Boekdrukkers en letterzettersknechts zieken- en doodenbus
Gegegevens |
|||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Naam | Boekdrukkers en letterzettersknechts zieken- en doodenbus | ||||||||||||||
Plaats | Utrecht | ||||||||||||||
Provincie | Utrecht | ||||||||||||||
Aard | gilde | ||||||||||||||
Datum | 1741-1923 | ||||||||||||||
Jaar van oprichting | 1741 | ||||||||||||||
Jaar van opheffing | 1923 | ||||||||||||||
Bestaansduur | > 50 jaar | ||||||||||||||
Ziekengeld | ja | ||||||||||||||
Begrafenisgeld | ja | ||||||||||||||
Leden |
|
||||||||||||||
Tekst | Boekdrukkkers en letterzettersknechts zieken- en doodenbus. 1741*-1923 in likwidatie* Reglement 16 mrt. 1827; 1 dec. 1836. Reglement 31 dec. 1811 in archief NH. Volgens de tabel 1812 opgericht in 1600. Doelgroep: letterzetters en boekdrukkersknechts; leerjongens; ook andere beroepen toegelaten. Toezicht: commissarissen van het voormalige gilde; in toekomst zal de toezichthouder uit de oudste boekdrukkers of -verkopers worden gekozen. 1892 toezicht bij gemeente, wat zich bepaalt `tot het nazien harer rekening' en goedkeuring voorgestelde reglementswijzigingen. Voorzieningen: ziekengeld ƒ2,50 (1 jaar en 6 weken) na overlegging doktersverklaring; begrafenisgeld in 1777 ƒ40 en ƒ6,- waarvoor extra contributie werd geheven; 1812 ziekengeld 4Fr20, begrafenisgeld 96Fr60; reglement 1827 ƒ50; reglement 1836 ƒ55, in beide gevallen zolang de kas toereikend is. ±1892 (reglement 1841), idem. 1871 ziekengeld afgeschaft (mededeling gemeente aan Staatscommissie). 1892 gesteld dat de bus gesloten is (Verhoren, 804-6), wat volgens gemeente niet mogelijk is. Er zijn de laatste jaren zo weinig nieuwe leden, dat reserve een verhoging van het begrafenisgeld van ƒ60 tot ƒ100 toeliet. Leden: 1812 50; 1826 258; 1831 294; 1845 636; ±1889 ±80; 1892 60 (NB CCS stelt 100). Contributie: 1812 gezinshoofd 42, alleenstaand 30 cent per 14 dagen, weduwe 10 cent; reglement 1827 en 1836 10 cent, alleenstaanden 7½ cent; weduwen 10 cent per 4 weken; uitgetrokkenen 5 cent; in tehuis alleen begrafenisgeld. Bezit: 1859 ƒ2100 2½%; ƒ5000 3½%; 1892 ƒ1100 NWS en 2 huisjes; 1895 1100 2½% en 5000 3½%. Bronnen: Armverslag 1827; S. 129, 20 nov. 1741*-31 juli 1923 in liquidatie*; Begrafenisrapport Nut, 363, opgericht 1720, en 73; Verhoren, 804-806 en Bijlage I; Fondsenenquête, 551. Enquête 1845. CCS 1894, no. 649; departementale lijst. |