NAG AB1 invnr. 2 Lit. B p. III-VII.
HaNA 1.05.05 invnr. 219 p. 5-10 1688-09-14 Decreet, Ordonnantie Reglement b0002 Berbice Military personnel Amerindians Religion, Protestant Labour relations Law and order Resistance Trade Berbice Fort Nassau Reglement voor de inwoners van Berbice. Regulations for the inhabitants of Berbice.
1. Sal een iegelijk ider aan 't fort dependeerende gehouden sijn ter bestemde tijd op het derde geluydt van de klocke sigh in 't fort te laaten vinde om Godes woort dat aldaar gepredickt ofte voorgelezen sal werde aan te hooren, op de verbeurte van ses stuyvers ider reysen; ende indien imant sigh laat buytesluyte sonder noodtsaakelijke verhinderinge zal ieder reyse een maant gagie verbeuren.
2. Niemandt en sal de naamen des Heeren ijdelijk in de mond neemen noghte ligtveerdigh daarbij sweeren, op poenen van aght daagen in de boeyen te sitte te waater en te broot.
3. Sulle alle officiere, soldaaten en alle dengeene die onder commande staan, soo op de plantagie als aan 't fort, haar opperhoofde gehoorsaamen, als meede die het commando in absentie van hooger officiere sal hebbe onderdaanigh te zijn op poene van anders gedaan te hebbe acht daage in de boeje gestelt werde te waater en te broot.
4. Niemandt sal sigh vervordere de Commandeur, sergeant, corporaal of andere officieren en op de plantagie haar meestersplanters ofte opperhoofde eenige gewelt ofte overlast aan te doen, op verbeurte van alle sijn verdiende gasie en boovendien aan de lijve gestraft te werde en verder na exigentie van saaken.
5. Niemand en sal vermoogen den sergeant ofte corporael ofte diegeenen welken van hooger hand gecommandeert wert om eenige moetwillige aan te tasten, te wederstaan ofte drijge, op poene van aan den lijve gestraft te sulle werden en alle sijn verdiende gasie verbeuren.
6. Sal sigh niemandt vervorderen van sijn wagt af te gaan ofte verlaaten voor en al eer een ander in sijn plaats gekomen sijn en sal sigh ider wel wagten op de wagt te slaapen, op poenen van aan den lijve gestraft te werden.
7. Alle die geenen die eenigh geweer van de Commandeur ofte meestersplanters sal toegevoegt werden, sulle sij gehoude sijn altijt claar en puntigh te houde, op poene van de schade te vergoede die door haare onagtsaamheyt daaraan geschied soude mooge zijn.
8. Niemandt en sal hem vervorderen van 't fort ofte van de plantagie te gaan ofte vaaren, veel min daar van ofte uyt te vernagte, sonder consent van de Commandeur ofte meesterplanter ofte in absentie van haar van imandt het commando hebbende, op verbeurte van agt daage in de boeyen te sitten te water en te broot ofte een maand gasie.
9. Sal sig een ider van diegeenen die binnen 't fort hooren 's avonts met het luyden van de klock binnen hebbe te begeeven elck in sijn verblijfplaats, ende in dien corps de garde elke sigh stil houde opdat door eenigh geraas de schildwagt sijn gehoor niet benoomen en werde; sal ook niemandt sigh bij de schildwagt begeeven om daar eenige praatjes ofte geraas te maaken, 't welke de schildwagt ook niet sal mogen gedoogen, opdat ider bequaam magh sijn om sijn waghtbeurte behoorlijk waar te neemen, op poene van anders gedaan te hebben de eerste reyse een maant gasie te verbeuren, de tweede reyse dobbel en soo voorts te dobbelleeren.
10. Sullende alle de geenen die buyten het fort woonen naar 't luyden van den klock, als de poorte van 't fort gesloote sijn, haar selve wagten van eenige moetwill ofte ongeregeltheyt aan te reghten, op poene van, naar dat de saak swaar is, daar over bij Commandeur en Raade veroordeelt en gestraft te werden naar meerieten.
11. Niemandt en sal hem vervorderen eenigh muyterie aan te reghte soo op de plantagie als aan 't fort, om wat oorsaak dat het soude mooge weezen, op de poenen van aan den lijven gestraft te werde met confiscatie van alle sijne verdiende gasie en verder na exigentie van saaken.
12. Sal sigh niemant verstouten eenige schutpoorte open te doen ofte open breeken om daar uyt het fort te cruypen, noghte over des forts palisaaden, waghthuys ofte galderije te klimme, soo van binne naar buyte als van buyte naar binnen, op poenen van aan de lijve gestraft te werde met confiscatie van alle sijn verdiende gagie.
13. Soo imandt een ander met de vuyst, stock of anders komt te slaan, sal ider reys een maant gasie verbeuren, ende imandt daar meede quetsende sal deselven de boeten als of het met een mes gedaan waare onderworpen zijn.
14. Soo imandt een mes quam te trekken uyt hevelen moede, sal daarvoor moeten betalen de somma van ses gulde, en imandt daarmeede quetsende sal booven de smerten van de patient, medicamenten en chirurgijn betaalen de somma van vijff en twintigh guldens.
15. Sal niemandt vermoogen eenighe ammonitie van oorlogh ofte schietgeweer aan de indiane onse vriende, veel min aan de viande dese[r] rieviere te verkoopen ofte leveren, onder wat pretext dat het ook soude moogen sijn, op de verbeurte van het verkogte goed en twintigh guldens boovendien.
16. Die eenighe indiaane tegens wil en dank eenighe goedere quame af te dwinge ofte hem met haar te verongelijke, sal daarvoor betalen de eersten maal een somma van vijf en twintigh guldens en ten tweede maal ter discretie van de Commandeur en Raade.
17. Sal ook niemandt vermooge eenigh cargasoen onder de indiaane uyt te besteede sonder kennis en aprobatie van de Commandeur en op de plantagie van de meesterplanter onder wiens commando dat sij woonen, ook niet in de vaartuyge te gaan wanneer sij aan de stellinghe soo op het fort als op de plantagie legge, nogte ergens aan te haalen om iets daaruyt te koopen, voor en al eer dat sij daartoe permissie hebben versogt en gekreegen van de opperhoofde voornoemt, op de verbeurte van ses guldens ider reyse.
18. Sal ook niemand van de meesterplanters dese[r] revier voorschreeven ofte imand anders vermooge canoos, indiaanse slaaven ofte slavinnen, dogh gans geen vrije van onse indiaanen voorschreeven afhaalen ofte laaten afhalen voor en al eer den regte eygenaar daarover ten voorent gekontenteert sij, en tot bewijs van diegheenen die de slaaven, slavinne ofte canoos sal gekogt hebben van sijn eygen hand op het spoedigste sal geven om daarmeede aan 't fort bij den Commandeur te koomen, opdat dan sien en onderneemen magh wie den cooper en verkooper ofte eygenaar is omdat also alles met regt en contentement van wederseyde magh geschiede, op poene die anders doende van sijn officie en als inhabit sal gestelt werde tot nader ordre van de Edele Heeren Patroone voorschreeve.
Desen bovenstaande articulen en reglemente sijn van nieuws aan gepubliceerdt aan 't fort Nassauw de 14e september anno 1688. (Onder stond.) (was geteekent) Matthijs de Feer, Adam Sieuwerdt van Zeeberghe, Jan Marten Schot, Moses Heyn, Claas Raas, Lourens de Feer, Gratianus Salomon. (Onder stond.) Accordeert met sijn principaal, (Geteekend.) Salomon secretaris.
Commandeur en Raden van Berbice. Nationaal Archief