Verzekeringsfondsen

 
English | Nederlands

Onderlinge Waarborgmaatschappij 'De Voorzorg'

Gegegevens

Naam Onderlinge Waarborgmaatschappij 'De Voorzorg'
Plaats Tiel
Provincie Gelderland
Aard commercieel
Datum 1845-1901 (laatste vermelding)
Jaar van oprichting 1845
Laatste vermelding 1901
Bestaansduur > 50 jaar
Begrafenisgeld ja
Leden
Jaar Aantal
1890 650
Tekst

Onderlinge Waarborgmaatschappij `De Voorzorg'. 1845-

NB: Wiebes Leemans, Geschiedenis, noemt deze maatschappij bij de doodgeborenen. Het is aannemelijk, dat de levensverzekeringsmaatschappij nooit van start ging, maar het er aan verbonden begrafenisfonds wel functioneerde.

Goedgekeurd volgens KB 1830 bij KB 18 aug. 1845, 72. Wiebes noemt de maatschappij Weduwen-, Pensioen- en levensverzekeringsmaatschappij voor het Koninkrijk der Nederlanden. Ook bij de oorspronkelijke aanvrage bij het departement wordt deze aanduiding gehanteerd. Uit de gegevens valt op te maken, dat de maatschappij onder de titel `Voorzorg' is gaan functioneren.

Bestuur: rekest van S. Moll (hoofdonderwijzer), W. van Rijnbeek (koopman en agent van verschillende maatschappijen), H.W. Schonerwald (commissionair) en M.D. Houdtzagers (koopman in staafijzer). Bij de commissarissen klinkende functies, waaronder P.H. Tydeman, dr. in de letteren, directeur van de Latijnse school, commissaris van verschillende verzekeringsmaatschappijen en schoolopziener. Ttv Nutsrapport maakte nog steeds een Rijnbeek deel uit van het bestuur.

Voorzieningen: volgens reglement 1845 uitkering voor weduwen van ƒ50-500; zelfde bedragen voor pensioenuitkering vanaf 55 jaar en voor uitkering op het leven van iemand; ±1892 begrafenisgeld naar 5 klassen ƒ45-150.

Leden: ±1890 500-1000; 1890 650.

Bezit: 1890 ƒ6670.

Bijzonderheden 1. Het rapport van de Raad van State is nogal kritisch: er wordt steeds gewezen op de behoefte aan een doelmatige maatschappij voor verzekering van de minvermogende en de arbeidersklasse, maar volgens de Raad wordt er meer gelet op het belang van de ondernemers dan op de belangen van de minvermogenden, zoals met name uit de administratiekosten blijkt. Desondanks positief advies.

Bijzonderheden 2. Deelname neemt begin jaren negentig af. De directeuren, die het van hun oudelui hebben overgenomen, hebben geprobeerd het fonds aan de Utrecht over te doen, maar deze wilde behalve de reserve een bijbetaling van ƒ3000.

Bronnen: Fondsenenquête, 628; Verhoren, 97; S. 523, 1845-?, 15v; Begrafenisrapport Nut, 347; S. 528, 18 aug. 1845-?, 15 v,w.; Kabinet des Konings, Inv. 306, 18 aug. 1845, 72; Verzekeringsbode 1885, bijlage 10; departementale lijst.