Verzekeringsfondsen

 
English | Nederlands

Weduwenfonds voor genees-, heel- en verloskundigen en veeartsen

Gegegevens

Naam Weduwenfonds voor genees-, heel- en verloskundigen en veeartsen
Plaats Amerongen
Provincie Utrecht
Aard overige beroepen
Verzekering op het leven goedgekeurd volgens KB 1830/1840
Datum 1850-1891 (fusie)
Jaar van oprichting 1850
Bestaansduur 30-50 jaar
Fusiedatum 1891
Fusieresultaat Onderling Levensverzekering van Eigen Hulp,
Weduwegeld ja
Leden
Jaar Aantal
1851 59
1852 95
1853 126
1854 178
1855 217
1870 183
1875 189
1880 189
Tekst

Weduwenfonds voor genees-, heel- en verloskundigen en veeartsen. 1850-1891 opgegaan in OLM van Eigen Hulp (later Olveh).

Directeur: N.B. Donkersloot (med. doctor); G. Rombouts (heel- en vroedmeester).

Goedgekeurd onder KB 1830, dd. 10 juni 1850, 29; 25 jan. 1854, 56; 17 febr. 1858, 64; 24 april 1879, 30; 30 dec. 1888.

Opheffing: Wiebes Leemans, Geschiedenis vermeldt deze onder de fondsen, die in 1882 niet meer bestonden. Hij geeft 17-2-1858 als oprichtingsdatum. S. geeft ook tegenstrijdige informatie. Gegeven de correspondentie op het departement moet geconcludeerd worden, dat het om één fonds gaat. In de Verzekeringsbode, 1885 bijlage 10, onder fondsen meegedeeld door De Algemeene Maatschapij van Levensverzekering en Lijfrente, wordt echter in Den Haag een `Weduwenfonds voor genees-, heel-, verlos- en natuurkundigen, apothekers en veeartsen' gemeld, opgericht in 1851. Blijkens het reglement uit 1888 was dit hetzelfde fonds. De officiële naam bleef hetzelfde, hoewel de doelgroep toen werd uitgebreid, omdat de gelden op naam van het oorspronkelijke fonds op het Grootboek belegd waren. Gedenkboek NMG, 177 het weduwenfonds ging in 1891, na het overlijden van Donkersloot, op in Eigen Hulp. De financiële positie was weliswaar goed, maar het trok te weinig nieuwe leden aan.

Leden: 1850/1 59 (107 aandelen); 1851/2 95; 1852/3 126; 1853/4 126; 1854/5 217 (329 aandelen); 1870 183 leden (361 aandelen); 1875 189 leden (482 aandelen); 1880 189 leden (585 aandelen).

Uitkeringen: 1854/5 2. 1876/77 uitkering bepaald op ƒ66 per aandeel.

Bezit: 1860 ƒ40.000 reëel; 1875 ƒ121.000 4% Grootboek; ƒ46.200 2%.

Problemen binnen het fonds: De discussie over de uitkering per aandeel, die omgezet werd van een opklimmende rente in een vaste uitkering van ƒ50 per aandeel, leidde tot een protestbrief aan de Koning van 26 deelnemers (aug. 1856). De ledenvergadering besloot 23 jan. 1858 met algemene stemmen de wijziging in het reglement door te voeren, wat bij KB 17 febr. 1858, 64 werd goedgekeurd. In okt. 1858 vraagt een weduwe optreden van de regering. Haar uitkering bedroeg na het overlijden van haar echtgenoot in 1856 ƒ491 per jaar, daalde naar ƒ319 en is nu opnieuw gekort tot ƒ50. (27 okt. 1858, 75). In 1860 hadden 40 leden bedankt, waardoor in feite het bezit van het fonds was toegenomen.

Bronnen: S. 595, zegt bestond nog 1890; S. 645 met datum KB 1858 geeft onbekend tot wanneer; Wiebes Leemans, Geschiedenis, 22; NA, Armwezen 1832-1878, inv. 1303, 14 aug. 1856, 90; inv. 1389, 3 febr. 1858, 103; inv. 1431, 27 okt. 1858, 75; Kabinet des Konings, inv. 617, 10 juni 1850, 29; idem, inv. 2285. Gedenkboek NMG 1849-1924, 161/2; 177; Nederlandsch Weekblad voor geneeskundigen, 1850-1855.