich

aan gene wetten van aantrekkingen gebonden maar ieder planeet heeft

zijn Engel die denzelve dwars door de onmeetlijkheid der ruimte

geleid en als deze hunne verschillende tonen aanheffen klinkt de

harmonie des Oneindigen door het ruim der Schepping henen.


pagina: 69

Adam liep niet noch danste zoo als wij dat thans zouden

verstaan, maar zijn loop was een behaaglijk zweven, met eenen

bekorelijke zwaai, ontrukte hij de vrucht aan de bomen zijne welluidende

taal was niet spreken niet zingen maar beide slechts toen toen

men dit alles begon te onderscheiden toen lopen en danssen, spreken en

zingen verscheiden wierden, toen was de ware zang, de ware dans

verloren gegaan. Gelijk men in het geslacht der woorden kan

opklimmen, en hunne verschillende tekortschietingen opmerken zoo zoude

men dit ware ons de geschiedenis der menschen bekend hunne

verschillende afstammingen na kunnen gaan, zoo verheugen zich

thans misschien Vaders die hun kinderen naar de loop van

eeuwen, weder tot elkander zien komen, elkander zien ondersteunen

of redden. Zoo verklaarden zich misschien eens daaruit affiniteiten

en vriendschap die wij thans toevallig noemen. Het menschdom van

God afgevallen door de H. Geest tot den Zoon door dezen weder

tot den vader gevoerd, het menschdom uitgaande en weder terugkerende

tot God, zie daar de grote tragedie der Epen des heelals.

Mannen van Genie als Byron en Bilderdijk eigentlijk geen voorbeelden

ter navolging maar meestal dichters in den tweden rang doch

deze volmaakt in hun Soort, zoo als Vergilius en Boileau geschikt om

navolgers te verwekken. Plan v. da Costa om de kerkelijke gesch.

van Hamelsveld te lezen om eene rei van hymnen op alle

de eigenschappen van Christus als het woord het licht te maken

en dan tot een geheel te vormen. Lezing van eenen hebreeuwsche

psalm. Jehovah vooral door Adounai geremplaceerd. De Psalmen

eigentlijk beurtzangen waar de twede refrein altijd nog op de

eerste zoekt te [onl.] of eene bijzonderheid aantevoeren

die door de eerste vergeten was. Na alle deze allergenoeglijkste

poetische Conversatie volgde een prozaïsch ongeluk aan den

brom die ons afhaalde overgekomen. Dacosta torschte als een

Atlas en na een uur wurmens[?] wierd eindelijk de zaak

door de hulp van twee wachters beslist, de eerste goede daad die

ik ooit ten nutte der menscheid door wachters zag verrichten.


pagina: 70

Meij 4. Op eens na dat wij gereed waren ter wandeling bij den

helderen hemel, en de warme Meijlucht stond da Costa voor ons

met een verheugd gelaat, en de Lierzang Hymne of zoo als

men dat noemen moog, aan de Voorzienigheid in den zak. Hij las

mij dit stuk voor die heerlijke ontwikkeling van eenige

denkbeelden in de voorgaande regels geuit. Na nog eerst de inleiding

in Proza gehad hebben is het zoo duidelijk, doch velen zullen

zeggen het is mij te hoog menende eigentlijk te laag en

dan het boek met een schamperen lach nederleggen. Hij is vol van

Lord Byron en dezen vindt hij indedaad eenen waardigen

kampvechter. Deze wekt zijn geest op en noopt hem tot den

groten en heiligen strijd. In hem vindt hij den Chaos van grootheid

wellust gevoel Atheïsmus Materialismus Atheismus[?] waarin de

man schittert groot in goed en kwaad, maar egter altoos Byron.

Da Costa is nu bezig Hamelsveld Kerkelijke Geschiedenis bij toeval

op een stalletje gekogt, en waarin hij vele sporen vindt waarop

hij nader door moet denken. Wij wandelden met hem verder

op en hadden een allergenoeglijkst onderhoud. Mijne vrouw

zamelde van Mev. da Costa nog eenige Anecdotes wegens hunne

vrijerij die nog al zonderling waren, hoe zij op eene partij van

jongelieden zich eenigzints stuursch tegen hem getoond had

en hij haar toen gezegd had, Ja gij mogt u tegen mij houden

zoo als gij wilt, gij moet tog eens de mijne worden. Deze

woorden die haar gefrappeerd hadden, daar hij haar reeds toen

bijzonder beviel, had zij op een stukje papier geschreven

en dit verloor zij eens op eenen avond bij da Costa, was zeer

verlegen het niet weder te kunnen vinden en wierd kort naderhand

in een gezelschap door hem eens even buiten geroepen toen

hij zich geheel onverwacht aan haar declareerde. Zij is indedaad

een lieve vrouw en was indien zij iets meer [onl. Gotisch]

was volmaakt geschikt zijne levensgezellin te wezen.


pagina: 71

DC. 3 Tweemaal waren wij in deze week te zamen, beide keren

egter op geheel eene andere wijze dan gewoonlijk. Eerst had de

afgesproken bijeenkomst met H. en M. plaats, ook door Cap. en Henr. Belmonte

bijgewoond. Da Costa was genoeglijk, hij las zijne heerlijke hymne

over de voorzienigheid die ook alle de aanwezigen electriseerde. Ons

onderhoud was natuurlijk meer gewoon doch de bijeenkomst was

genoeglijk. Zaturdags kwam dC. bij mij, en vond aldaar Claude. Nu

volgde een allerbelangrijkst onderhoud, waarbij ik het meest bijna

stilzweeg, alleen uit het genoegen om den kampstrijd te aanschouwen

deze worsteling van denkbeelden en tevens dat gedurig zich herkennen

in een hoger standpunt boven de beide geschilpunten verheven. Het

doorzigt v. Claude heb ik toen zoo geheel anders herkend, en in beiden

die kracht bewonderd zich in de tegenovergestelde partij te verplaatzen

en dan de argumenten van beide kanten te ontleden. Zij waren volstrekt

aan elkander gewaagd hoe zeer da Costa zich gerust[?] in iederen

uitstap inliet en Claude bij zijn stuk bleef, en gedurig daarop

terugkwam, om gedurig éen punt ten minste vast te houden.

Wat zijn wij toch, waar God geen licht geeft. Slaven van onze

vooroordelen. Hoe kon mij anders Henry zeggen, na die alleruitmuntendste

zieltreffendste hymne over De Voorzienigheid waarin de gehele

erfenis van het christendom terug gegeven wordt. Ja over Religie

zoude ik niet gaarne tot hem spreken. Welk denkbeeld wat is dan

Religie anders dan de verkondiging dier waarheden die

de hymne der Voorzienigheid bevat. Pauly de beste goede

Pauly, maar die op eenige oogenblikken zich op eene

hoogte stelt, die hij waarachtig niet bereikt heeft, heeft

zich uitgelaten dat al 't geen da Costa zegt kunstjes waren en

hij hem voor een gevaarlijk mensch hield. Mijn God, mijn God,

nu dit had ik niet bedaard kunnen aanhoren.

Meij 21. Avond bij da Costa Levendig over alle onderwerpen. Zijne

Bibliotheek was nu geschikt en veel hebben wij over

al de denkbeelden wegens dit alles gesproken zoo dat wij


pagina: 72

geen tijd hadden aan het Grieksch te komen. Veel

spraken wij over de Drieenheid, de wederlegging van het

boekje aan da Costa geleend, voorts las hij een boek over Saffo

en over de stem. Ik zeide hem mijn plan dat wij

samen de Geschiedenis der Joden in Spanje zouden

behandelen, doch dit alles zijn nog steeds vooruitwerkende plannen

God weet alleen, of zij uitgevoerd zullen kunnen worden. Ik wilde

gaarne een stuk van uitgebreidheid bewerken om mij tevens

in de manier van eene historie te schrijven, te oefenen.

25 Dien Morgen hartelijke visite van da Costa. Wij hebben veel

gesproken in hoe verre het een Christen geoorloofd is rentenier te

wezen. Hij was over mijne Improvisatie regt te vreden (bij oom Jan).

26 Tout se trouve décidé dans la vie sans que nous puissions y

mettre obstacle ni avancer ce que nous aimerions tant à se voir

réaliser. Lors du retour de Claude je m'étais toujours flatté de

le voir en connaissance intime avec da Costa, puisqu'il est digne

de l'apprécier. Aussi les auspices furent-ils

tout à fait favorables. Cependant quoique da Costa aime

en effet Claude, l'espoir de les voir liés diminue chez moi

de jour en jour et s'éteignit hier au soir plus que jamais.

Claude dînait chez moi, quand da Costa vint. Par un hasard

bien naturel les rois furent mis en scène et on discuta

pendant deux heures et demi s'il devait y avoir une représentation

ou non. Claude fut attaqué avec vigueur et da Costa

en paraissant quelquefois se ranger de son opinion analysa

l'un après l'autre tous les défauts du système Constitutionel.

Ces défauts sont saillans en effet mais le système opposé

n'a-t-il pas montré au jour pendant le cours de l'histoire

des disparates encore bien plus violentes. Claude se sentit tellement

enveloppé de tous côtés que son esprit ne pouvait plus le sauver

des fils dont il était enlacé, il sentait cependant dans


pagina: 73

son coeur qu'il avait raison, et il commença de se fâcher

intérieurement. Je voulus donner un nouveau cours à la

conversation, je volai un manuscrit que dC. avait en

poche et nous lûmes la magnifique introduction à la réfutation

du Caïn de Lord Byron. C'était un sujet sur lequel on

était d'accord. Claude même en parut frappé, mais cependant

la seule parole qu'il énonça après le départ de da Costa

fut de me dire avec un peu d'humeur. Plus je commence

"à connaître da Costa plus son système me paraît dangereux.

"Que veulent-ils donc les hommes, quand ils seront à la

"tête des affaires que veulent-ils? Renoncer à un moment

"à l'expérience de tant de siècles, détruire tous les fruits

"qu'un coup d'oeil plus libéral a pu nous donner et

"rappeller les horreurs et les abus de la féodalité et du

"despotisme. Je ne répondis rien d'abord puisque j'étais

malade, et ensuite parce que je m'ennuie à devoir toujours

jouer le rôle d'avocat chez l'un de mes amis en faveur

de l'autre. Cependant je déplorais en moi-même la faiblesse que

nous avons de ne pouvoir être frappés chez un autre que

par une seule qualité, que lui font ses sentimens politiques

ils ne sont ni plus ni moins dangereux s'il en parle ou s'il

n'en parle pas avec lui, et il vaudrait bien mieux qu'il dit

franchement: Non je ne saurais le souffrir sur ce point-là.

Les idées de sa jeunesse l'emportent, mais il pourrait malgré

cela admirer la beauté de son génie, la richesse de ses

idées la profondeur de ses conceptions, des vues telles que

du moins quant à moi, je n'en ai pas encore trouvées

en Hollande. Mais ces malheureux partis ont fomenté partout

les idées de conspiration, de dangers, d'intrigues. Une

question spéculative, comme toute autre chose dans les mains

du créateur, ne fera point une révolution en dépit de sa

volonté, puisque c'est sa sagesse qui saura la faire servir au but

qu'il s'est proposé.


pagina: 74

Juny 1 Ce que j'avais prévu arriva. Vers le milieu de la

semaine je reçus de Da Costa une lettre dans laquelle on pourrait

fort bien observer que l'impression que lui avait fait la conversation

de Dimanche dernier n'avait pas été favorable. Il avait été blessé

de ce qu'on ne lui avait accordé que comme dialectique ce

qui à ses yeux était vérité et il 's exprima à ce sujet avec une

véhémence dans laquelle il paraissait m'impliquer

à sujet de mon indifférence. Il m'envoyait en même tems les

Séductions politiques ouvrage nouveau pour me mettre sur

la bonne voie. J'étais déjà attaqué ce jour-là par une

mélancolie bien noire qui m'avait donné les circonstances commerci-

alles qui nous entourent et qui formant un horison qui

se rétrécit toujours, paraissait à la fin ôter toute espérance

Cette lettre vint me rendre bien plus mélancolique encore.

Je vis aussitôt dans l'avenir les dissentions politiques se

répandre au sein de nos familles, je vis l'ami animer contre

l'ami, et notre patrie en proie à la désolation. Ceci

me fit écrire une lettre assez vive à da Costa dans laquel

je lui dis que je croyais pas que rien me forçat

à prendre parti. Ceci m'allégea un peu. Je reçus de

lui quelques lignes très amicales et je l'attends

aujourd'hui. Hier au soir j'ai lu à Muller l'hymne

à la providence qui en était extrêmement frappé et tressaillit

de plaisir. Quelle différence pourtant avec Claude. Je lui

ai fait connaître un homme de génie, il a entendu des

vues dont bien peu de littératures dans ce moment

peuvent lui rendre la pareille, il n'a pas donné

ni à da Costa lui-même, ni à nous, après son départ, la

moindre marque d'approbation ni d'admiration. S'il c'est là

l'usage du monde, j'aime mieux n'en avoir point.


pagina: 75

Da Costa is niet gelukkig ten minste hij gelooft zulks

niet te zijn. Als hij op dat kapittel komt, schijnt de diepste

melancolie zijn trekken te bezielen en hij verklaart bij alles

wat hem heilig is geen oogenblik gelukkig geweest te zijn,

in zijn gehele leven. Een raadsel is en blijft de mensch in

alle omstandigheden. God weet wat hij geeft, wij moeten aanbidden

en daar wij dagelijks zien dat wij de eene dag meer geloof

verstand, doorzigt, belezenheid dan de andere hebben kunnen

wij ook niet genoeg alles als weldaad van het Opperwezen erkennen.

Toen God zeide tegen Adam dat hij het brood in het zweet zijns

aangezichts zou eten, was dit eene straf doch hij

verbond tevens zegen met die straf, want wat is toch het

lot van diegenen die genen vaste arbeid in deze wereld hebben. Met

de grootste verhevenheid van denkbeelden blijven zij aan de kleinste

omstandigheden des gewonen levens hangen en verlochenen die

vereeniging van het dierlijke en geestelijke waaronder alleen

de mensch tot staving zijner plant[?] geraakt en al wat hij

doet om zich aan deze bestemming te onttrekken wordt

op de eene of andere wijze aan hem gewroken. Op dien avond

had ik een zwaarmoedig gesprek met da Costa en trachte

hem te overtuigen dat zijne klachten op dat oogenblik overdreven

waren. Aan Homerus deden wij dezen avond niet veel.

In de volgende week leerde ik bij dacosta den Baron Dirking

een jonge Deen kennen, die met Antipathie tegen Holland

en deszelfs taal, in Nederland was gekomen en nu Holland

verliet indedaad de taal uitmuntend sprekende alle de

schoonheid van Bilderdijk en da Costa kennende waarderen en

eene ware vriend en vereerder van de eerst gemelden. Wij


pagina: 76

hadden een heerlijk en genoeglijk gesprek over het Christendom

en onze Baron met al het vuur van Da Costa was veel

zachter, veel minder hard in zijne oordelen het geen mij

allerheerlijkst beviel. Over de Bijbelgenootschappen was hij

het in het geheel niet met da Costa eens en hoewel deze

misschien in een hoge wereld gelijk heeft, zoo was ik het in de

tegenwoordige kring van zien, meer met Dirking eens.

Hij was vlug, scherp physionimist allerhartelijkst en eenvoudig.

Zijn Vader had in den slag van Doggersbank gestreden, zijne

famille woont in Gelderland. Belangrijk was zijne

uiteenzetting van de verschillende gevoelens der geleerden over

Bilderdijk, en hoewel hij een allerwarmst aanhanger

van dezen was, was hij egter in zijne uitdrukking en

gevoelens veel onpartijdiger dan de anderen van de School.

Zonderling is het dat Hofman en Dirking beide vreemdelingen

zich juist aan dien man aansluiten die door zoo velen als

een vogelverschrikker aangeklaagde wordt.

Twee dagen daarna 19 Juny kwamen

beide nog bij mij ontbijten. D.C. vertrok na Zeist. Hij

was bijzonder ontroerd, en meldde mij dat hij aan zijne

moeder het grote geheim had medegedeeld. Natuurlijk had

dit vele ontroering te weeg gebragt, welke verandering van denkbeelden[?]

voor die vrouw als oprechte Israelite opgevoed, daarin alle

hare betrekking en vrienden vindende. Doch God's zegen liet

haar, deze tijding met meer bedaardheid horen dan DC.

zulks had kunnen denken. Begrepen wierd hij natuurlijk

niet, men geloofde dat het door de invloed van zijne Christelijke

Conversatie geschiedde, doch de schok was indedaad ontzettend

voor onzen goede vriend.


pagina: 77

Juny 30 Nog immer is daC. te Zeist en ik beken gaarne

dat mij zijn afzijn in vele opzigten leed gedaan heeft doch

gelijk Mentor Telemachus een paar maal verliet zoo liet

mij dit ook meer op eigen benen staan en hoe meer ik alles

doorneem hoe meer ik Herder als Sociniaan en daartegen weder

bijbel en openbaring lees, des te meer worde ik overtuigd dat

het Regtzinnige Christelijk geloof alleen alles opklaart en

opheldert en al het andere in een rei van verwarringen brengt

waaruit niets ons redden kan. Ik had een brief van da C.

nog altoos lijden nog altoos agitatie. Hij kan zich niet

met het tegenwoordige te vreden stellen. Hij wil de toekomst

doordringen en bezielen, en weet het Christelijk gevoel niet

tot die lijdzaamheid te stemmen geschikt alle indrukken

te ontfangen. Er moeten egter Luthers zoo wel als Melanchtons en

Erasmussen zijn God weet Zijn wegen.

Belangrijk is de kennis die hij aldaar met Lady Mackenzie

maakte en 't geen zij hem over Engelsche Litteratuur (moderne)

etc. mededeelde. (Zie zijn brief van 25 dezer). Men kan niet

miskennen de meerdere leiding die er komt om overal de hollandse

letterkunde, thans vooral zoo belangrijk te verbreiden. Men

herinnere zich Hoffman, Dirking, deze gebeurtenis en nu

weder een stuk dat in de Jenasche Litteratur Zeitung verschenen

is, over onze Litteratuur en waar onder andere over

Dac. het volgende gezegd wordt

Bilderdijkst vorzüglichstesr, und in der Poesie sein einziger

würdiger Schüler ist der junge da Costa, ein Portugesischer

jüdischer Jungling, voller Feuer und Kraft der im

achtzehnte Jahre schon die Persen des Aeschylus

und zwei Jahre nacher seinen Prometheus in

holländische Versen übersezte, und unlängst einen


pagina: 78

Band vermischte Gedichte ausgab. Da costa hängt mit

schwärmerischer Liebe an seinem Lehrer, dem er ein

Gedicht im morgenländischen Schwunge des Enthousiasmus

gewidmet hat. Dabey ist er dennoch ein Jude in

stärksten Sinne des Worts; er will von keiner Toleranz

seiner Glaubensgenossen wissen, und erwartet die Rettung

des Jüdischen Volks blosz durch die Erscheinung seines

Messias, die er in seinen glühenden Gedichte Israel

als eine nicht weit entfernte Begebenheit darstellt.

Da Costa ist also nicht frey von Schwärmereij doch

er kann sich mit Plato's Ausspruch entschuldigen

der blosz dem schwärmerischen oder enthousiastischen

Gemüthe den Zugang zur Poesie verstattet, die er dem

nüchtern verweigert. Es ist merkwürdig dasz Dacosta

die holländische Sprache und Poesie, über alles liebt.

obschon sie ihm als Israelite, und Portugieser von Herkunft

ab in gewisser Hinsicht, doppelt fremd ist.

Zie daar de schets van onzen vriend, wel in het godsdienstige

miskend doch ook dit heeft zijn reden ook dit zal zich eens

alles ter eere van God onthullen. Hem zij de eere.

Verrast wierd ik een dezer dagen toen ik da Costa's

boezemvriend Capadose op eens voor mij zag staan, en

ook deze zijne genegenheid te kennen gaf, mij gedurende het

afzijn van Da C. meer te zien. Dit was mij een zegen des

hemels ik leerde nu weder de zaak afgescheiden van de

persoon inzien. Voor degenen die alles door magtspreuken

zoeken op te lossen is Dacosta aap v. Bilderdijk Capadose

aap van da Costa doch voor hem die beiden kent


pagina: 79

heerscht in hun Character de grootste verscheidenheid.

Ja wat meer is, de vroege antipathie die in hunne familles

steeds geheerscht heeft de vroegere liaison en versmaadde

liefde van Dac. voor de Zuster van Cappadose, mengt zelve

in het midden hunner Vriendschap nog een soort van

bitterheid, die onder andere bleek bij Cap. ontevredenheid toen

Dac. de joodsche plegtigheden bij de dood van zijnen Vader

waarnam. Misschien is Capadose nog fijner dan dac. zoo als

deze zelf bekent, nog scherper Metaphysicus en ik zou

zeggen nog onligchamelijker in zijn geloof trots de dweeperij

die men dezen ten laste legt. Geheel verschillend van Dac. opgevoed

geheel Deïstisch om dus te spreken, opgevoed is hij dubbel belangrijk

door de coincidencie van zijne gevoelens met dezen. Nog sterker

is hij voor het vereenigen van het staatkundige aan den

godsdienstige systema en ik had daarover eenen zwaren

strijd met hem. Als Medicus is hij nog dubbel belangrijk

daar hij de openbaring ook met deze in betrekking brengt

en die vooroordelen die zijn stand meer als de andere tegen de

invloed der geestelijke wereld heeft overwinnend bekampt.

Ook hij had aan zijne ouders de bewuste verklaring gedaan

en van alle kanten nadert zich thans de ontwikkeling

van dit stuk. Ook hij herhaalde mij nu plegtig dat

zoo lang hij niet zelve aan Bilderdijk bericht van zijn

bekering gegeven had deze hem nimmer over dat stuk

iets had gezegd; het geen ook met daCosta insgelijks het

geval is geweest doch het geen men naderhand weder niet

zal geloven. Wij kwamen op het Magnetismus te land

waarover ik juist de vorige avond bij Grootp. de Vos met

dezen en Der Pol[?] van Hoorn een belangrijk onderhoud


pagina: 80

waarin de eerste ieder verhaald geval scherpzinnig atta-

queerde de tweede egter de facta's niet tegensprak maar [onl.]

dat als dat waar was, de wonderen van Christus niets

meer betekenden en ook in dien zin daarover gepreekt had.

Volgens Capadose is de Atmospheer om ons heen om dus te spreken

de verlenging van ons gevoel. Daar door het Phenomène

van het Somnambulismus geëxpliceerd. De Somnambule

wandelt, stoot zich aan niets, de wakende wandelt met

gesloten oogen en stoot zich aan alles. Het is dat in het

eerste geval alle de zintuigen rusten, dies de Atmospheer tot

organe verhoogd wordt en deze de werkingen van zien etc. doet.

Alle volkeren hebben in het abdomen of in die gehele streek de

Zetel geplaatst van alle die aandoeningen die meer of minder

met ons gevoel in betrekking staan. Terwijl van alle de

andere zintuigen geleiders naar de hersenen gaan schijnen

hier toevloed van de hersenen ontfangen te worden

en daar hier vele slagaderen bijeen komen, vindt men zoo als op

alle plaatsen waar zulks het geval is, een verhoogd gevoel.

Wat doet nu de Magnetiseur hij stelt zich actif; en de

gemagnetiseerde Passief. Hij werkt op de Atmospheer van

den Gemagnetiseerde en dus natuurlijk ook op het ligchaam

waarvan die Atmospheer slechts de uiterste emanatie is.

Hij doordringt tevens denzelve met zijne eigene atmospheer

zijne eigene kracht, en het is dus mooglijk dat daardoor

de ontwikkeling der krachten bij den lijder verwekt wordt.

Het is eigentlijk de emanatie van den Magnetiseur die

bij de ander denkt, of liever die zich aan den invloed

van den Magnetiseur overgeeft, verlaagt zich tot maschine.


pagina: 81

Physike en geestelijke sterkte bij den Magnetiseur vereischt.

Ziekte van sommigen. V. der Lee moet zich door gedurig drinken

van Genever ophouden. Een man die hem zeide Zoo, dat

smaakt niet kwaad antwoorde hij, neen het smaakt

bitter. Afschuw van eenen Magnetiseur te Rotterdam

om mannen te magnetiseren uit het zelfde denkbeeld.

Staatkunde Volgens Cap. zou onze tegenwoordige

koning onder den naam van Monsieur de Nassau voor 1802

in Parijs zijnde, zich aldaar door de grootste Characterlosigkeit

onderscheiden hebben. Bij Schimmelpenninck kwam hij daaglijks eeten

zonder ooit een woord te spreken. Zoo dat deze eens voor een

aanzienlijk gezelschap gezegd zoude hebben. Wat doet die

kwade jongen hier tog alle dagen. Op een diner bij Talleyrand

was de maitresse van dezen, en alle de vorsten en groten aldaar

vergaderd weigerden haar de hand te geven om haar ter

tafel opte leiden. Toen zeide Talleyrand Eh bien Monsieur de

Nassau conduisez Madame en hij deed zulks. Na den

afstand van zijne pretensie noemde men hem in Parijs

Monsieur de Fields. Ik hoop dat alles niet waar zij,

maar is misschien ook uit dit alles de weinige achting

van de kroonprins voor zijnen vader af te leiden.

ToenDacosta Kain door Herding aan de Leidsche geleerden

wierd voorgelezen en deze aan de beschrijving van Cains gevecht

met de leeuwenwelp kwam toonden allen zich ontevreden

en noemden dit poetische Exageratie Doch toen de lezer

daarop liet volgen

Zoo toonde de Oudheid ons Alcides pas geboren

wierden alle door deze Classische aanhaling verrukt en vonden

dit geheel natuurlijk.

Capadose vertaalt Heideks boek wegens zijn overgang tot het Christendom.


pagina: 82

Ook Capadose begint in te zien dat de Christelijke godsdienst

niet op dat gedurig voortgaand verval rust en dat er zelfs

om dus te spreken een zekere perfectibiliteit in hetzelve

heerscht.

Levendige briefwisseling met da Costa. Bezoek van Capadose

die hier een genoeglijke avond doobragt. Naderhand kwam

nog Jan Retemeijer aan, die mij goede tijding wegens mijn

wandelend kind bragt en die mij in dit opzigt weder een

treffend bewijs van hartelijkheid gaf. Mijne Grieken zijn

in de Recensien van July, met veel goedkeuring en op een

zeer bezadigden toon geprezen, het geen mij gantsch niet

onaangenaam was, daar de eerste indruk ontrent diergelijke

eerstelingen te veel afdoet. Over Schilp. hebben de Letteroefeningen

zich allerscherpst uitgelaten en het persoonlijk karacter

van dezen aangefeld, zoo dat er nu nog weder nieuwe

twisten en onaangenaamheden te gemoet gezien kunnen worden.

W... die in eene noot aangevallen werd, heeft verklaard

dat hij nu het Masker wilde afligten zich voor den

helper v. Schilp. verklaarde en nu met iets voor den dag

komen zoude waarbij het vorige niet haalde... Ik heb zoo

veel over dit alles geschreven en gesproken, dat wij hier

daarbij basta zullen plaatsen en maar van harte

wenschen dat de Heer W... zijn oogmerk hetwelk trouwens

tog alleen tot zijn eigen nadeel zou strekken niet moge

uitvoeren. Meer is er tog indedaad niet van te zeggen

en wordt er nu een nieuw werk over opgesteld dan is

het indedaad zoo als ik aan dC. schreef qui

prouve trop ne prouve rien.


pagina: 83

Reis na Leyden Kennis met Bilderdijk Ja, nog zijn

mij deze dagen, met alle derzelver gevolgen zoo helder voor het

gezigt en ik wil derzelver herinnering in mijn gemoed, nevens die van

alle de gebeurtenissen, die mij immer het meest schokten, bewaren.

Het was sedert lang mijn wensch geweest Bilderdijk te leeren

kennen en dit dacht ik dat niet beter dan door da Costa, als

zijnen geliefden kwekeling kon geschieden. Ik had hem desweges geschreven

scheepte mij op Dinsdag 9 July in de Diligence en redeneerde met

den Associé van Koning en Van der Goes in de Cabriolet over den

windhandel in Effecten en arriveerde aan de Postbrug. Nog

herinnerde ik mij de onaangename Begroeting eens in

de Academiestad ondervonden, wilde dus niet als de Joodsche

wandelaar met pak en zak aankomen maar nam een duur rijtuig

bij de kastelein en reed omstreeks half negen in Leyden vond de breestraat

breed en zag de gouden Leeuw schitteren. Ik stapte af en binnen een

quartier stond ik aan de nederige woning van den Nederlandsche

Bard. Ik werd door da Costa ingeleid en beefde meer dan toen ik het

verzoekschrift der commissionairs aan zijne majesteit had helpen

aanbieden. De ontfangst was deftig en beleefd. Bild. ziet er niet

eerbiedwekkend maar meer eenigzints afstotend uit. Een pruikje sterk

geprononceerde trekken die zich met de rimpels ineensmelten een pet

op het hoofd, een piquante doch geenzints medeslependen toon in

het onderhoud. Zijne vrouw schonk thee, klein van postuur, eenvoudig

gekleed, met weinig uitgewerkte trekken voegt zij echter bij dit

alles een zachte zilverachtige stem die haar geheel in volle

waarde doet kennen. Voorts Lodewijk een zachtaardig jongetje

lisplend en zoo wij zoude zeggen eenigzins wars van spraak.

Ik had genoeg te doen met rond te zien, Bilderdijk mijn naam

medetedelen waarover hij philosopheerde. Aangenaam was het

mij de seance spoedig dit maal afgebroken te zien. Ik keerde met

dacosta naar de goude Leeuw. Wij hadden een regt genoeglijken avond

een Fransche buurman verzocht ons zoo hard niet te declameeren

terwijl hij D.C. zijne Byroniaansche Cain voorgalmde.


pagina: 84

De twede dag begon met droeviger voortekens. D.C. was

zoo als altoos, de strijd tusschen verheffing en neerslachtigheid.

Hij had folteringen naar ligchaam en geest te Zeijst ondervonden.

De natuur is niet genoeg voor hem die God overal wil zien

en dezen nog duidelijker in zijnen Bijbel, dan in zijne Natuur

aanschouwt. Zijn Ziel lijdt, nu door zich niet terstond, door

de heftigheid van zijne inborst medegesleept in die

volstrekte onderworpenheid van het Christendom te kunnen herscheppen.

Reeds fel hadden hem de laatste toneelen in de ouderlijke woning

geschokt en nog ook kleinigheden hadden zich daarbij gevoegd, de

bijna Atheïstische terging van iemand die hem op deze

wijze gedwongen had zich te openbaren, dit alles had hem

in een staat van spanning gevoerd en hierbij voegde zich nu

behalve van die redenen die tusschen God en den mensch behoren

en die de Vriendschap gehoord maar ook zoodra weder vergeten

heeft, eene geheel nieuwe stelling tegenover Bild. de schroom

hem niet geheel te bevallen zoo als voorheen, de vrees hem tot

omslag en kosten te noodzaken, en eindelijk 't geen hij mij eerst

naderhand beleed het vemoeden dat Bild. zich ongevoelig

mogt tonen dat hij nu, daar deze na zulk een

afzijn, alles voor hem moest wezen twee zijner Vrienden Hogendorp

en mij zelven om dus te spreken in het spel bragt. Ik zogt hem

troost en raad te geven, doch wie kan iemand overtuigen in die

oogenblikken waarin zich het hart krank gevoelt. De goede

Herding derukker van da Costa's werken, maar van een uitmuntend

hart zoo 't mij toescheen die tevens Bilderdijk en onzen Palm

bewondert kwam ons blijmoedig afhalen, om Leydens wonderen te

beschouwen. Eer ik er om denken konde stonden wij voor het huis

van Kleineberg. Reeds tot in bijzonderheden bescheef ik deze

Verzameling in 1814. Hoe onze Vriend met een onrustig hoofd

en hart, daarbij te moede was, is gemakkelijk te begrijpen.


pagina: 85

Eindelijk kon hij de moerassige waterachtige Physionomie

van Kleinenberg en zijne miniatuurwereld niet langer

uitstaan. Hij verliet ons, ik zag met Mev. dacosta Herding's

drukkerij, wij drukten zelfs een blad af. Toen deed ik nog de verdere

inspectie reis, met Herding zag het schilderij van Van Bré

waarvan het Coloriet mij niet toeviel, de zaal der Academie, het

Observatorium, de schone Telescoop door de Vreeze[?] gemaakt, wier

waarde ik niet genoeg bevatten kon, en waren bij Bilderdijk tegen 3 uur.

Deftig was de ontfangst in de kleine binnenkamer. Vervolgens in de

zijkamer getreden, wierd ik naast Bild. gezet. Alles was beleefd

doch niet hartelijk en de toon van Bild. niet geschikt om

uittelokken. Een groot man tegentespreken, was mijn wensch

niet, alles bleef dies afgebroken. Bild. toonde goeden eetlust

en was zeker het meest op zijn aise. Dac. sprak geen woord en

door zijnen voedstervader desweges ondervraagd zeide hij dat het

hem niet paste, in zijne tegenwoordigheid te spreken. Dit

gedrag kwam mij zoo zonderling voor dat het mij benaauwde en

ik dezelfde benaauwdheid ook bij D.C. en zijne vrouw over mij

zittende, bespeurde. Hoe dacht ik zal ik spreken, hij zwijgen.

Op eens ontknoopt zich het raadsel. Nancy d'ac. roept lieve

lieve en op het oogenblik dat wij bezig waren de verdienste

van eene wortelpodding, uit een te zetten zinkt zij in elkander.

Ik was ontzettend geschrikt, de goede Mev. Bild. niet minder. Dac

was ten uiterste getroffen. Mev. d'ac. wierd op de canapé gelegd en

nu zag ik het hart van den zoo vaak als zonder gevoel uitgekreten

man, zoo duidelijk als ooit spreken. Zijne zorg over de kleine

geneeskundige hulp ter geruststelling van dac. Zijne geest van

bedaardheid die steeds heerschende bleef, de zorg van de goede

Mev. het moeilijk losrijgen van Nancy, de verwijdering v. Lod. alles

staat mij nog zoo duidelijk voor. God zij dank alles was spoedig

hersteld ik zie Mev. dC. uit de kamer geleid, mij zelven naast


pagina: 86

B. aan tafel voor het ongebruikte dessert dat de goede vrouw

nog zoo veel moeite gekost had. Nu was de slagboom verbroken

ik kende B. wij spraken over d.C. ik noemde hem in bijzijn van

B. eene lyrische verlenging van dezen, en hij gaf mij zulks toe.

Hij zeide mij hoe wij God danken moesten dac. verwekt te hebben wiens

invloed nog zoo groot zijn konde. Hij bekende mij reeds in

het eerste vaers v. Dacosta het grote zaad onderscheiden te

hebben. Nu was de gemeenschap daar. De koets verscheen waarmede

D. terugkeerde, ik bleef nog zoo lang de beleefdheid vereischte

en keerde tot onzen vriend, die ik met mijne tijdingen niet weinig

verheugde. Nu stelden wij ons duidelijk voor alles wat er en hoe

alles gebeurd was. Dac. stelde mij zijne angst voor die hij

gehad had dat B. en ik elkander niet ontmoeten zouden in het

rijk des hogeren levens. Nu was dit alles beslist, doch mijn

hart tevens zoo geschokt, dat ik nu aan D. voorstelde dat

ik die avond maar weder met de Nachtschuit naar

Amsterdam zoude keeren. Doch nu spoorde deze mij aan om den

loop der Voorzienigheid geheel te volgen en daar nu deze B. die in

zijne invitatie van den ochtend nog deed blijken, dat hij mij alleen

als vriend van d.C. vroeg, zoodanig gesproken had, was het pligt

te blijven schoon wij dan ook het genoegen van den eersten

trouwdag v. d.C. te vieren, 't geen wij ons tegen den volgenden

dag voorgesteld hadden, niet zouden mogen genieten.

Na zoo vele ontroering na nog eene allerhartelijkste visite

van den Heer en Mev. Bilderdijk waarin dezen indedaad ouders

scheenen eindigde deze gebeurtenisvolle dag. De derde

scheen helder aan den horizont. Mev. dC. was veel beter.

Een man, met hoflijke manieren de kop van Jan

Bosscha in jeugdiger jaren en de manier van spreken van

daC., met dezelfde voorgewende Indifferentie verschijnt. Het was Hogendorp. Niet

te twede maal wilde ik als derde te veel zijn en ik vertrok


pagina: 87

en beschouwde het huis of liever paleis van Kemper, de

verschillende verdiepingen, tot verscheidene gebruiken ingerigt

eene Bibliotheek in drie kamers verdeeld, de chambres de reception

met een spelend uurwerk, schilderijen, portrait v. de Ruiter en

Kunstkas. Hartelijk en best is Kemper, zoo als ik hem

steeds gekend en geeerd heb, de ronde goede Hollander man van

ontzettende vlugheid, kennis in vele vakken doch te veel

concilieerende in het vak van Opinie en zich bijv. boven

B. met eene lugtigheid zettende die juist niet zeer geplaatst is.

Misschien heeft hij het meeste gelijkheid met Necker die echter

meer routine had. Zeker waren de denkbeelden van beiden

even zuiver, het hart even braaf. Bij Sieg. en V.d .P. bragt ik

kaartjes, het speet mij den laatsten niet te vinden hoewel ik

jegens den eersten nog steeds dankbaar ben. Het zien was

nog niet gedaan, ik ontmoette Herding en wij beschouwden met

belangstelling het kabinet van Naturalia, dat ik echter

zie gelijk de kinderen wandelen, dat is een paardje een hondje etc.

Gaarne had ik het, zoo als B. met Enthousiasmus zulks verhaalde,

het zelve eens aan de hand van eenen Brugmans doorlopen.

Voorts het Cabinet v. Antiquen. Ook hier wilde ik gaarne eens

door eenen kundigen rondgeleid worden. Het is beter zijn eigen

huis goed te kennen, dan zooals ik nu bv. het Britsche

Museum in twee uur gezien te hebben. De schikking van

dit Museum beviel mij niet, daar men bijna blind wierd

door het beschouwen dier witte beelden tegen eenen witten

muur. Dit zeide ik toch. Er is maar één Apollo. Toen

bezocht ik nog v. Assen en bragt een aangenaam halfuur

bij hem door. Ieder keer ik hem zie vermeerdert mijne

achting voor hem. Eindelijk opende zich het grote toneel

en ik zat in de zijkamer van den Gouden Leeuw daar de toosten

van zoo vele Promotie malen weergalmd hadden met


pagina: 88

Mev. Bilderdijk aan de eene Herding aan de andere zijde

en Hogendorp over mij. De overigen waren Bild. zijn zoon

en het feestvierend paar. Het onderhoud was geestrijk en

aangenaam. Op het dessert nam Bild. de beker die hij

andersints niet meer gewend is te vullen en stelde daarbij

de gezondheid van zijnen lieveling in in woorden die

waarächtig uit het hart vloten en op het hart werkten. Het

was de hartelijke wensch van vereeniging door huwelijksliefde

van bloei voor hunnen echtkoets gevolgd van een vaersje zoo

als hij het noemde waarin de gehele Bilderdijk ademde

in het eerste zijne zucht en kracht van beschrijving in de

vreemdsoortigste onderwerpen waarbij hij de wording van Eva

uit de rib van den eerste mensch, als eene natuurlijke kunstbewerking

ontwikkelde en waarin hij te laatste zich aan de kracht der lyrische

geestdrift overgaf. Nu volgde er een toneel van weemoed

en aandoening tusschen den vurig beminnenden jongling den waarlijk

diep gevoelenden Grijsaard, de door zachtheid hoogverhevene vrouw

en zij die indedaad goed gevoelt, maar kleine zwakheden van

character en vooroordelen van de jeugd, nog niet geheel

heeft kunnen overwinnen. Hogendorp met alle nonchalance

was getroffen. Herding weende als een kind en ik voelde poezy

in mijn gehele ligchaam tintelen en eene opeenhoping

van gevoel die zich moest uitstorten. Het was dus geen

genot van Eigenliefde die ik gevoelde, maar waarachtiger

behoefte naar Verlichting, toen ik opstond. Het begin was

recht krachtig en goed Gevoel de bron van al het heerlijke

in den mensch Vereeniging van het goede en grote in

alle tijden, doch het laatste was misschien eenigzints

Repetitie, daar ik vreesde te veel voor het Christendom van

Dac. uittekomen en dat dit misschien te precore zijn zou,


pagina: 89

daar ik niet wist of Herding, hoe getroffen hij ook was tot

het vaers van B. alles begrepen had. B. dank was hartelijk

en in weinig woorden. Mev. B. was getroffen en deelde mij naderhand

zoo gemoedelijk en vrouwelijk hare vreugde mede iemand

te hebben leren kennen, die de ligtzinnige beginsels der

tegenwoordige jeugd niet had aangenomen. Hog. was ook

regt gevoelig voor de Imp. meer echter in die trant zoo als

[onl.] en anderen het beschouwden. Hij heeft dan ten minste

niets van een Voedsterling van den Grootvorst der Assassijnen

zoo als men wel de leerlingen van B. voorstelt, integendeel,

hij opponeerde koel en deftig over idealiteit en realiteit.

Zeide dat hij geen onderscheid tusschen dromen en waken kon

vinden etc. waarop de grote man flauw antwoorde, want indedaad

hij was door al het voorgaande bewogen geworden. Naderhand

kwam ik ook weder nader tot B. wij vielen nog weder

op verschillende onderwerpen, doch toen wij hoger en hoger

tot godsdienst en toekomst rezen, verzocht hij mij, op eenen

regt hartelijken toon hiervan aftestappen, dat zijn hoofd

aangedaan was en wij elkander tog nog wel weder spreken

zouden. Hij vertrok weldra daarna, en wij hadden eenen heerlijken

avond verder met Hog. en Herd. Dezelve bragt mij nader tot

den eerste. In eene twede Improvisatie beschouwde ik Willem

den Eersten en zijn opvolgers. Om half een gescheiden vond de

vroege ochtend ons reeds in een hartelijk gesprek. Hog. bragt

mij met belofte mij spoedig op te zoeken, tot aan het Stadhuis

van Amst. Ik nam Ariosto uit mijn zak en las van

Mambrino die naar zijn helm zoekt. Een wagentje reed voorbij. Ik

klom erin Zoo gij hier. Gij! Remi op reis naar Amsterdam. Ja, het

is williger. De Rogge was nu op de dorsgrond. Mijne denkbeelden keerden


pagina: 90

weder op de markt en dat was regt best. Men kan niet steeds

in dezelfde soort van wereld leven. Ik vond alles zoo als ik

gewenscht had, en vloog des avonds nog eens over naar da Costa

die mij met geestdrift ontfing. Capadose was bij hem.

Nooit zag ik hem zoo hartelijk, zoo verrukt, Treffend was

zijn afscheid v. Bild. geweest. Deze had hem gezegend, hem

Lodewijk als zijnen oudste broeder getoond en dit zal hij

voorzeker blijven. Het lieve kind had het bijbeltje te geschenke

ontfangen en was in een hoek der kamer nedergeknield. Was dit

nu huichelen en is hij die zulk eene opvoeding geeft huichelaar!

Daarvoor dank ik U God dat gij mij wederom hebt

leeren aanschouwen, hoe dwaas de oordelen der menschen

zijn, hoe veel laster en kwaadsprekendheid kunnen uitwerken. Ja dit

is mij nu duidelijker hoe Bild. vijanden heeft. Sterk afgescheiden

gevoelens over ieder onderwerp. Hard uitgesproken oordelen

egter altoos meer over zaken dan over menschen uitgesproken.

Afscheiding van Qualiteiten in de mensch en daardoor naam

van dupliciteit bij diegenen die ten eerste in hem die

superioriteit waarop hij zich zelven stelt niet willen erkennen

die nu en dan getuigen van de uitbarsting zijner drift

geweest waren die eindelijk in de bijtende ironie waarop

hij gewoonlijk spreekt in den familiaren toon waarin hij

zelve daarin de hogere wereld behandelt of in de rijke stoffeering zijner paradoxen een bewijs van

een kwaad hart of huichelenden schijn zogten te vinden.

Dit alles kan ik bevatten, hij is ontzettend miskend geworden

doch men verzamele hetgeen zijne vijanden op verschillende

oogenblikken in verschillende betrekkingen van hem

gezegd hebben, en het zal heerlijk zijn. Wat zijne

gebreken mogen geweest zijn, hij blijft groot, hetgeen weinigen zeggen

kunnen consequent; zijne geschiedenis ligt in zijne werken en

ik dank dien God die mij B. niet door zijn verstand maar door zijn

hart leerde kennen.


pagina: 91

Nu kende ik Bilderdijk, en eene geheel andere manier van

zien was voor mij opgegaan. DaC. had mij zijn woord teruggegeven.

Zijn Christendom was niet meer geheim, maar mogt niet

verbreid worden dan daar waar zich de geest opgewekt gevoelde.

Wanneer hoe zou dit geschieden. Ik besloot de gelegenheid

hiertoe eerbiedig af te wachten, en hoe aangenaam het mij

ook ware voor deze blijde gebeurtenis bij mijn vrienden

te kunnen uitkomen slechts twee van dezelven waren er op wie

ik begreep dat indedaad, deze gebeurtenis eenen werkzamen

invloed kon hebben. Dezen waren Claude en Muller. Mijne Vrouw

was niet in de stad, op den Maandag van de volgende week na dat

ik haar op Kennemeroord logeerende, met alle de bijzonderheden

van die belangrijke dagen bekend gemaakt had. Ik vroeg

belet bij Claude, ging tot hem met het denkbeeld te spreken

zoo de gelegenheid daar was, zocht zijn gevoel levendig te

maken, doch bragt hem alleen in eene zoodanige misan-

thropische stemming waarin hij zich zoo vaak op onzen

Trias voor zijn vertrek naar America bevond. Herinnering

aan voorgaande gebeurtenissen, klachten tegen de voorzienigheid

geveinsde tevredenheid met zijn lot in het kort een van die

oogenblikken die ik steeds gevreesd heb en waarin mijne

denkbeelden verzwolgen mijne hoop beneveld, en mijn geheel aanzijn

pijnlijk aangedaan wordt. Ik was hartelijk, hij niet

minder doch wij kwamen tot geen resultaat geen vast punt.

Ik sprak nog over letterkunde en keerde thuiswaarts.

Muller zocht ik donderdag op, doch vond hem niet te huis.

De Zondag verschijnt. Gelukkig waren wij vroeg opgestaan en

ik had eer ik ter kerke nederzat reeds een paar regt

genoeglijke uuren doorgebragt. Deze stemming deelde zich

ook aan mijn kerkgang mede. Ik kon hartelijk meedezingen

had niet dat gevoel verveling, daar ik reeds iets uitgericht


pagina: 92

had, en luisterde de leerrede aandachtig toe. Er was

regt veel goeds in Leidt ons niet in Verzoeking was de text

doch er was zoo vele toegevenheid met den geest des tijds, en

een zekere zwakheid van redeneering in, die mij meer dan ooit

trof. Eene poging om den invloed van God, in den hogeren zin.

met vrijen wil over een te brengen en eindelijk een stuk waarin hij

om dus te spreken voor God aan den Mensch

vergunning scheen te vragen, om zijne invloed op hem te

mogen laten werken. Ik zong intusschen hartelijk een paar

geimproviseerde Coupletten over Gods kracht in Christus mede, en

wierd door twee voorbeden van Muller die zoo geheel uit

zijn hart kwamen, sterk getroffen. Wij gingen den goeden

leeraar bezoeken: en ik geraakte met hem in het gesprek

over 't Christendom, over mijne hem onbekende reis naar

Leyden, over de gevolgen van mijne kennismaking met Bilderdijk

en hij, anders tegen dezen zoo ingenomen, scheen daarin zich

zoodanig te verheugen dat ik mij opgewekter[?] gevoelde, hem

in een bijzonder vertrek riep en met eenen nieuwen broeder

in Christus Jesus den Verlosser der Wereld, geluk wenschte.

Hij stond verzet, en kon eerst zijne denkbeelden niet zamelen. Dit

tog zag ik dat het hem eene heilige vreugde was, dat hij zag

wat dit voor Europa voor de Christenheid worden kon, en dit

bemerkte ik, dat hij dikwijls gedacht had, wat zij dan

tog eigentlijk prediken en leeren moesten, indien de kracht

der waarheid niet zoodanig was, dat zij allen kon medeslepen en dat

een man van zoo veel vernuft, zoo veel goeden geest als

da Costa niet overtuigd zou worden. Hij bekende zelve de valsche

schaamte gehad te hebben hem niet te durven vragen of

hij het N.T. gelezen had. Zoo ver gaat het dan als men gene

verkiezing aan God toekent, en als men gene hoge Voorzienigheid


pagina: 93

aanbidt dan die krekelvlugt die men zelve na kan gaan.

Maar dit is een nieuw bewijs, dat kracht en waarheid van

God gegeven worden, dat zijn wil beslist wat worden moet

en alleen onwrikbaar geloof, op zijne voorzienigheid ons in den

loop van ons leven bezielen, leiden en heiligen moet. Hoe kunnen

wij liefdelozen dan anderen beoordelen[?]. Muller was zoo hartelijk

verheugd zag zoo nieuwe betrekkingen in mijn leven, en dat

van da Costa, dat ik niet nalaten kon hem hartelijker lief

te hebben dan ooit en God zij dank, dat hij mij tot dien

man voerde. Nu was mijn hart te vol om andere bezoeken

af te leggen. Ik keerde na huis schreef de bijzonderheden van

mijne Leydse reis op, en meld nog een paar woorden aan da Costa wegens

het gebeurde. Jan Ret. at bij mij. Ik wilde hem iets wegens

mijne reis mededelen; op eens, stuift da Costa in. Wij

gaan in den tuin, en op eens spreekt da C. van mijne vaerzen

die de brief aan B. besloten. Ik, door dichterlijke eigenliefde

geprikkeld lees dezelve voor en leg het papier gedachteloos

neder. Claude is op eens bij ons, voor ik er om had kunnen

denken, om dezelve weder te bergen. Hij gaat op mijne

plaats zitten, hoort van Vaerzen spreken vraagt of

't hem vergund zij en Dac. dezelve opnemend en op een onverschilligen

toon aan mij daartoe vergunning vragende, neemt ze op en

zonder dat hij een bijzondere wil betoont om dezelve over te geven

komen dezelve in de handen van Claude. Hij leest.

De eerste bladzijde, maakt eenige reflectien slaat om. Ondertusschen

spreken wij over de Engelsche Letterkunde, hij neemt deel

in het gesprek en legt het papier toegevouwen neêr zonder dat iemand

vermoeden kan of hij het stuk geheel gelezen en de passage

wegens da Costa heeft opgemerkt of niet, daar het


pagina: 94

moogelijk is, dat hij dezelve opgemerkt hebbende uit delicatesse

dit niet schijnt gelezen te hebben. Wij redeneeren door over Scot

en Byron. Da C. vertrekt en Claude op het punt van hem

te verzellen blijft een kop thee drinken. Ik ben verlegen of

ik al of niet spreken zal en ons onderhoud loopt over onverschillige

zaken. Eindelijk neem ik het vervolg der Jenasche Zeitung

op over de Hollandsche litteratuur en lees hem het laatste

gedeelte voor. Volgens zijne gewoonte neemt hij daarop het

stuk, ziet nog eens het begin in, roemt de rol die da Costa daarin

speelt, leest dit gedeelte nog eens geheel na, en vraagt mij

daarop op een allezints krassen toon, of deze denkbeelden

wegens den Messias dan nog indedaad op dit oogenblik

die van Da Costa waren. Ik vraag hem, hebt gij dan deze

vaerzen van straks niet gelezen. Nu lees ik hem dezelve

voor. Hij was getroffen, doch bleef uiterlijk koel. Hij

schijnt nog te twijfelen. Nu lees ik hem Israel nogmaals

voor, en hij schijnt het intezien staat op en scheidt tot

wederzien daar er indedaad na zulk eene Confidentie

ook niet veel gesproken kan worden. God der liefde dank

voor dien onschatbaren zegen, mij weder op deze dag gegeven.

O welke werking deze gebeurtenis op diegenen waaraan zij

heden medegedeeld wierd, veroorzaken moet, is uwe zaak

maar zij de invloed bij mij, versterking en kracht in het

geloof van uwen Zoon vaste overtuiging van een bestuur

in de wereld hartelijke wenschen naar beterschap, naar

heiliging, naar vervolmaking, naar IJver in alles wat

gij mij opleidt. Ja, ik wil meer beminnen, meer danken

meer werken, om tog eenigzints datgene wat

gij zoo onverdiend zoo heerlijk en troostrijk over mij uitstort

niet zoo geheel onwaardig te wezen.

∙21 July 1822.


pagina: 95

Dirking Ja deze is de waare leerling v. Christus, Met

weinig middelen van fontsen begaafd uit hoofde van

de ontzettende famille die zijn vader bezat is hij zoo heerlijk

opgeruimd en gelovig, zoo vol vertrouwen, zoo zacht in het

Christendom zoo gelijk Dac. het noemt, Joannesachtig.

Over de eindelijke verkiezing der Joden was hij het mij da C.

niet eens en na daarover lang gesproken te hebben toen

ieder zoo eenigzints in zijne eigene gedachten terug gezonken

was, zeide hij Er is een muur tusschen ons, wij

moeten een kapittel uit het Evangelie lezen. Belangrijke

stukken over de bekering der Joden heeft hij aan d'ac. gezonden.

Over het Noorden had hij hem ook nog veel schoons medegedeeld.

Miss Mackenzie. Hare kennis was voor da C. belangrijk. (Zie

zijne brieven uit Zeyst. Volgens haar was Byron onaanzienlijk

van persoon en moet zijn glimlach helsch zijn. De alienatie

van Maria zijne eerste beminde bestaat alleen in zijne

verbeelding. Zijn gedrag jegens zijne vrouw moet

zeer kwaadaardig geweest zijn. Volgens haar heeft

Chalmers in zijn werk over het Christ. door Bilderdijk

vertaald zich zelven overtuigd, en dit door den loop zijner

onderzoekingen, gedurende het schrijven van zijn werk.

Bilderdijk behalve het geen hij mij in die hogere poetische

wereld was, was mij ook nog in vele opzichten belangrijk.

Wij spraken alles talen, letterkunde. Nu en dan heeft hij in

zijne uitdrukking veel paradoxaalsch en ironisch, en kan

hij zelfs zijne bijzondere vrienden, niet zonder eene kleine

streek laten voorbij gaan. Zoo kreeg ik eene kleine aanduiding

wegens de Grieken. Jan Ret. ofschoon hij hem als man van

Charact. en vriend van 'S Grav. hoogacht zeide hij Schrijft hij nog

in den styl v. Hooft. Zelfs Montigni kon niet ongedeerd voorbijgaan

ofschoon hij veel achting voor Klijn toont. Zie hier eenige


pagina: 96

denkbeelden. Over zijne oostersche afkomst, zijne Ooren

hiervan nog een teken dat niet op zijn zoon overgaat.

Zijn gezegde dat Wis. de Gesch. v. Karoles niet goed kon kennen

daar hij niet van ouden adel zijnde, daarontrent in zijne

famillepapieren gene inlichting vond. Zijn systema over Sanskrits

later als men gewoonlijk, dacht, gebruikelijk geworden over

de Sloveensche taal, met veel Latijn vermengd, over het Deensch

het meest verbasterde der Germaansche taaltakken, het eenige

dat de dubbele aa bezit en bij ons ingevoerd heeft; het ae

der Brabanders beter. Het hoogduitsch door de Bergtaal

die Luther in zwang bragt verbasterd. Gedachte over de

Romeinen die hij niet bemint. Vele gedachten van Niebuhr

goedgekeurd. Tarquinius indedaad een groot man, de geschiedenis

van de rebel Brutus op zijne wijze verhaald. De misdaad

v. Sextus gene reden om Tarquinius te verdrijven. De zoons

v. Brutus bleven hunnen regtmatigen vorst getrouw. Grote

verwachtingen wegens den Prins v. Oranje. Wellington deed

volgens hem te Waterloo al het mogelijke, om den slag

te doen verliezen. Klachten over den geest die in zijn jeugd

in de poezy heerschte. Zucht van Juffr. v. Merken al te

geleerd te willen wezen. Hierdoor geraakte zij bijna in den

Germanicus verward, en wierd door haar man geholpen. Achting

voor de Cabbala. De laatste zoogenoemde Brederodes niet

van den echten stam.

In 1795 bij zijn vertrek in ballingschap tekent B. iets te Groningen. Een

tien jarige knaap biedt hem een stoel aan. Hierdoor

getroffen zegt hij hem hem niet te zullen vergeten en te hopen

dat eens te vergelden. Vele omstandigheden gebeuren er met beiden.

Voor eenige maanden ontfangt B. nu een brief

waarin deze man predikant, vader van een talrijk huisgezin


pagina: 97

hem herinnert dat hij zijn schuldenaar is, en als afdoening

daarvan om zijn zegen vraagt waarop B. hem in een

gedicht antwoord, dat hij dien van hem als leeraar van

de Godsdienst afsmeekt.

Doch ik moet eindelijk afbreken. Een brief van dankbaarheid

schreef ik aan den oude bard; waarvan ik het laatste gedeelte

zijnde eenige dichtregels, reeds vroeger gemeld, bewaarde.

16 July Trias met Capadose en da Costa. Beiden hadden

het te kwaad over een punt van veel gewicht, in hoe verre

naar hunne denkbeelden een koning verplicht was zich aan

eene hem afgeperste of vrijwillig gegevene Constitutie te

houden. Overigens was deze avond meer nog een herinnerings-

feest aan Leyden, dan ontwikkeling van nieuwe denkbeelden.

Dac. heeft een allerhartelijkste brief van B. Zijn gevoelen

over het huwlijk is heerlijk uitgedrukt.

Litt. cont. Het vervolg op het berigt in de Jenasche Litter. Z. is uitgekomen

met veel lof wordt daarin gesproken van de Klijns M.C. v. Hall,

Helmers, Loots en een geheel uittreksel uit de Montigni gegeven

daarentegen v. Kinker, Wis., niets gemeld waardoor vooral deze

laatste op nieuw gebelgd is geworden die buitendien vernomen

had, dat men in de Théâtre Étranger dat stuk zoude vertalen.

Loots gaf een doopzang bij gelegenheid van de plegtigheid

met den jarigen Vorst. Alleen de laatste strophe is zijn vroegeren

roem waardig.

Engelsch Litteratuur (Nieuwe) Scott Volgens lady Mackenzie

zou het dochtertje v. Scott eens gezegd hebben dat het

zonderling was, dat zij in die boeken die Papa zeide dat

niet van hem waren, stukken vond, die zij hem dikwijls, alleen

zijnde, had horen opzeggen. Volgens haar schenen Wordsworth

Coleridge en Southey zeer grote vrienden te zijn. De beide laatsten

hadden besloten voor elkander eene vrouw uittezoeken het geen met

opzicht tot Southey wel gelukt was doch Wordsworth liet zich van

de zuster van zijne vrouw, die hij voor hem uitgekozen had, scheiden.


pagina: 98

Da Costa blijft hartelijk, zoo waarachtig Vriend in alles.

Treffend is de brief die hij ons op onzen trouwdag schreef.

God zegene hem. Hij heeft mij zoo veel in kracht, in

aanmoediging tot het goede gegeven. Aan hem dank ik het,

zoo ik mij in eenige opzichten van de wareldvrees mogt

ontheffen. Door een bijzonder toeval is hij leraar in de

taal geworden. Bij Texeira vond hij een Schoolmeester uit

Haarlem Prinzen die veel gestudeerd had over de taal,

nergens echter voldoening had gevonden, en die nu horende

dat T. daC. kende van dezen wenschte te vernemen wat

de opinien v. B. over de taal waren. Deze beloofde hem eerst

alleen die te zullen geven, doch er heeft nu eene

bijeenkomst plaats gehad waarin D.C. drie uren agter elkander

over den oorsprong der talen geredeneerd heeft. Gaarne had

ik dit bijgewoond. Deze morgen (2 Aug.) was hij bij mij.

Veel hebben wij gesproken over kennis en gevoel hoe het eerste

was zaken te omvatten te weten, het tweede te weten dat men iets

wist. Vele anomalia als Verlies van Geheugen etc. zijn daaruit

te begrijpen. Zelfs wanneer wij ons de zaken niet meer kunnen

herinneren, verliezen wij dezelve niet. Van daar de lichtende

oogenblikken, die men bv. tusschen beide op zijn sterfbed

heeft. Van daar het denkbeeld v. Stilling van het ontrollen

der Gewetensrol, na den dood, hoe wij dan alles weten.

Ja dit zeide mij dC. de waarheid is overal, maar niet overal

is[?] dezelve in gelijke mate. De wording van Waarheid tot

leugen is de heerlijkste beschouwing van gelovige wijsbegeerte.

Niet alleen is het niet genoeg te zeggen dit is

valsch, maar men moet weten en aantonen hoe de waarheid

tot deze valschheid is overgegaan. Het Christendom is voorzeker

waarheid, doch daar er gene volmaakte Christenen zijn

bestaat en ook geen mensch die de waarheid volmaakt kent

niets moet men dus te gering achten. Overal is een gedeelte der waarheid verborgen.


pagina: 99

Coterie 2 Pauly est parfaitement noble. Nous avons causé

à n'en pas finir. Nous eûmes chez lui une soirée très

agréable pour fêter l'anniversaire de sa femme. Les jeux

d'esprit y rentrèrent en crédit.

([onl.] v. da costa). Ik las heden (2 Aug.) het een en ander in

proza en Vaerzen aan dC. voor dat hem beviel. Hij beloofde mij

roem, beval mij alleen aan die ter eere van het Christendom

te laten strekken. Hiertoe geef de Algoede God van wien

waarachtig alle gaaf, alle geestdrift afstamt zijnen almachtigen

zegen. DC. zegt voor het oogenblik te sterk te

weinig zinnelijk te denken om vaerzen te kunnen maken.

Cap. is indedaad op het oogenblik stouter meer dichter dan hij.

Hij leerde Ricardo kennen. Een Engelschman is deze

die in het Parlement eene belangrijke rol speelde.

Hij is van zijne famille doch vroeger tot het Christendom

overgegaan. Lang spraken zij over Liberalismus, doch het

Engelsche is zeker datgene dat dC. het eerst vergeeft.

∙Zie verder Dagb. 3e Aug.


pagina: 100

[leeg]


pagina: 101

Mémoires 1822

Coterie

April 21 Une réunion charmante chez Henri et Mimi avec Claude

Cris. et Cato. Nous y fûmes bien longtems et causâmes avec la plus

grande aménité possible sur les topics du jour.

24 la fête longtems promise par Pauly qui fut charmante

sous tous les rapports. Table bien servie, bon vin toute la

coterie, beaucoup de gaîté voilà les ingrédiens après le

dîner on monta dans la chambre si souvent décrite et

chantée. La causette, la carte, le chant se partagèrent la

soirée ou presque la nuit. Le café fut parfait les lumières

étant abondantes [onl.] femmes[?] bien parées, c'était une fête d'Orient.

27 Je reçus de Pauly les démonstrations les plus amicales

au sujet du succès chez fabius.

Meij 8 Familledag bij Gied, recht hartelijk en genoeglijk. Eene lectuur van

stukken van den dag, en Prins Karel, bragten ons tot het souper

dat indedaad regt vriendschappelijk was, en waarbij ik regt hartelijk

vrolijk was.

9 Trias chez Claude Che cangiamenti. Comme tout était cangiato.

Beaux tapis, meubles, dorure. Souper parfait, Madère voyageur

mais cependant encore toujours l'ancienne franchise la

bonne cordialité. Nous reprochâmes à Claude ses fadeurs lui

disait qu'il avait trop d'Esprit pour cela. L'amitié [onl.] en

voyant son trône encore debout. Il y en a tant qui ont été renversés.

12 Regt aangename dag met H. en M. Zij waren allerliefst en daar

onze broeder te Haarlem was, konden wij nu eens zoo regt

genoeglijk over het een en ander spreken. Men had gezegd dat

Henri avances naar Margo begon te maken, doch zijne vrouw

geloofde het nu niet meer.


pagina: 102

Meij 27. Onze Coterie is genoeglijk. Papas grote huis Gieds

Billard alles brengt daartoe het zijne bij. Wij hadden voor

de eerste maal in de Casa nuova een alleraangenaamste familledag.

Ook die met Tijs en Mie indedaad een beste goede broeder en

zuster had zeer genoeglijk plaats.

Juin 9. Fête que Claude donna à Overveen. C'était une journée

vouée plutôt au bien-être qu'à l'enthousiasme. Une conversation

plutôt spirituelle et animée que sublime, la commodité de

l'orient plutôt que l'intimité du Nord plus de décence

que l'épanchement mais une situation mêlée de repos

de jouissance de far niente, qui délaissait des travaux de la

semaine. Le dîner était excellent, le vin de Moselle bien rafraîchi

délicieux, la journée fort chaude. La promenade n'eut

lieu que le soir. Le matin nous nous amusâmes à faire la

causette. Le soir le Kiereboe nous reconduisit bien agréablement

chez nous. C'était une fête où la partie animale et spirituelle

de l'homme s'était amusée à la fois.

Unter den angenehmste Bekanntschaft die ich seit kurzem

machte gehört M.C. Sommer v. Altov[?] ein biederer munterer Deutscher

der viele Sprache kennt. Lebensgenusz mit Glaube an

das höhere vereinigt und der mir zugleich einnahm.

Mit Gied machten wir eine recht angenehme Tour nach Haarlem

sahen: Teyler V. Maren Enschedé, die Exposition der Blumen,

hörten, das prachtige Orgel, besuchten den Michaelis, machten

ein Tour ins Gehölz, und kehrten Froh zürück. Ein album Blatt

von Sommer ist davon zur Gedächtnisse und wird mir

an diesen frohen Stunden errinnern. Ich werde den biederen

Mann herzlich liebhaben da er auch in uns warme

Antheil zu nehmen schien.


pagina: 103

Caroline. Huislijk Leven

Onze huislijke kring is gezellig en genoeglijk. Gerrit geeft

aan dezelve een geheel nieuw bestaan, en alles is wijder en grootscher.

Gerrit is zoo allerliefst dat wij ons veel met hem ophouden. Steven

is ook lief maar wat drok gezellig en Lina ziet menig

bloempje van discours door Zijne E. afgeplukt. Zij vindt het dus wel

dol plezierig dat hij bij ons is, doch wenschte nu en dan dat wij

de handen nog wat vrijer hadden. Als dan tusschen beiden eens het

lipje een oogenblik hangt dan spreken wij over Vandulf Eona en

Selane niet p. comparatie niet toepasselijk, maar in het algemeen.

Meij 4

Eene Comparatie (Meij 1) met W.v.H., P.v.E. en H.R. De resultaten waren

niet aangenaam en er moesten dus ook regt onaangename oogenblikken

in hetzelve komen. Egter was de afloop regt hartelijk. Zij deden mijne

genomene moeite in alles regt wedervaren, egter maakten de aanmerkingen

wegens oom de Cl. onaangename Episodes. Het kan toch niet dat

hij zoo veel verteert. Hoe dit alles moet aflopen God weet het, ik niet.

De week is druk met verhuizen geweest. Papa Boiss. en Tijs hebben

eene nieuwe woning betrokken. Wij hebben eene vereeniging van twintig

Broeders en Zusters gehad. De nieuwe Muur v. Harmonica valt.

Allergenoeglijkst Meij 10 de verjaardag van de kleine G. Westendorp

gevierd. Tijs is een allerhupschte jongen. Ik heb veel met hem geredeneerd

en wezentlijk zoo als hij zich over mij, wegens zijn wensch tot mij

uitdrukt moest ik indedaad, tot tranen toe geroerd zijn. God ik dank

U dat gij ons in hem zulk eenen goeden broeder gegeven hebt.

De zaak van L. en I. heeft mij in deze week veel doen lijden en de

uitzigten worden thans zoo zwart, zoo zwart, wegens den Graan-

handel, dat het hart zamen krimpt doch God zal zorgen.


pagina: 104

Meij 25. Wij hebben een regt genoeglijke week gehad. Caroline

was allerliefst, met regt zegt da Costa, dat zulk eene vrouw

een Schat is. Oom v. Heuk. hielp mij in de boeking en ik bewonderde

zijne goedheid en reeelheid meer dan ooit. Met P.d.C. had ik een

belangrijk onderhoud. Hij dacht dat ik over zijne verteringen geklaagd

had, dat echter geenzints het geval was, doch indien er zoo weinig

verdiend wordt, kunnen wij er niet beide van leven, dit is eene zekere

waarheid. Veel bekommernissen had ik in den loop van deze week,

ik zag de Granen in mijne verbeelding op eene ontzettende laagte terug-

zinken en had wezentlijk aanvallen van Spleen, die belangrijk waren.

God moge het gebed tot en het vertrouwen op U mij in dezen bijstaan.

Gij toch beschikt alles, maar het denkbeeld om al die angsten te

hebben die men heeft wanneer men het geld in anderen verliest en

eigenlijk zijn eigen geld te verliezen dat is hard.

Meij 28. Onze huislijke kring is allerheerlijkst, Gerrit allerliefst

wij gevoelen niets van de onaangenaamheid van in Amstels wallen

te moeten blijven en gebruiken het heerlijke weder tot wandelen en ons

in hetzelve te genieten. De uiterlijke omstandigheden voeren egter

tog nog altoos hunnen druk mede doch ik hoop tog eindelijk

een eindpaal aan mijne Melancholie, met Gods hulp, gesteld te hebben.

De onderhandeling tusschen P.d.C. en W.v.H. is goed afgelopen doch

ik had met de eersten een onderhoud dat mij zeer deed waarin hij

mij beschuldigde hem door eene Explicatie die hij zelve

gevraagd had in een verschriklijke angst te hebben gestort en

dat had ik waarachtig zonder erg gedaan. Of ik in alle

opzigten egter ontrent hem in de laatste tijden niet wel eens uit

een soort van wrevel minder genereus over hem heb gesproken

dat konde wel het geval zijn, doch ook hierin wil ik

mij beteren. Zijn hoofd schijnt mij helaas nog verward te zijn.


pagina: 105

Juny 30. Heerlijke avond van gisteren. Hartelijk gesprek

met Caroline bekentenis van onze wederzijdsche gebreken.

Zucht om meer en meer vereenzelvigd te worden elkander

hartelijker dan ooit lief te hebben en met vertrouwen tot

God op te zien. Deze geef zijnen Zegen. Amen.

July 20 Het zien v. Bilderdijk en zijne vrouw heeft mij nieuwe

moed en aansporing gegeven om de mijnen meer dan immer lief

te hebben. Reeds schijnt ons weder een twede hoop in het

verschiet toe te lagchen. Ik ben thans zoo gelukkig, doch God

weet hoe het zijn moet.

Juny 29 Een feest dat waarachtig dien naam mogt dragen.

Vier jaar waren wij getrouwd, hartelijk vierden wij de eerste

Verjaring van onzen Trouwdag die ons met Gerrit in den

arm, ontmoette. Mijne vrouw gaf mij Waverley, ik

haar een kruisje in eenige regels. Meer had ik

haar gegund, maar tog wat doet dit bij ons. Gerrit was

allerliefst op dien dag zoo als trouwens altoos. Des avonds

kwam onze beste Vriend. Pauly moest zich door eenige

goede flessen wij laten representeeren. Da Costa kon nog niet

de gelofte door hem gedaan, verbreken daar het in het

jaar van zijn vader was. Welk een Contrast van menschen

Gied, Capadose, Claude en egter allen welgenegen tot mij egter

allen het goede willende. Ja zij bestaat dan tog nog die zoogenoemde

Coterie, maar uit hoe veel verschillende grondstoffen nu

zamengesteld. God ik geniet veel. Niet ligt vergeet ik dezen

dag. Oom de Vos en Ko Bruyn vervolgden beiden met veel

hartelijkheid vroegere Gedichten. Moge zij nog lang

zulke rapporten uitbrengen. Wij waren lang aan tafel, maar

het was indedaad in eenen opperbesten toon.

Zie verder 1e Aug.


pagina: 106

[leeg]


pagina: 107

Memoires 1822

Improvisatie

Ap. 23 Ik had met Oom de Vos Democriet bezocht. Hartelijk en

vriendelijk was de Receptie de toon alleraangenaamst, de

vaerzen vielen mij juist niet bijzonder toe. De beste waren Walré

Crous Vinc. Loosjes Van Boren de regt Arntzenius le Francq Willink[?]

Walre David C. Gerlig Jan Zoet Guepin Fockenbroch V. der Willigen

Hoogeveen de Koning Krul Van Eeden Starter Dr. van Houten Huydecoper

H. Meijer wiens naam aldaar ik vergeten ben. Ik improviseerde

doch was zoo regt niet in mijne kracht, daar ik bang was

voor alle die snaken misschien te blijven steken en dies minder

courage dan gewoonlijk had. De vernieling van het O.I. Huis ging

dus zeer goed doch ik heb wel eens wat beters voorgedragen.

In het twede stuk op de Kinderliefde of op twee Hansjes

komen[?] goede stukken en een lierzang in de kleine regels die goed uitviel.

Ap. 25. Merkwaardig was de avond bij Fabius deze had mij gevraagd

om kennis met Roell te maken. Deze was aldaar met zijne

famille, de Heer en Mev. en Juf.de Glimmer, de Heer en Mev. Aberson Colonel

de jong, Coster en zijne vrouw, Mev. de wed. Bousquet, Mev. Hodshon, de

Heer V. Lennep, de Heer Verburg, de wed de Wolf en nog verscheidene anderen.

Ik was eerst wel een oogenblik onthutst toen ik in het midden

van een dergelijken kring v. dames moest optreden doch alles ging

Goddank goed en het beviel mij beter dan op den predikstoel in

de Maatschappij. Ik wilde meer het Instrument leeren kennen

en dagt meer om de quomodo dan om de quid. Ik combineerde eenige

opgegeven onderwerpen. Carthago Enghien Maria Stuart en bragt dezelven nog al

tot een gelukkig geheel. Ik gebruikte nieuwe maten vooral de tien-

syllabige. Naderhand over zinnelijk en zedelijk schoon. Die viel zeer

goed uit vooral het einde, en een lierzang van ten minste twinitig

coupletten die indedaad regt goed was. Zonderling is het hoe dit

talent mij met menschen in aanraking brengt. Voor den Heer Roel

heb ik veel achting wij spraken veel over den handel. De man

heeft iets zeer eerwaardigs. De aanmerkingen van velen zijn zonderling.


pagina: 108

Meij F.V. Hall had het zeer misprezen dat ik in de

Maatschappij had geimproviseerd.

Les gens en parleront, n'en doutez nullement.

Meij 8 bij da Costa geïmproviseerd over de Dromen, gelukkig

met de aanhaling van Jakobus, Joseph's dromen, naderhand

zoo duidelijk over da Costa's Christendom, als iets zijn konde,

doch de menschen begrepen minder dan ooit. (Zie da costa)

Meij 12 Nous avions une journée parfaitement agréable à Heemstede

chez Pauly. Occupant les chambres du Charpentier Munck que

l'oncle Jeannet possédait l'année passée, il y vit en gentleman.

En habit court, le chapeau blanc en tête, les souliers de

Marseille aux pieds, la canne ultra en main, il se promène

lentement au milieu des jolies avenues qui avoisinent ce

joli village. Le matin on déjeuna avec du café parfait à la

crême ensuite on cause on court par-ci par-là on fait quelques

excursions jusqu'au dîner. Le meilleur poisson de mer ou de

rivière est condamné à nager dans le jus des meilleurs crus

du Médoc. Ensuite quelques promenades encore le thé et

si les chaleurs ont été trop abondantes une bonne bouteille

de vin de Rhin [onl.] encore coucher. Cette vie est délicieuse

pour quelques jours, mais elle finirait par m'ennuyer. Quelques

beaux que soient les arbres, quelque harmonieux que soit

le chant des rossignols, quelque agréable et joviale que soit

la sociéte de Pauly, cependant, il faut que je travaille pour

que je m'amuse. Nous passâmes trois journées bien agréables.

Le Dimanche l'oncle Jean vint avec son Ida. Elle me plut

bien ce jour-là. J'etais dans une espèce d'extase de plaisir.

Il y avait si longtems, que je n'avais gouté la campagne

et la liberté, j'improvisai plusieurs toast, je différai en


pagina: 109

Prose avec Gied sur ce que c'était que la religion, en poésie

nous nous accordâmes. J'étais véritablement inspiré.

May 21 Sedert lang had oom Jan reeds gewenscht dat ik

de kennis met Wiselius hernieuwde, en ik trok na den tuin

bij de Utrechtsche poort alwaar ik in den schemeravond Wiselius

da Costa 's Gravenweerd vond. Ons onderhoud was recht genoeglijk

hoewel ik niet veel nieuws daaruit leerde, daar alles meest

op een punt uitkwam waarin da Costa de zaken opnam en

die denkbeelden uit elkander zette die ik reeds lang van

hem kende. Voorts kwamen er zeer Casuistische redeneringen van

Wiselius over de geoorloofdheid van koopman te zijn, hoe hij

opgehouden had advocaat te wezen na het lezen der verhandeling

van Groot. de Vos dat men van eens anders onkunde

geen gebruik mogt maken. Wijders maakte de schroom om

over Montigni en Schilperoort aan den gang te geraken mij

ook enigzins huiverig. Wiselius kan ik nog niet beoordelen

ik geloof geensints hij de man is waarvan men zulk eene

zwart schilderij ophangt, maar hij heeft iets hards, dat terug-

stoot, en tevens in sommige stukken vooral geestelijke schijnt

hij weder eene onderwerping aan den wil van andere menschen

te hebben, die wondelijk contrasteert. Zonderling was zijn

denkbeeld als of alleen een post eene geoorloofde kostwinning

zijn zoude. Op verzoek van J.R. improviseerde ik over

Jonathan en weinig keeren heb ik het indedaad zoo gelukkig

gedaan. De beste inzichten bezielden mij, gelukkig bragt

ik de aanmerkingen in den loop van ons onderhoud over

David gemaakt te pas. Het alles vormde een geheel zoo

als mij zulks weinig gelukte. 'S.G. is misschien een der

koelste aanhoorders van mijn Improvisatien hij was egter

zeer te vreden, indedaad is hij een hartelijk mensch wiens

inside beter dan zijne outside is.


pagina: 110

Mey. F.A. v. Hall was ontevreden dat ik bij Fabius had

geimproviseerd. Hij begreep dat ik dat talent voor mijn

vrienden bewaren moest.

Wiselius begrijpt wel de mogelijkheid in vaerzen te spreken

niet die om daarin éénheid en wezentlijke poetische

Gedachten te brengen.

Juny 13 Een togtje bij Zwaardemaker, lang uitgesteld. De dag

was overheerlijk overal warmte op het IJ koelte. Een frissche

Oostenwind voerde ons op een regt goede boeier met knappe

Zeelui bemand in een uur heen en weder. Bij Zwaardemaker

een regt hupsche ontfangst. Alles nog egt Zaandamsch. Man en

Vrouw naast elkander aan tafel een grote schotel met bot[?] en

baars, nog indedaad ware eenvoudigheid hijzelf indedaad

regt verdienstelijk, in den ouden hollantschen trant, moedig als

Christen en burger. Do. Wieling scheen een zeer beschaafd

mensch met goede lectuur en die het wel met zijn zaak

meende, zijn vrouw friesche zuster van de vrouw van D. Plantinus.

Ik improviseerde over het Veld en deszelfs genoegen en nam

het nog al in een hogen geest op, het was zeer goed egter

zonder zeer bijzondere verheffing.

Juny 16. Een togtje na Noordwijk. Mijn wensch was vervuld ik

kon weder eens wandelen. Gied was mijn reisgenoot, wij trokken blijmoedig

van Haarlem na Hillegom waar wij in het Regthuis zeer

wel ontfangen wierden. Veel herinnerde ik mij nog van mijne

eerste jeugd en mijn verblijf alhier. Des anderen ogtends trokken wij

na Noordwijk. De weg tot Sassenheim is heerlijk. Moeilijk

vindt men elders zulk een verscheidene en onderhoudende weg. Ons

discours stond niet stil. Gied is rijk in denkbeelden en wijsgerige

uiteenzettingen over het menschlijk hart in het nagaan der

oorzaken en gewrochten. Zijn gevoel gelooft alles doch

zijn verstand is nu en dan te sterk revolteerende


pagina: 111

uit vrees van belachlijk te schijnen of voor schijnheilig

door te gaan. Zonderlinge verschijnsels brengt dit te weeg doch

anders bevalt hij indedaad uitmuntend, en hadden wij

eenen heerlijken ochtend. Wij zagen het slot te Teijlingen en wandelden

over de Piet Gijzen brug na Noordwijk. Daar was alles heerlijk

behalve de eerste welkoms groet van Piet Moura die aan Papa zeide

dat men nimmer zoo vroeg kwam. Noordwijk is Neerlands Pestum

de rozen zijn er bij velden. De [onl.] sullen op een Duin dat

het een lust is. Heerlijk was de Advocate Borrel van Mev. Moura

heerlijk de zee. Margo was bijna Roosje van Bellamy geworden

dank zij de zorg van Moura voor zijn broek. Toen verdwaalden wij in

de duinen bij Noordwijk aan zee en werden door de doornen

verscheurd. Noordwijk is stil lief en welvarend. Het diner was allerliefst.

Stiele en zijn vrouw regt vriendschappelijk, de oude Luberts

door en door vrolijk. Die is de oom van Stiel en Moura[?] draagt de

orde van de Doggersbank waar hij twee kanons kommandeerde

was naderhand stalhouder en spreekt met hetzelve Enthousiasmus

van een harddraver en van zijn admiraal Zoutman. Toen ging

het aan het zingen tot Patriotliedjes toe. Ook ik geraakte

warm zong Paulientje en Luberts kinderlijke onschuld, herinneringen

van den ouderdom Spanje en Nederlands heldenmoed van het voorgeslacht

vernedering van het onze maar moed die den boer nog boven

de omstandigheden kon verheffen. De oude man dronk in vuur

het eene glas wijn na het andere en zeide ja voor zulk een

dag wil ik wel tien dagen op sterven leggen. Na midi

wij ingepakt en deze Improvisatie op het Kind en de Grijsaard

blijft mij heilig. Pauly en Gid waren ook in high spirits.

Juny 17. Bij da Costa was ik met Dirking Ik nam het

Noorden kracht en Christendom. Poezy en verhevenheid ineensmelting

van Noordsche kracht en Oostersche verbeelding ter verheffing


pagina: 112

van het verzonken Zuiden, Dit waren mijne denkbeelden hier

en daar nog al niet ongelukkig uitgeboezemd.

Juny 26 bij Tijs en Mie op hun nieuwe huis. Geen onderwerp

dat mij bijzonder opwond gene bijzondere stemming. Onze

avond was genoeglijk en Claude aldaar een vreemde eend

in de bijt zeer spraakzaam. Abandon heeft hij egter in

gezelschap tog niet.

July Imp. eens bij Rahusen over het land en twee keer te Leyden

bij deze reis na L.

July 29 Bij mij aan den feestdisch had ik een moeilijk onderwerp

de Regels v. Bartjes op de liefde toegepast en dit hoog ernstig

door alle de regels der Arithmetica doorgevoerd doch

ik zoude te veel moeten schrijven, wilde ik dit uit elkander

zetten.

Aug. 2 Een diner bij Tijs met V. Bommel. De goede

jongen had braaf uitgehaald. Nu moesten wij het dan ook

niet voor zijnen beste Correspondent, voor zijnen oudste negotie

Vriend het aan dépensé d'esprit laten ontbreken. Ik ontfing

de stof van de Schoonheid der Vrouw. Ik behandelde dezelve

naar aanleiding van het denkbeeld v. zinnelijk schoon

in het Zuiden zedelijk in het Noorden. Er waren goede

gedachten en beelden in.

Aug. 4 bij Nicht de Clercq. Ik wierd daar ook gevraagd wat

voor te dragen en de famille van de Steenepoor[t?] che spavento

bleef bij deze gelegenheid te Vredelust souperen. Brandt

gaf Licht op 't geen ik op eene wijze behandelde, die mijne

goede Lina best beviel, doch ik haalde er tog niet uit

alles wat in dat heerlijk sujet zit, daar misschien

mijne toehoorders mij niet genoeg imponeerden. De goede Nicht

de Clercq was zeer getroffen. Over de vervoering en wierd als

na gewoonte, veel gesproken.


pagina: 113

Meij 27 Kantoor

De zaak v. Sijpkens veroorzaakte mij heden veel angst en

onaangenaamheid. Ik weet dat Rah. eens gezegd heeft wij zeker

geld aan hem zouden verliezen, doch ik weet ook, dat wij in

het verleden jaar aan hem de besten aller onzer Correspondenten

hadden, dat ik op een paar duizend Guldens na, dezelve altoos

binnen hield en allen naauwkeurigst deze rekening gehouden

heb, dat zij met koolzaad verleden jaar geld gewonnen hebben

en dat V. Hall wien ik nog order gaf over hem te informeren

zelfs van Rengers die geen vriend van hem was niet anders

als goed wegens hunne Soliditeit gehoord had, terwijl wij vele

blijken van personeele Vriendschap braafheid van J.S.

ontfangen hebben. Zij hebben nog al veel goed goed gezonden

en zoodra ik dit opmaakte zag ik zij daarop f 5/m [onl.]

en op hun liggende goed f 2. f 3/m agter uitgekomen waren.

Ik heb dus direct particulier om Remise geschreven. Ondertusschen

domicilieert Sijpk. f 32/c en remitteert f 25/c heden vervallen,

tweede paaschdag, zoo dat ik niemand spreken kan dan PdC.

Ik kan door het late protesteeren f 3/m inhouden doch heb

na het rijpste beraad, dit uit meer dan eene reden niet

raadzaam gehouden en deze betaald maar tevens een krassen

brief om dekking geschreven. Ik ben overtuigd dat hij goed

is doch tevens van mijne verpligting om deze relatie, hoe

aangenaam mij dezelve zijn moge, liever op te heffen dan mijne

weldoeners aan Risico, mij aan de allerbedroefdste onaangenaamheden

en angst bloot te stellen. Dit heb ik egter willen schrijven om te

tonen dat ik deze daad na rijp beraad, geenszints met drift

onberaden of onvoorzichtigheid gedaan heb, en dat het geen

napraten is, zoo er ooit ongeluk uit ontstaan mogt, indien


pagina: 114

ik zeg, dat ik heden op dit oogenblik de kanssen van dit

stuk heb ingezien doch daarbij alleen die Risicos loop welke

een koopman zich niet beletten kan te lopen, en waarvan

mij indedaad de verantwoordelijkheid niet opgelegd kan worden.

Ongelukkig te zijn is niets, maar ik wil mij in dezen

niets te verwijten hebben. God kent mijne zwakheden doch

hierin mijn ijver en goede wil. Mijne vrouw en broeder kunnen

getuigen hoe ik hierin gehandeld heb en geve God mij deze

regels nooit te pas mogen komen.

Juny 21. Strijd van ongerustheid en hoop doch uitkomst in

verscheiden stukken. Verwachting wegens droogte

July 26[?].Meer vooruitzigt v. rijzing doch nog geen werkdadige

invloed. Nog dezelfde toestand wegens S. en[?] S. gunstige ontwikkeling

van eenige andere zaken bv. H. Muller T. Wolf.

Aug. 2 Ongunstige loop van zaken. Gehele verdwijning van

de betere vooruitzichten, die de vroegere maand gaf. Hierbij

kwam heden veel bij. P.d.C. tot Compagnon te hebben, is

dan in vele opzichten niet aangenaam. Het bankroet

van S.H.S., de relatie deswegens met Landman

dit alles maakte mij heden verre van opgeruimd. God

weet wat best is, en hem zij dank was ik ook niet

zoo neêrgeslagen als ik anders geweest zijn zoude. Veel

is nog duister. Laat ons hopen en trachten dat wij ons

zelven niets te verwijten hebben.


pagina: 115

Geschiedenis van den dag

April 22 ongelukkige dood van den jongen Brummelkamp en drie

zoons van den Zilversmid Bennewitz die uitgegaan waren om

op de Legmeer te visschen. Door een rukwind wierd hun scheepje

omvergeslagen en slechts een zesde enen officier wierd met moeite gered.

Op de kragtmeter in het Museum van den Landbouw is

de gewone mannenkragt 250 Graden. Anderen sterkere menschen

bragten het tot 350, Fabius in een druk tot 800 g.

Ap. 23. was ik in de schuit met denKamerjager van zijne Majesteit een

zonderling vent, doodvijand van alle ratten muizen en weegluizen.

Het nieuwe Leesmuseum is ingewijd. (Meij 1822)

Le Baptême de l'enfant royal 18 Juin Une cohue de personnes

diversité de Costumes, l'église neuve arrangée avec goût

mais un peu chichement. Trois heures d'un mortel ennui

enfin un joli coup d'oeil à l'entrée du prince. Un discours

de M. Dermout assez bien arrangé avec des invocations à l'ombre

de de Ruiter et de Vondel même, ce qui devait flatter les

habitans de la bonne ville. Au reste il n'y avait aucune

élévation c'était bon mais aucunement beau. Ce qui me

fit encore le plus grand plaisir c'était d'entendre le

formulaire du baptême prononcé devant ce qu'il y avait

de grand, sur la terre, la majesté du trône reconnaissant

la majesté de Dieu, cela me fit du bien. Cette formulaire

c'est en effet l'expression la plus décidée de la trinité

July Coquerel te Rotterdam waarschijnlijk zullende beroepen

worden blijft hier. Dit schijnt egter met de voorwaarde verbonden

dat de vroegere notulen over het gebeurde met hem

en Lange geroyeerd zullen worden.


pagina: 116

[leeg]


pagina: 117

Dagboek sedert 3 en 4 Aug. 1822

Août 3 en 4.Excursion Vredelust. J'ai pris une forme nouvelle, il

faut varier. Ma cousine nous avait fait la politesse de nous

inviter il fallait accepter, quoique je prévus que cette semaine ne

serait pas des plus agréables. La voiture vint nous chercher Samedi.

C'était Rupelmonde tout craché. La réception fut amicale, le dîner

excellent j'y passai assez agréablement la journée de dimanche

on joua au billard sur lequel Koo de Clercq le cecisbe et

découpeur du lieu, fit des promesses. Du reste j'étais balloté entre

deux hommes en effet originaux tous deux. G. de Clercq est

sans doute éminemment respectable, mais il a quelquechose

qui déplaît surtout, quand il veut se lancer dans des idées

philosophiques puisq'il a une manière de s'exprimer tout à

fait diffuse, il confond les événemens et les points de vue

sans aucune logique et fait des raisonnemens à perte de

vue. Sans doute il mérite beaucoup d'estime, mais il

fatigue. Brandt (J.) a quelque littérature de très bonnes idées

et en parlant d'idées générales de ce qui fait domaine public

on s'entend parfaitement avec lui. Son ouvrage sur les

prisons paraît avoir eu une influence utile. Dans sa conduite

privée il paraît assez fat et capricieux, est dur envers ses enfans

à ce qu'il paraît quoique il dise les aimer beaucoup. Ces

deux personnes ne sont pas faites pour s'estimer réciproquement.

Tous deux ils me faisaient la chronique scandaleuse l'un

de l'autre et je ne veux pas les imiter en les répétant. Les

fruits de Vredelust étaient délicieux. Les plaisirs étaient

assez monotones. Lorsque il pleut ainsi cela était arrivé

alors pendant la nuit, les chemins du Gein sont impraticables.

C'était ce lieu où mon père s'était tant amusé. Les

portraits de notre familles y pendent encore. La cousine est

on ne peut plus aimable envers nous.


pagina: 118

5 Ik was alleen in stad en moest dit nu eenigen tijd

blijven. Natuurlijk is mij dit niet aangenamer. Al dat heen

en weder trekken bevalt mij niet. Doch ook deze

stilte leert weder veel. Ik was des avonds bij Claude. Een

zonderling mensch. Hij durft zich van zoo vele zaken geen

reden geven, zich niet door zijn gevoel laten leiden dat zoo

goed is. Wij spraken geen woord over da Costas Christendom

over Litteratuur Milton Bilderdijk. Hij wierd tog

warm, ik bleef tot half één, bij hem.

∙6 'S avonds bij da Costa. Eerst zeer genoeglijk over de

Grammatica, toen kwam Capadose. Wij lazen eerst over

de Natura deorum v. Cicero, toen haalde ik ongelukkig de

declaration of rights door Claude voor mij uit een

Americaansche kourant geknipt voor den dag, en las deze

slecht vertaald voor. Nu kwamen wij op een onaangenaam

onderhoud, ik wierd geheel mismoedig. Eindelijk bekende

ik dat veel wegens mijne gevoeligheid over dit punt daaruit

ontstond, dat Claude en da Costa die mijne vrienden zijn

die ik het meeste met geestdrift, met abandon om

dus te spreken bemin, dat zij zelven, om dus te spreken

een gedeelte van mij zelve bevatten en ik dus niet

kon lijden dezen over een punt van zoo veel gewicht

niet eens te zien. Hoe het zij ik kan mijne

denkbeelden over dit alles niet duidelijk genoeg voor

mij zelve uit elkander zetten, maar ik wil liever

mij aan hogen invloed onderwerpen denken wat een Christen

ook in deze staatkundige wereld doen en denken moet

en dan daaraan getrouw blijven. Claude is gevaarlijk zijn

suprême bon ton d'indifférence zijn geest van pride

en volupteit vereenigd doen hem zeer na eene nuance


pagina: 119

van Byron zwemen, en ik moet voor hem, voor mij zelven

bedacht zijn. Dit is waar, dat ik die kinderachtigen zwakheid

die vrees voor menschen, moet afwerpen en vertrouwen dat indien

hetgeen ik zeg uit God is, zij mij de oogen niet kunnen

doen nederslaan. Da C. heeft veel menschenkennis. Na

den storm spraken wij nog genoeglijk over onze Coterie.

7. Een zonderlinge dag. Claude was reeds vroeg gekomen om

mij naar Zeeburg aftehalen alwaar wij ontbeten. Het

was Excercice d'Hygiène. Wij spraken over verschillende onderwerpen.

Het regte durft hij egter niet aantasten.

Ik heb heden een lange brief aan mijne vrouw geschreven.

Voor ons beiden was misschien weder deze korte scheiding van

veel nut. Thans zit ik alleen te werken ook dit is mij

sedert lang niet gebeurd.

8. Een diner bij Cris met A. Gild. P. v. Hall. De laatste heeft

veel goeds, doch ook veel winderigs. De jongen Luiten. Kool is

iemand die zoo ik geloof indedaad bescheidenheid met verdienste

vereenigt.

Aan de kamer een lang onderhoud met V. Geuns over de

Correctie van eenen onderwijzer of katechiseermeester, het

was teutende en langdradig. Naderhand schampscheuten over

J. Willink Jr. over de wetten waarbij hij zelve als Consultant

gevraagd was, dit is al zeer indelicaat.

'S avonds bij Pauly, met Gied. Platen van Petersburg en Londen

gezien. Genoeglijk onderhoud, maar het missen van huisselijke

rust en gedurig uitgaan échauffeert en is op den

duur niet uit te houden weshalve ik mij den dikwijls gespannen

toestand van Gied uit kan leggen. Hij ziet indedaad zoo goed,

maar kan er nog niet toe komen handelingen als gevolgen van

principes aantenemen of geestelijke grootheid en invloed van God

in den mensch te ontwaren en zich daaraan te onderwerpen. Hij

durft bijna de gruwelen der revolutie niet afkeuren, uit


pagina: 120

Vrees van in Consequenties te komen. Het is waarschijnlijk ook

trotsheid die hem Liberaal maakt. Want men is

Christen of is het niet. Is men het, hoe kan hij dan in

een brief aan Henry en mimi zelfs badineerende vragen

bij de doodkist wat dan? Zoo het Christ. geen Geloof, geloof

geen zekerheid geeft, wat is het dan? Maar dit hebben wij

met onze eeuwige Concessies gewonnen. Christus blijft ons

een goede vriend maar het is geen ton de bonne Compagnie

voor hem uittekomen. Dit niet ter vernedering v. Gied maar

tot bewijs voor mij zelven wat wij zijn, zoo wij God niet willen

laten werken.

Pauly bevalt mij meer dan ooit hij is meer open en zonder

dat ik ooit eenigen invloed op hem heb willen hebben

begint hij zoo het dwaze van vele handelingen van zijn

vroeger zoo opgevijzelde Fransch in te zien en dit doet hem

goed.

'S avonds vind ik nog een brief van mijne goede Lina.

Zij beschuldigt zich zelve van trotsheid. Ja, ook deze kan

bij zulke voor het uiterlijk stillere een bescheidene menschen

plaats hebben, doch ik ben haar daar nog des te

meer. Er is God zij dank, een grote muur gevallen

en onze vereeniging moet nu inniger dan ooit worden. Ik

verlang hartelijk haar en Gerrit te zien en deze vijf dagen

hebben mij indedaad reeds langer dan weken geschenen.

Ja, een nieuwe tijd verrijst ik wil meer huislijk, nog meer

voor de mijnen leven, ik gevoel daarvan de gehele noodzakelijkheid,

de gehele aangenaamheid. Caroline moet nu indedaad

ook zich zelve sparen. Goede God, verhoor de bede uit mij

uit haar opgerezen om verlichting en kracht en doe mij Uwen

Geest die ook weder in deze week tot ons beider geluk

werkzaam was, meer en meer verheerlijken.


pagina: 121

Aug. 9 Grote post, veel werkzaamheid, ook dit is zegen

mogten de oude zaken maar eens uit de weg geruimd zijn.

Aangenaam bij D. Rah. gegeten. Zijne vrouw en zijn huishouden

zijn allerliefst. Alles is daar nog eenvoudig hollandsch. Mis-

schien zijn wij op het voorbeeld van Claude, Jan Ret, en

zelfs Pauly in de laatste tijd wat Epicuristischer geworden.

'S avonds bij Gr. de Vos. Hij denkt nog zeer zuiver, komt

egter dikwijls op dezelfde topics terug. De Heer Wijsz. was ook

aldaar een scherpzinnig oud man, die zoo het schijnt nog niet

aan de Neologien offert. Wij gingen te zamen naar huis en

geraakten aan een discours over den Godsdienst

waarover hij eerst scheen te spreken in de Suppositie alsof

hij wist dat zijne denkbeelden met de mijne overéénstemden.

Hij raadde mij de lectuur v. Hulshof aan en verhaalde mij hoe

deze met zoo vele kundigheden begaafd, de laatste

jaren van zijn leven bij Herwerder, was troost gaan halen zeggende

ik weet vele dingen maar nog niet den weg der zaligheid.

Er is tog in de Orthodoxen een kracht, een zelfstandigheid

die men bij de andere partij niet vindt. Deze Herwerder

heeft over Joannes geschreven.

Aug. 10, 11 Deze beide dagen wierden te Vredelust zeer

genoegelijk doorgebragt. Er heerschte aldaar vriendschappelijke

genegenheid rijkdom van Vruchten en genietingen. Met G. de Clercq

kon ik het indedaaad wel stellen. Zijn hoofd is, wel is waar

eenigzints verward, doch hij gaat uit het goede Grondbeginsel

uit, dat men ter eere van God en tot nut van anderen moet

leven en wil men dan zoo iemand minder achten om dat

hij geene duidelijke logica heeft, en minder kennis heeft

verkregen. Laat ons waarachtig de goede zijde van ieder mensch

opmerken en dan valt er nog veel goed te keuren bij ieder mensch.

Dit is het systema v. da Costa, en het is waarachtig. Nicht

heeft indedaad veel goeds, de kinderen zijn bescheiden wanneer

men bij Aagje het gedurige Idealiseeren van haaren vader

voorbij ziet, en wij scheidden met genoeglijke herinnering van elkander.


pagina: 122

'S Graveland bezochten wij, en zagen aldaarTrompenburg

alwaar heerlijk geboomte gevonden wordt en het geen

als lustplaats waar Cornelis Tromp zijn daden

eindigde indedaad belangrijk was. Het huis in het

water liggende heeft de vorm van een agtersteven van

een schip. In de zoogenoemde koepel vindt men een fraaije

zaal waar egter nu te veel verwarring van antiquen en

tegenwoordigen smaak gevonden wierd. Alles is vol

schilderwerk. Afbeelding v. Schepen. Pourtraitten der beide

Trompen. Opschriften. Allegorien. Tritons en. Genien in het

kort niets ontbreekt tot zelfs boven in de zaal alwaar alle

de volken over balustrades leggen om de grootheid der

Nederlandsche helden te aanschouwen. Is alles bij het leven van

Tromp geschied, zoo was het vooral niet te nedrig doch het

blijft nu een belangrijk gedenkteken van Nederlands zeeroem.

Het behoort nu aan den Heer Straalman.

∙Mijne ontmoeting met mijn vrouw was allerheerlijkst.

Nooit gevoelden wij dat onze harten elkander zoo nabij waren

dat wij zoo geheel in elkander gevoelen kenden. De avonden

op onzen slaapkamer te Vredelust zal ik niet ligt

vergeten. Mogte zich derzelver gezegende invloed slechts over

geheel mijn leven uitstrekken.

Aug. 13 D. Zegenrijk was onze bijeenkomst met da Costa. Wij

werkten braaf door en hadden vervolgens het aller genoeglijkst onderhoud.

Caroline was door het lezen van een heerlijken brief van Mev.

Bild. reeds getroffen geworden . Ik las een vaers van Bild.

aan da Costa waarin hij opnieuw aan zijne aandoeningen wegens

het godsdienstig herleven in dien lucht geeft. Nu las dC.

het vaers op zijne vrouw waarin vooral de laatste Coupletten

die den wensch uitdrukken om in zijn kroost te herleven

een sterken invloed op mij maakten dC. verzogt mij te

improviseren, doch ik zeide dat ik als hij opgezegd had zulks


pagina: 123

waarachtig niet konde. Na eenig onderhoud hierover stond

ik op, vermande mij, en improviseerde over onze betrekking, en

het heerlijke doel van de godsdienstigen mensch. Nu waren

wij allen aangedaan. dC. was in een van die oogenblikken waar

hij geheel uit zijn Apathie verrijst en waarachtig de

geest van God op hem schijnt te zijn niet dwepend maar zoo

geheel gevoelend wat hij is, zijn moet. Wij stemden van harte

ieder met zijn vrouw in het dankgebed en wij keerden

zoo innig gelukkig naar huis. God mogen deze beelden

bij hem, bij mij, bij onze vrouwen in zegening en werking blijven.

∙Een grote stap is er gedaan en de Verklaring van de

Rabbijn te Maastricht heeft aanleiding gegeven, dat Dac. v. Cappa-

dose zich aan eenige ouden hunner naastbestaanden geopenbaard

hebben. De verwondering en de verbazing is aldaar ten hoogste top

gestegen en vooral Cappadoses oom de oude doctor is ten uiterste

vertoornd. Dubbel is hij getroffen in zijn eigenliefde, om alles

wat dC. voor de Joden, en hunne trotsheid zijn konde, verloren

te zien gaan en voorts op een diergelijke wijze wegens zijnen

lieveling bedrogen te worden. Hij is nimmer geheel Jood nimmer vrome

Jood geweest, neemt thans egter tegen hem eene gehele

Phariseewsche houding aan, beschouwt beide (toch zoo

jong niet meer) als verleid. Enthousiaste Cappadose als

slagtoffer van Da Costa, de laatste als die van Bilderdijk

Capad. gedraagt zich voorbeeldig. Alle avonden blijft hij

thans bij zijn oom te huis, leest met hem, beantwoord zijne

bittere toespelingen met de grootst mogelijke kalmte en

weert dezelve in een algemene zin af, doch zegt bedaard

de kamer te zullen verlaten wanneer er wegens het Christendom

over het welk gezegd is dat men binnen drie maanden niet

zal spreken, eenige aanval gedaan word. God mogt ik ook

zulk een stil, zulk een kalm krachtig geloof zulk een force d'inertie

hebben waarop elke pijl des ongeloofs afstuit.


pagina: 124

Aug. 14. Ik had beloofd in Harmonica te improviseren

en misschien nimmer maakte ik zulk eenen indruk, vooral geloof ik

door toon en manier van opzeggen die beter als vroeger waren. Het was

over de Grieken. Het gedeelte dat over de Grieksche Tragedie handelde bevatte

vele goede regels, het gezelschap was talrijk. Aan Complimenten

van allerleij aard ontbrak het indedaad niet. Weinige zijn er die

het rechte voelen, vele die het ahnden en daaronder dikwijls de

meest geleerden. Wop Koopmans begreep er indedaad veel van. Onder

de opgegeven stoffe was de Nederlandsche Bank door Provo Kluit.

Aug. 15. Ik had een heerlijke avond met Claude en wij lazen Camões

en spraken toen vrijmoedig en hartelijk over vele onderwerpen waarbij

hij zoo geheel de oude was.

16. Dîner splendide chez Pauly qui ne me plut pas puisqu'il y avait

deux ans qu'il s'était marié, que c'était pour fêter ce jour que nous

nous étions assemblé et qu'au lieu de cela nous eûmes en

effet profusion de bonnes choses et du bon vin, mais il ne dit

aucun mot qui pût avoir quelque relation avec l'ordre[?] du[?] jour et me

gronde même d'avoir présenté quelques toasts. Ce n'est pas

par l'Épicurisme et voilà[?] malheureusement ce qu'il fait reprocher[?]

dans notre coterie.

17-18 Journée charmante au Haag grâce à la bonté de Westendorp

et de sa femme. Le chemin est bien beau. Le bois de la Haye

est-ce qu'on peut voir de plus délicieux, c'est une espèce de

parade. Delà nous allâmes à Scheveningen où nous vîmes la

nouvelle institution des baies[?] de Pronk[?], qui est en effet

excellente. Le dîner au Maréchal de [onl.] fut très bien.

19 Je revins solitto à Amst. Par des malentendus et une

fausse timidité de ma femme je passai cette journée seul

et je résolus pour ce jour-là de ne pas demander des dîners

aux autres mais d'en prendre un chez moi. Quelque mal qu'aillent

les affaires, je trouvai des choses qui je n'avais pas espérées

ainsi. Il y avait assez de besogne, et je passai agréablement la

soirée avec les mémoires de Lord Byron qui me firent faire bien

des réflexions. Il faut élever une école de Christianisme contre

cette école d'Athéisme et de Conception[?].


pagina: 125

20 et 21. Après être tant [onl.] ces derniers temps, je passai

tranquilement ces deux soirées chez moi et cependant ces

soirées ne me réalisèrent pas tout le plaisir que je m'en

étais proposé. Il est moi que je ressemble

un peu à l'usurier d'Horace. J'idolâtre le bonheur de

famille mais cependant j'aime à sortir. Cet échange d'idées

qui a lieu dans la conversation forme mon plus grand plaisir et

j'aime cette variété de nouvelles et de récits qu'on ne peut trouver

chez soi. D'ailleurs il régnait chez moi une inquiétude vague

que je ne pouvais chasser et qui se rapportait à la décision

de l'Institut. Je sens qu'elle devait beaucoup influer sur ma

carrière future, que si elle était désavantageuse cela commencerait

par me décourager pour un certain temps, mais que si elle

était favorable au contraire j'y trouverais un nouvel aiguillon

pour m'animer à poursuivre mes études.

22 J'ai commencé avec Claudio Os Lusiadas. C'est une langue

bien nasale, mais dont Camões a fait un instrument superbe.

Steele[?] vint ce soir ainsi que F.A. v. Hall. Le dernier est

éminemment bon garçon, un ami véritable mais il appuye un

peu sur soi-même pendant sa conversation, mode[?] que Cl. ne

peut souffrir. St. était tranquille et assez retiré. La

conversation fut peu prononcée.

23 V. Nous fûmes chez le bon papa de Vos qui nous mit entièrement

à notre aise. Quelle sagacité pour un âge aussi avancé

quel intérêt dans toutes les choses contemporaines.

24 Z. Avond bij da Costa wij waren zeer genoeglijk en op eene geheel

andere toon dan de vorige keer. DC. was vrolijk en indedaad

opgewonden. Hij had deze gehele week eenigzints ongesteld

te huis gezeten en was nu regt vrolijk en Satyrisch. Ongelukkig

was hem dat zijne vrouw op eens een toon van pedanterie aannam

en hem zeide dat hij overspannen was, 't geen tog waarachtig

het geval niet was. Nu was hij nedergeslagen doch

dit verdween spoedig. Hij las mij zijn Parijs[?] te fors zijn

stem heerlijk. Bij het vertrek improviseerde ik nog eenige


pagina: 126

regels comice in de vorm van een adres aan Tollens.

Zo. Diner bij ons met Cato Gild. Claude en Sidenius. De beide

eersten waren indedaad allerliefst.

Uitspraak van het Institut A 27. Nu naderde eindelijk de beslissende[?]

dag voor mijn papieren kind, waarna ik indedaad begon te

verlangen, daar ik nu sedert 31 decr. van hetzelve gescheiden geweest

was. Ik had eerst besloten niet te gaan, doch dewijl Prof. Capelle

nog een kaartje had aangeboden, ging ik derwaarts. Toen ik

kwam waren de 40 immortels nog binnen. Gelukkig vond

ik da Costa en ging naast hem nederzitten, zoo dat wij

onzen tijd genoeglijk doorbragten tot zich de deur opende.

Na dat allen 200 leden als Commissie behoorlijk gezeten waren, begon

V. Lennep met op eene gepaste wijze de vergadering te openen en

te herinneren dat taal de wezentlijke bewaarster van volksroem

was, terwijl hij dit tevens op de tegenwoordige Grieken toepastte.

Toen las Wiselius het Rapport voor. Een diergelijk stuk is indedaad

moeilijk te behandelen, te veel wijdde hij uit over de kortheid van

den tijd. Sommige stukken waren nog al lang uitgewerkt zoo

als dat over den Steen v. Egmond. Bij het verhaal wegens eenen

door Scheltema ontdekten brief, waardoor V. Loon de penningk ontving[?]

geheel van eenen vroeger hem aangewreven blaam van plagiaat

vrijgesproken wierd, kwamen vele toepassingen wegens nijd en

laster voor, die juist hier niet zeer geschikt waren. Voorts

is de stijl v. W. te hard voor diergelijke stukken, die zoo

geheel unbefangen geschreven moeten worden. Eindelijk ging

men over tot het beoordelen der prijsverhandelingen. De Orde

welke V.L. recommandeerde, door aan W. te zeggen eerst de

historische vraag te nemen gaf mij een goed vooruitzicht. Wegens

de twee hist. vragen wierd aangemerkt dat beide eigentlijk

niet aan het gevraagde beantwoorden en dat vooral de

laatste, in het Fransch geschreven, zich door hatelijkheid

jegens Prins Willem de 1e onderscheidde. Beide wierden niet bekroond.


pagina: 127

Nu kwam de beurt aan de letterkundige vraag. Dezelve wierd

eerst nog eens voorgelezen, en toen het Preadvies het gevolg van

de laatste beraadslaging der Classe voorgelezen. De eerste aanmerkingen

waren, dat het te veel historia litteraria geworden was, dat de

invloed der Spaansche in de zestiende eeuw, die der duitsche in de

agtiende eeuw niet genoeg geschetst waren geweest, dat de Sch. zich

te veel opzettelijk met de Dichtkunst had opgehouden en nu en

dan van de wezentlijke strekking van de vraag was afgegaan, eindelijk

dat hij meer van den invloed op de letterkunde dan van die op

de taal had gesproken. Daarentegen werden nu ook weder de

moeielijkheden opgegeven, de uitgestrekheid van het Plan, de

kundigheden niet alleen in de Nederlandsche maar ook in de vreemde

talen en letterkunde vereischt om dezelve te beantwoorden en ten

gevolge van dien in de hoop dat de Sch. van de inlichtingen

en aanmerkingen die hem de leden zouden suppediteeren gebruik zoude

maken besloten werd en den gouden eerepenning toe te staan. Nu

werd er nog eens appel nominal gehouden, allen bleven conform

en het briefje werd opgerukt en gelezen Willem de Clercq op eens

keerden zich de oogen naar achteren en daar ik het geluk had

geheel contenance te houden, zoo wisten diegenen die onder

de toehoorder zaten niet, op wien zij zien moesten en zagen

verwonderd rond, als of de bliksem onder hen gevallen was.

De eerste gezichten die ik bij het opzien bemerkte waren die van

Kemper binnen en Kees v. der Vliet buiten de balie die mij toebloosden.

Nu maakte V.L. bij het slot nog een aanmerking dat het

publiek nu zag, dat de Classe gaarne bekroonde indien zij daartoe

maar gelegenheid vond, het geen voor sommigen scherp moest luiden.

Capelle begon in eene zeer zoetvloeiende taal en schone welluidende

volzinnen te handelen over de Onpartijdigheid in het beoefenen der

geschiedenis en nu blies ik ook de aftogt en keerde huiswaards

alwaar Pauly, die het stuk nimmer gelezen had getuigde dat

de aanmerking volkomen juist was, dewijl hij begreep dat


pagina: 128

als ik een diergelijk onderwerp behandelde daarop diergelijke

aanmerking moest vallen. Hij had mijn vrouw willen verrassen

met de tijding en trok weder na het Instituut terug om Spandaw te horen die

een vaers over de vereeniging v. Holland en Belgie voorlas, hetwelk goede

stukken moet bevat hebben, doch waarbij de onaangename

wijze van opzeggen, waardoor ieder toon, woord bijna driemaal

gehoord wierd, velen gehinderd had. Verder wierd ik verrast door

een bezoek van onzen goeden Muller. Meer dan ooit zag ik thans

hoe hartelijk deze mij lief heeft. Hij was tot tranen geroerd.

Ook Claude was sterk getroffen, zelden zag ik hem op eene

zoodanige wijze zijn genoegen over iets te kennen geven. Aan de

beurs was het drukke felicitati en ik ontsnapte spoedig, deed eene

korte visite bij Gr. de Vos die zeer hartelijk was en vond te huis

een allerliefsten brief van den Heer Klijn. Nu begaf ik mij

op het Diner bij Oom de Vos alwaar zich een geheel College

vereenigd had en onder andere verscheidene vond mijner rechters. J. de

Vries, Wiselius, L'ange, V. Hall, Prof. Fremery v. Utrecht, Prof

Goudoever van [onl.], Van Os de Schelde, Prof. Hamaker v. Leyden, Prof.

Vrolik, D. Stuart, Koopmans, v. Utrecht, Serrurier, Spandaw, Prof. Tiedeman. Ik wierd hartelijk door

velen bijzonder door Stuart en Van Hall verwellekomd. Het onderhoud

was regt genoeglijk, doch uit hoofde van de grootte van het

gezelschap nog al gesplitst. De aanmerkingen wierden mij

vrijmoedig medegedeeld. Om mij had niemand gedacht behalve

W. die een ogenblik eenige gelijkheid tusschen den stijl

en die van de Grieken had gemeend te bespeuren, doch dit ook

weder had opgegeven door te beschouwen dat dit werk te

Colossaal was voor mijne gelegenheid en bezigheden. De Vries

had het aan eene Haarlemmer toegeschreven, dewijl er met

zoo veel lof van Loosjes in gewaagd was geworden. Spandaw

had gedacht dat er een Professor uit den hoek zoude komen.

Ws. bekende zelve dat hij misschien de scherpst beoordeelaar

geweest was en voor een voorwaardelijke bekroning gestemd

had. Dit was ook het gevoel van Sp. geweest, die vond


pagina: 129

dat ik niet genoeg den verderfelijken invloed der Hoogduitsche

taal op onze taal en letterkunde geschetst had, dat ik Hooft

niet genoeg vereerd had, dat al had hij valschen smaak gehad

men dit niet moest zeggen nog drukken. J. de Vries klaagde

dat ik Poot te laag gesteld had en van Brandt te weinig

gesproken had. Over het algemeen waren egter alle te vreden.

Sommigen hadden aan v. Kampen gedacht. Moeillijk is het

voor het overige om in zulk een uitgestrekt veld, waar

nog al eenige verschillende wijzen van zien voorkwamen, juist met

de individueele wijzen van zien van ieder der beoordelaars overeen

te stemmen. Hartelijk was mijn onderhoud met Stuart. Deze

neemt indedaad in het Practische zoo geheel de goede zijde van

het leven op. Met Hamaker sprak ik regt genoeglijk over

oude en Nieuwe Litteratuur, Grieksch, Latijn, Baskisch, etc.. Hij zeide

mij in het Spaansch vele grondwoorden te vinden die hij niet

uit het Arabisch kon afleiden. Wij lieten Byron, Scott, Moore,

etc. de rei doorgaan. Op het dessert werd over Improviseeren

gesproken. Eerst over het in de lucht springen van den

Kapitein Pacha, Toen weder die altoos durende Griek. Eindelijk

de vereeniging der Kunsten. Dit laatste was ook een sujet dat

ik vroeger behandelde, doch het ging beter als ik het de

vorige keer had. Er waren zeer goede Episodes maar de

eenheid was er misschien minder zigtbaar in dan anders.

Stuart zeide dat men met mij mede dacht en tusschen beide

dacht Nu moet dit komen. Nu zoo iets moet het juist

zijn. Prof. Vrolijk die anders steeds met poezy spot zeide dat

dit eene poezy was met gezond verstand vereenigd waarbij

hij zich zeer goed kon nederleggen. Serrurier is geestig

maar Dwarsdrijver. Veel wierd er gesproken over den Slavenhandel en

over le Cou[?] des Africains, en ook over het te veel perfectioneren

der opvoeding. Spandaw zeide, dat bij hem de jongens van

zeven jaren Anatomie en Astronomie leerden. De Vries kreeg

verscheidene malen de laag. Prof. Vrolijks phisionomie nam


pagina: 130

mij niet bijzonder in. Goudoever wint zeer, wanneer hij

spreekt en is dan regt levendig. Prof. Fremery is een

van de heerlijkste en waardigste physionomes die ik in ons

land ken, een van die menschen waaraan men gerust ligchaam

en ziel zou kunnen overgeven. Met Tideman sprak ik

weinig. Hij heeft volmaakt dat ongedurige dat wippende

zoo als da Costa hem mij geschetst heeft. Hamaker heeft iets

donkers en Duitsch. Hij ziet er liberaal uit, sprak van de

activiteit die zich in alles ten toon spreidde recommandeerde

mij Cruizers Symbolik en was een dergenen waarbij ik

mij het best een Niebuhr verbeelden kan.

Genoeglijk was deze dag. Mogte hare gevolgen gezegend

wezen, geen zelftevredenheid, maar nieuwe prikkel te voortgang

geven iets voortgaan volgens de leiding v. God ook hier weder

gebleken. Hem zij de eer en dankzegging en nu met moed weder

voorwaarts.

28 Diner bij Wiselius In het eerste gedeelte van den dag

stond het nog maar niet stil van gelukwenschingen van allerlei

aard, en deze dag had in dit opzicht iets even verrassends

dan de vorige. Vele kooplieden stelden daarin zoo zij

zeiden een eer enfin ik ontfing vele gewone maar ook

vele regt hartelijke felicitatien en onder de laatste vooral die

van den dikken Ameshoff en van Loots, die zoo als hij

zeide daar van het begin af aan, sterk voor de bekroning

geweest had. Anderen zeide hij hadden dezelve twee jaren

willen uitstellen en onder tusschen den Schrijver

daardoor gelegenheid geven zijn werk te verbeteren waarop

Vader Loots met veel waarheid had aangemerkt dat de

Schrijver wel een oud man konde zijn, die na twee

jaren niet meer zou leven, en voor wiens erfgenamen

de medaille gene bijzondere aanwinst zijn zoude.

Na de beurs begaf ik mij met Caroline na Wiselius


pagina: 131

en dewijl dit eene van die vereenigingen is die men

hier zoo zelden vindt, waar zich de groote namen onzer

Letterkunde vereenigen, zoo is het niet onbelangrijk daarvan

een tafreel op te hangen. In een vrij donkere zijkamer ingelaten

vond ik den dichter van Adhel, die mij een oogenblik in zijn

boekvertrek leidde en mij daar de orakeltaal der vijf

Ephoren mededeelde, welken schat ik als eene

herinnering tot nedrigheid, voor het overige van den dag

zakte. Weldra verschenen nu le gendre futur met zijne

lieve Ida, Kees Loots, eenige oogenblikken vroeger was

Mev. Greveling met alle de deftigheid eener Alzire binnengetreden.

Hare oogen mogen dan niet het genie van Clairon aankondigen

er is egter in hare geheele houding iets deftigs en een zekere

tragische waardigheid. Zij heeft eene edele houding. Een klein

halfgebogcheld mannetje stond opeens voor mij en dit was

Kinker. Dit was de laatste van onze letterkundige

kring die ik gewenscht had te zien. Men behoeft hem

slechts eenige woorden te horen spreken om de volheid van

eigene kracht, en de scherpzinnigheid van zijnen geest te

bewonderen. Er is een zekere undaunted spirit in

hem, een zekere vastheid zoo 't schijnt zelfs voor den bliksem

onvernietigbaar. Het is diezelfde kracht om van onderen

naar boven op te werken, om den toren van Babel te

stichten, en in 't midden van de kracht om zich in iedere

plaats te stellen eene Goethiaansche afwezigheid van het

orgaan van geloof en onderwerping. Veel minder edel

is alles bij hem, als in de physionomie van Tollens en

Spandaw, doch tog groter universeeler genie dan beide.

Een man die niet geloven wil en toch te groot waarachtig

denkt om absentie van geloof te kunnen verdragen. Men behoeft

hem slechts twee woorden te horen spreken om de juistheid

van zijn blik te beseffen. Zoo als hij stel ik mij


pagina: 132

Pope voor, die ook eminent satyrisch was. Verder

verscheen de Prof. Goudoever, die ik nog meer dan op den

vorigen dag leerde waarderen. Wij gingen aan tafel en ieder

begon eenigzints kennis met zijnen buurman te maken.

De mijne was 's Gravenweert met wien ik indedaad een

hartlijk en genoeglijk gesprek had. Een beste jongen zoo waarachtig

goed van hart. Gij hebt nu den reuzenstap gedaan, zeide

hij. Gij staat nu op de hoogte van deze menschen maar blijf

nu in Uw eigen Character en deel niet in hunne twisten

en elendige naarijver. Wij hadden een regt goed diner en

een fles, regt goede St. Estephe ontwikkelde de denkbeelden.

Aan de andere zijde zat Juff. Keetje Wiselius naast mij

die voorzeker, wat vorming en kennis betreft, naar mijn

inzien boven hare zusters staat. Loots begon reeds onder

de soup te reciteeren. Het decretum horrible kwam weder

op de proppen en hij was spoedig met Kinker in een

zware strijd gewikkeld over Vondel, waarin deze door den

laatst genoemde geoordeeld wierd wel in twee deeltjes te

kunnen gedistilleerd worden. Meer en meer wierd het gesprek

algemener en Opeens wierd de naam van Montigny genoemd en voor deszelfs

waarschijnlijke vertaling in het Fransch, gewaagd. Reeds

dacht ik den gouden appel over den disch der Goden

te zien rollen, doch na eene vaste en duidelijke verklaring

van J. Retemeijer trok de onweersbui gedurende dewelke

Wiselius eene stricte neutraliteit bewees en dra begon het

meer en meer luidruchtig te worden en ook was de partij der

Bilderdijkianen door da Costa die aan het dessert kwam,

versterkt geworden. Reeds was er eene sterke Controverse

over de lierzang van Bilderdijk aan Napoleon ontstaan.

Eindelijk wierd ik gevraagd te improviseeren. Dit oogenblik

was beslissend. De lofspraken op de kunst van den vorigen dag

dag, al het schilderachtige kon hier niet baten. Kinker

stond voor mij. Alleen het waarachtig verhevene kon hier treffen.


pagina: 133

Kinker moest verpletterd worden, en het genie van den dichter

voor het oogenblik, den spot van den Satyricus geheel verdringen.

Ik dank God dat de inspiratie gelukkig was. Het Treurspel

wierd opgegeven, en mijne gehele ziel vatte tastend vlam. Het begon met de

oorsprong der Kunst Characteristieq[?] v. Aeschylus en zijn Prometheus,

Sofokles en zijn Edipus, Euripides en zijne Phedra, Calderone

en zijn Principe Constante, Shakespeare en Othello en Hamlet en

eindelijk Racine en Athalie, met een woord over Corneille en over Voltaire.

Toen de slotzang over Vondel's Lucifer en Nederlands Kunstroem.

Nooit voelde ik zoo waarachtig dat Da Costa in zijne

stem geheel gelijk had, dat men waarachtig daarmede kan

nederbliksemen. Zelden was ik zoo wesentlijk doordrongen

en doorgloeid en het scheen mij dat ik even als ik zulks in het

gedicht met mond en handgebaar uitdrukte zielen en harten

kon kneden. De invloed was groot. De meesten getroffen

vooral Goudoever en Oom de Vos en Kinker. Deze was reeds bij de

eerste regels opgestaan, en naderde mij met den half

genialischen, half opstandsvollen blik met

de kracht van den man die een nieuw verschijnsel ziet,

daarop afgaat en als het schijnt hetzelve wil ontscheuren.

Nimmer gevoelde ik mij zoodanig in eenen geestelijken strijd

en het was als of ik hem met Alexandrijnen van mij

af hield, God gaf mij de kracht om toen toch van den

gevallenen Lucifer en van den priester van Jehova te

durven spreken. De uitwerking was krachtig en toen Tollens een

soort van Compliment maakte, waarin hij zelfs eene soort

van apologie van het vorige scheen te doen, nam ik

de vrijheid hem eenen welgemeenden dronk toe te brengen, en

dien lof te geven waarop hij zoo waarachtig aanspraak

mag maken. Nu stond men op. Ongelukkig had W. die aan

acht dichters nog niet genoeg scheen te hebben het denkbeeld

opgevat zijne twee jonge heeren of liever Eleves Van Ollefen en Bard

Bradé, de Knegt uit Doctrina ook te laten optreden. Aan tafel

had Tollens nog zijne Lieve Heere op verzoek van mijne


pagina: 134

vrouw, die tussen Spandaw en Goudoever zat, met

goed gevolg opgezegd. Nu begon Bard met een soort

van lyrische ontboezeming v. Loots. Gevoel heeft hij

genoeg maar geen stem om hetzelve gelukkig uit te brengen.

Voorts ontbreekt het hem geheel aan houding. V. Ollefen

heeft eene veel gelukkiger stem. Hij volgt egter te veel

het gemanierde van de acteurs van de holl. Comedie.

Zijn opzeggen van de Romance van Tollens en Herman de

Ruiter was niet onaardig. Mev. Greveling reciteerde met

waardigheid den storm uit den [onl.] van Wiselius, en

naderhand misschien eenigzints te sterk De moeder aan haren

Zuigeling van Tollens. Kinker gevraagd zijnde liet zijnen

bundel komen en las met kracht maar tevens met

de grootste eenvoudigheid zijn Afscheid bij het vertrek

naar Luik. Hij ging zitten, de anderen groupeerden zich

om hem, en dit had indedaad een belangrijk schilderij

à portraits kunnen opleveren. Alle spieren zwelden bij

Kinker bij het uitbrengen van eenige toepasselijke regels

daar hij tevens zoo eenvoudig en natuurlijk de

verschillende Dialecten, in zijn vaers te zamen gevat,

doorging. Spandaw had een heerlijk Dichtstukje op den

slang die het duivenestje nadert en op eens door den

bliksem getroffen wordt. Alles was hier waarheid van

schilderij, alles een heerlijk tafreeltje van

Mieris en Metzu, waarin alles voortreffelijk uit-

gewerkt was. Veel minder dan in zijn andere vaerzen

hinderde hier zijn holle stem, die dan te veel

kracht wil geven. Da Costa had zijn Voorafspraak bij de

Hymne, die allen electriseerde maar waarbij Kinker

in zich zelf gekeerd ging, en bij het verminderen der

loftuitingen eindelijk uitriep Ja, jammer is het dat zoo


pagina: 135

veel talent geheel aan het Obscurantismus gewijd wordt. Bitter

waren voorts zijne aanmerkingen over de Bilderdijksche school

en veel zoude ik nog hierover kunnen aanvoeren. Loots las

zijne mijmering indedaad vol van Poezy, maar die geloof ik

moeilijk verstaan kan worden indien men niet geheel met

de drijfveren van den dichter bekend is. Verder was de

vereeniging bijzonder belangrijk. Oneindig was de weg sedert

het diner der Maatschappij afgeleid. Hoe anders moest Tollens

niet over mij, niet over het improviseren denken. Kinker voor

eenige jaren naar Luik vertrokken moest het ontwaren

welke ontzettende veroveringen Bilderdijk en de zijnen gemaakt hadden.

De trotsche zoon der rede en wijsbegeerte, de bouwer van eigen

schepping, de vader van eigen dichtelijke Saters, kan het

niet verzwelgen dat een nieuw geslacht oprees, dat het geen

voor twintig jaren in de eeuw der Wijsbegeerte belachelijk

scheen, thans weder gehuldigd wierd, en kan hij het verdragen

dat Jerusalem's profeeten in het midden der 19e eeuw, als

de ware bronnen van Dichtkunst in een fatsoenlijk gezelschap

genoemd wierden. Dit moet hem, den Julianus, tegen de

borst stoten. Ook de toon v. Tollens was veranderd, hij

maakte da C. eenige pligtplegingen wier geest echter toonde

dat, hoe zeer het juist niet zijn gevoelens waren, de voortschrijdende

kracht der gevoelens der nieuwe school erkend wierd. Mogten

zij niet te ver gaan. Met Goudoever die hoewel geleerde,

dichterlijk denkt en zeide dat Van Heusde mij zoo

gaarne eens had horen improviseren, spraken wij regt

hartelijk over Homerus, Theocritus en Griekenland. Eindelijk moesten

wij nog een pil doorstaan. V. Ollefen en Bart als Patrocles

en Hector te zien. De eerste was nu en dan goed doch aan

niemand was er waarachtig bij het beschouwen van den

tweden minder te denken dan aan Hector. Daar het


pagina: 136

reeds voor middernacht was trok eindelijk de Vergadering

af en ik keerde ook met hartelijke dankbaarheid tot God

voor al het genotene naar huis terug. Mijn eerste werk

op de volgende morgen was het opslaan en doorlezen

der beoordelingen van mijn stuk. Van de vijf Recensien

zijn er vier over het algemeen oppervlakkig en de weinige

aanmerkingen op kleinigheden te gering in getal, daar er

dan veel meer te zegggen was gevallen. Sommige aanmerkingen

vooral die, dat er te veel werk van de poezy in vergelijking

van de Proza gemaakt is, zijn volstrekt waar, hoewel

het moeilijk was daarvan in die vroeger[?] tijden veel te

vinden. Over den hoogduitschen invloed moet ik indedaad meer

zeggen en beken ik gaarne dat ik in het einde met

eenige overhaasting gewerkt heb. De grootste Recensie

beschuldigt mij vooral van partijdigheid tegen de

school van Muiden. Ik geloof dat de R. daarin eenigzints

gelijk heeft, doch echter zal ik nooit toestemmen dat

deze school onze taal zoo veel veredeld heeft, daar men

naderhand dezelve volstrekt niet meer gevolgd heeft, dus

dien zoogenoemde invloed dan tog grotendeels verloren

is gegaan. Nu met moed en kracht zal ik het werk aan-

pakken om dit nu tot eenen staat te brengen, wanneer men

zal kunnen oordelen dat het goud van den Vorst niet

nodeloos aan hetzelve verkwist was. Moge ik in alles

kracht en gematigdheid behouden, moed in de verschillende

en dikwijls moeielijke betrekkingen van mijn leven, gehechtheid

aan mijn vrienden, van wier gehechtheid ik weder zulke

hartelijke blijken ontfangen heb, en eindelijk het opzien

tot Hem wiens wil alleen bestaat die ons naar de

ondoorgrondelijke wegen zijner Voorzienigheid leidt en wien

de Kracht en het Koninkrijk tot in eeuwigheid is.

Amen.


pagina: 137

29 en 30 Ag Twee rustige dagen na zoveel conbustien[?]. Hartelijke

ontmoetingen had ik met de meesten mijner Vrienden. Nu valt

alles op mijn werk aan, als wilde men het zelve verscheuren. Des

morgens had ik heden een bezoek van Oom de Vos Sr. die

tot tranen toe geroerd was. Die goede oude man. Mijn God,

hoe grieft het mij in zulk een oogenblik aan alle die

andere betrekkingen te moeten denken. Doch eens komt alles

weder zoo als het zijn moet. Deze morgen kwam Capadose die

goede beste jongen, hoe lijdt hij thans niet, hij is

waarachtig martelaar van het Christendom. Zelfs zijn

tijd wordt hem ontnomen, hij heeft niets meer voor zich

zelven. En heb ik nu verdiend hulde en goedkeuring te ontfangen

daar zoo een lijdt, God schenk hem kracht en uitkomst.

Siegenbeek deed mij ook een Visite dat hupsch was. Hij

zeide gehoord te hebben er zoo vele letterkundige ketterijen

in mijn stuk waren, doch toen ik hem de zaak uit

malkander zette, was hij het eens. Ook D. Huber deed een

hartelijke visite.

Aug. 31. Hartelijk verlangde ik na Rust na al het gebeurde

van deze week, doch ik kon, hoe gaarne ik wilde het da Costa

niet afslaan dien avond kennis met Carbasius ook een Bilderdij-

kiaan bij hem te maken. De eerste oogenblikken waren tussen

dC. mij hartelijk en treffend. De herinnering aan al het grote

en goede deze week gebeurd moest onze vurigste dankbaarheid

opwekken. Zoo veel had er zich ontwikkeld, de gehele houding

had zich zoo gantsch veranderd. Bij J. de Vries waar ik de

vorige dag ook gevraagd was geweest was, had dC. dit nog

meer bespeurd. Hartelijk genoegen deed het mij toen dC.

mij verhaalde dat hij aan één tafeltje met docter Wilet

gezeten had en met dien zo allerhartelijkst over godsdienstige

en wijsgeerige onderwerpen gesproken had zoodat hij eindelijk


pagina: 138

niet geschroomd had hem zijn Christendom te verklaren.

Dit deed mij hartelijke vreugde, daar ik met herinnering

van het geen Swart mij wel eens wegens zijn onderhoud met

Wilet verhaald had, zulks niet geloofd had. Nu kwam

het mij duidelijk voor hoe ik bij Gijs de Clercq vele

denkbeelden wegens onderworpenheid in den Godsdienst etc. had

kunnen vinden. Laat ons in alles aanbidden. Met hartelijk

genoegen vernam ik tevens dat ... Texeron de sterke bestrijder

van alle openbaring en ook de broeder van Capadose sedert

de verklaring van dC. en C. op alle wijzen hem van dienst

geweest waren en zij alle hoop niet hadden verloren,

dat zij misschien eens tot andere denkbeelden zouden kunnen

komen. Met Capadose had ik een regt hartelijk oogenblik.

In het beschouwen van het onderscheid tussen zijne en mijne

toestand zijn en mijn verdienste had ik bezieling tot

eenige coupletten gevonden die de approbatie van dC.

en zijne deelneming verkregen.

De [onl.] avond was minder treffend eigentlijk voor mij

daar dC. wanneer wij alleen zijn zoo veel voor mij is, dat hij

natuurlijk zoo dra er meerderen zijn bij mij moet afvallen.

Carbasius is geloof ik een oprecht en braaf man geleerd in de

Nederlandsche historie doch daarin vooral de discipel v. Bilderdijk

en dus in dat punt waarin ik zeker nog het verst van hem

afsta. Men gaat dan over, tot de triomf onzer opinie tot

de waardering van personen en dit mag ik niet. Aan

het [onl.] improviseerde ik twee malen een over Byron een

over Amsterdam had vooral het eerste met te veel

bijoogmerken, en mij zelve afvallende na hetgeen ik waarachtig

deze week geleverd had. Wij kwamen te laat na huis en

hoewel het mij regt aangenaam was Carbasius te leren kennen

die mij beloofde de aantekening van zijn Grootvader wegens de

onderneming v. Willem den 1e te zullen geven zoo ware het


pagina: 139

beter dat wij dezen dag te huis gebleven waren.

Sept. 1 Een Excursie om Sidenius die mij indedaad goed

bevalt, eenige van de Haarlemsche Environs te doen zien.

Lohnman was met ons, die wezentlijk wint, wanneer hij

goed gekend wordt. Jammer is het hij zoo slecht schrijft.

Wij aten bij Springer die aux petits soins was.

Sept. 2 Failliet v. Wohlman Moeilijk kan een genoeglijke toestand

spoediger in bittere stroefheid veranderd worden dan bij deze

gelegenheid. Ik vermoedde niets kwaads en dacht met de

post v. Wohlman zeer goed gedekt te zijn, zoo uit hoofde van een

contrapost, als dat wij bijna alles comptant aan hem

verkocht hadden. Het was weder de ongelukkige primo[?] en op eens

stuift Cruse binnen met de woorden - Er is weder een fout

Wohlman. Ik heb sterk geleden en ben zeer geschrikt. Deze dag

wierd nog meer in bemoeiingen van verschillende aart

over dit geval doorgebragt. Ik maakte een droevig bezoek

aan dat huis en had eene onrustige nacht.

Sept. 3. God beware mij voor een morgen gelijk deze. Ik was

een oogenblik waarachtig het bestuur over mij zelven kwijt en zag

in de toekomst niets dan droefheid en elende. Mijne vrouw was

voor het eerst mij, zoodanig ziende geheel verslagen, ik wist

niet wat er van mij worden moest. Da Costa kwam toen

ik reeds het besluit genomen had moed te vatten. Naderhand

had ik Oom v. Heukelom laten verzoeken wien ik alle de

nadelen van onze positie voorstelde, hoe zonder het te

willen, ik het werktuig van het ongeluk van hem en de

zijnen wierd, hoe het onmogelijk was dat gene dat wij aan

Interesse als anderen nodig hadden, te bewinnen, en hoe

ik den last die natuurlijk door de vermeerdering der verliezen

en opklimmen der Interesse gedurig groter moest worden niet

langer dragen kon. Hij sprak met bedaardheid, en klem

van redenen, en toonde mij de nadelen indien wij van

den anderen kant nu opbraken, zoo krachtig aan, dat


pagina: 140

wij beide gevoelden dat het toenmalig oogenblik tot het

nemen van een diergelijk besluit, volledig ongeschikt was.

Daar stond ik dan nu weder, gelijk in het begin van dit jaar

en de gehele winst was weder verloren gegaan. Doch Gods oneindige

wijsheid weet dit alles veel beter dan ik. Hij laat het

water tot de lippen komen, en kan dan redden Hem zij de

eere. Hij gaf mij ook kracht en bedaardheid, zoo dat ik

met genoegen en onderwerping weder aan mijn werkzaamheden kon

gaan, doch de pil was hard, en alles scheen zoo dor

om mij heen en het vooruitzicht zoo ver.

Sept. 4 Nieuwe bemoeijingen over de Zaak van Wohlman. Deze

man wiens handelingen ook indedaad die van een schurk

zijn is misschien tog nog een eerlijk man geweest, die

door zijne diverse speculatien te ver gevoerd is geworden en

hoe kunnen deze waar zij eens het gemoed van de

mensch omslingerd hebben, zich geheel van hem

meester maken. Hij was voor een man van veel probiteit

bekend. Nu valt alles weder zoo als natuurlijk is, op

hem aan. Cl. Honig had ons voor eene som van f 151 [onl.]

kunnen redden, doch in den nood kent men de

Vriendschap der Zaandammers.

De verjaardag van mijne goede Lina werd regt hartelijk

gevierd. Een vaers, een klein geschenk luisterden deze dag

op voor haar, die indedaad zulk eene hulde dubbel

verdient.

Sept. 5 Deze week wordt meest in huisselijke avonden gesleten

daar ik in het uitgaan het regt genoegen nog niet kan

vinden. Deze dag had ik een bezoek v. J. Bosscha die

waarachtig geheel de oude hartelijkheid had, maar

zich over het geheel prozaïsche van zijn toestand en

van den Haag die hem omringde ook nog al beklaagde.

Hij beviel mij oneindig beter dan de vorige keer.

Welk een onderscheid tussen twee weken!


pagina: 141

Da Costa Zijne bekering wordt nu meer en meer bekend,

gelijk het kringje dat zich langzaam op het effen stroomnat

uitzet, doch wordt nu waarschijnlijk behandeld zoo als

alle die berigten van heilige zaken die in de mond der

mensch ontheiligd worden. Anna Wilh. Huidekoper vroeg

er mij met deelneming na. J. de Vos zeide ook dat hoe

ouder men wordt, hoe meer orthodox men wordt.

Bekroning Zij hebben moeten bekronen, niet om mijn verdienste maar

om het geen dit alles voor de goede zaak te weeg kan brengen.

Als bewijs daarvan stukken vooral, een vergadering die

uren geduurd heeft en waarin zij hebben willen trachten te

bewerken dat mijn verhandeling niet in hunne werken

gedrukt zoude worden. Voilà les hommes et surtout

les membres d'une académie.

V. 6 Het scheen de ongelukken nog niet konden ophouden. Op de

onverwachtste wijze wierd ik aan de beurs getroffen door het

berigt van het failliet v. S. en S. Ik had altijd veel met die menschen

op gehad. Hunne correspondentie was genoeglijk en aangenaam. Vorig

jaar hadden wij veel geld aan hen verdiend. Ik was bijna

versteend, toen v. Lennep mij dit op eene wijze zeide zoo geheel

geschikt en de dolk zoo diep mogelijk in de ziel te drukken. Commercieel

kan ik mij geheel over dit verlies verantwoorden. Veel zoude

ik nog kunnen daarover mededelen, doch ik heb in dit elendige

geval genoeg gesproken. God gaf mij kracht en moed.

S. 7 Een aangename laafnis op alle de elende en ongelukken

deze week was de Zaturdag avond. D.C.'s tweede deel

kwam uit, hetgeen mij hartelijk verheugde. Ik ging deze

avond na hem toe en hij sprak zoo regt innig over mijne

betrekking en beoordeelde dezelve zoo juist. Verder

kwam ook Cappadose. Hoe vurig zijn niet beide zij

spraken zoo met het[?] overtuiging van nieuw bekeerde Christenen.

Alles is nog zoo nieuw, zoo heerlijk bij hen. God mogt

ik ook zulk een geloof bezitten.


pagina: 142

2e Week

Mém. horaire

Zondag 8 sept.

[onl.] Kerk bij den goeden Muller. Zoo hartelijk zoo heerlijk als

hij spreekt, kan ik, en misschien is dit mijne schuld

dit in zijne preeken niet weder vinden. Het was over de

Tollenaar, dus over de Nedrigheid maar alles te eentonig

geen lichtende punten niet genoeg uit de hoogte gesproken.

M. Vis. v. 'S Gravenweert die regt hartelijk was ook over B. en dC.

Geheel geblaseerd is hij tog nog niet hoewel hij mijn

dikke boek aanziende zeide dat De Glorie een groote

prikkel was, om zoo iets te doen schrijven. Ik deed

het waarachtig niet uit glorie maar uit genoegen.

N.R. De Avond van dezen dag was heerlijk wij waren bij Muller

die dan zoo het regte aandeel in der Bekeering van Dac. en Cap.

neemt. Wij lazen regt veel in da C. de kain, het vaers

aan Cap. en droegen dan zeer zijne verrukking mede. Zijne

broeder en zuster waren er ook; beide regt goede gevoelige

menschen. Ter Borg kwam ook en om dezen genoegen

te doen improviseerde ik over het Vertrouwen. Eene grote

les gaf mij het heerlijk gedrag van den man. Hij is

in eene der ongelukkigste gesteldheden waarin zich een

mensch bevinden kan. Zijn vrouw heeft bijna het verstand

verloren en bragt een dood kind ter wereld. En tog

hopend vertrouwend te vrede. Dit is Christen zijn en hoe

moest ik die zoo veel ontfang mij niet schamen.

M. 9 R. Moeilijk was de beslissing over het geval wegens Gr. v. B.

Lading aan S. en S. geconsigneerd. Ik geloof egter den goeden

weg ingeslagen te hebben waartoe ook V. Hall hoewel met

eenige weifeling over ging en waarmede V. Heuk en Papa B.

instemden. Ik had een hartelijke ontmoeting bij de eerste.

God ik bid U om kracht, werkzaamheid en bedaardheid.

M. 's av. J. Retemeijer, een braaf mensch wiens

godsdienstig gevoel waarachtig meer en meer ontwikkeld wordt

met wie ik genoeglijk tot half een zat te redeneeren.


pagina: 143

D. 10. N.R. Une soirée éminemment agréable chez P. où

Gied se rendit encore plus tard. Un voyage à Poland[?] et Salena[?]

des dicours inspirés par l'amitié la plus franchie et un

épanchement qui dérida entièrement mon front. Grand Dieu

comme tu m'as beni par l'amitié.

D. 12 M. Een genoeglijke avond bij Gr. de Vos wien ik nog

een gedeelte van mijn stuk voorl. Welk eene helderheid nog

bij dezen ouden man en welk ene hartelijkheid. Hoe ongelukkig

is het dat de bedroefde omstandigheid van ons hier mij

belette dit rein en zuiver te gevoelen.

Ik bedankte voor hetSecretariaat der Maatschappij. Veel eer

maar ik geloof dat ik in het Letterkundige op mij zelven

moet blijven. J. Retemeijer heeft er ongenoegen genoeg

van gehad. Niet een te naauwe betrekking met de litterati.

R. failliet v. Blois en Roelofs. De eerste had onder de

firma's Bleij en Blois reeds nog eens gefailleerd. Zijn vrouw had

hem f 300/2[?] ten huwelijk gebragt. Nu weder geschiedde het verlies

door het spel in Oly en Effecten.

C.N. W. 11 Een hartelijke familledag bij Groot. Retemeijer. Eerst zoo vrolijk

en luchtig als wij in langen tijd niet geweest waren. Toen

een onderhoud over Da Costa's bekeering en dit ging Gode

zij dank, zoo gezegend, dat wij op een toon kwamen die

hartelijk was. Het schemerlicht waarin wij zaten begunstigde

de vrijen uitdrukking van ieders gevoelens, en ik bragt een

toost uit op datgene dat wij allen zochten en hij op onze

terugvinding in eene betere wereld. Papa B. en Margo waren

vooral regt getroffen en ik zag dat God, als men zijn eer

zoekt ons nooit verlaat. Mogt dit slechts mijne

kleingelovigheid in andere oogenblikken verdrijven.

Een togt na de botermarkt. Heerlijke Menagerie. Een

jonge Olyfant, Kameel, leeuw, etc. Heerlijke Collectie v. vogels.

Toen trokken de anderen na het Paardespel wij na

een batiche bij de goede oude Vrouw gegeten te hebben

huiswaards.

L 1. In de handelswereld ziet er alles tot nu toe


pagina: 144

even duister uit. Onmogelijkheid om te verkopen. Vrees voor

failliten, waaronder dan ook dat van Cramerus eindelijk

uitbrak. Een goede Jongen die zeker hierdoor ontzettend veel

lijdt. Hij is met kleinigheden begonnen werken, doch

heeft zich ook in ongelukkige zaken ingewikkeld. Alles

ziet er droevig uit. Wij redeneerden nog met Oom R. en v. H.

of er ook een middel zijn zoude om door het afzeggen

van acceptaten, al ware het van hoger hand de verdere

aanvoer te beletten doch zagen daartoe bij nader beraad

egter geen middel.

M. Een heelende laafdrank was mij een Visite bij da Costa die

ik tussen beide door wipte, en die mij dan veel verhaalde, van

zijn ontmoeting bij Egeling, die hem op een Christelijke en

bescheiden wijze had ontfangen. Wij spraken veel en hartelijk

over mijne vooruitzichten en betrekkingen. DC. had de verwachting

dat er zich voor mij eene andere carrière zoude openen doch

dat ik nu slechts mijn pligt moest volgen. Allerbelangrijkst

was zijn verhaal wegens een gesprek van hem met Solla,

een jood van de strenge eigentlijk Essenische secte v.

Judea dat geheel verdiende nedergeschreven te worden. Nader

zijn deze bij het Christendom als men zulks denkt.

Hoewel Christ. verlochenende verliet Solla DC. met eerbied

en deelneming daar hij zeide dat hij bij hem hetgeen

hij bij zoo veele zijner broeders niet vond, geloof had gevonden. DC. had

hem de prophetie v. Daniel voorgeworpen en die had hij

alleen beantwoord door te zeggen dat de Cabbala waar deze

joden sterk arbeiden, eene andere oplossing daarvoor had. DC.

vroeg hem op zijn woord van eer of niet in de Cabbala

zelve God als Vader Zoon, en H. Geest erkend wierd, het geen hij

bekende doch zeide daarvan eene andere explicatie was.

fam. Van mijn broeder Westendorp en ook hier gaf God mij

de genade vrij te spreken en dan waarachtig zoo als dC. zegt staan

wij hoger dan wij denken. Hem zij de eere in eeuwigheid.


pagina: 145

Sept. 14. I De omstandigheden zijn van alle kant duister.

God alleen kan redden. Hoe moet het met de Granen lopen.

Naar het geen ik vermoede en gehoord heb is Cramerus door

de intrigues-Wisselruiterijen van Rucker en Muller

gevallen. Is dit zoo dan moet de eerste volgen en ik

heb weder 175 Last op het lijf. Maar God zal zorgen. Het

was een allerdrukste postdag.

Av. bij Fabius genoeglijk doorgebragt met Thijssen en zijn vrouw. Haak-

man en dochters, J.v.O. Bruijn en Messchaart. Nooit zag ik zoo dat

Vertrouwen op God alles was. Ik had gevreesd hier misschien

onaangenaamheden over de zaak van da Costa te hebben. Da C.

zelve had mij gerust gesteld en indedaad ik leerde op [onl.]

dat Haakman er zeer door getroffen was, en Tijsse was die

avond met mij op een regt goeden voet. Ik zogt mij te defenderen

van het Imp. maar dit ging niet en ik had het

over de docters, een sujet wiens rijkheid ik slechts ontwaarde

toen ik aan de gang was. Ik had maar tijd een

en ander aan te stippen. Messch. las een bevallig gedichtje

op de kortste dag.

15 Ik had dC. gewacht met wien ik nog gaarne een onderhoud

gehad had, hij kon egter niet lang blijven, maar bragt mij

bij Hogendorp die juist hier was, met wien ik genoeglijk sprak

en wandelde. Des middags waren wij opgeruimd bij Cato met

Pauly en Sidenus en P. v. Hall. Genoeglijke redenarij, een goed

glas wijn en gedurende een oogenblik het vergeten van de

omstandigheden v. den tijd.

16 Markt Nieuwe onrust egter over het algemeen een

betere en kalmere houding.

'S av. bij da Costa en Hogendorp. De eerste is dan voor gezelschap

alles of niets. Gevoelt hij zich niet opgewekt dan schijnt

de lust hem geheel verlaten te hebben en bemoeit hij zich

dan ook weinig met de genoegens van hen die hem gezelschap

houden. Zoo was hij dan ook. Welk een onderscheid bij den

mensch van de eene dag tot de anderen.


pagina: 146

17 Commercieel scheen alles eerst zeer rustig te zijn doch

met verwondering vernam ik aan de de beurs het failliet

v. Koch Rijnb. en C. waarbij wij weder ƒ 900 inschieten en

dat wel consternatie verwekte. Rijnb. liet mij uit hoofde

van de Vriendschap, die ik hem altijd had toegedragen

vragen om met V. Kempen inzage van zijn te

nemen. Zonderling was nu de herinnering aan den

vrij belangrijke twist die wij in het begin van het jaar

1821 met elkander hadden. Doch nu is alles vergeten

en zoo daalt ook eigenlijk de vergetelheid op onze graven neder,

terwijl wij ons aftobben, en geloven dat alles aan ons

bestaan hangt.

De stormen vermeerderen zich God ik bidde U om geloof en

kracht.

Er dineerden bij mij Hogendorp en Messchaart. De eerste bevalt

mij indedaad zeer goed, doch heeft dezelfde terughoudenheid van

Claude. In de omgang zijn zijne gevoelens zonder dat hij

dezelve masqueert, niet hard. Gied kon goed met hem

te regt Messchaart heeft indedaad goede en

hartelijk godsdienstige beginsels.

18 Deze was een der zonderlingste dagen die ik beleefde. Het was

druk met aankomsten v. koolzaad en eer ik na de markt ging

zoude ik met V.K. den boedel van K.R. en C. op gaan nemen.

Neen zoo erg had ik indedaad niet gedacht dat de

zaken bij hen stonden. Koch had in 1820 f 36/m Rijnb.

een gelijke som ingebragt. Seeman ongeveer f 6/n[?]. Reeds

bij het einde v. 1820 was den gehele som verloren en f 60/n

opnieuw door de famille ingeschoten waren sedert verloren

gegaan. Hun eerste balans was met f 70/m hun

twede met f 30/m verlies afgesloten, waarbij iedere[?] keer[?] Ca.

f 30/n op verlies aan goederen. Hun verliezen in 1820 kwamen

op dezelfde wijze als de onze. Alleen was de fout bij


pagina: 147

hen, dat de onderstand dien zij verkregen niet genoegzaam was

hunne affairen in beter staat te brengen, voorts, dat zij

geen Connectie meer hadden en zich dus bleven ophouden met

de elendige manier van werken van 1820 - vooral elendig

door dat zij ten eerste zich op moesten houden door gedwongen

blanco's, die hen ontzettend veel geld gekost hebben,

ten 2. door dat zij dan als het williger scheen te worden hunne

voorraad v. Granen in plaats van te verminderen vermeerderde,

ten 3. eindelijk dat zij zich ophielden met na Braband te

consigneren, zeker een der elendigste soort van affaires die

men zich kan voorstellen, dewijl het goed daar onverkooplijk is,

en bij de goede gelegenheid tot verkoop, de Commissionairs eerst

hunne eigen zolder opruimen. Hierbij de drie verteringen gevoegd

kan een diergelijk huis niet bestaan en nu moesten zij, over een

paar maanden f 150000 betalen terwijl zij weten dat in

de meeste geen Rembours te halen was, zij konden hunne

famille dus niet vragen om in te schieten en moesten ophouden met

betalen. Diep waren zij getroffen vooral Rijnbende, want Koch

moet na mijn denkbeelden tog nog wel wat overhouden. Uit hoofde

van vele herinneringen was mij deze visite ver van aangenaam.

Brand der kerk Een oogenblik te huis gekeerd zijnde en gereed

om weder uit te gaan. Zien wij op eens een dikke rook aan

den kant van de Luthersche kerk. Zonder eenige ongerustheid

dreef ons allen de nieuwsgierigheid om daar te zien

en Caroline had nog nimmer de vlam van een brand gezien. Gied

kwam ook en nu bleef alles nog bij het rond kijken. Eenige

oogenblikken later kwam Sidonius en gaf mij te verstaan dat

er bij de steeds meer opkomende brand eenig gevaar voor

ons huis was 't geen ik echter volstrekt niet achtte maar

Gerrit toch met de meid weg zond daar ik eenige ongerustheid

begon te voedden. Ondertussen was de brand meer en meer toegenomen

en wij zagen de kerk weldra nevens een gedeelte der belendende


pagina: 148

huizen, in volle vlam staan. Kort daarop kwam ook Mev.

Macaré. Nu begon men op eens van voorlopig bergen te spreken

en het gevaar dat eerst eene volkomen herssenschim

geleek begon op eens plaats te grijpen. De wind was noodlottiger

wijze juist op ons huis gerigt, en van alle kanten scheen

het vlammen te regenen uit hoofde dat alle de brandende

stukken van het hoge koepeldak, op alle de huizen

onzer nabuurschap en tot op de Westermarkt nedervielen.

Op eens begon het verschrikkelijk heet te worden. Er wierd van

alle zijden geschreeuwd en geroepen om de deuren en luiken te sluiten,

daar op de stoep overal de brandende stukken nedervielen. Sidenius

was met zeven deensche matrozen gekomen, die zich naar het

dak begeven hadden, en druk bezig waren om de goten vol

water te houden, en de brandende kolen die gedurig op het

dak nedervielen uit te doven. Reeds zoodra als de

brand begon toe te nemen had ik zoo veel mogelijk getracht mijne

papieren van het kantoor als ook mijne eigene Manuscripten

te redden. Het gehele kantoor was in de tijd van een half

uur ledig. Zoo wel mijne vrienden als mijne bediende liepen met

grote pakken folianten etc. naar het huis v. Papa Bosscha

alwaar alles in de zijkamer opeen gestapeld was. Toen nu het

nodigste van deze kant gered was, verscheen er een oogenblik

van crisis toen ik Caroline reeds uit het huis gebragt had en

daarin was terug gekeerd. Het was toen een oogenblik zoo

heet op straat dat er op onze Gracht bijna niemand gevonden

werd. Het was Gied die wederkomende, de luiken gesloten vond geen antwoord

op zijn schellen verkreeg toen terug keerde, en door de Langestraat

over de schuttingen naar onze tuin klom, in de verwachting

van het ergste te horen. Goddank schikte zich toen alles de

wind wendde af, en spoedig was voor onze woning het grote

gevaar verdwenen niettegenstaande er bij onze buren

Westerwoudt en de Bordes nog een paar keer brand ontstond.

Alles wierd nu langzamerhand rustiger. Te veel persoonlijk


pagina: 149

belang had ik hier bij dan om veel op den brand der Kerk

te kunnen letten die ik den volgende dag zeer dichterlijk in de

Amsterdamsche Courant beschreven vond. Alles schikte zich gezegend.

Het gezicht v. Oom v. Heukelom vergeet ik niet ligt. Het gevoel

van alles wat gebeurd was en gebeuren kon stond op hetzelve

uitgedrukt. De vlam was ontzettend en de verwarring verschrikkelijk.

Zelfs schuiten in het Cingel geraakten in brand. Nimmer had ik

zulk een dag doorgebragt. Dankbaar kan ik niet genoeg wezen

dat ik dit ontvluchtte want welke verwarring en droefheid had dit

alles niet weder te weeg gebragt. Onder degenen die mij in die dag

hun dienst en vriendschap bewezen zou ik velen kunnen optellen, behalve

mijn famille en mijn vrienden, waar v. vele zoo als bv. Pauly

en Cris hun plaats op het dak bekleedden. Capadose die

reeds gehoord had dat het huis in brand stond kwam in de

uiterste confusie bij mij. De zoon van den Cargadoor Jacobs een

losse jongen die de volgende dag naar Suriname vertrok kwam

met twee onbekenden bij mij en was van de grootsten dienst. Van Gelder

de uitdrager kwam ook helpen. Het gehele huis in het

kort was vol. 'S avonds een oogenblik uitgegaan zijnde had ik

moeite om door de bezetting heen, die zich overal geplaatst

had, tot mijn eigen huis te geraken. De volgende dag bragt

een slede alle de geborgen goederen terug en om twaalf uur zat

alles weder gerust op het kantoor al ware er niets gebeurd.

Niets was er verloren als het kopje door Caroline voor mij

getekend en waarvan de dief door Jacobs betrapt werd. Hoe

en wanneer dit verloren raakte heb ik nimmer kunnen begrijpen.

Beschrijving van den brand de verschrikkelijkste die ik immer

in Amsterdam beleefde zullen er genoeg uit komen en ik

bepaal mij dus geheel bij hetgeen ik zelve ondervond. Lina

had zich indedaad heldhaftig gedragen en tot nu toe

is alles Goddank zonder gevolgen gebleven doch diep is de

indruk die deze dag op mij maakte, vooral het beslissende

oogenblik.


pagina: 150

19. Het was volmaakt een Corso op de volgende dag. Veertig

was het getal der visites die mijn vrouw des avonds optelde.

Ontelbaar was de menigte die bij ons voorbij wandelde om

de ruïnes van de Nieuwe Lut. Kerk die nu eenige gelijkheid

met het Colyseum hadden, te beschouwen.

Diep was mijn medelijden na een Visite bij Cramerus.

Hij is minder schuldig dan zwak geweest. Nu lag hij daar

neder door kwalen van ligchaam en ziel gefolterd, door het

verwijt zijner naastbestaanden gedrukt, met de duisterste

vooruitzichten voor de toekomst. Zijne Vrouw heeft eerst

weinige dagen voor zijn failliet de diepte van den afgrond

ingezien, en dus kan nooit het volmaakte vertrouwen weder

tusschen hen hersteld worden. De arme Jongen moet veel

geleden hebben. Muller heeft hem als een slang omwikkeld, onder

de belofte v. Connectie, eerst tot speculatie, toen tot wisselruiterij

gebragt en door gebrek aan openhartigheid heeft hij alles

zoo lang mogelijk verzwegen. Ik bragt dit over en met het geen

ik ontfangen en genoten had en vond meer reden dan dit

om God te danken en mij zelve te vernederen.

20-28 Weinige oogenbliken bleven mij in de loop van de

week overig daar dezelve meestal door de bezigheden van

de dag bezet wierden. Het kantoor was volstrekt uitsluitend

de hoofdzaak. In twee marktdagen hadden wij over de twintig

verkopen van Koolzaad gesloten. Lange berigten moesten er

geschreven worden uit hoofde van de onzekerheid van zaken en

gebeurtenissen. Met het Koolzaad ging het onverwacht. Hetzelve

rees niettegenstaande de ontzettende aanvoeren. In Rogge

kwam iets beterschap. In het einde van deze week vielen

weder onaangename gebeurtenissen voor die mij deden vrezen

dat men weder slechte geruchten van ons had uitgesproken en

dit veroorzaakte mij een zwaarmoedige dag. Een brief van

da Costa gaf mij weder moed.

Van da Costa nam ik Zondag afscheid en hadden wij op


pagina: 151

op dien dag nog belangrijke gesprekken. Hij had een onderhoud

ten twede male met Sola gehad, had de hoop gevoed misschien

eenige indruk ten voordele van het Christendom op hem

gemaakt te hebben, doch het menschelijke was op den twede

bijeenkomst weder meer te voorschijn gekomen. Hartelijke bewijzen

van deelneming had hij bij onzen kring van Christenen

ontfangen. Met Muller en zijn broeder had hij eenige regt

hartelijke oogenblikken doorgebragt. Capadose's onderhoud met

Asser in het Museum was ook belangrijk. Met Dr. Capadose

scheidde Da Costa on fair terms hoewel die hem voor erger

als Mahomet hield. Ik uitte dat mij het gedrag van

Egeling tot nog toe niet regt beviel doch dat over dit

alles de toekomst wel nader licht zoude geven.

Met Spako bragt ik een genoeglijken avond door en

ik wenschte dat ik geen erger vijanden ooit te bestrijden

had. Het is iemand wiens kennis en oordeel geenszints te

versmaden zijn, die veel gezien heeft en daarbij indedaad de

grootste zedigheid voegt. Veel spraken wij over Homerus

en Griekenland.

Veel arbeid koste mij de Comparitie van K.R. en C., hoewel van

den anderen kant, mijne zucht naar Activiteit daardoor eenigzins

gestreeld wierd. Met mijn vrouw bragt ik een paar regt

vergenoegde avonden door. Thans is de grote Zaturdagsche de

postdag afgelopen en ik begin met moed aan de nieuwe tijdkring.

O mogt ik met het geloof en vertrouwen van da Costa alles

beschouwen, dan zoude mijn leven voor mijzelven en voor hen

die mij omringen van meer nut zijn, dan zoude er minder

huichelarij en oplopendheid in doorstralen. God geef mij die

zegen, geloof in U door Jezus Christus een gevoel van

onafhankelijkheid van de Opinie der menschen die mij

nu en dan, om dus te spreken nog doorpriemen. O dan kan

er nog wat beters van mij worden. Ik gevoel thans weder

moed en kracht voor de toekomst.


pagina: 152

Le Dimanche commença par un Sermon de Muller,

dans le texte était la Réponse que le Sauveur donne

aux septante qui disent que même les démens ont fui

devant eux. M. voyait dans cette réponse une espèce d'exaltations

un état qui ne pouvait avoir lieu chez le Christ. J'y

voyais au contraire une consciousness de ses fines

un calme sublime. C'est bien dommage que Muller avec

le meilleur coeur du monde avec tant de qualités si rares et

si éminentes, n'ose point dans ses sermons s'élever au-dessus

des circonstances et convenances et conserve par là une espèce

de froideur qui répugne ou du moins ne tache pas.

Le dîner fut; on ne peut plus agréable. Claude et Pauly

étaient chez moi. Le bon Retemeyer fut le quatrième. C'était

là l'antique Trias avec ses disputes de mots ses entrevues

mais toujours l'idée de la gaîté de la confiance de

l'urbanité qui présidaient et qui faisaient régir le

contentement. Claude depuis quelque tems est bien

aimable. Nous eûmes des discours passant du

grave au doux et vice versa Claude me donna l'idée

d'un Improvistation sur le sujet du Véritable Juif, vrai

Chrétien. Je le pris trop haut peut-être mais surtout dans

l'ode il y avait de bonnes choses. J'y faisais Chrétiens

de mes amitiés surtout avec da Costa. Cette soirée

repose agréablement des fatigues de la semaine. Notre

vieille Jansje qui ressemble à la fée Urgela[?] telle

que Voltaire le décrit est très bonne cuisinière et nous eûmes

à peu de frais un très bon dîner.

Je ne dois pas oublier un cadeau de Bilderdijk accompagné

d'une lettre très amicale qu'on m'apporta pendant le dîner.

31 Dit weder een dag v. veel zorg. Nu had men, waarachtig zonder eenige

schijn, lasterlijke geruchten tegen ons uitgespreid. Hoewel van grond

ontbloot hadden velen mijner buitenl. vrienden dit aangenomen. Veel leed ik hieronder

en was diep te neergeslagen.


pagina: 153

Oktober

Deherinneringen aan Petersburg verschenen deze week. Liever

had ik, toen bij de bekroning gewenscht dat zij niet verschenen.

Nu egter is het misschien weder goed daar dezelve den

een en ander nog al schijnen te bevallen. Ik ben zoo mild

niet als voorheen, met mijne cadeaux geweest. Nu worden er

door sommigen gevraagd, dat is beter.

MetK.R. en C. vallen vele moeielijkheden voor. Van loszinnigheid

en waaghalzerij zijn zij zeer te beschuldigen, doch ieder neemt

ook de vrijheid op deze gevallen te trappen. Alles wordt

nu schurkerij genoemd, van alle zijden gevloekt en gelasterd.

En men zegge dan nog L'homme est bon.

2. Grand jour de famille plus amical maintenant que jamais.

Le billard est une grande ressource.

Brief v.Da Costa. Hij heeft eenigzints gevoelig mijne

aanmerking over zijn bijschriften opgenomen. Hij heeft zegt

hij volgens zijn pligt gehandeld. Concedo, maar ik naar de mijne.

3. Een Visite bijWiselius en onderhoud over de Verhandeling. De

Geleerden qu'à coterie kunnen toch dwaas handelen. Toen zij eindelijk

het koninklijk goud uitgegeven hadden, zijn zij over den

druk bekommerd geworden, en hebben hunne statuten nagezien

en bevonden dat zij niet behoefden te drukken. Na urenlange

Discussie is de zaak in handen eener Commissie gesteld die

door v.d. Palm gedirigeerd wordt en zoo als Wis. zegt,

wel nimmer Rapport zal doen. Eerst moet er nu afgewerkt

en dan op dat aambeeld geslagen en zij kunnen tog het

drukken niet weigeren zonder zich zelven belagchelijk te maken.

4. V. Vollenhoven Senior had ik een zeer vleiend briefje

gekregen waarin deze de goedheid had mij te verzekeren dat de

Minister gaarne mijn kennis wil maken. Nu dat begreep

ik dan ook wel, maar enfin zoo veel menschen worden om hun

geld gerechercheerd, dat er geen schande in is, zich voor

het Improviseren te laten nalopen. Enfin de dag was bepaald


pagina: 154

en ik vond M. Vanglas aan wien ik gepresenteerd wierd, hoewel

V. die hem wel eene bijzondere onderscheiding toekende dit

egter met zoo veel smaak deed, dat het zijne andere gasten

niet hinderen kon. Deze waren een zekere Heer Netscher Chef

van een Departement v. Koophandel, Apostool die meer van

fijne kunstsmaak, Fabius, l'Ange die het meest scheen

te tonen, dat hij den Minister het zijne wilde geven. Sindrian[?]

vol cordialiteit onuitputlijk in Amsterdamsche Anecdotes.

Amsterdamsch voorgedragen, maar die men van hem wil horen eindelijk Vrolijk.

Het gesprek was genoeglijk. Ik redeneerde veel met

mijn buurman V. Beek Vollenhoven die mij uitmuntend beviel

en wiens innerlijk indedaad geheel anders is dan zijn uiterlijk

schijnt. Hij sprak met veel gevoel; over het Zuiden en over

Spanje alwaar hij alle de overblijfsels der Moorsche Grootheid

gezien heeft. Ik sprak met Falck niet te veel om mij

niet indringende te tonen en van de positie van het

oogenblik gebruik te maken. Op het Dessert, want het

was indedaad een prachtig, kostbaar Diner kwam de

Improvisatie à l'ordre du jour. Twee malen behandelde

ik eerst Karel 12 op verzoek v. Falck, toen Spanje volgens

mijn eigen gevoel en hoewel de geest v. wederstand niet

zoo als bij Kinker zulk eene stroom van kracht provoceerde

kwamen er doch zeer goede passages. Falck een man nog

in de kracht v. zijn leven, maar met een gelukkig uiterlijk

was indedaad getroffen. Hij begreep het als man van

gevoel en depouilleerde het terstond van alles wat memorie

en studie er om kon hangen, doch het coincideren van

gedachte en uitdrukking, daar er geen oogenblik tijd te

verliezen was, kwam hem het zonderlingst voor zoo als

ook het plan hetwelk in beide stukken nog al doorstraalde.

Hij had Granné dikwijls in Parijs gehoord doch deze


pagina: 155

was na gelijk hij zeide plagiateur, gebruikte eene

zekere Cadence en improviseerde dan alles in terza Rima. Het

Diner liep bijzonder genoeglijk af. Falck inviteerde mij

zoo ik te Brussel kwam, hem te komen opzoeken. Met J. v. Bel

en IJs. Vollenhoven was ik nog nader kennis geworden en mijne

herinneringen van deze middag zijn indedaad zeer genoeglijk.

Op die zelfde dag had een groot diner bij Westendorp

plaats. Een zonderling man is deze, hij meent het

indedaad zoo waarachtig goed, maar het schijnt of

hij met mij niet op den toon van Vriendschappelijke

familiariteit kan komen. Zijn diner wierd veel brillanter dan

hij dit zelve gemeend had en nu wordt dit zoo als alles

op de wereld weder als een plan beschouwd.

5 Dag Zuchten[?] v. Harmonica. De Dame en Phintias[?] v. Ko Br.

waarin indedaad veel goeds is hoewel de vinding geenszins

nieuw is. Er zijn vele goede vaerzen, weinig goede tirades. Er

werd over het algemeen goed gespeeld. Het kleine stukje

de Rijmdrift beschreef ik vroeger. Alles eindigde met

een allerliefste cantate door Kerkh. opgesteld ter eere van de dichter door Scindaf[?]

en de kwinkelingen van Mev. v. Veen allerliefst uitgevoerd.

Zulk een vereeniging, vind men weinig behalve in Holland

en misschien daar ook niet veel buiten Harmonica. Ik wil

niet bedanken. 'S avonds bragten wij bij Oom de Vos nog

met Walré een genoeglijk uur door.

Gisteren kwam eene dame met koets en lakeij, bij mijne vrouw

getuigen halen. Door toeval binnenkomende hoor ik Line

zeggen daar is hij zelf, 't geen mij te meer verwonderde, wijl ik

niet wist wat ik als werk of kindermeid kon uitvoeren. Doch

het was als Improvisator en deze Dame (Mev. Oudermeulen) had

dan gevraagd of ik die man was, 't geen een zonderlinge scène

veroorzaakt had.


pagina: 156

Oct. 16 Retour de Henry et Mimi. Ce fut un jour de demie

surprise mais de joie entière pour toute la famille.

Nous voilà tous assemblées chez papa, attendant l'heure

du dîner. Une voiture s'arrête Henry et sa femme en sortent.

Des embrassemens, des contentements à n'en point finir que

devoir[?] s'asseoir auprès d'eux. Nous voilà la bouche

béante à entendre les histoires des chaussées et des auberges

des montagnes et des punaises, des ruines et des demoiselles.

Mimi est charmante. Naïve et sincère elle donne à ses

récits le plus grand des charmes le naturel.

Oct. 17 Ik ging met lust aan 't werk en maakte de staat

van zaken aan het kantoor vrij duidelijk voor mijne oogen. Dit

was een hard werk toch genoeglijk in het herdenken. Ik

kan nu mijne vrienden en weldoeners rekenschap geven wanneer

zij zulks verkiezen. De kamer was onbeduidend

zoo als gewoonlijk. Claude zat dikwangig in zijne kamer.

Mijn vrouw is allerliefst en nu heb ik een regt genoeglijke

avond. Het geluk is toch indedaad zoo ver niet te

zoeken. Est Celebres[?] maar het overige manqueert.

Oct. 18 grande fête chez Papa. C'etait son cinquantième anniversaire

et il y eut une espèce de grand souper plus splendide que

nous n'en avions eu dans longtems quoique le lustre se

déguisât sous le titre modeste de collation. Il y avait Mad.

Cente[?] avec son fils. C'est une femme pleine de complimens mais

qui à qq. chose qui ne me plaît pas. Ensuite il y avait toute

la famille. Mimi voulait absolument m'entendre improviser.

Je me debattis vainement parce que je trouvais beaucoup

d'obstacles en ceci. Je craignais de dire trop en trop peu

mais enfin je ne pus refuser et tout ceci finit fort

heureusement. Je dis quelques vers d'occasion qui

prirent une assez bonne tournure.


pagina: 157

Doop v. da Costa

19-20 Ik had Vrijdag ochtend na eenige dagen zonder de

brieven van dC. geweest te zijn eindelijk het bericht ontfangen

dat hij des Zondags dacht gedoopt te worden. Des nachts om

half drie kwamen wij van Papa Bosscha terug. Zaturdags bij nevelig

weêr trok ik na de Diligence. Het eerste gezicht dat ik ont-

moette en mij zeer welkom was, was dat van Coquerel. Wij zaten

te samen met een pastoor neder, die weinig aandeel

in het onderhoud scheen te nemen, begonnen met de Economie

Politique en eindigden met de Fransche Litteratuur, daar

wij ondertusschen weinig articuls oversloegen en nog meer

weg in de gedachte dan in de Diligence afleidden. Zeer

spoedig waren wij te Leyden en na eerst aan de Gouden Leeuw

een oogenblik afgestapt te zijn, vond ik weldra DC. aan de

Plaats Royaal, een zeer stil en deftig logement. Regt

hartelijk verheugd was ik hem te zien. Ik deed een kleine

Visite bij Bild. en dineerde voorts bij dC. en zijn vrouw, met

Carbasius met zijn Vr. Dientje die uit de Haag voor de

plegtigheid gekomen waren. Deze beide zijn mij dan zeer toegevallen.

Carb. is waarachtig een opregt godsdienstig man, die zich

egter vrij lijdelijk in de buitenwereld gedraagt en waar de

menschen niet met hem instemmen zich maar liever

stil houdt en bedaard blijft. DC. was in een heerlijke rustige

stemming. Zijn vrouw bleef sterk geagiteerd. Hij stond

vroeger met zijne vrouw van tafel op, om met Ds. Egeling de plaatsen

in de kerk te gaan bezien en kwam met dezen terug. Een

bejaard man met iets eenvoudigs, iets kinderlijks dat

of van de hoogste verhevenheid van het eenvoudige of van de

grootste huichlarij de kentekens moest dragen. Hij sprak

een en ander, meer in eenen Christelijken zin, dan wel

als uitwerksel van eenige menschelijke wijsheid en egter


pagina: 158

Oct. 16 Retour de Henry et Mimi. Ce fut un jour de demi

surprise mais de joie entière pour toute la famille.

Nous voilà tous assemblées chez papa, attendant l'heure

du dîner[?]. Une voiture s'arrête. Henry et sa femme en sortent.

Des embrassemens, du contentement à n'on peut finir que

devoir[?] 's asseoir auprès d'eux. Nous voilà la bouche

béante à entendre les histoires des chaussées et des auberges

des montagnes et des punaises, des [onl.] et des demoiselles.

Mimi est charmante. Naïve et sincère elle donne à ses

récits le plus grand des charmes le naturel.

Oct. 17 Ik ging met lust aan 't werk en maakte den staat

van zaken aan het kantoor vrij duidelijk voor mijne oogen. Dit

was een hard werk toch genoeglijk in het herdenken. Ik

kan nu mijne vrienden en weldoeners rekenschap geven wanneer

zij zulks verkiezen. De kamer was onbeduidend

zoo als gewoonlijk. Claude zat dikwangig in zijne kamer.

Mijn vrouw is allerliefst en nu heb ik een regt genoeglijke

avond. Het geluk is toch indedaad zoo ver niet te

zoeken. Est Celubris[?] maar het overige manqueert.

Oct. 18 grande fête chez Papa. C'était son cinquantième anniversaire

et il y eut une espèce de grand souper plus splendide que

nous n'en avions eu dans longtems quoique le lustre se

déguisât sous le titre modeste de collation. Il y avait Mad.

[onl.] avec son fils. C'est une femme pleine de complimens mais

qui a qq. chose qui ne me plaît pas. Ensuite il y avait toute

la famille. Mimi voulait absolument m'entendre improviser.

Je me débattais vainement parce que je trouvais beaucoup

d'obstacles en ceci. Je craignais de dire trop ou trop peu

mais enfin je ne pus refuser et tout ceci finit fort

heureusement. Je dis quelques vers d'occasion qui

prirent une assez bonne tournure.


pagina: 159

2. Mémoires 1822

Doop v. da Costa

19-20. Ik had Vrijdag ochtend na eenige dagen zonder de

brieven van dC. geweest te zijn eindelijk het bericht ontfangen

dat hij des Zondags dacht gedoopt te worden. Des nachts om

half drie kwamen wij van Papa Bosscha terug. Zaturdags bij nevelig

weêr trok ik na de Diligence. Het eerste gezicht dat ik ont-

moette en mij zeer welkom was, was dat van Coquerel. Wij zaten

te samen met een pastoor neder, die weinig aandeel

in het onderhoud scheen te nemen, begonnen met de Economie

Politique en eindigden met de Fransche Litteratuur, daar

wij ondertusschen weinig [onl.] oversloegen en nog meer

weg in de gedachte dan in de Diligence afleidden. Zeer

spoedig waren wij te Leyden en na eerst aan de Gouden Leeuw

een oogenblik afgestapt te zijn, vond ik weldra DC. aan de

Plaats Royaal, een zeer stil en deftig logement. Regt

hartelijk verheugd was ik hem te zien. Ik deed een kleine

Visite bij Bild. en dineerde voorts bij dC. en zijn vrouw, met

Carbasius met zijn Vr. Dientje die uit de Haag voor de

plegtigheid gekomen waren. Deze beide zijn mij dan zeer toegevallen.

Carb. is waarachtig een opregt godsdienstig man, die zich

egter vrij lijdelijk in de buitenwereld gedraagt en waar de

menschen niet met hem instemmen zich maar liever

stil houdt en bedaard blijft. DC. was in een heerlijke rustige

stemming. Zijn vrouw bleef sterk geagiteerd. Hij stond

vroeger met zijne vrouw van tafel op, om met Dom. Egeling de plaatsen

in de kerk te gaan bezien en kwam met dien terug. Een

begaafd man met iets eenvoudigs, iets kinderlijks dat

of van de hoogste verhevenheid, van het eenvoudige of van de

grootste huichlarij de kentekens moest dragen. Hij sprak

een en ander, meer in eenen Christelijken zin, dan wel

als [onl.] uitwerksel van eenige menschelijke wijsheid en egter


pagina: 160

was ik, toen hij heen ging diep getroffen. Ik had

nu, zoo meer dan ooit gezien dat de kracht Gods meer

dan alle menschelijke wijsheid was. In de vroege verbeeldingen

mijner Jeugd was mij tog het Christendom altijd als iets

actiefs voorgekomen en zelfs nu hoe anders had ik mij de

aanneming van da Costa nog voorgesteld als een triomf ter

eere der Christenheid, als een stap waardoor DC. zeker het

Christendom en de opinie van het algemeen eenig gewicht kon

bijzetten. En hoe geheel anders ging dit alles! Hij komt

bij Egeling, die hem niet met het Enthousiasmus van eenen

dweeper ontfangt of met de verrukking van iemand die bij

zulk een gelegenheid zijn welsprekendheid, eens regt wil

doen schitteren, integendeel, hij ontfangt hem met die

schroom die iemand van zijn jaren altoos tegen bekerelingen

voeden moet. Egeling is geen vriend van Bilderdijk maar

integendeel bevreesd voor zijn invloed. Eer hij tot het onderwijs

overgaat moet hij nog een en ander van hem weten. Eindelijk

tot het onderwijs voortgaande, zoekt hij hem gedurig terug

te houden, zegt de heeren spreken zoo rad ik wilde dat wel

op schrift zien, merkt het aan, zoo dra hunne uitdrukkingen

niet Bijbelsch zijn, spreekt van de Openbaring v. Joannes waarin dC.

zich met zoo veel geestdrift verdiept, als een voor eens geheel

gesloten boek, en berispt Capadose wanneer hij van de heilige

maagd spreekt. Aan deze maar zoo weinig geschikte geestdrift

in te boezemen of te bevorderen onderwerpt zich de vurige dC.

daar hij in hem de leerling v. Jezus Christus ziet. Zelfs op

den laatsten avond wond hij zig nog geheel op, daar Egeling

hem had doen verstaan dat Bilderdijk geen lid van de

gemeente zijnde misschien in de ouderling-

[-onl.?]

bank geen plaats zoude kunnen behouden. Naderhand


pagina: 161

echter keerden rust en zachtheid terug. OokDirk Hogendorp

kwam op diezelfde avond van den Haag. Zijn geheel uiterlijk

tekent iets vasters, dan dat van zijnen broeder. Hij moet

een trouw vriend zijn, drukt als dit gevorderd wordt zijn

gevoelens duidelijk en krachtig uit, doch is overigens bijzonder

stil. Uit hoofde van de verwachting en toebereidselen van

den vorigen dag ging elk vroeg ter rust. Op den volgenden

ochtend was alles op den behoorlijken tijd gereed. Alles was

ten uitersten stil gehouden zoo dat er in de Pieter Kerk

zeer weinig toeloop was. Reeds vroeg zat ik nabij Carbasius

en naast Hogendorp in den ouderlingen bank. Alles was

stil en eerbiedig en beleefde ik nimmer een Godsdienst

oefening die mij zoodanig trof. Alles was een geheel dat

reeds begon met de zoo toepasselijke voorlezing van het

11e Capittel van de Brief aan de Romeinen. Het vijfde Vaers

van dit hoofdstuk was de text, die Egeling zeer eenvoudig

uit elkander zette, na dat hij op eene waardige wijze aan

den overledenen Tewater gedacht had. Hij stelde hoe

Er altijd een overblijfsel der genade onder Israel was geweest

ten tijd van Paulus, zoo wel als nu, gaf eene

schets, meestal volgens de mededeling v. dC. van de

tegenwoordige stand der Israeliten, en deed de Christenen

zoo wel als de Doopelingen de waarde van deze overgang

inzien. Alles was eenvoudig, maar Christelijk, en alles toonde

hoe daar waar de geest v. Christus heerscht, gene menschelijke

wijsheid nodig is. De gebeden kwamen zoo uit het hart en

toen eindelijk de doopplegtigheid na het lezen der formulieren

geschiedde, trof mij meer dan ooit de formule van Ik doop

U in naam des Vaders, des Zoons, en des heiligen

Geestes. Hier knielde nu dC. en ik deelde in zijne plegtige

vernedering voor God. Hoe moet ik danken als ik mij

nu weder stel in die oogenblikken toen Caroline aangenomen

werd en het enkele denkbeeld haar onderworpen aan een


pagina: 162

mensch, die daar tog tolk v. God was, te zien mij met

drift en verontwaardiging vervulde. Hier behoefde ik niet andere

vaerzen te improviseren als er stonden, bij het gezang, want de

dienst en gebeden waren hier waarachtig Christelijk. Nu gevoelde

ik de kracht van dat hogere, dat orthodoxe, thans dikwijls gelijk

gesteld met het ridicule, dat Christendom, waarna ik steeds

ijverig gewenscht heb, en het denkbeeld God door Christus te leren

kennen, hem in zijn drie eigenschappen te aanbidden, kwam

mij zoo geheel natuurlijk voor. O mogt de Algoede diergelijke

beginsels bevestigen en den gedurigen kreet van oproer smoren

die zich in mij verheft. In die plegtige oogenblikken

scheen mij alles zulk een groot geheel. O mogt ik tog

Christen in mijn hart zijn, en mij tegen alle kwaadspreken en

ligtvaardige oordelen over menschen, wapenen. De dag

van den doop was zoo onbekend geweest dat de goede Egeling

dezelve niet eens aan zijn huisgezin medegedeeld had. De

man sprak zoo populair, zoo dat ieder die maar Christen

was, het verstaan kon, en dit moest veel indruk maken.

Ook Bilderdijk was ter kerk geweest, en zat daar met

een onderwerping met eene ontfangbaarheid, eene aandacht

die ik wensch mij lang te kunnen herinneren. Na de kerk

kwam Egeling een gebed met onze nieuw bekeerden doen.

Zij waren zoo regt opgetogen, zelfs Mev. da Costa had

zich zeer goed gehouden. DC. en zijne vrouw bragten den

dag door in christelijke en godsdienstige gesprekken bij Bild. door. S'avonds

wilde B. volstrekt (men mogt er tegen inbrengen wat men

wilde), ons bij hem zien en er was maar niets tegen te zeggen

daar indedaad zijne gastvrijheid onwederstaanbaar is en

hij de zaken zoo weet voor te dragen dat men niet weigeren

kan. Ik had bij Kemper gegeten waar ik ook zeer

vriendschappelijk werd ontfangen en op verzoek van Betje


pagina: 163

hartelijk over het Geloof improviseerde, doch Bild. en dC. waren

hoofdpersonen. Wat was er niet gebeurd sints het eerste oogenblik

dat ik dC. zag, en hoe treffend was de leiding der

Voorzienigheid die ons op zulk eene wijze door zoo vele

omstandigheden heen, tot elkander voerde. Wij spraken

bij B. over verschillende onderwerpen en ik hing om dus te

spreken aan zijn mond, daar hij over ieder onderwerp zoo

belangrijk zoo nieuw spreekt. Doch het is de kop

van den Jupiter op de romp van den Satyrus geplaatst, en

deze laatste komt vroeg of laat nog wel eens voor de

dag in scherpe of piquante gezegden die hij niet verbergen

kan. Aan tafel was het wezentlijk oude hollandsche

gulheid en Mev. Bilderdijk is indedaad ene heerlijke

vrouw, ons gesprek was nog meer gemoedelijk, genoeglijk

dan levendig; wij zaten zoo gerust in de herdenking van

dezen dag bij elkander gelijk de broeders in de eerste

Christenkerk en bij een aanmerking deswegens, zeide

B. Ja, onze godsdienst is indedaad eene vrolijke godsdienst.

Zij veroorlooft ons ieder zuiver genot en zonder dat bestaat

er tog geen. Men kan alles ter eere Gods doen. Op

het einde van den maaltijd stelde B. een hartelijken

dronk op den bruidegom en bruid, zoo als hij dezelven noemde

en er[?] zeide toen Zoo heeft mij een glas wijn sedert

lang niet meer gesmaakt. Zijn afscheid was hartelijk

de man was diep getroffen, aan ieder zeide hij iets bijzonders

wegens de betrekking waarin hij met hen stond sprak

nevens Mevrouw mij zoo vriendelijk over Caroline en toen

wij naar de koets terug keerden zeide da Costa Ja,

heden ben ik gelukkig en ik dank God met geheel mijn

hart, mij dezen dag te hebben doen beleven.


pagina: 164

Kleine Nota's wegens de Reis na Leyde.

Entretien avec Coquerel. Disc. sur l'Économie Politique les

Grains, la machine à vapeur, les machines de métiers. Ses idées d'amé-

lioration que les générations suivantes seront heureuses par

ces inventions quoique la génération présente eût souffert. Coutume

en Hollande d'accaparer ceux qui se distinguent

par quelque talent et de les faire servir à toute occasion par

les [onl.] aux gens. Anecdote de quelqu'un qui s'adresse pendant

toute une soirée à un homme [onl.] de cinquante ans, croyant[?]

parle à Coquerel, qu'il n'apprend à connaître qu'au sortir de

table. Ses idées sur l'Improvisation du Nord Impossible

le Français conformer aux miennes. Difficulté d'étudier ici.

Le peu que fournissent les hommes de réputation puisqu'on est

éparpillé dans une foule d'honneurs et de détails. Exemples dans

l'Ange et V. Lennep. Vérité du Christianisme. Sagesse intime

des paroles de Jesus Christ. Le Christ la seule religion qui convienne

à tous les climats. Heureuse situation de la Judée. Influence

des Juifs sous les Babyloniens sur ces derniers, prouvée par

la haute considération dont jouit Daniel comme Chef des Mages

sous tant de rois consécutifs. Idée de son sermon que les

Apôtres étaient bien peu de chose avant qu'ils eussent reçu

le St. Esprit. Idée du sermon sur le texte de St. Paul où il

dit que quoiqu'il fût un des premiers des Apôtres il

n'était cependant rien. Vérité des caractères de l'[onl.].

Idée des ouvrages sur ce sujet. Idée d'un tragédie sur Hazael

ou Naaman serait interdit[?] entr'autres. Sublimité de Racine

il remplace dans Athalie le destin des Grecs par la théocratie

des Israelites. Anecdote de l'abbé Galeani qui prend

la défense de Dieu dans un Dîner d'athées. Litt. française et Anglaise

du jour passée en revue. Boileau Voltaire La Martine Gilbert etc.

Rousseau selon lui, modèle de style français. Idée d'un

Journal français qu'on pourrait écrire ici.


pagina: 165

Bild. heeft Ca. 40 Plannen v.Treurspelen v. verschillende tijden

liggen. DC. heeft zijne zeer ingenieuse zinrijke uitleggingen

van de openbaring van Daniel gelezen. Zijn denkbeeld dat de

kunst van het goud maken ook gevonden zal worden, en daar nu

reeds het gehele finantieele stelsel van alle Koningen en Staten

omver ligt, ook dit steunpunt v. menschelijke trotsheid nog te

vernietigen. Zijn haat tegen de Hoekschen als ten allen tijde

opstoken van onderdanen tegen wettige vorsten geweest zijnde en

menschen die allen eerst met vertrapping van Recht buit en

roof zochten. Haat tegen Jacoba even gelijk Maria Stuart

in Frankrijk in de grond bedorven. Philips met regt de

goede genaamd. Hooft een opgepronkt schrijver die daar hij

zijne Geschiedenis als een poema wilde maken alles eeven

grootsch uitgemeten heeft, zoo als bv. Sim. de Rijk als zijnde v. zijn geslacht

Hasselaars dood met onregt zoo hoog geroemd. Belagchelijke

ophef wegens kenau Hasselaar bv. in het gedicht v. Arntzenius

als God spreekt in antwoord op de vraag wie Haarlem

redden zal Ik en kenau Hasselaar. Het beleid van de

bevelhebbers in de steden was zoo groot niet, daar zij niet

anders doen konden als stil zitten. Magdalena Moens oud

Tante v. Bilderdijk. Traditie in de famille v. Bild. bewaard

v. zijn overgrootmoeder, dat gedurende het leven van Bild. het rijk

van Jezus zich vertonen zoude op aarde. Gunstige denkbeelden

van B. (geheel instemmende met die van Schlegel) over Lessing

dien hij voor een waarachtig voorstander van het Christendom houdt

egter, vooral na zijn kennis met Mendelsohn en Nicolai, tegen

de droge predikers en onverdraagzame geestelijken van die

tijd verbitterd. Aan een v. diergelijke oogenblikken is Nathan

zijn oorsprong verschuldigd. B. heeft de graaf v. Stolberg

gesproken, die hem zeide dat hij Geloof en Godsdienst voor

zijn hart nodig had, en dit vergeefs bij het Neologismus der

Lutherschen of de koude van de Calvinisten gezocht had, zoo


pagina: 166

toen eindelijk tot de Roomsche kerk was overgegaan liever

het gevaar willende lopen te veel, dan te weinig te geloven.

Te veel Rodomontade wegens sommige mannen onzer geschiedenis

gebeurd. De daad v. Schaffelaar onzeker, die van Beijling

niet meer dan pligt. B. redt twee menschen (als Advocaat)

van een straf voor diefstal, door hen te bewijzen dat zij,

trots hunne eigene Convictie, dien diefstal niet gepleegd hadden.

Volgens B. perpetueerde zich de geest der Jesuiten vooral

bij de Illuminatie, ten uiterste door hem verfoeid. Het beste

daarover te lezen, is een werk genaamd Der Morgenstern. Een

zekere Weisshaupt door hem voor een schurk gehouden, door

Kiaka[?] sterk verdedigd. Denkbeeld en ook zonder bijgeloof indien

het niet door het misgebruik van kracht beroofd ware, wel iets in het

maken van het teken van het kruis te stellen. Denkbeeld dat

Hohenlohe in de daad nu en dan de kracht tot wenden zoude bezeten

hebben, doch hem dezelve daar hij zich zulks toeeigende

weder zou ontnomen zijn. Gezegde van B. door Mev. B. geconfirmeerd

dat toen hij met Lodewijk toen een jaar oud, aan de hand v. B. dC.

het eerst gezien had, hij terstond gezegd had dat daarvan iets

zeer groots groeien zoude. Criticq van de Jac. Sim. de Rijk[?] en

De Maria Jacoba volgens B. een goed stuk. Voor de moeilijkheid

v. het treurspel. Wiselius Royalist uit Demagogie daar

hij ziet dat deze onmogelijk is. Reeds in de Revolutie verscheen

er een voorstel van hem, tot verkiezing van een eminent

hoofd. Nieuwland zou volgens B. een veel groter genie geworden

zijn indien niet de famille de Bosch hem op eene onverstandige

wijze, met aanmoedigingen en onderwijzingen verdelgd had. Denkbeeld

v. B. wegens de Maan dat de tegenwoordige maar een schijn

maar niet de ware is, dat deze eerste niet anders als het Paradijs


pagina: 167

is, dat op een berg lag, na de uitdrijving van onze

eerste ouders Adam en Eva van de aarde werd afgescheiden

en door eene grote revolutie [onl.], wier afloop nog niet

bereikt is. Ongunstig denkbeeld van B. wegens Elizabeth van Engeland.

Br. door Naylor wegens Pope aan hem geschreven. Hij beschouwt

Pope's Essay on man, alleen als een orgaan v. Bolingbroke. De

vermeerdering der schapen bij Jacob, indedaad een wonder, daar

een diergelijke vermenigvuldiging hoe vaak naderhand beproefd,

steeds onmooglijk is gevonden. Jakob dikwijls te ongunstig voorge-

steld. In Bild. jeugd is Esau zijn lievelings held geweest.

DC. kennis met Juff. Temminck. Die zendt hem een boek

door haar over Joannes opgesteld. Hij wordt verpligt een Contradict[?]

te maken. Zij verneemt verschillende bijzonderheden v. zijn vrouw

zend deze eindelijk in eene soort v. romanachtige stijl opgesteld

aan dC. als een Journaal, en vraagt hem vergunning dit aan

hare vriendinngen mede te delen. Die wordt natuurlijk hierover

te onvrede en na dat zij gezegd heeft aan Vulkaan dit

papier te hebben geofferd, wordt de kennis afgebroken. Arglistig

gedrag door de oude Dr. Capadose, volgens de opstoking van

zijne Vrienden gehouden, om zich in een gunstig en beklagenswaardig

licht te stellen. Hij schrijft de but en blanc aan Kemper, om

indien zijn Neef eenige gelden in Leyden benodigd mogt zijn, die

te fourneren. Een kruijer houdt Ds. Egeling op straat aan

om hem te vragen, hoe hij toch aan dien hemelschen lach

geraakt is dien hij bezit. Kerkboeken met een vaers door Bild.

aan dC. en Nancy gegeven. Deelneming, zoo 't scheen, in Leyden.

21 Terugtogt v. Leyden in zeer neutraal gezelschap, dus [onl.]

rusten wij[?] weinig. Het weder was heerlijk. De dag was redelijk

druk bezet en moeilijk was het nog al in de goede stemming

te blijven. Nieuwe bewijzen v. laster jegens ons huis. Verdeelde


pagina: 168

Comp. bij K.R. en C. alwaar twee uren redenering[?] alleen maar

tot Resultaat het uitstel eener algemene Comparatie te

weeg bragt. 'S avonds met Claude en Pauly en Gi bij mij die

met genoegen en deelnemingen mijn tijding uit Leyden ontfingen.

22 Drukte, minder werk, dan gedurig heen en weder lopen. De zaak

v. Bruggeman wil nog niet in order gaan. 'S av. Maatschappij. Eerst

smeerden de afgaande en aankomende President elkander braaf

honig om de mond. Toen eene algemene aanspraak v. Klijn als Pres.

De man meende het goed maar dit, met alle die verheffing zijner

waarde, en adel v. de mensch is tog het waarachtige het Christelijke

denkbeeld niet. Veel over Verdraagzaamheid gesproken, doch uitgesloten

diegeen die in de Godsdienst vorige tijden wilde terugroepen. Toen een

vaers over Armenscholen zoo als wij er zoo vele gehoord hebben quâ

betrekking gemaakt, en met de gewone vercierselen opgepronkt

wee uitgesproken voor diegeen die dit niet toejuichten. Westerman's

Geluk werd goed door hem opgezegd. Gewone denkbeelden Een

droom waardoor bewezen wordt, dat het Geluk niet bij rijkdom

te vinden is. Dit alles is duizend maal gezegd, wierd hier egter

indedaad dichterlijk voorgedragen. Naderhand Ko Bruin die zijn

Buitenleven las, hetwelk geestige aanmerkingen bevat doch

ook nog al platte regels. Zijn torenbrand was indedaad

geestig. Hij heeft volmaakt het Tollensiaansche Couplet.

Des avonds was ik bij Mie en Cato. Tijs was niet te

huis. Wij waren regt hartelijk en genoeglijk. Ik sprak over

da Costa, over de godsdienstige indruk daar ontfangen en

alles wierd ook regt in de waarachtige goede

toon opgenomen. Die Tijs, zoo waarachtig goedhartig en braaf

laat zich indedaad door zijne ambitie te sterk medeslepen.

Hij gaat op een gevaarlijk pad. God geve dat het hem

goed gaan moge, doch de toon bevalt mij niet.


pagina: 169

23 Een dag ook niet zonder onaangenaamheden. De heer v. H.

en R. hadden zich veel voorgesteld van het huren van een kleiner

huis door Oom de Clercq, en nu vernemen zij op eens van hem

dat hij reeds voor eenige weken inhuurde. Dit gaf een alleronaangenaamst

toneel, tussen hem en Oom v. H. die zijn drift niet kon

inhouden. Hiermede was ik nu gister den gehelen dag

bezig. Oom R. ziet de zaken heerlijk in, maar hij heeft ook

zelf veel verloren. Met Tante Cato sprak ik ook lang.

Zij heeft gelijk alle de kinderen v. Gr. de Vos een uitmutend zuiver

verstand. Ik zoude haar even gaarne en wel liever tot

associé hebben. Oom v. H. was driftig en hoewel het niet tegen

mij gemeend was, moest ik ook tog ook regt veel slikken.

'S middags bij Gr. Ret. met Cap. Matsens[?]. Wij waren regt

vrolijk doch Pauly heeft te veel de gewoonte alles op eene

burlesque toon te behandelen.

'S avonds bleef ik stil en alleen aan mijne Annot. werken en

deze rust deed goed.

Nov.2 Weinig tijd en gelegenheid had ik tot opschrijven. De zaken

veroorzaakten mij veel onaangenaamheid. Zonder eenigen grond

gingen de slechte geruchten gedurig voort en hadden de alleronaange-

naamste uitwerking. Toen ontfing ik echter den zegen mij

Dingsdag ochtend te kunnen vermannen en de gehele dag

aan een opmaking der kantoorzaken te besteden en

die aan Oom v. Heuk. over te leggen. Eene Comparitie moet nu[?]

beslissen. Ik heb alle mij mogelijke opening van zaken

gegeven. Ik ben geruster en vol vertrouwen, doch het schijnt

mij tog dat de zaken tot eene opheldering moeten

komen en de toestand zoo niet kan blijven als dezelve thans

is. In mijne bijzondere positie kan ik zoo niet voortgaan

zonder het belang van mijn huisgezin te verwaarlozen. Van

waar redding menschelijker wijze gesproken, komen kan

weet ik niet, doch God zal zorgen.


pagina: 170

Twee allergenoeglijkste bijeenkomsten hadden wij in de

laatste week de eene bij Henry en Mimi zijnde een diner

ter gelegenheid van hunne terugkomst gegeven het andere

was eene bijeenkomst des avonds bij mij. In beide heerschte

volmaakt de oude coterie toon. Op beide improviseerde

ik met meer gemakkelijkheid en ingeving dan ik sedert

lang gehad had, een nieuw bewijs dat de impr. niet uit

het verstand maar uit het hart kwam. Zoo als bij mij, had

ik het zelden. Het was poezy en proza, burlesque en ernstig door

elkander, maar alles ging de [onl.] en ik zelve had eene

heerlijke herinnering aan deze avond, hoewel ik de

volgende dag mij niet zoo regt wel bevond.

November 1 DC. was teruggekomen en ik haaste mij hem op

te gaan zoeken, vond hem Goddank opgeruimd met grote plannen

in het hoofd, wij geraakten in gesprek over godsdienstige onderwerpen

en ik vond hem in een dier bezielde oogenblikken waar alles

zoo duidelijk voor zijn oogen staat. Het geen hij in weinige

woorden over het onze Vader zeide was treffender dan alle

die preken waarmede Muller mij indedaad over eenige

gedeelten van hetzelve verveeld had. Ja, in vele opzichten waren wij

het eens die dag en ik stelde mij de schoonste verwachting voor.

2 Hoop op God, vertrouw op geen menschen. Dit zag ik weder. Na

eenen bezigen postdag was ik regt genoeglijk, en zag met verrukking

een avond met dC. te gemoet: hoopte regt te studeren, doch wat

gebeurde Hij kwam geheel physisch nedergeslagen zeggende dat

hem de lucht vermoorde en nimmer vond ik hem zoo weinig

opgeruimd, zoo dat hoewel ik als vriend natuurlijk

genoegen met hem had, de schone dromen wegens dien avond

geheel verdwenen waren.


pagina: 171

Nov. 3 Zonderling in zijne betrekking was deze dag. Ik

was niet ter kerk geweest om gerust te kunnen arbeiden waarvan

egter weinig voorviel. Ik zat in de talen te studeren toen mijne

vrouw bij de terugkomst van het gehoor van ds. Kakebeen plotseling

een brief ontfing, waarin wij lazen dat de verloofde van onze goede

Min, die daar nog zoo genoeglijk met onzen Gerrit speelde haar

schandelijk had bedrogen door nog een twede vrouw te

verleiden. Ik sprak weder daarover, en hoop dat hierin nog

eenigzints ligt moge komen. Zoo als de zaak nu ligt is zij

voor haar allerverschrikkelijkst.

Naauw was ik weder gerust ter neder gezetten of op een maal brengt

mij de meid eene tijding, die mijne vrouw niet verwonderde, mij egter

geheel ontzette. Zij zeide mij dat Juff. Kruijer overleden was. Eene

bijzondere indruk maakte dit op mij. Hier moest zich veel ontwikkelen.

Ten eerste dat soort van roemrijk Executeurschap dat mij toen

was toegezegd, waarbij ik ten eerste mijne schuld met een

aanzienlijke som zou verminderen, en waarbij ik tevens in

eene betrekking kwam, die mij in alle opzichten niet anders

dan hoogst aangenaam zijn kon. Wierd nu van de andere

kant, de aan ons verstrekte som opgevraagd, zoo werd daardoor

de oplossing van ons kantoor zelve noodzakelijk, en er moest

dan eene verandering in de omstandigheden noodzakelijk plaats

grijpen. Wat hiervan ook de gevolgen zijn moge die ik

hopende afwacht, zoo was mij dit als een oproep der

Voorzienigheid en niet de stem der meid, maar de hare

scheen mij om dus te zeggen in de ooren te klinken. Naar mijn

bekrompen en elendig verstand, na de raad mijner vrienden had

ik nu gedacht alle middelen tot herstel en verandering doorgrond

te hebben. En ziet nu gebeurt juist datgene waarom ik volstrekt

niet gedacht had en God toont zijn wegen, die zoo geheel

verschillende van die der menschen zijn.


pagina: 172

Wij bragten de dag genoeglijk bij Oom de Vos door.

Er heerscht nog eene grote cordialiteit met die geheele famille

die van de vroegere betrekking van den Maandag afstamt.

Ik improviseerde daarop nog op verzoek v. Oom Piet.

Pauly is Luitenant, en directeur v. het Museum en deze

twee qualiteiten schaven het liberalismus vooral wat de

applicatie betreft, sterk af.

5-8 Une grande histoire fut celle de notre nourrice qui avait

passé chez nous des jours si agréables et tranquilles et qui

était sur le point de se marier comme je l'ai dit ci-dessus.

Dinant en ville le 4, ce fameux amant vint chez nous

dit des impertinences, prit un couteau, remplit la cuisine

de menaces de manière qu'on dut le faire sortir par les

sergens qui, pour la première fois, passèrent le seuil

de ma porte. Le lendemain nous la fîmes partir, et

ce ne fut pas sans attendrissement. Elle est revenue depuis,

elle excuse tout ce qu'il a fait, elle entend paisiblement

toutes les prophéties qu'on lui fait, d'un malheur inévitable

mais elle est ferme, elle aime et se mariera. Voilà comme

se font les mariages dans ces familles. Par toutes les histoires

que j'ai appris par là j'ai vu comme les moeurs sont corrompues

dans ces classes. Il n'y a que la religion administrée avec

vigueur qui puisse, avec l'aide de Dieu opérer une réforme.

6 Een visite bij Oom v. Heukelom. De uitzigten zijn nog droevig

doch met God's hulp kan alles zich nog redden. Hartelijk

treffend was mij het berigt dat wel is waar, mijn naam niet

onder die van de vier erfgenamen genoemd wierd, doch

ik echter intusschen op de mede opneming kan rekenen. Zie daar

mij dan, door Gods goedheid, Vijfduizend Guldens minder

in schuld, en tevens in eene Vereeniging opgenomen die tot

het edelste doel strekt, en wiens werkzaamheden niet anders

dan ten hoogste eervol en aangenaam kunnen

zijn.


pagina: 173

'S avonds bij J. Muller een man, waarachtig op vele wijzen

beproefd, en wiens toestand, door eene ongelukkige liefde nog

sterk verbitterd wordt. Aldaar was V. Kampen een man

van veel werkzaamheid en eerzucht, hier en daar met zeer

goede inzichten, doch echt Republikein, Mennist, vijand dus

v. Bilderdijk in beide opzichten, en die voorts Da Costa, niet-

tegenstaande de goede mening die hij opentlijk van hem uit,

zoo ik geloof niet regt vertrouwt. Hij schijnt tog waarachtig

vriend van het Christendom en met deszelfs voortgang sterk

ingenomen, doch ziet voorts de gebeurtenissen van den tegenwoordigen

tijd, zoo zeer in het helder, als Bild. die in het

duister ziet. Wij vermeden alle punten van aanraking en konden

in het Medium van geschiedenis en letterkunden ons

zeer goed verstaan. Ik had egter voor den man dat Enthousiasmus

niet meer, dat ik voor een paar jaar, jegens hem had. Ds.

Muller Prof. Koopmans Ds. Swart waren voorts aldaar. Ook de

goede ter Borg, die al zeer weinig spreekt, Mollet die een

zonderling voorkomen heeft, doch die ik egter dien dag niet genoeg

leerde kennen. Ons onderhoud was vrij levendig, doch, zoo als

meest bij Hollandsche geleerden niet zeer vol Saillies. V. Kampen

heeft niets hoogs in zijn uiterlijk. Men kan gevoelen dat hij

tegen adel moet zijn. Ik las zijn Indie[?] dat eenige goede

rapprochementen bevat, doch egter niet op de hoge alles

oplossende toon v. Bilderdijk geschreven is. Men gaf mij

als Impr. de Wilhelm Tell, die ik behandelde zoo als het

mij natuurlijk inviel en naderhand de zaak op de hogere

godsdienstige vrijheid terug bragt. Nog gelukkiger was ik

in Indie alwaar ik het goede en nadelige van dit

volk zocht te vereenigen en naderhand de hoop

uitte, nog eens door het Christendom, dat alles omvat,

veredeld en verheerlijkt te zien. Wij waren regt genoeglijk bij elkander

het is toch de wil v. Jezus met menschen die het goede


pagina: 174

willen, zonder hen te idealiseren eendrachtig te leven.

7. Aan de kamer betere uitzichten wegens de toekomst, het

is tog aangenaam met eene ruime kas te werken.

'S av. bijna de vorige personen bij Muller doch ik wilde

niet blijven, niet weder improviseren waartoe ik vreesde te zullen

komen. Te voorzichtig voor te veel te doen, kan men hier

nooit wezen. Ik las een paar stukken mijner verhandeling

die goed schenen te bevallen, en mij zulks ook deden. Ik heb

waarachtig Hooft niet onregtvaardig behandeld. Ik las weder

te driftig en moet op eenen anderen tijd beter zorg daarvoor dragen.

8 Weder eene Visite v. V. Kampen die indedaad allervriendelijkst

jegens mij was. Wij spraken over improvisatie Indie etc. In

het eind kwam D.C. Beide spraken niet veel tegen elkander.

Nu wat DC. betreft. Hij was eerst dof en wierd slechts

bezield, toen hij met geestdrift en een soort van genoegen

van de vernieling der Achabs Priesters, ten overstaan v. Elias

sprak. Hierna nam ik het woord op. Neen dit tog is gene

zwakheid liefde in het Christendom te zoeken. Ik kan mij

aan de denkbeelden nog niet gewennen dat de Vorsten

door Profeeten geregeerd moesten worden, dat de Geestelijkheid

alle het opzigt over de scholen moest hebben. Dit zijn

tog ook maar menschen, en hoezeer deze misbruik van

hun gezag maakten en nog maken, leert de tegenwoordige en

voorleden Geschiedenis. Ik wensch DC. niets meer dan eene

reis in een Roomsch Land, in Sardinien of Lombardijen,

en hij zal anders oordelen. Naderhand wierden wij weder

toen het hart sprak, regt genoeglijk en heerlijk. Ik verhaalde

hem het gebeurde van den vorige zondag dat hem in vele

verwachtingen bevestigde. Ik bemin hem van harten

maar ik wenschte zoo gaarne dat harde dat tog


pagina: 175

dunkt mij, meer in de geest v. Mozes dan in die van Christus

is geleenigd te zien. Mij dunkt dat zoude meer invloed

te weeg kunnen brengen. Maar God weet de weg dien

wij volgen moeten, hij leidt alles eens tot eeuwige

heerlijkheid en verbindt zuiverheid met besmetting. Ik beken

dat het de verijdeling van eene der heerlijkste verwachtingen

van mijn leven zijn zoude DC. niet zoo Christen te zien als

dunkt mij, voor de behoefte des tijds nodig was. Het

kan zoo als ik zulks beschouw nooit genoegzaam zijn indien

DC. slechts eene copy v. Bilderdijk wordt, hij moet meer zijn, en

zoo hij nog weinige weken in deze lijn door gaat wordt hij

in het oog van het gehele publiek niets anders dan

een tweede Bilderdijk, aan wien, als, gewezen Jood, zijne

tranchante denkbeelden over het Christendom nog minder vergeven

worden. Ik bid God om verlichting, doch naar mijn tegenwoordig

gevoel is het niet menschenvrees, of Menisterij als ik

dC. tot zachtheid vermaan. Over de brief v. Dicking[?] was

hij niet regt te vrede. Nu was deze ook bijzonder mystiek.

De goede man komt hier, en dan kunnen wij mondeling

over alles redeneeren. Heden sprak mij Ret. en ik ben

het met hem eens, dat dC. niet in die zoogenaamde

Oefening v. Wiselius moet komen. Op dezen en op eenige

zijner vrienden van die maandag rust een blaam der maatschappij

en die moet gerespecteerd worden. Orthodoxe Godsdienstige

beginselen, kunnen alleen in de tegenwoordige eeuw vereerd

en vergeven worden, als zij zich met waarachtige

zuiverheid van zeden verëenigen. Ik heb dit terstond

gevoeld, doch het is niet gemakkelijk hem zoodanig

iets mede te delen en vooral niet hem te overtuigen.


pagina: 176

Een allerhartelijkst bezoek bij J. Fock. Dit is waarachtig

een christelijk man, die zoo indedaad werkzaam is in het

goede, en dit moet men bekennen dat er in dit opzicht, bij

eenige familles in onze kerk een rijkdom van goede

inzigten en goede werken heerscht die zeker niet onbehaaglijk

zijn in de oogen v. God.

Ik worde ook door sommigen niet regt meer vertrouwd en gister

werd mij zelfs met veel omwegen gevraagd, of ik niet lid

van het kransje v. Wiselius was. Wat zijn de menschen tog begerig

zich met de zaken v. anderen te bemoeien.

De Belijdenis v. J. de Vos J. gehoord. Indedaad een goede stijl

en regt goed gemeend. Doch dit incoherente in het Socianismus

trof mij nog sterk, vooral bij de Explicatie van het

formulier van den doop. Wat wil dat zeggen In naam v. God

als schepper v. Christus als zoon v. God van den Heiligen Geest

als kracht v. God. En er komt doch natuurlijk een huivering

wien men aanbidden moet, een twijfel tusschen God en Christus.

En voorts in dit stelsel wordt alles bv. de erfzonde

eerst aangenomen, dan weder geeludeerd. God ik dank U

voor het inzigt in het Christendom mij geschonken, hoewel

nog eenige punten duister zijn. Hiervan overtuigd zijnde,

moet al het andere zich schikken.

Bij Grootp. de Vos werd ik op nieuw terstond aangefallen[?]

over het Bilderdijkiaansche Christendom. De heer An. Willink

had dit, de Heer Keijzer dat, die weder iets anders gezegd. God

gaf mij de kracht bedaard te antwoorden, want[?] hierin durf

ik staande blijven, dat ten minste dan niemand het regt heeft

op een Goudschaaltje het geloof van eenen ander te wegen.

Nu alles liep wel af. Hoe dikwijls heeft mij in het

laatste jaar den naam v. da Costa niet in de ooren

geklonken.


pagina: 177

9 Nov. Gerrits verjaardag genoeglijk en druk gevierd. Hij was

opgetogen, van de Menagerie die hem van alles kon [onl.]

en werd door zijn Ooms en Tantes rijkelijk gezegend.

10.Leerrede v. Koopmans Hij had de text genomen uit Jacobus

dat het Godsdienst is weduwen en wezen te bezoeken. Dit is ook

waar, maar Christus heeft ons egter nog meer geleerd

en dit meer moet men ook niet vergeten. Het is nu de zaak

de grote waarheden des Christendoms op nieuw zonder menschenvrees

te ontwikkelen, waartoe ik hope dat God mij kracht

geven moge. Leer en Geloof moeten verbonden worden. Waartoe

hem nu dat vreeslijke waarschuwen voor dweperij te pas kwam

weet ik niet. Onze Menisten zijn indedaad thans zulke

vurige koppen niet dat zij te veel voor het geloof doen zullen.

Er sluimert nog veel goeds, dat echter op eene andere

wijze ontwikkeld worden moet.

Een visite gemaakt bijRoel, die mij zeer vriendelijk ontfing

en waarbij wij nog veel over Granen spraken. Hij gaf mij

het Manuscript van het Rapport der Commissie van Staat door

de Koning ter onderzoek, van de maatregelen wegens de Granen

aangesteld en tevens het particulier Rapport door hem

zelven aan den koning overhandigd. Uit het Rapport der

Commissie blijkt dat het Systema van Immobilisatie bijna algemeen

verworpen is, dat echter de meerderheid, met eene stem,

van gevoelens geweest is dat het Systema v. Entrepot door het

Gouv. diende aangenomen te worden, met bijvoeging van een

maximum of minimum. De leden die dit voorstonden hebben

de zonderlingste aanmerkingen op de Grondigste argumenten

hunner tegenpartij gemaakt en zijn maar vast bij het

stelstel gebleven, dat hun Systema des vrijen handel niet

hinderlijk zijn kon, hoe zeer dan ook het tegenovergestelde

zoo duidelijk, zelfs uit hunne eigene Concept wet bleek die


pagina: 178

den Graanhandel aan de meest vernederende formaliteiten

onderwierp. In het Rapport van Roel worden alle

redenen voor den vrijen handel, nog eens bij elkander

gevat en voorts voornamentlijk, alle argumenten bijgebragt

om te tonen dat die Landelijke Crediet bank waarmede

de koning zoo veel op heeft, ook het gewenschte doel niet

bereiken zoude. Met genoegen zag ik dat onze argumenten

nog dikwijls aangehaald zijn geworden en ik geloof niet,

dat al moesten wij nu op nieuw eene Memorie opstellen

wij na al het gehoorde en gelezene daarin verder zouden

gekomen zijn. Het Systema v. Immobilisatie, heeft door te

grote uitgestrektheid der administratie, te grootte hoeveelheid

der daartoe nodig zijnde fondsen, eindelijk door de onzekerheid

der uitkomst zoo veel tegen zich dat het niet uitgevoerd

kan worden. Door de Crediet bank wordt de landbouwer

indedaad speculant, indien dezelve hem wezentlijke verlichting

gaf, doch hier wordt met regt bewezen, dat deze Crediet bank

den landman geen meer voordeel geeft, dan eene Opneming

op zijn land à 5 pc. met 25 pc. Surplus, als alleen dat

hij binnen een jaar en geen verder surplus kan aangesproken

worden waartegen hij nu egter 12 1/2 p. contant financieren moet.

Sommige tabellen zijn belangrijk. Niet alle redeneringen, maar

facta's die men nu overal eischt, getuigen ten voordeel van den

vrijen handel die ook in een hogere wereld niet anders is

dan het vertrouwen op de Voorzienigheid die alles weet af te wisselen

en te herstellen, dewijl een prohibitief stelsen te nemen niets

anders is als een waarborg tegen haar te nemen en

als de Métayer van La Fontaine over eigen weêr en wind

te willen beslissen. (Zie Ext. lade Secretaire)


pagina: 179

V.bij da Costa. Hartelijk gesprek over godsdienstige onderwerpen.

De Drieeenheid in het eerste hoofdstuk van den brief aan de

Hebreën duidelijk geleerd. Heerlijke uitlegging van sommige

punten bv. de Predestinatie als men dezelve in het grote

Verband neemt. Zwakheid en laauwheid van de tegenwoordige

prediktrant. Mijne waarschuwing tegen het kransje van W.

Volgens zijne overtuiging zegt hij zoo te moeten handelen als

hij doet, goed te doen waar hij denkt zulks te kunnen en

zelfs zorg voor zijne Reputatie als gesubordonneerd te beschouwen.

Met H. en M. hartelijke avond. Regt goed waren zij

gestemd. Ik verhaalde en las voor hen wegens B. en da Costa en

wij hadden een regt innigen avond.

11 L. Chute des Effets Espagnols 15 pc. dans deux jours Consternation

générale. Rumeurs partout répandues. On dit qui le Congrès de Vienne

a été dessous, le roi de Naples empoisonné, que l'Espagne sera attaquée.

On voit que tout le Commerce en effets publics n'est qu'une outre

remplie de vent et qui retombe à plat quand le vent en sort.

Vergadering der Scholen. Ook nog te veel Vormen. C'est la forme

qui emporte le fond. Bij de twee uren geredeneerd over de zaak

v. Paul Charles Dupay Frantzen[?]. Er loopt veel aardigs door, in alle

deze inrigtingen.

Gelezen eenige van onze oude kluchten. Nationaal morssig

maar voor de taal belangrijk. Vele proverbiale uitdrukkingen van

Jan Hen, Jan Rap en zijn maat, zijn nog daarin oorspronkelijk. De

taal v. Paffenrode, gesneuveld bij Maarstricht in 1670-80 gouverneur

v. Gorinchem afstammende van de Arkels, is hier en daar

krachtig. In S. Coster Ifigenia zijn zeer goede zaden besloten.

12 Soirée chez J. de Vos avec da Costa, Coquerel, P. et M., J.R., G.J.B.

pour entendre une lecture d'Humbert de Superville qui

pétille de génie et qui fournissait à la fois, la plus ample


pagina: 180

matière à la pensée et le divertissement la plus agréable, puisque

sa lecture, extrait d'un grand ouvrage, était illustrée par une

foule de dessins pleins du génie. Il suppose Dans l'homme

une ligne verticale dont l'Extrémité repose sur la Terre. C'est

sur cet axe vertical, que la ligne des yeux, celle des

narines, de la bouche forment, dans l'état de calme et

de perfection, des angles droits tandis que cette ligne, en formant

des cercles obtus ou aigus prend une direction verticipète

ou verticifuge. D'après sa manière de voir l'homme trouve ces mêmes

nuances de direction, dans la nature qui l'entoure, dans les

arts qu'il en fait et qui correspondent à son imagination qui

étendit sur les autres objets, l'extension du type de perfection qu'il

trouvait en lui-même. Les Grecs surtout modèles dans les

arts concurent ces rapports. On retrouve dans leur Minerve le

calme de la ligne horizontale, dans leur Venus cette verticifuge qu'indique

toujours le mouvement, enfin dans la fière Juno et ses

sourcils irrités la majesté et la force de la Verticipète. En

parcourant l'hist. de l'art chez les anciens on retrouve encore le

verticifuge dans le jeune Satyre l'horizontale dans l'Apollon les verticipètes dans le fils de Laocoon. L'art du moyen age, ou

plutôt, la peinture des modernes, remplace la Venus par un ange

du Guido, la Minerve par une Madonna de Raphaël, la Juno

par une Madelaine de Corrège. Il suivit cette idées dans

une série d'observations et d'applications dont quelques-unes

manquèrent encore de cette justesse, que le génie qui sait mieux

deviner qu'appliquer, ne saurait toujours acquérir mais

il n'y avait aucune idée qui ne fut brillante ou neuve.

Dans les végétaux c'était le cher[?] mystérieux qui était l'apathie[?]

végétale du calme, tandis que la verticifuge plus légère s'élevait

dans les feuilles du pin, et que la verticipète baissait les branches

du saule mélancolique de Babylon, auxquels les enfans d'Israël

suspendaient leurs harpes jadis si sonores. Les idées


pagina: 181

qui lui fournissent ces couleurs, étaient peut-être plus hasardées

encore lorsqu'il considérait le blanc comme la couleur du calme

qui passait par le jaune dans le rouge pour exprimer

l'harmonie de la verticifuge ou par l'Indigo dans le noir par

répondre à celle de la verticipète. Quant aux animaux il

les considérait que comme non susceptibles à l'analyse et

comme des phénomènes. Cependant quelques têtes comme celles

du lion et du chat, donnaient lieu à des observations intéressantes.

C'était surtout l'application sur les constructions Orientales

et non Gothiques du moyen âge qui étaient intéressantes. Lorsqu'il

avait appliqué sa ligne verticipète sur les temples augustes

qu'on éleva dans ces siècles et qui changeait tout à coup de

représentation, il montrait la même coïncidence de formes dans les

rois les prêtres les guerriers, et les vierges sacrées de cet âge.

Une machine simple, par laquelle on pouvait changer

la direction des yeux bouche etc. à volonté, expliquait encore

davantage son assertion, et on voyait la même coïncidence

entre les lignes égales et majestueuses de la tête d'un

philosophe Grec et les formes simples et frappantes du

Parthénon, entre les lignes ascendantes qui forment les

vitraux d'un chapelle gothique, et le pieux recueillement

du cénobite qui s'agenouillait dans ce portail sacré, enfin

entra la ligne verticifuge qui défigure à nos yeux les faces des

Chinois et des [onl.], et les formes singuliers de leurs

Pagodes, et de leurs maisons de plaisance. Plusieurs épisodes

brillans, tels que l'harmonie des couleurs dans une éruption

du Vésuve, ou le détachement de toute idée maternelle sur

le sommet des Alpes, offraient une heureuse variation et même

pour ne rien négliger de ce qui pouvait servir aux rapprochemens

de son système, après avoir monté dans le chevelure dont les


pagina: 182

Grecs entouraient la tête de leur Jupiter, la crinière

du lion, il nous montra cette même tête ornée d'une perruque

d'un bourguemaître du 17 siècle, qui devait viser au même[?]

effet. L'application à l'architecture était très intéressante.

Il la considérait sous le rapport d'art d'imagination d'expression

poétique des idées du Vague[?] et de l'infini plantin[?] au sien[?]

de l'[onl.], et bien différentes de cette architecture Domestique

qui quelle qui soit sa perfection, n'offre qu'une maison plus grande

ou plus belle que les autres. Ce ne sont point selon lui la

hutte du sauvage, ou la tente du tartare errant, qui furent

les types d'après lesquels s'élevant plus tard la

pyramide de Cheops ou les temples de Sicile. Au contraire

pendant que les habitations des diverses peuplades n'offrent

encore que les commencemens grosses de l'art. l'Architecture

poétique s'étaient déjà éternisée dans les roches d'Ellore[?]

et dans les merveilles de Thèbes. Ce n'est pas que plusieurs

idées de cet art sublime n'aient été prises dans la nature, que

les allées de platanes qui conduisaient aux temples de la

Grèce n'aient pu leur fournir l'idée de leurs colonnades

simples et imposantes, ou que l'architecte du moyen âge

n'ait pu trouver les modèls de ses vitraux dans les figures

[onl.] régulières qui lui représentèrent[?] des branches

entrelacées ou dans les voûtes majestueuses qui

formaient les sommets de ces chênes antiques qui dans

les forêts de la Germanie furent les premiers colonnes dans

les premiers temples du Nord. Il fournit des exemples

de ces [onl.] et nous conduit par une Anthologie

architectonique, au milieu de ces vestes constructions de l'ancien monde qui même

en prenait[?] pour modèles les antres et les forêts, se servant de


pagina: 183

ces formes même, pour exprimer les grandes pensées. Delà

ces temples, ces tableaux[?] voués à l'éternité et d'autres d'édifices

dont[?] nous connaissons à partie le but, mais où tout est grand

et vaste et paraît vouloir atteindre à l'infini. Nous passâmes

avec lui au milieu des excavations de l'inde[?], à côté

des Pyramides de Memphis, sous le portail des temples

Helléniques et nous élevâmes enfin jusqu'aux flèches de

nos antiques clochers. Selon lui, deux formes seules

restèrent par l'architecture poétique. L'horizontale ou l'ordre

Dorique prise sur ce plan plus grand et digne alors la

décision[?] [onl.] édifices destinés au sénat des rois, ou aux

représentans des peuples, tandis que la verticipète orientale

devait être de nouveau vouée à l'architecture religieuse et

inspirateur de la méditation et de recueillement, nous [onl.]

monter à travers ses vitraux et en surtout

l'élévation de ces colonnes, dans cette nouvelle patrie dans

cet infini spirituel, cet univers qui peut-être croise

celui que nous habitons, mais qui se fixe

pour nous dans le ciel, aussi longtems que nos faibles

idées sont astreintes[?] au cercle et routes[?] du tems de l'espace.

C'était une réunion assez singulière que celle de da costa et

de Coquerel. Le second était trop peu ministre pour le

premier. Quelqu'une qui répondit par un madrigal à la

lecture de Humbert en disant Si ce n'est pas là la

vérité, elle mérite de l'être, n'était pas du goût d'un

homme qui pense que quelqu'un qui professe la vérité doit

garder une autre position. Cependant ils se rapprochèrent

ensuite, et nous eûmes un discours fort intéressant sur


pagina: 184

la fausse honte, que les Chrétiens ont montré par

rapport à leur religion sur le fatal esprit de concession et

sur la mauvaise direction qu'on donne à l'éducation

de la jeunesse en leur faisant admirer ces vertus

classiques qui n'étaient rien moins que des vertus chrétiennes.

Coquerel raconta l'anecdote d'un antiquaire à Montauban

qui traitant le Christianisme de haut en bas, ne le nommait

jamais qu'un Platonisme perverti, et qui avait composé en effet

sur la philosophie de Plato un livre dans lequel Jésus Christ

n'est nommé que sous le nom du Socrate de Jérusalem. Cet

homme assis à une table de jeu, parut frappé soudainement

murmure assez haut l'oraison Dominicale, et n'est plus.

Idées sur l'adoration pour ainsi dire du Paganisme, qui

gouverna longtems l'Europe Chrétienne, et qui règne encore chez

plusieurs personnes de notre pays.

Le Frère de M. Humbert est résident à Tunis. On y parle la langue

franque, un Italien[?] qui n'est presque composé que de Pronoms

et d'Infinitifs. Il a fait des découvertes précieuses entr'autres

à quelques pieds de terre des ciphes[?] ou espèce d'autels[?] que Mr.

le Prof. Hamaker croit appartenir à l'ancienne Carthage

Phénicienne.

Parmi ceux dont nous prîmes l'examen à la commission des

écoles se trouve M. Pomponne Amedés de Pocholles Prof. de Rhétorique

à Caen. Élu pour la convention il fit parmi ceux qui votent

la mort de Livius[?] 16. Revêtu d'un emploi brillant aux îles Ioniennes[?],

il y resta pauvre. La Restauration le trouva Sous-préfet à

Caen. Il fut mis au nombre des bannis. Compromis dans le procès

du libéral il dut se retirer un moment, mais ensuite le

Roi lui accorda une libre demeure dans ses états. Il faut

que ce soit un homme de moeurs fort douces, et de

beaucoup d'instruction. Mess. Brugmans et Meijer font beaucoup de

cas de lui. Il doit donner des leçons pour vivre.

Quelques-uns croient que les toits des Égyptiens doivent rappeller

les bateaux avec lesquels ils sont venus dans leur pays

à ce que on prétend.


pagina: 185

13-20 Nov.Les Mém. horaire

Weinig nieuws in handel en wandel. Alles is meer vredelievend. De

Spaansch obl. weder van 520 p. 71 pc. gerezen. De Granen daarentegen

flaauw. Alles stil. De vooruitzichten uit de Voorlanden beter

doch de zuurdeessem des lasters blijft nog heerschen.

Aangenaam wierd ik Dond. 14 nov. verrast door de aankomst van

onze goede Vriend de Baron. Da Costa had eerst gevreesd dat hij komen

zoude, daar hij weder zoo veel tijd daardoor verliezen zoude, was nu

egter regt verrukt. De Baron is een heerlijk mensch. Zoo zacht

zoo edel in zijne denkwijze, hoewel zijn uitdrukking juist niet

altoos even duidelijk is. Zaturdag avond bragten wij een aller genoege-

lijkste avond met hem bij da Costa door. Wij begonnen met Swederborg

en hadden de belangrijkste godsdienstige gesprekken, doch alles zoo

vol zoo aaneengeschakeld dat ik er moeilijk iets van ten neder zou

kunnen stellen. In zulk eene goede toon had ik dC. na zijne

terugkomst nog niet gezien. Ik improviseerde over Revolutie in de zin

van wenteling genomen en tegen het onwankelbare van de Godsdienst

overgesteld. Wij waren indedaad in eene zeer goede stemming.

Vrijdag fa. De goede Tijs nog altijd dezelve. Ik houde zeer veel van hem

doch dat grootspreken op den rand des afgronds boezemt mij

schrik in. Er is iets van eene Mammondienst in de

Effecten handel, in dat wisselvallige dat daardoor in alle

denkbeelden van fortuin komt, in dat opofferen van alle godsdienstige

zedelijke beginselen, ware zulks nodig aan een doel dat heden

Geld winnen morgen Geld verliezen is. God beware hem op dit zoo

glibberig pad.

Zond. hoorden wij een heerlijke leerrede bij ter Borg. Het was

mijne eigene geestelijke luiheid die mij terug hield daar niet

meerder van te vatten, doch ik ben een slechte hoorer, een slecht

werker. Wat heb ik nog veel af te doen. Allerhupscht was

des avonds op de familledag de bejegening van Oom v.

Heukelom. Wij lieten onze oogen over het uitgestrekte veld

gaan dat de aan ons toegewezen Commissie ons aanbood en

verheugde ons over het goede dat wij in staat zijn zouden te doen.


pagina: 186

Maandag 18. Een regt genoeglijk Vreemdeling diner die zoo

geelectriseerd wierd, als ik bijna dezelve nooit zag. Aan het

hoofd stond Sidenius (J.) die wezentlijk iets hartelijks iets

[onl.] heeft, dat mij bevalt. Door vele omstandigheden, door een

een verblijf van drie maanden hebben wij onze vriendschap vooral toen

door zijn gedrag bij de brand, sterk zien toenemen en ik

geloof indedaad in hem een vriend voor het toekomstige gevonden te

hebben. Rücker heeft wezentlijk veel smaak en gevoel, toont

veel geschiktheid voor het opvatten van hoger indrukken dan de

dagelijksche, doch is natuurlijk door zijn tegenwoordige positie ter

neder geslagen. Cha gerd. Baur[?] zat naast Margo en werd ook

regt levendig. Niets electriseert de vreemdelingen zoodanig als

het gezelschap van beminlijke vrouwen. Carl Kreegsman[?] is na eene

driejarige reize in Spanje Engeland en Portugal terug gekeerd heeft

veel gezien, en is meer uitgekomen, hoewel hij nog datzelfde

goedige behouden heeft. August is nog niet geheel ontbolsterd.

Kallwij zoon van een houthandelaar in Drammen vriend van Sidenius

is geloof ik opregt en goed zoo als veel Noormannen, heeft egter eenigzints

fransche vormen aangenomen. Verder werd alles door een gedeelte

van mijn famille [onl.]. Ieder moet op zijn beurt in

zijn taal Conditie instemmen en zingen. Ik improviseerde over de

reis v. Sidenius toegepast op eene goede vrouw. Noord en Zuid

waren mij beelden van de vereeniging tusschen de kracht

des mans en de zachtheid der vrouw.

Lecture Enfin la lecture d'une partie de ma opus [onl.]

ingens, eut lieu. La salle était assez remplie et quoiqu'il

y eût plusieurs idées qui ne pouvaient plaire à tout le monde

on parut assez content. Tout s'arrange avec Mad. Oudermeulen

qui était justement là. Au sortir de là nous fûmes chez

da Costa où nous nous amusâmes à merveille avec le bain[?].

Nous causâmes avec vivacité sur les choses de ce monde.

Jour de famille chez Gied gai comme à l'avenant[?], mais j'eus la

folie de me montrer jaloux, des attentions trop marquées que

Henri prodigue à Margo, malgré tous les sermons qui je lui ai faits

à ce sujet.


pagina: 187

Ik was bijMuller deze week. Hij begint indedaad indien

hij niet door andere opgestookt wordt, waaractig te gevoelen

[onl. Gotisch] Wolf en had bij de Geref. Do. gevonden, dat deze alles te

menschelijk voorstelde. Maar welk een hart heeft deze man.

'T geen hij mij verhaalde van het gebruik dat ter Borg van een

gedeelte der aan hem gelegateerde f 5000 p. Juff. Kruijer[?] maakt is ook

heerlijk.

Wat er in Rott. wegens mijn Improviseren gebeurd is, weet ik niet

regt. Beijerman een Adv. schijnt in eene verhandeling gezegd te

hebben dat mijn Improviseren eigentlijk geen Imp. was waarbij dan

eene Dame sterk mijne partij genomen moet hebben. Is het niet

goed dan moet het vergaan. Is het goed zoo kunnen alle

de Rotterdammers hetzelve niet vernietigen. God geef mij tevens

nedrigheid en kracht, onderwerping zonder huichlarij verniel de

kwade indrukken in dit alles.

23. Voortgaande werkzaamheid aangenaam en onaangenaam doch

dit bid ik U, God dat gij mij moed en overtuiging geeft. Onwaardig

ben ik voor alle uwe weldaden.

BijGroot. de Vos vond ik deze verzwakt. Hoe grievend is het mij te moeten

denken dat het geld waarmede die brave man mij en de mijnen

misschien gelukkig denkt te zien terstond na zijn dood, in den

afgrond van vorige verliezen zullen verzwolgen worden. Doch God beschikt

alles, wij zijn in zijne hoede en dus gelukkig. Menschelijker wijze

houde ik het echter voor gene zaak nu alles af te breken, wat zoo veel

arbeid en opoffering gekost heeft. Men had hem weder opgestookt. Hij

beschuldigde mij het boekje van de Anti Christianus aan dC. gegeven

te hebben wiens kersversche Christendom daardoor wel weder zoude kunnen

verdwijnen.

'S av. bij D.Rahusen, waarachtig beste menschen alwaar zich de

famille Rochussen bevond. Pietje v. Eeghen die ik in zeer lang niet

gezien had, bragt mij nog vele herinneringen uit mijn

jeugd te binnen. Ik improviseerde met goed gevolg hoewel

ik niet geheel overgegeven genoeg was, 't geen dikwijls het geval is

als ik zulks voor menschen doe, die het voor de eerste

maal horen.


pagina: 188

23 Nov. tot Dec. 4. Les jours renferment peu d'événemens importans.

Nous fûmes, pour la plupart du tems, très casaniers. J'avais encore

tant à faire. Nous désirions tant pour davantage de notre

bonheur domestique. À tout ceci se joignit une petite indigestion

de notre brave Gerrit qui entraîna quelques difficultés et désagrémens.

Ma bonne femme fut tellement effrayée d'une espèce d'

attaque de convulsion qu'il eut, que je craignis

de voir se répéter les scènes de l'année passée. Ce furent encore

des momens bien désagréables. J'espère que cela passera Gerrit

fut moins aimable qu'à l'ordinaire, j'eus du mal de dents.

Ainsi tout fut un peu rempli de [onl.] cependant grâce

à Dieu, nous n'eûmes aucun désagrément moral ma femme et

moi, et nous nous divertîmes fort bien les soirées qui nous passâmes

ensemble.

Godsdienst. God zij dank, mijne gevoelens blijven nog hartelijk en

vurig. Ik dank God voor zijn zegeningen. Zoo wellust er in

vinde in het Bijbellezen, kan ik nog niet genoeg. Met

Dicking en da Costa hadden wij heerlijke avonden. Dicking heeft ons

verlaten. Zulk een lief christelijk man. Misschien was hij iets

te mystisch te allegoriseerende, doch dit kwam zoo heerlijk

uit tegen het meer harde misschien te veel letterlijke nu

en dan van da Costa en in de grond waren zij het zoo eens.

Bij mij zat Dirkink[?] ook nog eens een paar uur te

redeneren, wat hij zeide weet ik niet regt meer, dewijl hij ook

bij zijne mindere kennis in de Ned. taal niet zoo duidelijk

alles uit een stelt, doch het liet bij mij vele denkbeelden

van liefde hoop en vertrouwen na. Met da Costa heeft hij

dagen doorgebragt. Zij hebben nog Hebreeuwsch gestudeerd.

Zondag een heerlijke leerrede van ter Borg. Gelijk wij

nu het beeld des aardsch dragen, zoo zullen wij dat des hemelsche

dragen. Cor 1. 15 v. 49. Met veel stichting heb ik dezelve nog

nagelezen en voor mijne vrouw en broeder op gedreund. Hij is een

heerlijk mensch ter Borg die zoo geheel in het rijk

van Christus is.


pagina: 189

Claude was een paar avonden bij ons. Hij ziet zoo juist.

Ik blijf hem hartelijk lief hebben, en wij kunnen thans

regt genoeglijk bij elkander zitten. Bij gelegenheid van een

dispuut bij Pauly aan tafel over Liberalismus en Ultraismus

schreef ik hem een briefje waarin ik bij gelegenheid van

zijn Verjaardag, hem over de waarachtige Christelijke

grond die in deze twiste ligt, onderhield. En dit weet ik, hij

voelt zoodanig het goede en grote. Ook zijn wij thans

God zij dank op eene alleraangenaamste toon.

Da Costa was een avond bij ons, hij dacht toen zoo hartelijk, zoo

liefderijk over alles, wij stemden zoo geheel in de hogere

punten overeen. Het was juist op die dag, dat de Recensien

in zoo vele opzichten onregtvaardig tegen hem uitgekomen

waren. Ja hierin hebben de Heeren Recensenten gelijk, ons

hart verstaat zich wel, en dit deed het vooral op die avond.

Aan Grieksch konden wij zoo als te begrijpen was niet komen en

twee en een half uur vloden in de aangenaamste gesprekken

over onze betrekkingen voorbij.

Pauly Un dîner de famille chez lui pendant lequel il eut

un mal de tête terrible. Nous étions parfaitement à notre aise

mais ce n'était pas une gaîté bruyante. Après le dîner le

Macao[?] quoique j'eus deux conversations intéressantes avec

Henry et Claude et Pauly engouffré dans sa capote faisait

une sotte figure vis à vis de sa femme, jeune et jolie assise

à côté de Henri. Est-ce jalousie, je ne sais, mais ce manège-

là ne me plaît aucunement.

J. Retemeijer blijft en hartelijk, neemt nu indedaad het

goede deel. Hij komt met mij overeen dat er buiten en binnen

Troje gezondigd is, en hij gevoelt misschien godsdienstiger als

ooit. Nu deze hoezeer miskend door velen, is indedaad een

edel man. Moge zijn huwelijk gezegend zijn. Men vindt

in hetzelve tog veel alentours, die hetzelve voor hem niet

aangenaam maken.


pagina: 190

N.Carbasius deed mij nog eene Visite en ik vond in hem

een man juist niet zoo zeer van een overvliegend verstand, als

van een vast character en gezond oordeel. Ook hij beoordeelt

Bild. zoo als hij indedaad is, 't geen bij Willem Hog. ook het geval is.

Kantoor Gene grote onaangenaamheden en verliezen doch vele

moeilijkheden. Nog steeds onmogelijkheid van verkopen.

Ik heb thans meer werkzaamheden op mij genomen om Steven

te faciliteren. Landsman[?] is terug doch in Hamburg ziet het

er ook niet pluis uit. God zal mij aanwijzen welke weg

de beste zij. Tot nu toe moet ik op mijne post staan blijven.

S. Mijne werkzaamheden. Ik heb het regt volhandig en voerde

toch juist in de laatste week zoo veel niet uit. Het

corrigeren en de noten op mijne verhandeling nemen veel tijd

weg. En nu staat nog zoo veel en daaronder twee verhandelingen

voor January open. Over het plan in beide heb ik zeer

gewikt. De Cid zou nu met een dubbel but geschreven worden

en ik moet daarover nog te veel nalezen. Ik wil dit stuk

geenzints versmaden, maar hetzelve liever naderhand met

Tafreelen uit de Spaansche letterkunde ineensmelten.

In mijn Betrekkingen weinig nieuw. Op een avond bij den

ouden Oom de Vos waren wij regt hartelijk en spraken zoo

meer open met hem dan dit immer met Grootp. het geval is.

De boedel van M.d.V. werd wat de meubelen betreft tot een

zeker liquiditeit gebragt. Tijs sprak edelmoedig over de

toekomst. Ik heb hem alle mijne papieren gezonden. Het

is niet aangenaam zich voor eenen gelijken in jaren anders

als uit de hoogste Vriendschap te verootmoedigen doch God

weet wat best is. Diaken moet ik nog een Jaar blijven.

In de Examens maak ik nog al opmerkingen. Veel is

er toch van den invloed van den geest des tijds aldaar,

hetwelk niet goed is. En Juff. Schmidt kleindochter van

Gartman oud 16 jaar heeft uitmuntend geantwoord.


pagina: 191

W. Rucker heeft ons verlaten. Het geen ik, wat zaken

betrof voor zijn huis, met hem af te maken had, was allerelendigst

wij zijn egter regt vriendschappelijk van elkander gescheiden.

Hij heeft gevoel, inzigt en ik geloof hij wel dankbaar was

voor de wijze, waarop hij bij ons ontfangen wierd.

Dec. 5 kerkenkamer Hoe kunnen brave lieden over kleinigheden

verschillen. Dit trof mij waarachtig daar niet de liefde tot God maar

gevoel voor ons zelve het beginsel is, daar wordt toch alles nietig.

Naffziger de Mennoniet uit den Paltz is terug hij is na New Orleans

gezeild van daar de Missisipi tot aan de Ohio opgevaren, van daar

gewandeld naar Nieuw York en van daar eindelijk tot opper Kanada waar

hij een nahrreiches Land gevonden heeft, alwaar hij zich wil

nederzetten. Nu is hij weder herwaards gekomen en stelt uit

elkander, 't geen ons duister scheen, zijn leugen wegens zijn vrouw en kinderen.

Verschillend waren de gevoelens der Vergadering sommigen geloofden hem

sommigen niet, doch allen was het een wonder dat de man

zonder geld zijnde, juist overal hulp en ondersteuning had aangetroffen

doch wat is dit anders dan leiding der aanbiddelijke Voorzienigheid

die ons slechts dan verlaat, wanneer wij denken wel voor ons

eigen te kunnen zorgen.

Le bal chez Papa eut lieu. Il fut plus agréable qu'on n'aurait

pas l'attendre, puisque tout était parfaitement en règle, la

liberté [onl.], et qui la plus cordiale réunion avait lieu. Ma

femme y fut quelques momens parmi le rang des matrones, tandis

que Mimi et Margot dansant en rose et bleu, me rappellait entièrement

les bals antérieurs, et il me paraissait que Caroline les avait

pour ainsi dire devancées. Voilà ce que fait le beau titre de

mère. Margo était une appartition légère - une fleur qu'on

craindrait de faner en la touchant. Je m'occupai peu d'elle

je voulais éviter la coïncidence avec Henry. C'est

dommage que Margo sut encore si peu femme. On m'accusa


pagina: 192

d'avoir trop causé avec Ml. Haakman. Elle n'est pas jolie

elle a un ton trop vulgaire qui choque, quelquefois mais

elle a du caractère, et je crois un esprit propre à recevoir les

impressions de la vérité. Qu'il ne soit mêlé comme

partout quelque chose de sensuel, ou plutôt une petite

coquetterie d'homme, cela est assez naturel, mais le fonds était bon.

Une femme quelqu'elle fut pourrait m'éblouir un instant mais

entre toute femme quelconque, et celle qui est épouse et mère

il n'y a plus de terme de comparaison.

Dec. 6 'S avonds was ik nog even bij dC. Hij moest zijn hart

eens lucht geven. Wij spraken hartelijk en genoeglijk en vooral waarschuw-

de hij mij voor die neiging die hij bij Ret. opgemerkt had, van de

zaak zelve minder te achten om dat menschen in dezelve betrokken

daarvan misbruik gemaakt hadden. En hierin had hij waarachtig

gelijk dat Christus alles voor ons moest zijn, dat er hier geene

compensatie plaats kan hebben, om te zeggen dat wij aan hem dit

aan de wereld dat weder geven, en dat alle ijdele roem van braafheid

niets was zoo dezelve niet in en door Christus gegrond was. Sterk

hinderde hem het denkbeeld dat R. door Wis. tot koelheid gebragt

was, dat Klijn Schilperoort met Christus confundeerde en

het laatste minder achtte dewijl Sch. uitgaande v. Christendom

zijn Montigni bestreden had. Ja, verdwijne alle aanbidding

in menschen en heersche alleen die van den eenen waarachtigen God

die zich in Christus openbaarde. Op het laatst werd hij te

hevig, doch had ook veel waarheid gezegd het geen ik des

te meer ter harte nam, daar ik zelve beken dat ik dat

Indifferentismus v. Retemeijer eenigzints goedgekeurd had, door

te geloven dat hij zich daardoor na mijne beginselen schikte

de Satan had daarbij gevoegd de lofspraak van mij in vergelijking

met da Costa welke ik dan ook ingezwolgen had. Zoo zwak

en elendig zijn wij zoo moeten wij op ieder oogenblik op

onze hoede zijn en de waarheid zoeken in hem die het

licht, de waarheid, en het leven is.


pagina: 193

Verh. v. Haakman Maatsch. Mundus vult decipi, decipiatur

ergo / Aardige en nu en dan geestige toespelingen maar tevens

versleten geestigheden tegen sommige onderwerpen die zoo als

bv. het Magnetismus thans eens op eene andere wijze

moeten bestreden worden. Eindelijk Idealisatie van de

philosophie der Horatiaansche School. Zoo ik geloof zijn

de bedoelingen van den man zeer goed, doch wat baten ons

alle die Surrogaten daar waar wij van de andere kant

het Christendom hebben. De vergelijking van de Wijsgeer

en Geneesheer was zeer geestig doch op het laatst was er

te veel ernst in, en de aansporing aan onze dichters om

alle comici te worden moet zonder uitwerksel blijven, want

een da Costa zal tog nimmer een Regnard kunnen worden.

Bruiloft v. Oom Jan. Hierover was bijzonder veel gesproken

en daar J. de Vos V. 'S Gravenweert en Brandt er bij tegenwoordig

waren, geloofde ieder dat deze partij dan tog eindelijk

vrolijk zijn zoude. Doch er heerschte een ongelukkige

geest ook nog in dat uiteinde der vrijerij en dit wel

voornamentlijk door de hardheid v. Wiselius zelve die

in het midden van een feest dat tog aan zijn vaderlijk

hart niet onverschillig zijn kon, geen woord aan het

jonge paar toevoegde en geene uitdrukking bezigde

die eenigzints aan het feest herinneren konde. Daarentegen

was hij druk bezig met knegts en meiden te beknorren

over kleine nalatigheden, en zich over alles te beklagen. Gelukkig

was ik den avond high spirited als Ceremoniemeester

en geheel tusschen famille zittende had ik van alle die

altercations niets gemerkt. Verder was egter alles stijf

en ik kan de broeders en zusters niet tegenspreken wanneer

zij allen weeklachten tegen Wiselius aanheffen. Da Costa onderscheidt

waarachtig te veel. Hij ziet alleen de gevoelens in de

menschen, doch er moet toch dunkt mij eene harmonie

tusschen woorden en daden bestaan. Ik wil Wiselius niet veroordelen

doch lief hebben kan men hem echter bij zulke

tonelen ook niet.


pagina: 194

Reis na Den Haag en Leyden

(Dec. 19-22) Ziedaar de laatste dier drie binnelandsche Reisjes

die ik in dit jaar ondernam, en welke bij mij zulke aangenaame

herinneringen hebben nagelaten. Om half vier was de bruiloft

na talrijke Improvisatien waarbij eene ter eere van 's Gravenweert

die indedaad wezentlijke indruk op hem maakte, afgelopen, om zes

uur wandelde ik geheel in bont gewikkeld, tegen den stevigen Oosten-

wind na de Diligence op. Dezelve was vol. Bij de inrukkende

koude was echter de prikkel tot onderhoud minder sterk

en meer dommelende als wakende, bereikte ik den Haag. Bij

Jan Bosscha wierd ik gulhartig opgenomen en vond ik die nog

als voorheen, doch hij had echter ook het ongeluk zijne

letterkundige werkzaamheden alle als werktuigen te houden om eindelijk

eens van de Slaafsche dwang van het Preceptoraat ontheven te worden.

Privaet en Schoollessen nemen iedere morgen weg. Dan moet er in de

middag nog aan den Apulejus of aan Grieksche Themata gewerkt

worden. De achting wordt overal in de stad naar den rang

bepaald en het is dus geenzints te verwonderen, zoo hij een

zekere dorheid of dofheid hierbij heeft verkregen, daar zoo als

hij zelve zegt de noodzakelijkheid altoos te moeten corrigeren

eindelijk een zekere zucht en scherpheid geeft in het opsporen

van gebreken, ook in de meest volmaakte werken. Zijn vrouw is

zeer lief, heeft echter eene niet onnatuurlijke trek van

zwaarmoedigheid sedert de dood van hun kindje. Zij heeft

voorts iets weeks en debiels dat ligt tot irritabiliteit kan

overgaan en het geen met het meer vaste in mijne goede

Caroline contrasteert. Hun huis ligt tusschen de twee poorten

en was de oude kasteleinij (v. Holland) zoo ik geloof. De omtrek

van hunne woning zijn indedaad het Classieke gedeelte van

de Haag. De aloude hoven, dat huis van Prins Maurits, de

plaatsen waar Oldenbarneveld of de Witt een dood vonden

op zoo vele wijze beschouwd, den stadhouderlijke put

dit alles geeft een menigte van herinnering en toen wij


pagina: 195

een dier dagen bij het Maanlicht de schaduwen langs de

aloude torens en gebouwen zagen zweven, gaf dat alles eenen indruk

die men in Amsterdam veel minder vindt. Letterkunde was in

de Haag altoos een zeer gesubordonneerde zaak. Dezelve is

thans wel is waar aan het opkomen doch de regte [onl.]

ontbreekt nog. De zoogenaamde Hollandsche Maatschappij is een

vervolg van het bekende Genootschap van Kunstliefde spaart geen

vlijt alwaar men menschen in alle standen ontmoet. De

pijp blijft nog gelijk in meerdere afdelingen een geliefkoosd

medgezel der leden bij verhandelingen. Dan v. der Casteele is

Presid. van het Departement. Hij is bekend als Directeur van

het Chemisch Museum als dichter van eene lange Ode aan God

en het Vaderland in 1813 en is een der mannen van de oude

school nog meer aan Vorm hangende, en derhalve door het

opkomend Geslacht weinig geacht. Wat mij betreft moet

ik de man die gerechtigheid laten wedervaren, dat hij mij

een hartelijk Compliment na mijne Voorlezing maakte, en zeide dat

ik het Resultaat gegeven had, van het geen hij in dertig jaar

studie in onze litteratuur geleerd had. Zijn neef V. d. Casteele

door eenige stukken in de Muzen Almanak, vooral nu ook door

het haagsche Bosch bekend geworden, is een dier hollandsche

dichters in de trant der vorige eeuw bij dewelke hartelijkheid

en godsdienstigheid de voornaamste bronnen v. dichtkunst uitmaaken

en die dus eene zekere trap bereiken, die echter de middelmatigheid

niet verre overtreffen. Zijn character staat in hoge eer. Als egtgen.

eener Vrouw, die ofschoon moeder van tien kinderen, nog jong

genoemd kan worden, als vader van een allerliefst en welopgevoed

gezin geniet hij een achting v. zijn medeburgers die wezenlijk gegrond is.

Moeilijk is het in die omstandigheden geheel de wensch

als Mecenas in de letteren beschouwd te worden, en zoo een

kleine kring te vormen, geheel te [onl.] en wordt dit

hem dan nog wel eens ten laste gelegd. En de bekendste de

jonge Haagsche Dichter is Beelo die door zijn bundel waarin


pagina: 196

de Numitor en Amulius eenigzints bekend is geworden. Door de

Rotterdamsche school op een hatelijke wijze, in een recencie gehoond

heeft hij zich eenigzints meer aan de Bilderdijkiaansche school

aangesloten die ook hier nog een kleine aanhang heeft. Een tweede

genootschap bestaat er in den Haag onder de naam v. Diligentia

waar het publiek eigentlijk fatsoenlijker is en waar voor

11st het stuk , nu en dan dames geintroduceerd worden.

Hier worden zeer dikwijjls lange wetenschappelijke redevoeringen

gehouden. De Hr. Van Royen die ik naderhand ook bij Bosscha

ontmoette, is een der hoofden van dit genootschap. Hij schijnt zich

nu en dan ook wel een toon van Mecenas aan te nemen. Ondanks

[onl.] doet men in het algemeen zijne kennis in oude

en hedendaagsche letterkunde regt wedervaren. Eindelijk is

hier nog het genootschap van het Nut van het Algemeen hetwelk

thans voorgenomen heeft geheel populaire voordragten ter nut

der mindere Classe te houden. Mijne voorlezing in de Maatschap.

geschiedde aan een soort van lezenaar, geen Catheder, en

scheen nog al in goede aarde te vallen, daar er nu en dan

sterk geapplaudisseerd wierd, vooral bij een paar uitdrukkingen

ten voordele onzer letterkunde en het laatste tafreel wegens

de tegenwoordige dichters en redenaars. Na de lezing hadden wij

een Souper bij Casteele, waar ik zeer hupsch

ontfangen wierd. Ik vond aldaar behalve Beelo de Heer de Jonge

adv. broeder van den Archivaris, die mij toescheen een verstandig

en beschaafd man te zijn, met wie ik ook veel over buitenlandsche

letterkunde redeneerde. Eene Improvisatie op Byron die

nog al veel indruk scheen te maken was daarvan het gevolg

en Bosscha was nu ook anders dan weleer over de Improvisatie gestemd.

Bij hem is Godsdienst nog alleen iets bijkomends. Wordt dezelve

eens hoofddoel dan zal hem dit nog duidelijker worden.

Voorts was aldaar een heer V. Hemet wiens vrouw vooral

sterk met de Imp. scheen ingenomen te zijn. En heer

Mansfeldt was zeer met de fam. Wiselius bekend.


pagina: 197

De faam van mijn talent als Improvisator was mij dan[?]

sterk naar den Haag vooruit gegaan. Alleen als talent er mij

te laten horen zou het uitstallen van hetzelve ijdel zijn. Dat

ik niet weleens deze gaaf misbruike, is zeker, doch nu en dan

gevoel ik hoe dezelve in Gods hand tot uitbreiding van Zijn

rijk moet strekken. Moeilijk viel echter de Improvisatie

op den volgende (Vrijdag) ochtend bij J. Bosscha. Die had mij

reeds Woensdag verwacht toen een geheel gezelschap genodigd en

een Souper gegeven dat nu van zeer weinig effect geweest

was. Om dit te vergoeden had hij dezelfde personen des ochtends

terug gevraagd. Het was Mev. van de Casteele en Hare Zuster. Voorts

de Rector de Capello een Wytenbachiaan, die ook in de

vooringenomenheid wegens het Latijn nog al schijnt te delen.

Die Latijnsche wereld staat tog altijd in vijandelijkheid met

de Christelijke, belet te minste de gehele ineensmelting. De Bax

de Conrector en Vriend van den Tex moet zeer veel verdienste

hebben. Voorts was er Dr. Van Manen broeder van den Prof.

alhier die een man van belezenheid en smaak schijnt te zijn.

Diegeen onder alle dezen voor wie ik het meeste Vriendschap

heb opgevat is de jonge Geel thans tot Bibliothecaris in

Leyden benoemd, die mij toescheen veel smaak en verstand te hebben.

Hij is de intime vriend van Hamaker en hoewel hij misschien

dus wel eenigzints in de denkbeelden van dezen valt, heeft hij

een open hart en naar mijn inzien een goed inzigt, waardoor

het goede onder Gods zegen, vroeg of laat moet doorbreken.

Als uitgever van Theocritus, als Vertaler van het leven v.

Heusden, en opsteller van het stuk over de Lady of the lake

in V. Kampens Magazijn is hij eenigzints bekend en hij

zag geloof ik de waarde van het improviseren goed en hoewel

hij toen slechts die over America en Griekenland hoorde

die geenzins den gemakkelijkheid in uitdrukking hadden, die

ik dan eerst verkrijg als vorige gesprekken mijn geest

eenigzins tot een meerdere ontvanklijkheid gestemd hebben.


pagina: 198

Een geheel nieuw toneel opende zich bijCarbasius waar nu

de geest v. Bilderdijk heerschte en dit moet men dan toch bekennen

dat deze geest werkzaam te goede is. Ik leerde door denzelve

Francois kennen en door deze beiden een man wiens

naam ik vergeten ben, doch die mij de hoogste belangstelling

inboezemde. Een man die onder de Copieisten aan de Bureaux

aangenomen 1200 letters voor twee stuivers moet zetten,

en dan nog regt dankbaar en genoeglijk leeft. Hij schreef aan

Francois die zijne verdienste had weten te herkennen dat hij den

avond bij Carbasius, waarop die hem genodigd had gaarne

had willen doorbrengen, wetende welk genot hij voor hart

en verstand daarvan gekend zoude hebben, doch dat hij het niet

van zich kan verkrijgen eenen avond door te brengen die niet tot

het nut of voordeel van zijn huisgenoten konde strekken.

Francois is iemand die het indedaad goed schijnt te menen,

de persoonlijke Vriend v. Bilderdijk is, en misschien meer dan

iemand met zijne bijzondere betrekkingen bekend is. Hij was

de Zoon van Dom. Francois die met Bilderdijk zeer bekend

was. Bilderdijk ontfing bij zijne terugkomst alhier een

bezoek van hem en door die[?] opmerkzaamheid getroffen

ontstond er eene gemeenzaamheid tusschen hen, waardoor dan[?]

ook Franc. aan Koning Lodewijk voorgesteld wierd en Bild.

ook na Katwijk vergezelde. Kon. Lod. scheen hem tot grote

ontwerpen[?] bestemd te hebben, waarschijnlijk wel tot het

opmaken eener statistiek van ons Koninkrijk. Hij wierd

zonder titel geemployeerd, ontfing gedurig geschenken in geld

van den Koning en bij zijn aanvragen om werkzaamhheid het

antwoord dat hij tot iets groots bestemd was. Met

het intrekken van Lodewijk verdwenen intusschen alle

die uitzichten en hij moet zich thans, daar hij vroeger

nog al op een goede toon leefde zich met het Schutterschap[?]

vergenoegen waarin hij door zijnen rijke Compagnon

Mirandole, tamelijk kort gehouden wordt. Hij is


pagina: 199

een man van veel geest, en onderscheidde zich vroeger door

veel talent voor boutrimés, en nog veel sterke inspanning

van vernuft in gezelschappen, waardoor hij echter zoo uitgeput

werd dat hij dikwijl tot zijn opium doosje toevlugt moest

nemen, om nog weder veerkracht te verkrijgen. Carbasius

is een hupsche vent, 't geen ik nog meer bemerkte nu

mijn Improvisatie over de Verlichting de beste die ik gedurende

deze reis deed, en waar ik dezelve alle onder een

godsdienstig oogpunt beschouwd had Carbasius en Francois

waren beiden zeer getroffen en dit was indedaad de

hogere Improvisatie. De vrouw van Francois schijnt zacht

en beminlijk. Hij zelve heeft wel iets, dat de overtuiging

van niet naar waarde geplaatst te zijn dikwijls aan

de mensch geeft en het geen door zijne vijanden als

affectatie beschouwd wordt. De heer en Mev. Scheffer de

laatste Agathe Carbasius die ik vroeger in Haarlem wel

gezien had scheen ook wel deel te nemen in

het geen ik gezegd had, en 't geen ik wezentlijk kalmer dan

bijna niet had uitgesproken.

Een geheel nieuw tafreel leverdeLeyden op werwaards

ik mij des Zaturdags p. Coupé begaf. Men kan niet ontkennen

dat de winter weder zijne bijzondere aangenaamheden heeft en dat

dat heldere van die lucht bij een frissche vorst ook regt veel aangenaams

heeft. Slechts een gedeelte mijner voorgenomen bezoeken konde

ik te Leyden afleggen. Bij Bilderdijk werd ik regt hupsch

en hartelijk ontfangen. Regt genoeglijk spraken wij over da Costa

zijn vooruitzichten zijn tegenwoordig gevoel etc. In eenige opzichten

scheen B. zoo gants mijne verwachting goed te vinden, en regt

hartelijk was het afscheid dat hij van mij nam. Bij Tideman

bragt ik insgelijks een uurtje door, doch wat den man

wil of wikt[?] kan ik nog niet ligt bevroeden daar hij eene

vereeniging in alle partijen schijnt. Bij Mev. Kemper


pagina: 200

vond ik, tot mijn groot genoegen den Prof. Reinwardt met

veel minder uiterlijk dan mijne verbeelding mij denzelve geschetst

had. Ik zag het onderscheid dat er in ligt of men al of niet

geannonceerd wordt. Reinwardt zag niets in mij en eerst

bij het einde van het diner toen ik in eene vrij uitgebreide

Improvisatie Indie met deszelfs heerlijkheden voor mij

geopend zag, geraakten wij nader tot elkander en ik kan mij

het dichterlijke Enthousiasmus voorstellen, dat vooral ook

de natuuronderzoeker bezielen moet. Bij V. Kampen was ik ook

nog. Alles is daar geheel anders meer scribblerachtig zonder

dat dit aan de achting voor den man ontneemt. Zijn vrouw

heeft een goed uitzigt, zoo wel van zedigheid als tog tevens van die

kracht die zich in de iets mindere standen ontwikkelt.

Geheel anders was de ontfangst bij Van Assen bij wien ik deze

ochtend ook reeds een bezoek had afgelegd. Er is hier tegelijk

met Vriesche vrijheidszin en loyauteit iets meer

kunstigs en hoofsch, egter vrij wat hartelijker dan vroeger toen

ik door Kemper op eens met hem bekend gemaakt werd. Er

waren twee jonge Fremery's waarvan de een ongelukkig door

hoofdpijn verhinderd wierd zijn studie voort te zetten. Wij spraken

veel over Nederlandsche en uitheemsche Letterkunde. Zijn vrouw

heeft wezentlijk een zeer zacht en innemend voorkomen.. Zij

is een dochter van V. Royen en schijnt veel gevoel voor het schone

te hebben. Met genoegen improviseerde ik over Goethe of

gaf liever een kleine toepassing van alles waarover wij die

avond geproken hadden. Doch ik moet mij haasten op te houden

daar toch de veelvuldige indrukken die ik in deze dagen

ontfing en onder Gods zegen mededeelde te groot in

getal zijn om opgeschreven te kunnen worden. Een regt aangenaam

vertier vonden wij op de Zondagochtend met Gerrit de Vos

over Voorschoten en Voorburg na den Haag. De vijver voor

het Bosch was met schaatsenrijders bedekt. Hartelijk was


pagina: 201

als[?] genoeglijk ons middagmaal bij den goede J. Retemeijer.

Hij moge dan zijne vooruitzicht te veel idealiseren, nu en dan

wel eens zich te veel aan zijn airs wagen, hij heeft egter

regt veel goeds, en deelt meer als iemand in de omstandigheden

van anderen. Met zijn vrouwtje scheen hij op een veel betere voet

dan gedurende de stijve uren van de bruiloft. Jan Bosscha

gevoelde zich in een geheel verschillende atmospheer en ik

dank God zoo ik iets ter veraangenaming van zijn leven heb

kunnen bijbrengen. Des avonds waren wij regt genoeglijk bij

hem ook was aldaar nog zijn zwager de Kruif die

veel gevoel voor Poezy schijnt te hebben doch nu en dan

een zucht naar aardigheid toont, die niet altijd van de fijnste is.

Onze avond liep spoedig voorbij en de Diligence bragt mij

den volgende dag naar Amsterdam, alwaar ik met regt

aangename herinnering van deze dagen terugkeerde. Mogt dezelve

naderhand tot mijn nut en dat van anderen strekken. Belangrijke

menschen heb ik nader of op nieuw leren kennen, en dat alles

heeft geen onbelangrijke Episode in mijn leven gemaakt.

De Geschiedenis sedert mijn terugkeer behelst weinig bijzonders.

Ik vond mij zelven ongeschikt den dag mijner terugkomst te

improviseeren en de grote man te zijn op de diakensmaaltijd van

dien avond. Dit wierd door velen nog al euvel opgenomen, doch

ik hoop zulks thans weder verkoeld zal zijn. Den volgenden

dag zag ik 's Gravenweert en Claude des avonds bij mij. Ons

onderhoud was genoeglijk. Egter onderwerpt onze goede 'S Grav.

zich te veel aan het oordeel der wereld. Eerst waren wij[?] druk

over Tempelieren en Maçons aan de gang, en de eerste vooral nam

hij onder zijne bijzondere bescherming. Zijn gevoelen dat of waar[?] het

nu al waarheid was dat Oldenbarneveld schuldig geweest ware

de kennis dier waarheid de mensch gelukkiger zou maken

werd door mij bestreden. Een glas van den Madeira door Claude medegebragt


pagina: 202

vergulde[?] den triomf. Ik hoorde het begin van een Kerspreek

van ter Borg, die eene heerlijke hymne was, doch waar

te veel eentonigheid heerschte. Weges een kleine onpasselijkheid

moest ik de kerk verlaten. Regt genoeglijk was de

familledag bij Papa, waarin de toon dan zoodanig is

dat wij God dagelijks daarvoor danken mogen.

Anecd. Bilderdijk Carb.viel[?] in deze[?] der geschiedenis van de

verzoening tusschen B. en zijne dochter. Deze Louise genaamd

was uit het eerste bed van B. en bleef bij hem zelfs

na de scheiding, hetgeen zijne genegeheid voor haar vermeerderd

had. Te Katwijk egter vierde zij haar Romanesk karakter

door de lezing van vele Romans bedorven nog meer bot en

had reeds een paar minnarijen met officiers gehad, toen zij eindelijk

met de apothecer haren tegenwoordigen man, verre[?] beneden haar

in Character en opvoeding, en egter niet slecht van Character in betrekking

kwam, ene genegeheid waar van de vrucht weldra in het

licht kwam. Francois ontfing nu de mededeling van de gelieven

en wierd verzocht de zaak aan Bilderdijk mede te delen die te

hoogste vertoornd zijn dochters terstond het huis verbood egter

aan Francois lastgevende voor haar kamers in Leyden

te huren en haar aldaar te onderhouden zonder te doen

schijnen dat dit van hem kwam. Tegen de tijd des huwelijks

scheen zich alles te zullen schikken. B. zoude zijn vergiffenis

geven, en had tegen dezen[?] dag zijne Vaderlijke Bruiloftsviering

gedicht welke Fr. lezen zoude. Ongelukkig ontfangt echter

B. in die tijd een brief van zijne dochter waarin deze hem

hare behandeling verwijt en zegt zij alleen tot verzoening geneigd

zijn zoude, indien hij zelve haar excuus kwam vragen. Nu

was de breuk onverzoenlijk. Het huishouden van deze moet

egter in eene bedroefde staat zijn.

Fr. stemde zelve toe dat het Charater van B. en zijn eerste

vrouw zoo verscheiden was dat dikwijls tusschen hen de hevigste


pagina: 203

tonelen voordeeden B. had last gegeven, dat er na een zeker

uur geen vrouw in zijn huis zoude mogen zijn. Eens vindt

hij des avonds vuur op de kamer zijner vrouw, laat een emmer

water halen en werpt deze er op zonder met meubelen of

tapijt eenige de minste deernis te hebben.

Ter opheldering van de betrekkingen tusschenV. Kampen en

Bild. dient, dat de eerste in zijne voorrede voor de beknopte Gesch.

meldt dat hij door den Hoogleeraar Eichorn is aangezocht

geworden tot vervaardiging van een hoogduitsch opstel over de

Gesch. onzer Letterkunde. Egter is het volgens Carb. geenzints

Eichorn die V. K. daartoe aangezocht heeft maar wel

Bild. die de brief v. Eichorn ontfangen had die zich informeerde

wie daaroe in Leyden geschikt waren en onder wiens

Auspicien V. K. gewerkt zoude hebben.

Wat voorts het zoogenaamde Geschiedkundig College betreft zoo

was dit eene soort van Gezelschap tot weinigen (Hogendorp, da Costa,

Carb. Capad) bepaald, waarvan egter Tideman een soort van een

College had willen maken, door een hem eigene bemoeialachtigheid.

Op de dag dat B. zijn College of liever zijne voorlezing begon

te houden vond hij afgeroepen[?] zijnde, Tideman met V. Kampen

en een jong mensch die toen studeerde Bodel genaamd staan

T. introduceerde deze als hoorder. B. had geen lust dezelve

toe te laten en deze werd niet vermeerderd door de aanmerking

v. T. dat juist V. K. bezig[?] was iets[?] over de Vaderlandsche

geschiedenis te schrijven. B. vroeg daarop met regt aan

V. K. of hij dan van voornemen was zich met zijne veren te

verrijken, waarop deze vertoornd het huis verliet. Bodel

werd eindelijk op lang dringen van Tideman aangenomen,

doch deze was van een zeer bekrompen verstand. De anderen

hebben intusschen altoos vermoed dat hij datgene hetwelk

hij nog had kunnen excerpeeren, aan V. K. mededeelde en

die daarvan gebruik zou gemaakt hebben.


pagina: 204

Belangrijk was de Anecdote v.Francois wegens Chladni,

dat deze hem een briefje na een zijner Concerten geschreven had,

waarin hij zegde dat hij geloofde te kunnen vermoeden, dat hij

een dier weinigen was, die zijn Systema begrepen hadden.

Hieruit knoopt zich eene enge vriendschapsband aan en Chladni

naderhand in Parijs schreef aan F. verscheidene brieven die

hij aan een hollandsch reiziger ter bezorging p. ami en voorgaf[?]

en die deze nimmer[?] overhandigde. Toen Fr. dit eindelijk gewaar

wierd schreef hij aan Chl. doch deze was reeds overleden

en hij had de droefheid te moeten denken dat deze bij zijn dood

gedacht had door hem vergeten te zijn.

Fr. verhaalde vele voorvallen van bittere vijanden en

schreeuwers tegen B. die hij verzocht had hem slechts voor

een paar uren in een bezoek bij hem te volgen en die na

die tijd zijn grootste lofredenaars geworden waren.

Ik las bij Bosscha een brief VanHeure[?] over een

Manuscript waarin veel urbaniteit, en zucht om anderen

van dienst te zijn doorstraalde. Ik kan mij de Heere nog

zoo koud niet voorstellen als dC. zulks gelooft.

Prof. Reinwardt merkte op, dat gedurende zjin bijna

zevenjarig afzijn, er bijna niets anders van het vak der

letteren was uitgekomen dan in dat der poezy en schone letteren.

Men zegt dat er in Zeeland nog zeer veel verontwaardig.

in het algemeen tegen V. d. Palm heerscht.

Een verschriklijk toneel heeft heden plaats gehad. Op eens is

deze morg. (26 dec) een schrikkelijke brand ontstaan, minder nog

door de verwoesting welke dezelve veroorzaakt heeft dan wel

door het openlijke van deszelfs wil [onl: hij?] met opzigt tot een

huisgezin van een zekere Smit schoonzoon v. [onl.]

die uit het raam is gesprongen en zich zwaar gekneusd heeft

terwijl zijn vrouw helaas door de vlammen verteerd is. God

alleen kan hem troosten, hij geeft geen rekenschap van zijn daden.


pagina: 205

Mem. 1822

Gerrit de Clercq

geboren 9 November des avonds half agt uur (zie de

beschrijving in de annotatie v. 1821.)

Eerst was de patroon regt klein, zijn kopje hing, de menschen

spraken er van als of het een pygmeius geweest was, deze was voor

dit, die voor dat bevreesd. God zegende ons, en de kleine man

wierd spoedig, dank het verkwikkende zog van Naatje van Es

op den avond zijner geboorte door Henri opgezocht en die de

volgende morgen kwam na dat de beestachtigheid der zoogenoemde boerin

die wij vroeger aangenomen hadden, ontdekt was.

Gerrit had vroeg een klein abcès in den Neus, waardoor hij

gedurig snoof, en 't geen volgens Schroder wel een paar jaar

kon duren, doch egter spoedig week.

In de Maand Maart, is hij tweemaal gevaccineerd. Slechts

de tweede keer heeft aan den eenen arm, doch zeer goed gevat.

In het begin van April kreeg hij zijn eerste tandje met weinig

pijn, was echter naderhand een paar dagen vrak.

Zuur waaraan hij vroeger nog al onderhevig was is door

een poedertje van Luber veel verbeterd geworden. De Ararout wortel

heeft hem veel goed gedaan.

Thans 20 April is hij een frissche gezonde jongen blozend

van kleur, volstrekt niet eenkennig. Hij heeft donker zwarte

sprekende oogen, en gelijkt sterk op het pourtrait van zijn

vader Dat Anspach van dezen maakte. Hij is dol wild

extra bewegend met handen en voeten, kent Papa Mama en Mie

bijzonder goed, is een zoet kind, wil alles aanpakken en

op de grond smijten. Tot nog toe merken wij niets bijzonders

aan hem op als nog al wat driftigheid, eenige gevoeligheid

voor zingen en geweld of muziek, ene afkeer van duisternis en liefhebberij

van het licht. God zegen den goede jongen, die ons zoo dol veel genoegen geeft.


pagina: 206

·Gerrit blijft allerliefst, regt levendig, houdt veel van

zijn Papa en heeft zijn tweede tand gekregen (Meij 11).

·Meij 26 nog alles do. do.[?] de jongen blijft levendig lief en

is de vreugde van ons hart, terwijl hij stof tot gedurig dankbaarheid geeft.

·Juny 30. Gerrit blijft allerliefst wordt wat meer wilful.

Krijgt braaf tanden.

·July 5. Gerrit heeft reeds 5 tanden, toont hoe groot hij is, klapt

in de handen, en maakt dienaars.

·July 21. Onze Gerrit blijft een heerlijk kind en de spraak alleen

ontbreekt er nog aan, om hem geheel te kunnen begrijpen.

Voor een paar dagen woelde hij zoo sterk dat hij van zijn

tabouretje viel, gelukkig echter zonder zich Goddank het

minste te bezeren.

·Oct. 17. Gerrit blijft allerliefst, is nu elf maanden, speelt

v. schoenlappertje, wijst foei foei, hoe of Oom Pauly doet,

hoe Tante Pauly lacht, hoe Papa improviseert, ziet Printjes

met Mama, hoort aandachtig naar hetgeen hem verteld wordt.

·Onze vriend is driftig, slaat in het gezicht zoo men

hem iets weigert doch geeft terstond weder zoenen. Eens heeft

hij in de hoek gelegen schreeuwde toen geweldig, verstaan

doet hij alles.

·Op het kantoor is hij gaarne pakt Linealen en vouwbenen

zoo mooglijk brieven aan, speelt op de bekkens met de

deksels der inktkoker.


pagina: 207

Kleine Materieele Annotatien

Aug. 7 Slegte acceptie der Engelsche Toneelisten te Parijs

bij 't vertonen van Othello aan de Porte st. Martin.

Barbarijsch Lijnzaad 1 Lt. tot f 15 p. Ton verkogt.

DeGr. van Hogendorp zegt als een tweede Brutus tegen eene wet

te stemmen en niet te doen denken dat hij die geidealiseerde

poeetische maar grondeloze systema's eeniger jongelieden

(waaronder die zijner Zonen, huldigde).

Claude zegt dat deSinkingfundsen Amortisati Cas thans

in Engeland afgekeurd worden, daar men oordeelt dat de taxes

daartoe opgebragt, van het volk een[?] Capitaal afnemen waarvan

hetzelve, ieder voor zijn Individu meer[?] partij had kunnen trekken

en dat de kosten van perceptie in alle gevallen verloren waren.

In Boston heeft men Regulaties gemaakt om te beletten dat

gegoede personen hun geld niet in de Spaarbank bragten daar

men dit beschouwd had als een belangrijke en zekere wijze

om zijn geld op Intresse te zetten.

Prins Oscar heeft Amsterdam als Graaf v. [onl.] bezocht.

D. Costas Annotatieboek beavat een belangrijk opstel over de hand en

een over de fatten. Hij vindt in de hand meer ene

Indicatie van Rang dan van geboorte.

Aug. 8. Examen afgenomen aan Jufv. Geel een lief meisje

Secondante alhier.

Aug. 9 bij 't Realen Eil. een Moddermolen gezien. Eene enorme

machine die de modder met een scheprad opwerkt. Dan

wordt er een schuif open gedaan en dezelve stort zich met

geweld in een schuit.

De kracht van den Brandewijn wordt gemeten door een flesje

dat men er indrukt en waardoor dan de kwik stijgt. 12

graden op onze Hudro meter is 24 op de Fransche.

De wijn hier komende wordt dikwijls overgestoken (sauteren)


pagina: 208

waardoor er veel lucht bij komt. Al de kracht komt

er dan uit, doch keert naderhand langzaam daarin terug.

Erwten Wijsz. verhaalde dat de Erwten handel hier in vroege-

ren tijd misschien vijf en twintig maal belangrijker dan

thans geweest was, eer de aardappelen bekend waren. Er

waren toen zes erwtenkopers in Amsterdam. Zijne Grootvader

had te Rotterdam het bijgewoond dat de eerste aanvoer

van Zeeuwsche Graauwe erwten 500 Last was. Dikwijls was

er op de eerste marktdag 100 Last.

Hulswit is gestorven, een groot verlies voor de Kunst

als landschapschilder onherstelbaar.

Prof. V. Hengel heeft te Utrecht bedankt.

Mietje Hulshof heeft weder een nieuwe brochure uitgegeven

onder den titel van Waarschuwing aan mijn Geloofsgenoten.

Aug. 19 Castelreagh snijdt zich den hals af. Hij was Marquis

v. Londondery.

Adres van de Militie soldaten te Irun[?] aanmerkelijk wegens dezelver

onbeschaamdheid.

De Gargotte in Spanje uitgevonden (het tegenbeeld van de

Guillotine).

Volgens Claude was van een lading thee die hier f 600.000-

provenieerde f 150.000- aan Prov. [onl.] en C. in het land gebleven.

Daarentegen deed Tijs een handel van ₤ 50000 Eng. fonds[?] met

Mendes de Leon in twee minuten. Welk een onderscheid nu in beide zaken

voor het nut van het land?

De rijkdom in vruchten is dit jaar zoo groot dat Meloenen voor 1 st.

te kust en te keur ter verkoop aangeboden worden.

De Tiber in America heette eertijds Goose Creek.

Hudson was een Engelschman in dienst der Hollanders.

Claude zegt dat de Haarlemmer Courant de eenigste die nog

redeneert onder de Noordelijke papieren, deswegens een réprimant

van het Gouv. ontfangen zou hebben.


pagina: 209

Idee bij de Joden geadmitteerd wegens de goede en kwade

uren hunne gewoonte bij sommige gelegenheden te zeggen.

Mogt ik dit in een goed uur gezegd hebben.

Bijgelovig Idee wegens demauvais oeil nog heerschend bij

de Joden. Het geven daarvan in eene famille berustende. De

tegenwoordige wegnemer dezer betovering geeft in het openbaar

voor daar niets aan te geloven, doch zet over 't geheel nog deze

praktijken voort.

De Gr.f.[?] v. Hogendorp stemtalleen tegen de wet van het tarief.

Claude heeft te Overveen een diner gegeven aanJ. Graham

Schots advocaat en de zoon v. Herschell die beiden hier

gekomen waren voornamentlijk om Fredericksoord te zien het

geen hen regt goed bevallen was en very practical scheen. De

zoon v. Herschell was iemand die wel wat mathematisch, doch

echter zuiver dacht. Hij had hem over Bild. en Da costa gesproken.

Herschell was very fond of Schiller.

Handel. De Lijst v. 24 en 25 Aug. v. ter Schelling geven gezamentlijk

174 schepen op, meest alle met Koolzaad, hier ingekomen.

Litt. De schrijv. der letters v. Peter Morice is Loghard die

met een dochter v. W. Scott getrouwd is. Er is veel

partij voor en tegen dit boek in Edinburg.

Volg. Cl. is hetbon ton in Engeland thans om tory te zijn.

Sidenius verh. dat een der koningen v. Denemarken een mijn in

Noorw. die weinig op bragt en ontdekt hebbende eene medaille

liet slaan waarop te lezen stond Het Noorden geeft goud. De Hollanders

lieten er toen eene diergelijke slaan, waar op dit ook te lezen

stond. Op de keerzijde stond egter maar weinig.

De Holl. om eenen koning v. Denemarken die den haringhandel

begunstigde wilde, te ridiculiseren, lieten een soort v. medaille

van haring slaan.

Laland waar de cultuur sterk toeneemt exporteert Ca.

6000 Last Jaarlijks over Nakskow en Bandholm en moest

toen Noorwegen Deensch werd, dit grotendeels of bijna geheel


pagina: 210

derwaards exporteeren. Na 1813 en de vereeniging van Noorwegen

en Zweden wierd Holland de plaats v. Verkoop. Men kon toen

egter aldaar gene schippers vinden, die de reis na Holland

durfden ondernemen.

In een der Deensche oorlogen proposeerden de Hollanders, de Zweden

om een kanaal door Zweden te maken, en dus de Zond te ontwijken.

Dit wordt door de Deensche historieschrijvers als eene dwaze

bravade aangehaald. Thans egter wordt het kanaal v. Trolhättan

gemaakt dat hetzelfde doel heeft en Oost en Noordzee, door

Zweden heen, vereenigt.

Jens Baggesen en Oehlenschläger de voornaamste dichters tegen-

woordig v. Denemarken.

Gelijkheid tusschen het Engelsch en de taal die aan de

westkust van Jutland gesproken wordt.

Laland laag doch vruchtbaar, Moen zeer romantisch.

Prof. Rask een Deen, ging na Zweden op reis en was na

een verblijf van vier maanden in staat eene Grammatica op te stellen

die voor de beste wegens dit land gehouden wordt. Na een

verblijf van zes maanden deed hij hetzelfde in Rusland.

Usquibaugh is een soort van op eene clandestine

wijze gemaakte Genever. Toddy is Brandewijn met water en suiker.

Whiskey is het geen wij Moutwijn noemen.

Gewoonte in Engeland om wanneer men de gezondheid van enen

afwezende gast gedronken heeft, hem dit aan de duiden door

twee glazen op elkander te zeten, waarna hij een

speech doen moet en bedanken.

Hog the Ettrick Shepherd is ook een dichter uit den

boerenstand in den trant v. Burns die echter door

de vele lof, die men hem toegezwaaid heeft, eenigzints

bedorven is geworden.


pagina: 211

Aug. Lours te Berlijn failliet, weder een groot Graanhande-

laar, die sterke speculaties gedaan had en dwaas genoeg

geweest was bij de laatste willigten. Haver in Koningsberg

te laten kopen en die toen het in Stetyn[?] daarmede niet

gaan wilde op hier[?] te expiederen, waarbij beduidend ja misschien

het halve Capitaal verloren wierd.

Fomm vertrekt v. Londen naar Riojaneiro met eene lading van

3000 G. Tarwe.

Aug. Aan den Rhijn tot Meyntz toe, wordt ten uitersten

over de muizen geklaagd. Op een 1/4 Morgen aardappelen zijn 10000

muizen gevangen.

Men schrijft uit Engeland het met de Tarwe in bondnooit zoo flaauw

geweest is.

Spaõ[?] heeft eene verhandeling tegen mijne Grieken gemaakt. Hij is

van Janina. Hij heeft een gedeelte der vroeger door Jan

Bosscha uitgesproken verhandeling in het nieuw Grieksch

vertaald.

Prof. Goudoever verhaalde 't geen Da Costa instemt, dat Homerus

zoo heerlijk klinkt wanneer men hem volgens het Nieuw-

Grieksch Dialect uitspreekt.

B. Klijn verhaalt mij dat Kinker toen hij jong was bij ten Brink

logeerde en nooit 's avonds verzuimde zijn avondgebed te doen

en dit met zoveel verfeur en enthousiasmus, dat deze

hem wel eens aangeraden had zich niet te sterk door zijn

godsdienstig gevoel te laten wegsleepen.

Kinker zegt er in Luik maar twee soorten van menschen

gevonden worden. Bigotte Roomsche en zoo als men die

noemt, Athées de Liège die alles verwerpen.

Kinker zegt dat er in de Luiksche taal maar een gedrukt

boekje bestaat het geen volkskomedien zijn. Hij kan de taal

wel verstaan als hij dezelve leest doch niet wanneer zij

rad gesproken wordt.

Sewiky[?] Tandor & Co. schrijven ons een brief waarin[?] zij animeeren

acties te nemen van f 1000 in eene onderneming geschikt


pagina: 212

om de Grieken krijgsbehoeften en toevoeren en daarentegen hunne

waren te exporteeren.

Sidenius zegt dat Laland zeven mijlen lang, drie mijlen breed is.

Het land is geheel plat. Aan de eene zijde vindt men nog

veel bosch en wild.

Een bewijs van het toenemen van die landbouw in Denemarken

is, dat de schippers van Ovrö die nu meest van Laland

op huis varen vroeger eene geregelde vaart tusschen Coppenhagen

en Dantzig hadden om in de eerste plaats Granen intevoeren

Gehele vernietiging van het fortuin der Denen, door de

val der Banco ceduls welke op het laatst maar 1 pc. van

de wezentlijke waarde bedroegen zoo dat men 900 Daalders

nodig had om een paar laarzen te betalen. Landgoederen en

huizen zijn bijna niet aan te brengen. Een landgoed het welk

voor weinigen jaren nog 300/m daalders waard was, zou thans

moeilijk 50/m opbrengen.

Armen tax, door geheel Denemarken op het voorbeeld

v. Engeland ingevoerd.

Liberale partij in Denemarken hoopt op de prins Christiaan

thans kroonprins, eens voor eenige dagen koning v. Noorwegen.

Denen Noorwegers en zelfs Zweden kunnen zich onder elkander

verstaan. De twee eerste talen verschilllen bijna alleen in

uitspraak.

Oehlenschläger en Baggesen zijn de voornaamste nu levende

dichters v. Denemarken. De eerste heeft verschillende stukken

van de Noordsche Geschiedenis behandeld. Een zijner beroemdste

stukken speelt op Rügen ten tijde der aldaar voor eenigen

tijd bestaande republiek. Deze twee dichters stonden aan

het hoofd (voor eenige jaren) van twee letterkundige partijen

en zogten elkanders roem op alle mogelijke wijzen te vernederen.

Baggesen heeft eene Satire op de fransche ultra's gemaakt.

Ewald was een bekend lyrisch dichter.

Door sommigen wordt Thorwaldsen als beeldhouwer boven


pagina: 213

Canova gesteld.

De Hollandsche maîtres v. Christian, is de heldin van

een beroemd Deensch treurspel Duveke genaamd.

Op Falster is een dorp alwaar bijna alle de boeren

uitmuntend schaken.

De IJslanders zijn bijna alle blond, zij onderscheiden zich

door bijzonder grote voeten.

Zucht v. weelde, in Denemarken. Een fransch koopman

v. Lyon verklaart, dat dit land onder alle, het meeste

zijde trekt.

Prof. Unstedt heeft ontdekt dat de Galvanische [onl.]

ook zonder aanraking eene uitwerking op de magneetnaald

heeft. Hij heeft hiervoor verschillende medailles ontvangen.

Schandelijk gedrag der meeste schippers bij het binnenzeilen

van Noorwegen. De lootsgelden worden aldaar door hen

in Granen betaald.

Volgens Prof. Goudoever zijn de Schoklanders bijna alle blond.

Prof. Capelle heeft in zijne verhandeling zoo het schijnt de

Bilderdijkiaaan nog al bevredigd, daar hij zich vrij

over de gesch. v; Willem den 2en onder verbloemde termen

heeft uitgelaten. V. Lennep heeft als President geantwoord

dat het te hopen was dat maar gene oude vooroordelen

door nieuwe vooroordelen zouden vervangen worden.

De adv. Brugman heeft bij de Vries30 Aug. openlijk gezegd

dat hij Bilderdijk voor een volmaakt eerlijk man

hield, en hij niemand gezien had die zich zelven zoo zeer

gelijk gebleven was. Op dien dag der geboorte van onzen

tegenwoordigen koning, had hij hem (ik geloof in 1782)

gevraagd of hij niet ten hove ging om geluk te wenschen

waarop B. geantwoord had Ik wil niet derwaards gaan

om den braafste man, door de allerslechtste vrouw te

zien verraden.

Thorbecke een student van vele bekwaamheid, verlaat


pagina: 214

waarschijnlijk het Vaderland, en wordtprivaat docent in

Giessen. Hij heeft een dissertatie over Asinius Pollio

geschreven en men had het doel om hem professor in de

wijsbegeerte te maken doch dit is mislukt misschien

door te veel eigenwaan v. zijne zijde en daar hij zich

in een brief van de uitdrukking van den Goddelijken

Schelling bediend moet hebben. Hij heeft veel verdienste

schijnt egter een weinig trots en een animal disputant

te zijn. Ik ken hem niet. Hij was zeer de vriend

van Gerrit de Vos.

Sept. 5 faill. v. d'Orville & C. in Trancfort een van de oudtste

vrienden v. Gildemeester.

Oct. Men rekent dat de Import op sterke dranken Ca. f 5/mil.

bedragen moet.

Het Vlas dat na Laland gezonden wordt wordt

aldaar door de Dames gesponnen. Alles draagt aldaar

linnen van eigen gesponnen vlas. In Funen

weven de Vrouwen het ook zelven.

Z.L. Groenaar is gefailleerd. Een bediende v. Beuenbroek

betekende weinig.

V. Huber en Rijkevorsel te Rotterdam verhalen (in dit of

in het vorige Jaar) 7/m. Last Graan aan hunne Cons.

gehad te hebben.

De Aarnoud v. Gelder is gegeven, door het slechte spelen

v. Snoek geheel en al bedorven.

Bij de vertoning van de [onl.] voor eenige weken

is ontzettend veel geweld geweest. Men dacht iets

wonders[?] iets zeer toepasselijks op onzen tijd te zien

en nu dit niet kwam wierd er sterk gesifleerd.


pagina: 215

Memoires 1822. Belangrijke personen

Meij 25 bij Lang.V. Swinden een belangrijke kop en bevallig geleerde

Coquerel en zijne vrouw de laatste lelijk. Over preken en memoriseren gesproken.

Varia Nous eûmes à dîner 19 Juin Bohmer Allemand

que je commence à connaître depuis peu. Il voyage pour Frenzel.

C'est un homme qui sent plus qu'il n'y paraîtrait d'abord il a une

fort belle voix. Khloss est bon garçon, il ne me plaît pas encore

entièrement cependant, justement comme lorsque je le vis[?] à Stralsund.

Sa femme est bonne elle s'amusa chez nous et dit à son

mari qu'elle était contente puisque c'était tous des Allemand ici.

Klotz Holsteinais Anglisé plus respectable comme négociant

et consignataire qu'aimable comme homme de société. Puis l'ami

H. v. Dijk, Gied et Papa Pauly et sa femme qui Mad. Kloss prit pour

une demoiselle.

De armeBackheuser is aan de gevolgen overleden van zijn wonden.

Bij zijn faillissement is hij uit een vengster gesprongen.

In Zaandam is een leesbibliotheek voor de gemene man waar men

ook nommés[?] van het nut vindt die het strafbataillon gevormd

worden door de lezers.

Met regt veel genoegen woonde ik de eerste vergadering door

de Schoolcommissie bij, en wierd hartelijke ontfangen. Lange scheen

daar op een gespannen voet te zijn. De leden zijn de Glimmer

de Gijzelaar Uiterhage de Meent Matthes Prof. Capelle Ravekes

Hoijma Buijs ten Sande den Hengst L.E. Hovius.


pagina: 216

[leeg]


pagina: 217

Me. 1822

Kerk 1e Pinxterdag. Ter Borg. Niet zoo goed als de vorige

keer. Meer de moreele uitwerkselen van de heiligen Geest.

Welke daarvan de vruchten waren voor de Apostel. Waarheid en

Liefde en Kracht. In hoe verre wij dezelve moesten wenschen en

waartoe, wierd nu in het tweede gedeelte behandeld, alles goed

ontwikkeld doch na mijn inzien te veel in herhalingen. Het denkbeeld

de feestvreugde moet uit ons uitgaan, was zeer schoon. Grootp. de

Vos die ik de inhoud verhaalde, lachte er om. Wat is toch

eigentlijk het Christendom van die school geweest? Dit

begrijp ik, hoe langer hoe minder.


pagina: 118

[leeg]


pagina: 219

Punten van Onderhoud met da Costa

Openbaring van Mystieke waarheden in onze dagen.

Utrecht in onze gehele geschiedenis door eenen slechte invloed

gekenmerkt. Bekend in geheel Nederland door de

verfoeilijke ondeugd waaraan zij bijna bij ons haar naam

gegeven had. Geest van het Roomsche als oppositie tegen

het Gereformeerd altoos daar heerschend Mieterstad nog

genoemd. Tevens[?] aanbidding van het schone in uitdrukking.

Het Grieksche. Het Grieksche schoon leidt tot mannenliefde

en dit is zelfs in de gehele Grieksche Geschiedenis niet te

miskennen. Utrecht dus in onze eeuw meer Heidensch

minder Christelijk. V. Heusde Simons Mol etc. etc. Rotterdam daarentegen

meer Remonstrantsch altoos geweest. Haarlem eene stad der

spotters. Leyden waarachtig foyer v. regtgezindheid. Dit alles

stemt met mijne aanmerkingen overêen. Discours van Kops

ter onzen huizen. De Burmans groot in Utrecht etc. etc.

Denkbeelden wegens de Remonstranten. De Advocaat der

vaderlandsche kerk aangehaald. De Rem. gaven het eerst

het denkbeeld v. opstand en scheuring. Zij willen bij het Synode

alles uitstellen, en komen nooit op de zaak zelve terug. Zij

beginnen met vijf punten, gingen echter weldra veel

verder. Merkwaardig terugroeping van Berglerus

die eerst het gevoelen der Remonstranten had aangenomen doch

naderhand ziende dat zij verder alles weg begonnen te

redeneeren tot de moederkerk terugkeerden. Anti synode

door de Remonst. te Rotterdam gehouden. Onder Fredrik

Hendrik niet alleen de Remonstranten toegelaten maar die

Contra remonstranten die aparte Conventicles houden weldra

gestraft. De Remons. nemen de uitspraak der wereldlijke

magt in eene godsdienstige zaak aan, de andere

partij wil zich alleen aan een Nationaale Synode onderwerpen.

De inhoud van het Decretum Horrible was een afgeleide


pagina: 220

consequentie geenzints tot het systema der Predestinatie

behorende. Dit bestond daarin en alleen dat men alles

aan God overliet. Over de verwerping en tegenoverstelling

van de verkiezing heeft zich het Synode nimmer uitgelaten

doch deze alleen in God's magt gelaten. Afgezonden uit

de Paltz [onl.], Engeland zijn het alle met de

partij der Contraremonstranten volkomen eens. Oldenbarneveld

heeft nimmer de daadzaken ontkend, zoo als het afnemen

van de eed aan de waardgelders te Utrecht des noods

tegen de staten generaal. Volgens Wagenaar zelven is

het onbeslist of. Old. de dood al of niet

verdiend hebbe. Gedelegeerd moesten de reglers zijn daar

de souverein zelf niet oordelen kon, en er geen

hoog geregtshof, zoo als vroeger dat van Mechelen

bestond. Door de beschuldiging tegen de regters van Old. werden

vierentwintig mensen belasterd. Het Atheneum van

Amsterdam altoos Remonstransch gezind, tegen Leyden

Blijken daarvan nog onder de Fransche regering Arminius

slechts zeer weinig in de leer van de vroegere kerk

verschillend, misschien gelijk Borger tot eigen zaligheid

vroeg weggerukt. De Van der Hoeven's van het

geslacht van Arminius Vorstius de eerste die

de Drieeenheid loochende. Denkbeelden dat dikwijls

de doodstraf in de H.S. door God's onmiddelijke voorzienigheid

niet te hard moet beschouwd worden en dikwijls met

bekering kan vergezeld gaan. Dezelve was niet altoos

het gevolg eens zware misdaad, gelijk die van hem

die de Ark wilde tegenhouden, van de Profeet die

tot Jeroboam moest gaan. Voorzienigheid van God dikwijls

blijkbaar in kleinere Anecdotes die men niet

moet verwaarlozen. D. Suasso voor eenige weken in den Haag

gestaan had een zoon die weldra de Emancipatie welke


pagina: 221

de jonge Israeliten moeten ondergaan op 1 Jan bereikt

had. Maanden, ja Jaren lang had hij hierover

gesproken en alles daarvoor als voor een zekerheid gereed

gemaakt. Twee dagen voor de plegtigheid met een vriend over dezelve

weder sprekene valt hij, door een beroerte getroffen neder en

zijn zoon geleidt zijn begrafenis op denzelfde dag

vroeger tot het vieren der andere plegtigheid bestemd.

Geschiedenis van die Jood die altoos gebeden had onder het

uitspreken van het gebed van heilig heilig heilig te sterven wien

ook wezentlijk bij deze gelegenheid eene beroerte overviel.

D.C. verontwaardiging over het bidden v. Coquerel du mal in

het onze vader en Fais que nous ne succombiens point à la

tentation. Misdadig daarvan [NB: Grieks] staat er het

geen van de bozen duidelijk betekent. DC. las met veel

genoegen de Aveux d'un prisonnier de St. Hélène waarin hij

de zoo duidelijke sporen van het genie van Napoleon

en tevens zijne overtuiging van eenen hogeren invloed vond

die hij echter meer beschouwde, niet om er aan te

geloven, maar als bestaande. Zoo gelooft ook Byron. Bij hem

bemerkt men ook de strekking van den geest van het kwaad

om zich uittebreiden. De Duivel moet altijd beschouwd

worden als ondergeschikt wezen. Hij wist niet dat Jezus de

Messias was. Braband vis à vis, voor ons gelijk Rusland

voor Europa, America voor de wareld, vergevorderde verdorvenheid met

grove onkunde en ruwheid van den anderen kant. De Graves heeft

volgens dC. dat gezien dat er gelijkheid tusschen het Noordsch

en het Grieksch was, doch deze bestaat niet in de namen maar

dezelfde oorsprong heeft dezelfde namen doen ontstaan. De drie

stammen schilderen zich in de namen hunne stamvaders.

Cham toch[?] gemakkelijk uitteleggen. Sem naam waar de

naam des heer alleen bewaard wierd Japhet schone die zich


pagina: 222

dan in het Noorden zijn Oostersche geest meer getrouw bleef

wijl het Noorden conserveert, doch in Griekenland schoonheid gaf

zonder het hoge Oostersche denkbeeld. Het Ciceroniaansche Latijn

vehikel[?] van heidensch denkbeeld. Dikwijls gebrek aan

geloof bij diegenen die het best dit Latijn schrijven. Dit concordeert

nog met de aanmerking v. Muller dat Episcopius zoo

goed Latijn zoo slecht Nederduitsch schreef. Het Grieksch

nog niet de regte taal des Evang. In hetzelve zouzien wij het

in zijne kindscheid in het minder elegante maar meer gelovige

latijn van de Vulgata is het de oprijzende jeugd in de

nederduitsche eindelijk de mannelijke bloei. Burman eerst

gunsteling van Willem den 4. heeft na een souper, met den

prins terugrijdende een ongeluk in het bijzijn van den prins

waagt zich daarover te verontschuldigen en ontstaat daardoor

vooral zijn haat tegen het Oranje huis. Brugman bewijst

in een verhandeling dat het geschiktste oogenblik den

eikenboom te kappen dan zij als hij gene takken meer maar slechts

bladeren voorbrengt. Hij bewijst daarbij de gelijkheid tusschen

de twee uitersten het allerbuitenste en allerbinnenste van de

boom 't geen hij ook op de menschen toepast en 't geen dC. vooral

toepast op de kindscheid en den ouderdom de twee

uitersten die elkander in zoo vele opzigten gelijken. Tevredenheid

van de Joden dat de doop v. dC. in zoo vele opzigten met

zoo weinig ophef geschied zij. De Leerrede van Egeling

door sommigen gelezen. De zegen over het eeten wordt bij

de Joden plegtig en kort uitgesproken. Na den eeten

wordt er een verzameling van eenige stukken uit de

psalmen gelezen, doch meestal afgerabbeld. Tollens

volgens Messchaart door de lezing der Voorzienigheid

van da Costa getroffen.


pagina: 223

Punten v. Verhaal v. Grootp. de Vos

Zijn studie is vooral onder P. Burman. Haat van dezen tegen

het huis v. Oranje. Zijn Zoon[?] schiet deszelfs zuster, bij

ongeluk, dood. Burman weigert Gratie van den prins

te verzoeken. De oude Grootmoeder van den jongen Couderc

een dochter v. Burman. Klacht wegens de overdreven loftuiging

van van Lennep over den jeugd[?] v. Jeronimo de Bosch. Deze

volgens Grootpapa de V. een snotterige en halfslapende Jongen.

Hetzelfde verhaalt Meijer van Dorn Seiffer met wien hij de

latijnsche scholen bezocht. Het Grieksch in dezen tijd weinig

gecultiveerd. Over D. Stinstra die drie deelen over de

profetie geschreven had, van Socianismus beschuldigd

werd, zich weigerde te verantwoorden, daar hij de regtbank

niet competent hield, en aan wien toen het preeken ontzegd

werd. Gr. de V. had hem nog eens bij Vrienden in Noordholland

horen prediken. Hij was in gezelschap uiterst stil. D. Stinstra

die een zoo gelukkige locaale memorie, doch daarbij vrij wat

minder oordeel had, was zijn neef. Twist tusschen Wijtenbach

en de Bosch ontstaan daar de eerste in eene Oratie

geciteerd had Novus ab integro Seclorum nascitur ordo en de

tweede hem toch deed aanmerken dat de eerste in Novus kort

was en het dus Magnus zijn moest. Gr.p. ontevredenheid

wegens de toon waarmede V. Kampen in zijn twede deel

over alle zijne tijdgenoten beslist. De familiares v. Gr. de Vos

hebben bij het verhalen van de daad van ter Borg waarop

hij een vroege en heilige verplichting op eene Christelijke

wijze voldeed de vrijheid genomen te zeggen dat dit zijn

hart meer eer aan deed dan zijn hoofd. Een schone leugen[?]

zoo moet dan alles wat nog uit goede beginselen geschiedt

tot het dagelijksche geheel verlaagd worden.


pagina: 224

Ik heb bijStanislas met Prof. Simons gedineerd. De

wonderen v. V. der [onl.] schijnen Utrecht bekeerd te hebben. Prof.

Mol wien Simons zoo hij zeide, als leidstar gevolgd heeft

zeide nu Ja ik weet niet meer wat wij geloven moeten zoo om

dit als om spoken en geesten doch wij moeten zorgen buiten het

bereik van dezen man te blijven zijn invloed is ontzettend. Hartelijk

dank ik God dat de invloed zijner Geestwereld zoo ten goede

als ten kwade zich meer en meer begint te openbaren.

Nog wegens Remonstranten dient dat hun tegenstrevers hen

ervan beschuldigden tot de Roomschen te naderen en dit ook waarachtig

het gevoel was bij velen die in Braband Roomsch wierden. Nu

beschouwe men uit dit oogpunt Vondel.

Loots sprak mij aan over het Improviseren, kon dan

maar niet begrijpen hoe het met rijm en maat zoo in

Orde ging, had het zelfs eens beproefd doch niet verder

dan tot 8 regels kunnen komen. Tollens was bij

hem geweest en had hem gezegd dat hij het ook konde

doch maar geen courage had. Verder raadde hij mij

aan eens een Vaers te maken, dewijl gelijk men zeide

dit talent anders op de gehele vernietiging der

kunst moest uitlopen. Daarover dacht ik behoeft

men vooreerst, bij het getal onzer bundels, nog wel

gene vrees te voeden. De Liberalen vinden dan ook

het Improviseren illiberaal.

In den handel is alles stil bij het oude. De verwachting

van oorlog tusschen Spanje en Frankrijk heeft voor een

oogenblik de verwachting van allen gespannen en er

scheen meer liefhebberij en kooplust in alle goederen

gekomen. Thans schijnt dit weder de

gewone loop te nemen en men blijft bedrogen

gelijk weleer.


pagina: 225

Zondag 15 houde ik weder eene alleruitmuntendste

leerrede, eigentlijk over den gehelen brief aan de Philippenzen

van Ter Borg. Werkt elkanders Zaligheid was het

grootste hoofddoel na dat hij de betrekking van

Paulus tot de gemeente van Philippi en de eerste

geschiedenis zijner ontmoetingen aldaar geschetst had.

Alles was hierin zoo zuiver uit elkander gesteld.

Zelfsverlochening en zelfvernietiging als de eerste beginselen

van Christedeugd aangeprezen, en dit met eene

waarheid en eene vrijmoedigheid die mij indedaad

sterk trof. Ook Da Costa heeft eene leerrede

van ter Borg, de vorige met regt veel genoegen gelezen

en het eenvoudige en hartelijk Christelijke van

dien man in volle waarde erkend.

Le tems des fiançailles de J. Ret. s'écoule mais non pas

avec cette gaîté tel qu'elles furent annoncées par la fête

du bal. Au contraire jes relations avec son padre

in petto ne sont pas de nature à devenir jamais très

intimes, malgré l'essor qu'elles prirent d'abord. Une soirée

des plus ennuyeuses que j'eus depuis longtems fut celle

de Jeudi passé chez Calkoen où nous avions[?] une

partie en l'honneur des fiancés. C'était ce qu'il y avait

de plus roide et de plus gêné, on avait invité la

famille Bosscha avec les Hoogland et au lieu de

la gaîté qui règne ordinairement dans nos réunions

c'était le silence le plus morne que se montrait partout

et que le maître du logis n'interrompait pas. Pendant

deux heures nous jouâmes, pendant la reste nous pouvions

imiter la fête du souper familier de Ko Bruin, enfin

on fit passer les derniers plats et la dance [onl.] ayant

[onl.] on se retira de bien bon coeur.


pagina: 226

L'hiver s'est approché enfin après deux brouillards

assez considérables, qui entraînèrent encore quelques

malheurs. La mort du jeune Couduc qui était chef

d'une des premiers maisons de la ville et qui mourut au

moment où il allait épouser Ml. Sillem au

milieu des préparatifs les plus splendides a fait beaucoup

d'effet. La casa Bollwinckel me cause bien des

allées, et venues, il fallait aller ramasser des papiers

de tous côtés, quand je voulus les envoyer à leur destination

je reçus inopinément la nouvelle que Bollwinckel s'était

noyé dans l'Elbe. J'eus beaucoup de désagrémens

comme je l'avais bien craint avec Klohsf.. Il paraît honnête

homme, mais faible et tout ce qu'il dit au sujet

de ses affaires est bien diffus. J'eus le désagrément

de devoir lui refuser.

Over het geheel heb ik oneindig veel reden tot dank-

baarheid. Onze Goede Gerrit is weder beter en geheel

opgeruimd. Met mijne vrouw was ik nog nimmer op

een aangename voet. Zij is zoo geheel moeder zoo

geheel in hare bestemming waarin ik haar zoo hartelijk

gaarne zie. Met Tijs had ik een paar zoo hartelijke

bijeenkomsten vooral op de laatste waarin hij mij zoo

hupsch aanneming in zijn kantoor aanbood, als ik

immer had kunnen verlangen. Ik geloof niet dat dit mijne

loopbaan zijn zal doch ik dank God hartelijk en

toont[?] hij mij niet dat zoo ik blijf door werken zijn hulp

mij niet zal begeven. Ik werk dan ook met zoo veel

lust als ooit op het kantoor om al het oude bij te werken

en er valt veel te doen. De afscheiding der zaken van [onl.]

is eindelijk met het grootste wederzijdsche genoegen

te einde gelopen en nu werkzaamheid maar vooral hoop

en vertrouwen op God.


pagina: 227

Improvisatie

Daar het eenig belang kan hebben te weten welke onderwerpen

ik in de Improvisatie behandelde en de daarvan door mij

opgemaakte Nota er wat slordig uitziet, heb ik het een

en ander daarvan nog willen optekenen, hoewel het eerste

gedeelte tot op 1822 slechts lang daarna wierd opgeschreven

en er daarvan misschien het een en ander wel niet op

zijne plaats kan staan. Het is niet met zelfverheffing dat

ik op alle deze Improvisatie neder zie. Integendeel wanneer

ik aan sommige derzelver denk, moet ik mijne eigene

dwaasheid en onvoorzichtigheid in vele opzichten betreuren. Hoe

veel onzin heb ik niet over die Improvisatie gehoord, hoeveel

is er niet over verteld, het geen zoo veel mogelijk in een

wonderspreukig kleed gehuld was. God's hand heeft ook

daarover gewaakt, en mij voor menig afgrond bewaard.

Welk eene rei gewaarwordingen gaan er niet voor mij weder

open wanneer ik aan dien avond denk toen ik in Den

Doelen geimproviseerd zoude hebben. O hoe gevaarlijk stond

ik die avond. Alle kleuren en verschillende gevoelens

onder mijne vrienden schenen zich toen te vereenigen

om mij hulde toetebrengen. Hoe wierd ik toen niet toegejuicht

en de regtzinnigheid zelve scheen mij slechts een lauwer

te meer. Hoe veel moet er niet gebeuren eer de mensch

zich klein voor God gevoelt. In hoe veel geestelijke, in

hoe vele ligchaamlijke kwalen had ik niet kunnen vervallen


pagina: 228

door die opwinding door die loftuiging die dikwijls

de Improvisatie verzelden. Dit ben ik mij zelven wel

bewust dat ik doorgaans mijne Improvisatien aan het

geen ik als het koninkrijk der hemelen beschouwde dienstbaar

trachtte te maken, doch hoe magtig is niet de vijand

die in ons is, en wanneer de verkondiging geschiedt in

feestzalen, onder lofgejuich, bij den schuimenden bocaal, hoe

moeilijk is het daar dikwijls het Evangelie te verkondigen.

Hoe verschillend waren de oordelen; dezen letten alleen

op het moeilijke van den rijm, die op het varieeren der

maat, deze op het zware geheugen geene op den geest

van eenheid. Daar erkende men eene ziekelijke zenuwachtige

toestand, die men wel eens bij het Magnetismus vergeleek

ginds waande men de Pythia op haren Tripos te zien,

elders - ook dit wierd gezegd, begon men nu eerst de

profeten te begrijpen. Het verschil over de verzen zelve

liep niet minder uit elkander; een zekere dichtschool

die vooral op de naauwkeurigheid en schilderachtigheid

der uitdrukking lette, had er nooit veel mede op,

terwijl anderen het als de eenige ware dichtsoort

beschouwden en zeiden dat alle dichtkunst improvisatie

zijn moet of geweest was. Van den anderen kant levert

deze rei improvisatien mij herinneringen op van de

gewigtigste oogenblikken van mijn leven van de belangrijkste

kennismakingen die ik hierdoor mogt aanknopen en

op zoo vele uuren die voor mij thans nog eene

bron van herdenken en dankbaarheid uitmaken.


pagina: 229

[leeg]


pagina: 230

·[leeg]


pagina: 231

Lectuur

Dis.[?] Séductions politiques Ce livre est bien écrit le roman

qu'on y a joint n'est qu'une idée accessoire. Le triomphe des idées

nommées Ante libérales en est le sujet et ces idées sont souvent

expliqués dans les lettres de Fuguet[?] avec plus de clarté et d'éloquence

que j'en vis encore jamais répandues sur ces idées. Voici à quoi

se réduit d'après mes idées la question. Il y a deux espèces de

royalisme. Si l'on veut soutenir le parti de la religion de

la tradition et de la possession contre ces hommes qui en attaquant

la puissance de ces trois principes veulent tout niveller

pour s'élever eux-mêmes, qui reproduisent les principes erronés

de la révolution, et doivent[?] en reproduire les horreurs, alors je suis

royaliste de coeur et d'âme, mais je fais une grande différence

entre le respect de possession soit dans les rois dans les

nobles et entre la nécessité où je me trouver ayant une

nouvelle société à organiser de commencer par élever un roi et

former une noblesse. J'en conviens dans la crise où se trouve

l'europe les hommes de bien doivent se rattacher autour de

l'étendard de la Légitimité mais cette légitimité n'entoure

pas seulement, le trône de l'imbécille[?] François, ou du perfide

Mahmond[?], elle s'étend à tout ce qui est grand et respecté

à tout ce qui tient à l'ordre général. Il y a un légitimité pour

les républiques comme pour les royaumes, mais en me dévouant[?] à

cette grande [onl.] des moeurs et de la religion à ce combat pour

mieux dire du spiritualisme contre le matérialisme de l'orthodoxie

qui avoue[?] des mystères, contre la philosophie du 18 siècle qui cherche

à tout rabaisser à la partie[?] et étroite de sa vue de la hardiesse

en littérature contre les formes usées qu'on adore comme classiques,

je ne veux reconnaître ces principes dans aucune des parties

qui se divisent l'Europe et l'absolu des Ultras faisant des calculs

de l'Egoïsme est plus haïssable encore que l'absolu des libéraux.


pagina: 232

Si la constitution donnée à mon pays nuit à son prospérité

on verra bientôt les effets en sauter aux yeux. Jusques-là

je suis obligé d'y être fidèle. Il y a d'ailleurs dans ce livre

des choses éminemment bien vues, surtout dans la première

partie, les idées de Grube sur la chambre des députés, sur les

spectacles frappent par leur justesse, dans ce qu'il dit de cette

[onl.] de la France par le diable, il y a même quelque chose

de frappant. Dans les lettres de la marquise d'Ossola j'ai

admiré les descriptions animées de la soirée politique, du souper

chez Rotschild, de la promenade d'hyver. Ce qui s'y

trouve en fait des libéraux m'a plu bien moins. On

pourrait du moins avoir introduit un libéral de bonne foi

comme on en avait donné aux Ultra's. Parmi les remarques

les plus justes j'ai admiré celles sur la chambre des députés.

Quand l'auteur dit qu'il est impossible qu'on s'y accorde

jamais, puisque les deux partis partent d'une conviction

tout à fait différente, qu'aussi il fallait établir le principe

d'où doit partir tout legislation avant que de faire des

loix, enfin que de cette manière-ci n'[onl.] plus des

mesures, mais des opinions qui se décident à la majorité.

En général j'ai lu ce livre avec bien du plaisir il a rectifié

plusieurs de mes idées en plaçant leur origine

dans une région plus élevée en les rattachant à des

faits et des événemens. C'est surtout en France dans ce

moment que des pareils principes peuvent avoir l'influence

la plus salutaire, en relevant un parti perdu par les

exagérations de ses défenseurs, et les moyens illicites qu'il

s'est permis. Mais du moins ces partis ne se sont pas encore

developpés. En formant l'attaque on réveille l'inquiétude de la

nation, on allume les passions, ce malheureux [onl.] de descendre

toujours caché dans notre histoire est agité. Là [onl.] une


pagina: 233

des parties les plus [onl.] de notre nature se range du côté

libéral comme toujours et l'explosion est donnée. Au contraire si

le temps agit, les provinces du Midi abonderont plus en plus

dans la sédation et le mécontentement. Le Nord soutiendra ses

députés, les sept provinces dirigés par l'animosité nationale

n'auront d'autres moyens que de se ranger du parti royaliste qui

alas chez nous deviendra l'étendard conservative de la

liberté et de l'indépendance nationale. Tel sera à mon avis

le cours des choses, si l'on ne commence pas à effaroucher

la masse de la nation par des idées qui quelques justes qu'elles

puissent être ne se rattachent pas pour le moment à la véritable

prospérité de la nation. Ce n'est pas par l'Autosephuisme

qu'on peut changer les préjugés ou les opinions de la société.

Walter Scot J'ai lu avec bien du plaisir les tales of my landlord

le Heart of Midlothan est bien intéressant surtout le voyage

de Jeanie à London pour demander le pardon de sa soeur. La

fin est un peu romanesque, le commencement trop compliqué parce-

qu'on ne sait à quoi l'histoire de Wilson et de Jack Porteous

devra aboutir, mais la partie des [onl.] est charmante le

caractère de Jeanie surtout cette naïveté dans son entrevue

avec la reine est charmante. Effie est moins intéressante

la morale est un peu tirée par les cheveux et l'histoire du

fils sauvage ne me plut pas trop aussi peu que tous les

crimes de Mack Murdockson et les chansons de Madge Wildfire

mais ce roman inspire cependant le plus vif intérêt on voit

devant soi ce braid David Deans[?] un peu exalté lorsqu'il parle

des héros martyrs qui sont morts [onl.] le convenant, mais

qui soutiennent[?] si bien sa foi[?] dans les momens les plus difficiles.

Ce bon Butler que sa femme rend heureux ce noble duc

d'Argyle et parmi les personnages subalternes qui sont


pagina: 234

retracés avec plaisir, le bon M. Laddletre donnant

à son voisin Plumdamas, des leçons de jurisprudence

le lord de Dunberdikes sur son hargneux poney

ou Knockdundir fumant pendant le sermon. Tous

ont de l'intérêt jusqu'à Jean Ratcliffe qui faillit reconnaître

son ancien compagnon. On se retrace les murs enfumés

de la prison de Tolbooth ou les charmantes îles du

fifth. Comme ce patois écossais qui par ci par là

ressemble au Hollandais est naïf. Comme ce style est

attachant comme il peint, j'ai lu ces quatre volumes

avec un espèce de plaisir classique.

Julia Sévéra où l'anné [onl.]. L'imitateur est resté bien

loin au dessous de son modèle. C'est comme dit Sismondi un

assemblage des rognures de son grand morceau d'histoire

mais ces coupures ne valent pas la grande peine. Point

d'intérêt point de vie. Une intrigue ordinaire, des amans

persécutés par des moines, des prêtres artificieux[?] et farouches

c'est même bien au dessous du renégat. Il y a quelque

intérêt dans la description de [onl.] dans le passage

de la rivière par les fuyards dans la scène à l'audience

de Clovis et quelques traits de la description de [onl.]

mais au reste ni les bagaudes, ni les épigraphes tirés

de Grégoire de Tours etc. et quelquefois assez bien animés ne

peuvent ranimer l'intérêt, pas même la position intéressante

dans laquelle on tâche de jeter les Paganes

vis à vis du Christianisme artifice que j'aurais

cru au dessous du talent de Sismondi. S'il veut copier

ainsi Walter Scot il est à souhaiter qu'il ne

rogne plus son histoire.