NAG AB3 invnr. 25 p. 200-205 (in de notulen) 1779-04-23 Reglement e0599 Demarara Slaves Landownership Transport Running-away of slaves: see Maroonage Demerara Bourda, J. Grovestins, L.I.D. Sirtema van
Een deel ontbreekt.
Demerary (Borsselen?) Concept-reglement voor het kanaal no. 2. Draft regulations for canal no. 2.
1. De teegenwoordige onderneemers van dat canaal zullen gezaamentlijk moeten schoonmaaken en ter deege onderhouden de 750 roeden, beginnende van [de] mond in de rivier tot agter de dieptens der naast aangeleegene plantagien, en dat wel agtmaal 's jaars van ses tot ses weeken, wanneer elk van hun, voor ieder 500 akkers land, welke zij bezitten in 't canaal, [twee] bequaame neegers tot dat einde zullen moeten fourneeren sub poena van ƒ 100 voor de nalatige, dog van welke last zijlieden ten eenenmaalen ontslaagen zullen zijn, zoo ras het aengehaalde in articul 2 of articul 3 stand zal grijpen.
2. De plantagien aan de bovengemelde 750 roeden geleegen, zullen geen waterloosing in 't canaal kunnen genieten dan op de volgende voorwaarden:
Dat ieder zijn kant van de geheele 750 roeden beginnende van de limietpaal tot in 't midden van 't canaal aanneemt en zig verbind zoals bij no. 1 gestipuleert omtrent de gesette tijden schoon te maaken en goed te onderhouden, verstaande hiermeede, 't grass wieden, verbreeden en verdiepen van 't canaal.
Dat behalve een suffisante sluys tot 't lossen van het water uyt de polder in de rivier, een goede sluys of kooker zal moeten leggen ter plaatse alwaar de waterloosing uyt de polder in 't canaal zal geschieden, om het water, veroirzaakt door swaare dijkbreuken, ten alle tijden van gevaar voor 't canaal te kunnen tegenhouden, dat zij dan zullen moeten laaten welgevallen.
3. Alle possesseurs van gronden in 't canaal geleegen booven de concessien der entrepreneurs van 't selve, zullen geen bedelving of bewerking hoegenaamt aan deselve gronden moeten beginnen, alvoorens zich verbonden te hebben aan de navolgende conditien: Dat aanneemen, indien de zoeeven aangehaalde waterloosing ter behoeve der plantagien La Retraite en Bellevue, geen stand greep, alsdan de geheele 750 roeden van limiet tot limietpaal, in maniere voorschreeven te zullen schoonmaken en onderhouden in gevoege dat de entrepreneurs daarvan geheel en al bevrijd blijven en geen verlet ter waereld te lijden komen.
Dat bijaldien de bewuste waterloosing geen stand kwam te grijpen, en zijlieden vervolgens bevrijd bleeven van den onderhoud der gedagte 750 roeden, zijlieden alsdan in plaats daarvan aanneemen, vooreerst, twee goede, suffisante bruggen te leggen, d'eene omtrent de mond van 't canaal, d'andere omtrent de meergemelde diepte van 750 roeden, ter lengte, breedte en hoogte vereyscht om er onverhinderd met een tentjacht te kunnen onder vaeren en met een paard over rijden beneevens die bruggen, welke in vervolg van tijd, noodsaakelijk mogten bevonden worden op ander plaatzen van 't canaal.
Dat daarenboven zullen verpligten tot het graaven, van die portie van een canaal van communicatie tusschen de twee canaalen no. 1 en 2, als aan no. 2 zoude kunnen opgelegd worden, en eindelijk het hoofd van 't canaal tot weerhouding van 't boschwater, sodanig te versorgen, dat de plantagien daar beneeden, geen overlast koomen te lijden, alles ten verbeurte van ƒ 300,- voor ieder der naalatige onwillige.
4. Dat generaalijk alle bezitters van land aan 't canaal hetzelve voor aan, naamentlijk hunne gantsche facadens, zullen moeten schoon en vaarbaar en 't pad aldaar gangbaar houden; dezelve ten dien eynde van twee tot twee maanden te laaten wieden op verbeurte van ƒ 100.-.
5. Dat zij speciaal in acht moeten neemen, suffisante dammen rondom de polders te leggen en deselve in goede stand te onderhouden, tot voorkooming van dambreekens, zullende de naalatige hierin verstooken blijven van de waaterloosing in 't canaal, zolang de breuk niet hersteld zij.
6. Niemand zal de vaart in 't canaal vermoogen te belemmeren op wat manier het ook zij, maer speciaal, dat men met vaertuygen kan passeeren, op poene van ƒ 50.-.
7. Niemand zal eenig timmer- of ander houd vermoogen te kappen op een ander zijn grond dan met consent van deszelvs eygenaer ter verbeurte van ƒ 1000.-.
8. Niemand in 't canaal zal eenige neeger-wegloper aldaar behoorende ophouden, maar deselve ten eersten aan den bekenden eygenaar overgeeven zonder eenig ander vangloon dan een present aan de neeger of neegers, door wien deselve gevangen sullen worden.
9. De onderneemers van 't canaal of diegeene aan wien zij koomen te verkoopen, zullen - op bekoome authorisatie van deesen Hoven - jaarlijks eene bijeenkoomst houden, teneinde, uit haarlieden een commissaris of schouw[heer] aan te stellen, wien geduurende dat jaar het opzigt zal neemen [over] d'observantie van alle het voor gestipuleerde en tot wiens profijte de te verbeuren boetens zullen vervallen, dewelke paraat zonder teegenspraak betaald moeten worden, bij diegeene welke teegen dit Reglement zullen koomen te pexeeren.
[... is geresolveert het hiervoren geinsereerde reglement voor alle de Canaalen {1, 2 en 3} te arresteeren en de geintresseerdens te ordonneeren, zig na hetzelve te reguleeren voor zoo verre met de vorige resolutien van deezen Hove niet contrarierende alsook met wegens den commissaris uit de geintresseerdens te committeren, welke vooralsnog zal blijven op den ouden voet, wordende den Heer J. Bourda als commissaris van het canaal no. 1 en de Heer L.S. Douwe van Grovestins als commissaris over het canaal no. 3 versogt om dit gearresteerde reglement aan de respective geintresseerdens te communiceeren.]
Commandeur en Raden van Demerary National Archives Guyana